Prof. dr H. Berkhof,
'Nederland en het water'
nieuwe voorzitter
Raad van Kerken in Nederland
EVERT WERKMAN: 'EEN GEVECHT VAN 2000 JAAR'
OLIECRISIS-ZEGEN-ASCESE
„Ik
WE KUNNEN
WEER EVEN VOORUIT
naa
MAR
16
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 5 JANUARI 1974
(Van onze correspondent)
OEGSTGEEST „Als je praat over
'God in de troonrede' en de ene
groep zegt: 'Och, dat kon ook niet
anders, wat deed Hij daar eigenlijk'
en de andere: 'Dat is verschrikke
lijk, daarmee komt de godlooche
ning ook in Nederland', dan zou je
als Raad van Kerken moeten over
leggen wat ons dat te zeggen heeft.
Kunnen wij samen als raad op
prinsjesdag zal ik nu maar zeggen
God op nieuwe wijze tegenwoor
dig stellen? Dat hoeft helemaal niet
in die toespraak van de koningin,
waarin God alleen maar goed was
om te zegenen. Hij doet toch ver
schillende dingen meer? Wij zouden
daar als Raad van Kerken schrif
telijk of mondeling hij tegenwoor
dig kunnen zijn, juist omdat er veel
meer over God te zeggen is, vooral
met die oliecrisis. Meer kan ik er
nu niet over zeggen, maar dat zijn
dingen die mij zeer interesseren"-
Aldus prof. dr. H. Berkhof kerkelijk
hoogleraar vanwege de N.H. Kerk te Lei
den. die op 1 januari voorzitter werd van
de Raad van Kerken in Nederland. Hij
volgt dr A. Kruijswijk op. de voorzitter
van de Generale Synode der Gereformeer
de Kerken. Bij de Raad zijn aangesloten:
de Nederlandse Hervormde Kerk. de Gere
formeerde Kerken, de Oud-Katholieke
Kerk. de Rooms-Katholieke Kerk. de Evan
gelisch Lutherse Kerk, de Remonstrantse
Broederschap, de Doopsgezinde Broeder
schap, de Evangelische Broedergemeente
(Hernhutters) en het Genootschap der
Vrienden (de Quakers). De doelstelling
van de Raad is: „Gestalte te geven in
getuigenis en dienst aan de gemeenschap
van kerken in het geloof in de ene Heer
Jezus Christus, het Hoofd der kerk en de
Heer der wereld", zoals het in de beginsel
verklaring staat-
Prof. Berkhof heeft de functie aanvaard
nadat hij een werk van vier jaar, het
schrijven van zijn boek „Christelijk Ge
loof", afgemaakt had. Het ligt nu in z'n
kamer. Bladerend erin treft een opmer
king: „De kerk als bruggebeuren naar de
wereld". Hoe wordt zoiets gereali
seerd?
Prof. Berkhof: „Ik zou zeggen en ik
snak daarnaar door de herderlijke
brieven die nu van de verschillende kerk
genootschappen naar de eigen leden uit
gaan, via de Raad van Kerken te doen
verspreiden. In die brieven houden de
kerken zich namelijk bezig met wat er in
de wereld gebeurt en met wat er onder de
mensen leeft. Een prachtig voorbeeld vind
ik bijvoorbeeld dat de bisschoppen van de
R-K Kerk het herderlijk schrijven van de
Nederlandse Hervormde Kerk. „Leven en
sterven met verwachting" van februari
1972, toen als vastenbrief naar hun gelovi
gen hebben doen uitgaan. En de laatste
vastenbrief van de bisschoppen is in de
Remonstrantse Broederschap officieel aan
de orde gesteld. Maar", aldus prof. Berk
hof. „dat zijn incidentele gebeurtenissen.
Het zouden eigen uitgaven van de Raad
moeten zijn. Niet altijd natuurlijk, maar
van tijd tot tijd zou het moeten gebeu
ren".
Een zorg die prof Berkhof vooral bezig
houdt, is. dat de oecumene in de Neder
landse kerken beschouwd wordt als een
liefhebberij van een aantal „fans". Het
moet een zaak van de gemeenten worden.
