Prof. dr H. Berkhof, 'Nederland en het water' nieuwe voorzitter Raad van Kerken in Nederland EVERT WERKMAN: 'EEN GEVECHT VAN 2000 JAAR' OLIECRISIS-ZEGEN-ASCESE „Ik WE KUNNEN WEER EVEN VOORUIT naa MAR 16 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 5 JANUARI 1974 (Van onze correspondent) OEGSTGEEST „Als je praat over 'God in de troonrede' en de ene groep zegt: 'Och, dat kon ook niet anders, wat deed Hij daar eigenlijk' en de andere: 'Dat is verschrikke lijk, daarmee komt de godlooche ning ook in Nederland', dan zou je als Raad van Kerken moeten over leggen wat ons dat te zeggen heeft. Kunnen wij samen als raad op prinsjesdag zal ik nu maar zeggen God op nieuwe wijze tegenwoor dig stellen? Dat hoeft helemaal niet in die toespraak van de koningin, waarin God alleen maar goed was om te zegenen. Hij doet toch ver schillende dingen meer? Wij zouden daar als Raad van Kerken schrif telijk of mondeling hij tegenwoor dig kunnen zijn, juist omdat er veel meer over God te zeggen is, vooral met die oliecrisis. Meer kan ik er nu niet over zeggen, maar dat zijn dingen die mij zeer interesseren"- Aldus prof. dr. H. Berkhof kerkelijk hoogleraar vanwege de N.H. Kerk te Lei den. die op 1 januari voorzitter werd van de Raad van Kerken in Nederland. Hij volgt dr A. Kruijswijk op. de voorzitter van de Generale Synode der Gereformeer de Kerken. Bij de Raad zijn aangesloten: de Nederlandse Hervormde Kerk. de Gere formeerde Kerken, de Oud-Katholieke Kerk. de Rooms-Katholieke Kerk. de Evan gelisch Lutherse Kerk, de Remonstrantse Broederschap, de Doopsgezinde Broeder schap, de Evangelische Broedergemeente (Hernhutters) en het Genootschap der Vrienden (de Quakers). De doelstelling van de Raad is: „Gestalte te geven in getuigenis en dienst aan de gemeenschap van kerken in het geloof in de ene Heer Jezus Christus, het Hoofd der kerk en de Heer der wereld", zoals het in de beginsel verklaring staat- Prof. Berkhof heeft de functie aanvaard nadat hij een werk van vier jaar, het schrijven van zijn boek „Christelijk Ge loof", afgemaakt had. Het ligt nu in z'n kamer. Bladerend erin treft een opmer king: „De kerk als bruggebeuren naar de wereld". Hoe wordt zoiets gereali seerd? Prof. Berkhof: „Ik zou zeggen en ik snak daarnaar door de herderlijke brieven die nu van de verschillende kerk genootschappen naar de eigen leden uit gaan, via de Raad van Kerken te doen verspreiden. In die brieven houden de kerken zich namelijk bezig met wat er in de wereld gebeurt en met wat er onder de mensen leeft. Een prachtig voorbeeld vind ik bijvoorbeeld dat de bisschoppen van de R-K Kerk het herderlijk schrijven van de Nederlandse Hervormde Kerk. „Leven en sterven met verwachting" van februari 1972, toen als vastenbrief naar hun gelovi gen hebben doen uitgaan. En de laatste vastenbrief van de bisschoppen is in de Remonstrantse Broederschap officieel aan de orde gesteld. Maar", aldus prof. Berk hof. „dat zijn incidentele gebeurtenissen. Het zouden eigen uitgaven van de Raad moeten zijn. Niet altijd natuurlijk, maar van tijd tot tijd zou het moeten gebeu ren". Een zorg die prof Berkhof vooral bezig houdt, is. dat de oecumene in de Neder landse kerken beschouwd wordt als een liefhebberij van een aantal „fans". Het moet een zaak van de gemeenten worden. „Maar dan stuit je op tegenstand in alle kerken", en: „Dan breekt het moment aan dat je bruggen moet bouwen naar de EO- mensen bijvoorbeeld en ui de hervormde kerk naar de Gereformeerde Bond en in de gereformeerde en rooms-katholieke ker ken naar de verontrusten. Want die horen erbij. Maar wat ontbreekt, is voldoende informatie over eikaars oprechte bedoelin gen. Altijd als je met iets begint, is er wantrouwen dat de grenzen overschreden zullen worden („waar blijven we?") en dat van de oude paden wordt afgeweken („waar gaan we naar toe?"). Dat zijn legitieme vragen waarop een antwoord gegeven moet worden". Maar zou de Raad zich bijvoorbeeld niet moeten bezighouden met een zaak als die van de priesters die in Spanje in Saragossa gevangen zitten? „Als Raad van Kerken moet je daarmee natuurlijk verschrikkelijk voorzichtig zijn. In Spanje zouden ze direct zeggen: „Zie je wel, protestanten en roomsen samen, dat moet wel uit de linkse hoek komen". En de positie van die priesters zou natuurlijk nog slechter worden. Nee. dat moet an ders. Je maakt je er als kerken niet geloofwaardig mee en je werkt in eigen land de polarisatie ook in de hand". Er zijn in het land allerlei activiteiten. In de Paddepoelgemeente te Groningen bijvoorbeeld bestaan gemeenschappelijke rooms-hervormd-gereformeerde avond maalsvieringen. Zou er van de Raad ook geen gezamenlijk belijden moeten uitgaan om tot een begin van een confessie voor één christelijke kerk van Nederland te komen? Prof. Berkhof. „Het zou geweldig zijn als er zo'n ene christelijke kerk in Neder land zou ontstaan. In deze tijd moeten we elkaar eerst vinden in een gemeenschappe lijk zicht op de waarheid. Want als je dat niet doet en als je je waagt aan een gemeenschappelijk belijdenisgeschrift, dan krijg je weer die zelfde polarisatie. In 1968 leek het er iets op dat we elkaar begonnen te begrijpen. De Nieuwe Katechismus van de rooms-katholieke theologen konden we als protestanten goed lezen en onderschrij ven. En het hervormde geschrift Funda menten en Perspectieven werd ook alge meen gewaardeerd". „Maar na '68 is de kentering gekomen: Rome distantieerde zich van de Nieuwe Katechismus en binnen de protestantse kerken kreeg je allerlei schrikacties. Je moet ook voorzichtig zijn.. Als je over ge loofszaken gaat praten en je doet het op Prof. dr. H. Berkhof is in juni 1914 geboren te Appeltem aan de Waal, waar zijn vader hoofd der school was. Hij studeerde te Am sterdam, Leiden en Berlijn en werd in oktober 1940 dominee te Lemele in Overijssel. Veel heeft die gemeen te niet aan hem gehad, want hij werd zes weken na zijn huwelijk gearresteerd, ging een half jaar de gevangenis in en moest daarna nog sen jaar onderduiken. Zijn tweede gemeente werd Zeist. In 1950 werd hij rector van het Theologisch Semi narie der NH Kerk te Driebergen en in 1960 volgde hij prof. dr. Miskotte op als kerkelijk hoogleraar in de dogmatiek te Leiden. een andere manier dan het altijd gebeurde, worden de mensen wantrouwig en onzeker, want je tast hun zekerheden aan. En dat mag je niet doen. Je moet met ze praten. Dat bedoelde ik met die informatie waar ik het zojuist over had. En zo moeten we greep op elkaar houden". „In Duitsland hebben ze een poging tot gemeenschappelijk belijden gedaan. In het boek Neues Glaubens Buch gaat het over het gemeenschappelijk christelijk geloven. Er staan 544 bladzijden in over zaken waarin men het eens is en 100 over „De strijd voor het behoud van het water is begonnen. Het ziet er naar uit dat de strijd tegen het water zijn laatste fase is inge gaan". Met deze regels besluit de Amsterdamse Parooljournalist Evert Werkman een boekje onder de titel "Nederland en het water, een gevecht van 2000 jaar': een overzichtelijk gerangschikte hoe veelheid historische gegevens, waaruit nog weer eens duidelijk wordt wat ons Nederlanders er ooit toe heeft bewogen om te gaan wonen en werken in een gebied, ver