„Maar dan stuit je op tegenstand in alle
kerken", en: „Dan breekt het moment aan
dat je bruggen moet bouwen naar de EO-
mensen bijvoorbeeld en ui de hervormde
kerk naar de Gereformeerde Bond en in
de gereformeerde en rooms-katholieke ker
ken naar de verontrusten. Want die horen
erbij. Maar wat ontbreekt, is voldoende
informatie over eikaars oprechte bedoelin
gen. Altijd als je met iets begint, is er
wantrouwen dat de grenzen overschreden
zullen worden („waar blijven we?") en dat
van de oude paden wordt afgeweken
(„waar gaan we naar toe?"). Dat zijn
legitieme vragen waarop een antwoord
gegeven moet worden".
Maar zou de Raad zich bijvoorbeeld
niet moeten bezighouden met een zaak als
die van de priesters die in Spanje in
Saragossa gevangen zitten?
„Als Raad van Kerken moet je daarmee
natuurlijk verschrikkelijk voorzichtig zijn.
In Spanje zouden ze direct zeggen: „Zie je
wel, protestanten en roomsen samen, dat
moet wel uit de linkse hoek komen". En
de positie van die priesters zou natuurlijk
nog slechter worden. Nee. dat moet an
ders. Je maakt je er als kerken niet
geloofwaardig mee en je werkt in eigen
land de polarisatie ook in de hand".
Er zijn in het land allerlei activiteiten.
In de Paddepoelgemeente te Groningen
bijvoorbeeld bestaan gemeenschappelijke
rooms-hervormd-gereformeerde avond
maalsvieringen. Zou er van de Raad ook
geen gezamenlijk belijden moeten uitgaan
om tot een begin van een confessie voor
één christelijke kerk van Nederland te
komen?
Prof. Berkhof. „Het zou geweldig zijn
als er zo'n ene christelijke kerk in Neder
land zou ontstaan. In deze tijd moeten we
elkaar eerst vinden in een gemeenschappe
lijk zicht op de waarheid. Want als je dat
niet doet en als je je waagt aan een
gemeenschappelijk belijdenisgeschrift, dan
krijg je weer die zelfde polarisatie. In 1968
leek het er iets op dat we elkaar begonnen
te begrijpen. De Nieuwe Katechismus van
de rooms-katholieke theologen konden we
als protestanten goed lezen en onderschrij
ven. En het hervormde geschrift Funda
menten en Perspectieven werd ook alge
meen gewaardeerd".
„Maar na '68 is de kentering gekomen:
Rome distantieerde zich van de Nieuwe
Katechismus en binnen de protestantse
kerken kreeg je allerlei schrikacties. Je
moet ook voorzichtig zijn.. Als je over ge
loofszaken gaat praten en je doet het op
Prof. dr. H. Berkhof is in juni
1914 geboren te Appeltem aan de
Waal, waar zijn vader hoofd der
school was. Hij studeerde te Am
sterdam, Leiden en Berlijn en werd
in oktober 1940 dominee te Lemele
in Overijssel. Veel heeft die gemeen
te niet aan hem gehad, want hij
werd zes weken na zijn huwelijk
gearresteerd, ging een half jaar de
gevangenis in en moest daarna nog
sen jaar onderduiken. Zijn tweede
gemeente werd Zeist. In 1950 werd
hij rector van het Theologisch Semi
narie der NH Kerk te Driebergen en
in 1960 volgde hij prof. dr. Miskotte
op als kerkelijk hoogleraar in de
dogmatiek te Leiden.
een andere manier dan het altijd gebeurde,
worden de mensen wantrouwig en onzeker,
want je tast hun zekerheden aan. En dat
mag je niet doen. Je moet met ze praten.
Dat bedoelde ik met die informatie waar ik
het zojuist over had. En zo moeten we
greep op elkaar houden".
„In Duitsland hebben ze een poging tot
gemeenschappelijk belijden gedaan. In het
boek Neues Glaubens Buch gaat het over
het gemeenschappelijk christelijk geloven.
Er staan 544 bladzijden in over zaken
waarin men het eens is en 100 over
„De strijd voor het behoud van
het water is begonnen. Het ziet
er naar uit dat de strijd tegen het
water zijn laatste fase is inge
gaan". Met deze regels besluit de
Amsterdamse Parooljournalist
Evert Werkman een boekje onder
de titel "Nederland en het water,
een gevecht van 2000 jaar': een
overzichtelijk gerangschikte hoe
veelheid historische gegevens,
waaruit nog weer eens duidelijk
wordt wat ons Nederlanders er
ooit toe heeft bewogen om te gaan
wonen en werken in een gebied,
ver beneden de zeespiegel, en wat
ons deze eigenzinnigheid heeft op
geleverd aan voortdurende proble
men en botsende belangen. Het
werkje is uitgegeven in de Trian-
gelreeks van de Groningse uitgeve
rij Knoop Niemeijer.
Werkman is als dagbladjournalist
jarenlang opgetrokken met water
staters. waterbouwers en met de
mensen die op een of andere ma
nier waren verstrengeld met de
voortdurende zorg voor de vaak
zo kwetsbare zeeweringen. Nu hij
er een beetje afstand van geno
men heeft had hij kennelijk de be
hoefte om het allemaal eens in
een historisch perspectief te zet
ten- Voor wie zich wéi interes
seert in de geschiedenis van dij
ken, inpolderingen, droogmake
rijen en de oorsprong van groot
scheepse projecten als de afslui
ting van de Zuiderzee en het delta
plan, maar er niet toe komt om
dikke naslagwerken uit te pluizen
is het een bijzonder handzaam
boekje. De verteltrant van Werk
man is uitgebalanceerd: hij laat
zich niet verleiden tot superlatie-
ven. maar registreert in een nuch
tere. haast zakelijke stijl al het
gezwoeg, ges jeu ww en getob, waar
mee men door de eeuwen heen in
dit land aan de rand van de zee
heeft gepoogd om het hoofd bo
ven water en de voeten droog te
houden.
Zoals dat in dit soort boeken
haast onvermijdelijk is start ook
Werkman zijn verhaal met een
"kroniek der rampspoedige water
vloeden'. Meer in het bijzonder ci
teert hij uit het relaas van de au
teur J. C. Beijer over de water
snood van februari 1825. Het ver
slag van de gebeurtenissen in een
gebied dat tegenwoordig volledig
is gevrijwaard van de gevolgen
van stormvloeden: dat van de oe
vers van de Zuiderzee. Diezelfde
Beijer vond in de ramp van ander
halve eeuw geleden al aanleiding
voor een overzicht van alle grote
watervloeden, die hem bekend wa
ren. Het zijn die watervloeden,
die de natuurgebieden van van
daag hebben geschapen: de Dol-
lard. de Biesbosch, het Land van
Saeftinge. En om er nog enige re
cente aan toe te voegen: de kre-
:engebieden van Veere, Westka-
pelle, Ouwerkerk en Schelphoek.
Werkman: „De kroniek der water
vloeden is een eentonig verhaal en
men kan zich zelfs afvragen wat
de bewoners van dit lage land be
zielde om telkens maar weer de
dijken te herstellen, de huizen en
boerderijen op te bouwen, het wa
ter weg te malen en opnieuw te
beginnen met het dagelijkse
werk" Vóór de 17e eeuw is het
antwoord op deze vraag volgens
Werkman misschien alleen te vin
den in een zeker fatalisme. Men
aanvaardde doodeenvoudig het
feit, dat op min of meer geregelde
tijden het land een prooi werd
van het water. In de 17e eeuw
kreeg de verhouding Nederland
water een ander karakter: het op
gestapelde kapitaal werd geïn
vesteerd in initiatieven om land
uit water te winnen. En dan komt
het verhaal over de pioniers als
Leeghwater, de polderjongens, de
genie. Cornelis Lely en het delta
plan. En daartussendoor want
ook dichter bij huis blijft het
boek van Werkman een kroniek
de steeds weer terugkerende
stormvloeden, die het besef wak
ker maakten dat Nederland zich
afdoende tegen de zee moet be
schermen omdat er niet alleen in
de zeeweringen, maar vooral ook
achter die zeeweringen zoveel
waarde aan mensen en goederen
is geïnvesteerd.
Werkman zet aan het eind van
zijn boekje ook vraagtekens Ze
zijn hem aangedragen door de ac
tiegroepen die zich verzetten te
gen verdere inpolderingen van het
IJsselmeer, die zich inzetten voor
het behoud van de Waddenzee,
voor het openhouden van
Oosterschelde- Hij typeert
sfeer, waarin zich het gei
over die botsende belangen
afspeelt: actiegroepen spreken hun
eigen taal en stellen hun eigen
normen en dat leidt er dan vaak
weer toe dat termen vallen als
'klutologen'. Hoe dan ook: Werk
man komt tot de conclusie dat het
gesprek over 'Nederland en het
water' tegenwoordig in een veel
bredere kring wordt gevoerd dan
\Toeger. Om de simpele reden dat
het water het gezicht van Neder
land blijft bepalen en dat gezicht
is ieders zorg.