beneden de zeespiegel, en wat ons deze eigenzinnigheid heeft op geleverd aan voortdurende proble men en botsende belangen. Het werkje is uitgegeven in de Trian- gelreeks van de Groningse uitgeve rij Knoop Niemeijer. Werkman is als dagbladjournalist jarenlang opgetrokken met water staters. waterbouwers en met de mensen die op een of andere ma nier waren verstrengeld met de voortdurende zorg voor de vaak zo kwetsbare zeeweringen. Nu hij er een beetje afstand van geno men heeft had hij kennelijk de be hoefte om het allemaal eens in een historisch perspectief te zet ten- Voor wie zich wéi interes seert in de geschiedenis van dij ken, inpolderingen, droogmake rijen en de oorsprong van groot scheepse projecten als de afslui ting van de Zuiderzee en het delta plan, maar er niet toe komt om dikke naslagwerken uit te pluizen is het een bijzonder handzaam boekje. De verteltrant van Werk man is uitgebalanceerd: hij laat zich niet verleiden tot superlatie- ven. maar registreert in een nuch tere. haast zakelijke stijl al het gezwoeg, ges jeu ww en getob, waar mee men door de eeuwen heen in dit land aan de rand van de zee heeft gepoogd om het hoofd bo ven water en de voeten droog te houden. Zoals dat in dit soort boeken haast onvermijdelijk is start ook Werkman zijn verhaal met een "kroniek der rampspoedige water vloeden'. Meer in het bijzonder ci teert hij uit het relaas van de au teur J. C. Beijer over de water snood van februari 1825. Het ver slag van de gebeurtenissen in een gebied dat tegenwoordig volledig is gevrijwaard van de gevolgen van stormvloeden: dat van de oe vers van de Zuiderzee. Diezelfde Beijer vond in de ramp van ander halve eeuw geleden al aanleiding voor een overzicht van alle grote watervloeden, die hem bekend wa ren. Het zijn die watervloeden, die de natuurgebieden van van daag hebben geschapen: de Dol- lard. de Biesbosch, het Land van Saeftinge. En om er nog enige re cente aan toe te voegen: de kre- :engebieden van Veere, Westka- pelle, Ouwerkerk en Schelphoek. Werkman: „De kroniek der water vloeden is een eentonig verhaal en men kan zich zelfs afvragen wat de bewoners van dit lage land be zielde om telkens maar weer de dijken te herstellen, de huizen en boerderijen op te bouwen, het wa ter weg te malen en opnieuw te beginnen met het dagelijkse werk" Vóór de 17e eeuw is het antwoord op deze vraag volgens Werkman misschien alleen te vin den in een zeker fatalisme. Men aanvaardde doodeenvoudig het feit, dat op min of meer geregelde tijden het land een prooi werd van het water. In de 17e eeuw kreeg de verhouding Nederland water een ander karakter: het op gestapelde kapitaal werd geïn vesteerd in initiatieven om land uit water te winnen. En dan komt het verhaal over de pioniers als Leeghwater, de polderjongens, de genie. Cornelis Lely en het delta plan. En daartussendoor want ook dichter bij huis blijft het boek van Werkman een kroniek de steeds weer terugkerende stormvloeden, die het besef wak ker maakten dat Nederland zich afdoende tegen de zee moet be schermen omdat er niet alleen in de zeeweringen, maar vooral ook achter die zeeweringen zoveel waarde aan mensen en goederen is geïnvesteerd. Werkman zet aan het eind van zijn boekje ook vraagtekens Ze zijn hem aangedragen door de ac tiegroepen die zich verzetten te gen verdere inpolderingen van het IJsselmeer, die zich inzetten voor het behoud van de Waddenzee, voor het openhouden van Oosterschelde- Hij typeert sfeer, waarin zich het gei over die botsende belangen afspeelt: actiegroepen spreken hun eigen taal en stellen hun eigen normen en dat leidt er