Op een enkele uitzondering na zijn
de illustraties meer van functio
nele en historische dan artistieke
waarde. In de reeksen boeken en
boekjes over Nederland en de zee
is deze laatste bijdrage van Werk
man beslist een welkome aanvul
ling.
Van der M.
aangelegenheden waarop de meningen uit
eengaan. Maar deze concensus is me te
slap. De diepe tonen van het evangelie
zitten er niet in. Ik heb altijd erg veel
belangstelling voor „de weg" van het belij
den. Die weg moet je gaan. Je moet niet
stilstaan en niet zenuwachtig worden,
maar Je moet zó over de weg van het
belijden gaan. dat de oppositie je ook in
het zicht krijgt. Je moet de ogen open
hcuden voor de feiten en je moet je
geloof niet verliezen. Maar je moet ie
mand hebben die met iedereen kan praten,
zoals Kraemer destijds na de oorlog".
„De grote vraag voor mij is ook die van
de secularisatie, de verwereldlijking. De
manier waarop in de jaren van de techni
sche welvaart, tussen 1930 en i860 God uit
de cultuur is verdwenen, betekende een
drainage van de grond waarop je leeft.
Dan gaan de bomen verdorren, de leiders
worden zenuwachtig en iedereen heeft een
gevoel van sterke onzekerheid. Daar moet
je wat tegen doen. Daarom heb ik dat
boek Christelijk Geloof geschreven".
Het voorzitterschap van de Raad van
Kerken is niet het eerste oecumenische
avontuur van professor Berkhof. Zijn eer
ste gemeente was Lemele. In de oorlog
richtte hij daar met de gereformeerde
dominee A. Vogelaar (thans te Almelo
woonachtig) het Lemeler Convent op. Dat
was een aanzet tot oecumene. Veel later,
toen hij hoogleraar was geworden in Lei
den. werd hij als enige Nederlander lid
van het Centraal Comité van de Wereld
raad van Kerken te Geneve.
De nieuwe functie is voor dr. Berkhof
een nieuwe uitdaging, maar hij zou niet
een nazaat zijn van stoere, welhaast oud
testamentische Vriezenveners als hij het
gesprek niet besloot met een citaat uit het
boek Koningen: „Wie zich aangordt, beroe-
me zich niet als wie zich ontgordt". Dat
wil zeggen: wie zich opmaakt voor de
strijd moet niet doen of hij het gevecht al
gehad heeft. Het begint pas. „Je moet je
waarmaken".
Enige weken geleden zaten er een aantal predikanten bij elkaar. Het gesprek ging heen
en weer, nu eens over dit en dan weer over dat en zo gebeurde het dat ook ter sprake
kwam de opmerking van dr. S. L. Mansliolt, de oud-voorzitter van de EEG, die de hui
dige oliecrisis een 'zegen' had genoemd. De meningen over die uitspraak liepen uiteen.
Sommigen waren het met hem eens, anderen weer niet. Men is er niet die p op in gegaan,
maar het verschil in deze waardering zal wel gelegen hebben in de betekenis die mm
gaf aan het woord 'zegen'. Dat is een echt bijbels woord en als zodanig spreekt het pre
dikanten aan. Dat woord zal trouwens niet alleen voor hen een bepaalde betekenii
hebben.
In deze tijd kunnen wij dat woord nog
wel eens horen. Het is kenmerkend wat
mensen elkaar bij de wisseling van het
jaar aan wensen meegeven. Daaruit alleen
blijkt dikwijls een bepaalde geesteshou
ding. Wanneer men met de wens komt van
veel geluk en voorspoed, laat dit zien hoe
alleen of hoofdzakelijk gedacht wordt op
het vlak van het materiele leven. Wat
geluk moet er altijd bij zijn in het leven.
Anders gaat het niet goed. Zo is toch de
gedachte van menigeen. En dit geluk of
ongeluk is niet, veel meer dan het
noodlot van de Grieken en andere volken.
En voorspoedig? Daarbij zal dan wel wor
den gedacht aan vooruitgang in het maat
schappelijk leven, aan gezondheid, aan
meerdere welvaart waardoor oude dromen
misschien tot werkelijkheid kunnen wor
den. Wanneer iemand als zijn wens uit: veel
heil en zegen in het nieuwe jaar schrijft,
spreekt hij vanuit een ander gedachtenkli-
maat. Beide zijn oer-bijbelse woorden. We
weten wel dat er ook hier veel vervlak
king kan zijn en dat ook deze woorden
alleen met een materiële inhoud kunnen
worden gevuld, maar heil kunnen we al?
christenen toch eigenlijk niet losmaken
van Heiland en zegen is in de bijbel veel
meer dan voorspoed, al weten we wel
weer dat ook voor veel kerkmensen dit
woord soms helemaal in het vlak van
aardse welvaart, wordt getrokken, het ge
lukken van al wat je doet. het voorspoedig
zijn met je kinderen enz. Het bijbelse
woord zegen is veel meer dan voorspoed.
Het heeft te maken met de wetenschap,
met het geloof, dat God met je wil zijn in
voorspoed en tegenspoed, in leven, maar
ook in streven.
Nu werd door dr. Mansholt het woord
'zegen' gebruikt in verband met de oliecri
sis, waarvan hij verder zei dat. deze toch
gekomen zou zijn, met of zonder de span
ningen in het Midden-Oosten rondom Is
raël. Wie zijn gedachten kent, zoals hij ze
bij verschillende gelegenheden heeft uitge
sproken, kan wel ongeveer vermoeden wat
hij bedoelde mei, pet woordje 'zegen'. Hij
zal hebben gedaent aan de verhoudingen
tussen de rijke en arme landen in de
wereld. In de rijke landen heeft men het
als vanzelfsprekend beschouwd dat de rijk
dommen van de dercie wereld hun. voor
liefst zo weinig mogelijk geld, ter beschik
king stonden en dat de ri.ike landen daar
mee hun welvaart en rijkdom nog eens
zouden kunnen vergroten. De distributie
van benzine die de volgende week ingaat
drukt ons met de neus op harde feiten,
waarvan we wel eens hadden gehoord,
maar waaraan we over 't algemeen zonder
er verder over na te denken, aan waren
voorbij gegaan.
Misschien heeft dr. Mansholt ook gedacht
aan het feit dat er een eind moest komen
aan de begeerte naar meer welvaart,
steeds meer welvaart en als zodanig kan
hii het als een 'zegen' hebben gezien dat
men in de rijke landen aan andere waar
den weer meer betekenis gaat hechten,
waarden die bij materiële overvloed wel
eens in het gedrang komen en waarvan
men niet meer besefte dat ze wezenlijk
van hogere betekenis kunnen zijn dan dat
wij materieel alles hebben wat ons hartje
begeert. De autoloze zondagen hebben ons
een voorproefje gegeven dat het leven niet
ongelukkig behoeft te zijn wanneer wij de
auto op stal moeten laten staan. En even
min behoeft het leven ongelukkig te zijn
wanneer wij in de toekomst een stukje
van onze welvaart zullen moeten missen,
wat onherroepelijk zal gebeuren wanneer
de olieprijzen twee- en driemaal zo hoog
zullen worden, wat dr. Mansholt voorziet.
Wanneer hij in dezen van 'zegen' spreekt,
zal hij vermoedelijk wel daarop doelen
De wijze van leven van veel mensen zal
onherroepelijk moeten veranderen. Dat
kan en het behoeft waarlijk geen ramp
te zijn, mits wij het op de rechte wijze
bezien en nemen en in staat zijn ons aan
te passen wanneer de auto en meer wat
wij zo begeerlijk achten, een minder cen
trale plaats inneemt dan dit tot nu toe bij
velen het geval was.
Nu willen we niet op de kerken gaan
roemen, want hijn leden zijn precies de
zelfde mensen als alle anderen, maar toch
kan hier gezegd dat men in de kerken
bezig is geweest met datgene wat de
voornaamste oorzaak is van de crisis-situa
tie die we nu enigszins beginnen te ruiken
Men heeft zich daar meer bezonnen op het
enorme verschil tussen de rijke en de
arme landen. We willen weer geenszins
beweren dat het besef van de onhoudbaar
heid in deze verhoudingen tot alle kerkle
den is doorgedrongen, maar er werd reeds
lang over geschreven soms tot vervelens
toe voor sommige kerkgangers. Er waren
bepaalde actiegroepen die in de kerk hun
basis hadden. We kunnen denken aan de X
- Y-actie om vrijwillig aan te vullen wal
de regering aan 2 procent voor ontwikke
lingshulp op haar begroting tekort kwam.
We kunnen ons in herinnering brengen de
actie "Kom over de brug'. In de kerken
heeft langzamerhand het werelddiaconaat
een vaste plaats gekregen en het werk wat
van hieruit gebeurt, is waarlijk niet het
minste. Vanuit de wereldraad van Kerken
wordt gestimuleerd dat op de begrotingen
van kerkvoogdijen en diaconieën 2 procent
als vaste post zal worden geplaatst voor
ontwikkelingssamenwerking. En zo zijn er
meer acties te noemen die een appd
hebben gedaan en nog doen op het gewe
ten van de gemeenteleden, zoals bijvoor
beeld de nieuwe vastenactie in de R-K
Kerk
Alle hebben ze als achtergrond het ver
schil tussen arme en rijke landen, het
verschil tussen landen waar de bevolking;
niet genoeg te eten heeft en zélfs hongert
en de landen waar men in weelde en
overvloed leeft en alleen maar denkt aan
het behouden en vermeerderen van die
welvaart. Deze verhoudingen zijn in een
woord godgeklaagd. In eigen land worden
zulke verhoudingen niet meer geduld en
zouden we ze dan wel als vanzelfsprekend!
aanvaarden wanneer het gaat om alle
volken van de aarde?
Er is echter nog een andere reden waarom I
de kerk met deze zaken bezig moet zijn en
niet mag berusten in een vanzelfspreken
de welvaart. We zullen moeten wennen
aan de distributie van benzine en wat er
meer zal volgen.
Hiermee dreigt natuurlijk een nieuw stuk
egoïsme baan te breken. Zullen we van die
15 liter per week nog willen afstaan voor'
hen die hulpeloos zijn en niet vooruit
kunnen zonder hulp en de auto van eer
ander? Zulke vragen mogen er zeker in de
kerk worden gesteld, want daar moet
weten van een zekere vrijwillige onthou
ding terwille van een ander. Op het kers
feest hebben we weerom het
gehoord van Christus Jezus die arm
geworden om ons rijk te maken,
hebben er misschien dierbaar van ge
gen. Maar tevens zal er opgewezen zijn
dat dit evangelie ook van ons een offer
mag vragen. Dr. Mansholt sprak er o
dat er een einde moet komen aan
verspilling van de natuurlijke rijkdommen
van de aarde. In de kerk heeft men er in
het algemeen iets van geweten dat rijk.
dom en welvaart bijzondere gevaren met
zich mee brengen. De armoede doet dit
ook wel, maar de bijbelse waarschuwingen
en vermaningen gaan toch wel in het
bijzonder uit naar degenen die in over
vloed leven. In de kerk heeft men altijd
geweten van een zekere ascese, het zien
vrijwillig ontzeggen van bepaalde genietin
gen terwille van anderen.
Ascese is oorspronkelijk een Grieks
woord, dat behoorde bij de atleten,
worstelaars, de hardlopers. De apo
Paulus kende hen en wist van hen
schrijven dat zij zich in alles beheers tea
voor een vergankelijke kroon (Cor.
25). In de kerk heeft de ascese ai vrij
spoedig een andere betekenis gekregea
Reeds in de tweede eeuw duikt het begrip
'versterving' op. dat m de R-K Kerk tol o;
heden een bepaalde inhoud heeft. In di»
zelfde eeuw horen we reeds van
TER
gen
gebit
klein
onde
huile
lemn
gers
het a
de bf
uit te wiss
officiële k
st voortt
n 'grens!
OJNGE -
briek Gene
mere) op
in België.
Dayse uit
die de wereld wilden ontvluchten en zich woo"l ov'
terugtrokken in een eenzaamheid. Hel vooraelen
kloosterwezen is hieruit voortgekomen. JlfS
In het protestantisme heeft men van dit 4
soort werkheiligheid niet willen weten. Dit ^teriaal
wil echter niet zeggen dat men hier geen j95g m jg
zekere ascese zou kennen. Men heeft hier: we;
ook wel degelijk geweien dat een christen briek Qito
er maar niet op los kan leven. Wie de Hij zou m
kerkgeschiedenis ook maar enigszins kent
weet. dat in tijden van welvaart het ar
moede ideaal opkomt. Denk maar
Franciscus van Assisi en de tijd van de
bedelmonniken. Eveneens was de Moder
ne Devotie een reactie op welvaart, die
ook in de kloosters heerste. In de eerste
helft van de 17e eeuw was er in ons land
nog al wat welvaart, maar dan gaat
bloeien de Nadere Reformatie die de
druk legde op soberheid in eten. drinken,
kleding, comfort enz. Men zag in dat
welvaart niet altijd bevorderlijk was voor
het leven.
We hebben in deze eeuw geleefd in een tijd
van steeds groter wordende welvaart, ter
wijl er steeds grotere nadruk is gelegd op
het aardse bestaan in al z'n geledingen.
Heeft de mens, ook de christenmens met
de vrijheid daarvan te genieten? Nu ko
men er dagen op die niet alleen betrek
king hebben op de gevaren van de wel
vaart, maar ook of er geen grenzen zijn
aan al het genieten. Moeten we niet wat
afstand nemen van het streven om meer
te produceren en daardoor meer te verdie
nen? Tekenend is dat de gezamenlijke bis
schoppen het vorig jaar in de Vastenbrie!
nadruk hebben gelegd op de soberheid en
even tekenend is het dat de remonstrantse
hoogleraar H. J. Heering, eveneens het
vorig jaar in Theologie en Praktijk' een
artikel schreef: Op zoek naar een moderne
waarde m-
zouden zul
gen moetea
niet kan we
i. Ik h<
Zeker
a werk
Dat betekej
trar tot ha
stand (ongi
je daar no;
len. Hij r
«gen auto
gedeeltelijk
Enkele min
de tijd) mt
dig door na
ionen en de
kaans-Duits.
komen. „De
zonder mei
De oliecrisis en al de gevolgen van dien,
wordt ons opgelegd. Het is natuurlijk wel
belangrijk of wij deze gevolgen voor oiöi
zelf aanvaarden, of dat wij proberen ef
zoveel mogelijk onderuit te komen. Maarj
deze omstandigheden kunnen ons wel de
ogen openen voor de waarachtige a
als 'een groot goed in het christelijk,
leven'. Datgene wat wij ons vrijwillig ont
zeggen. heeft altijd meer waarde dan wat
ons wordt opgelegd, Het vrijwillig
vaarden, terwille van .anderen, kan
krachtig getuigenis zijn van geloof, hoopl
en liefde'.
De nieuwe kalender hangt
er weer. Hebt u ook zo'n
prettig gevoel, als u ernaar
kijkt, op de eerste dag van
het jaar?
We kunnen weer even voor
uit. We hebben iets van het
kind. dat met welbehagen,
kijkt naar een volle zak
met snoepjes. Heerlijk'
Het kan nog even smullen
voordat het laatste snoepje
in de mond is gestoken.
Zo duurt het een heel jaar.
voordat de maanden van
de kalender 'op' zijn. Dat
geeft ons een blij gevoel
Op de oudejaarsavond was
dat anders. Toen de klok
twaalf sloeg, kwam er even
iets van weemoed. Ook zijn
velen van ons die avond in
de kerk geweest, die door
zijn ouderdom alleen al ge
dachten van eeuwigheid
wekt, maar waarin boven
dien het woord klonk van
Hem, die de eeuwige is.
Zo zochten we bescher
ming tegen de verwoesten
de werking van de tijd aan
ons leven. Als echter de
laatste van de twaalf sla
gen is verklonken, staan
we weer aan een nieuu
begin.
We kunnen weer vooruit
Het duurt nog een jaar
voordat het weer oude
jaarsavond is. En het kan
nog een hele tijd duren
voordat de grote voorraad
op is. waaruit ons de jaren
worden toebedeeld. '70 a 80
jaar,' zegt de psalmist.
Maar nu voeren wij stilzwif»
gend een zekerheid in. die
in werkelijkheid niet be
staat. Het kind zal de
met snoepjes wel leeg eten.
Maar wat weten wij van
de twaalf maanden van
1974. En wat van de 70 i
80 jaar. waar van
psalmist spreekt'
moeten niet zo krampaclf
tig denken in jaren.
We kunnen bij het begit
van het jaar beter terug
denken aan wat ons is ver
kondigd op het eersti
kerstfeest. God gaf ons
toen bij monde van ;a»
chende Engelen de verzeki
ring van zijn welbehagen
En hij gaat met ons mee.
Daarom mogen wij in dt'
morgen van dit jaar 'jubti
'en over Zijn goedertierem
heid. In voor. en tegenl
spoed kunnen we er eet
leven lang mee vooruit.
L. J. Altera.
Zoutelanöe.