dan vaak weer toe dat termen vallen als 'klutologen'. Hoe dan ook: Werk man komt tot de conclusie dat het gesprek over 'Nederland en het water' tegenwoordig in een veel bredere kring wordt gevoerd dan \Toeger. Om de simpele reden dat het water het gezicht van Neder land blijft bepalen en dat gezicht is ieders zorg. Op een enkele uitzondering na zijn de illustraties meer van functio nele en historische dan artistieke waarde. In de reeksen boeken en boekjes over Nederland en de zee is deze laatste bijdrage van Werk man beslist een welkome aanvul ling. Van der M. aangelegenheden waarop de meningen uit eengaan. Maar deze concensus is me te slap. De diepe tonen van het evangelie zitten er niet in. Ik heb altijd erg veel belangstelling voor „de weg" van het belij den. Die weg moet je gaan. Je moet niet stilstaan en niet zenuwachtig worden, maar Je moet zó over de weg van het belijden gaan. dat de oppositie je ook in het zicht krijgt. Je moet de ogen open hcuden voor de feiten en je moet je geloof niet verliezen. Maar je moet ie mand hebben die met iedereen kan praten, zoals Kraemer destijds na de oorlog". „De grote vraag voor mij is ook die van de secularisatie, de verwereldlijking. De manier waarop in de jaren van de techni sche welvaart, tussen 1930 en i860 God uit de cultuur is verdwenen, betekende een drainage van de grond waarop je leeft. Dan gaan de bomen verdorren, de leiders worden zenuwachtig en iedereen heeft een gevoel van sterke onzekerheid. Daar moet je wat tegen doen. Daarom heb ik dat boek Christelijk Geloof geschreven". Het voorzitterschap van de Raad van Kerken is niet het eerste oecumenische avontuur van professor Berkhof. Zijn eer ste gemeente was Lemele. In de oorlog richtte hij daar met de gereformeerde dominee A. Vogelaar (thans te Almelo woonachtig) het Lemeler Convent op. Dat was een aanzet tot oecumene. Veel later, toen hij hoogleraar was geworden in Lei den. werd hij als enige Nederlander lid van het Centraal Comité van de Wereld raad van Kerken te Geneve. De nieuwe functie is voor dr. Berkhof een nieuwe uitdaging, maar hij zou niet een nazaat zijn van stoere, welhaast oud testamentische Vriezenveners als hij het gesprek niet besloot met een citaat uit het boek Koningen: „Wie zich aangordt, beroe- me zich niet als wie zich ontgordt". Dat wil zeggen: wie zich opmaakt voor de strijd moet niet doen of hij het gevecht al gehad heeft. Het begint pas. „Je moet je waarmaken". Enige weken geleden zaten er een aantal predikanten bij elkaar. Het gesprek ging heen en weer, nu eens over dit en dan weer over dat en zo gebeurde het dat ook ter sprake kwam de opmerking van dr. S. L. Mansliolt, de oud-voorzitter van de EEG, die de hui dige oliecrisis een 'zegen' had genoemd. De meningen over die uitspraak liepen uiteen. Sommigen waren het met hem eens, anderen weer niet. Men is er niet die p op in gegaan, maar het verschil in deze waardering zal wel gelegen hebben in de betekenis die mm gaf aan het woord 'zegen'. Dat is een echt bijbels woord en als zodanig spreekt het pre dikanten aan. Dat woord zal trouwens niet alleen voor hen een bepaalde betekenii hebben. In deze tijd kunnen wij dat woord nog wel eens horen. Het is kenmerkend wat mensen elkaar bij de wisseling van het jaar aan wensen meegeven. Daaruit alleen blijkt dikwijls een bepaalde geesteshou ding. Wanneer men met de wens komt van veel geluk en voorspoed, laat dit zien hoe alleen of hoofdzakelijk gedacht wordt op het vlak van het materiele leven. Wat geluk moet er altijd bij zijn in het leven. Anders gaat het niet goed. Zo is toch de gedachte van menigeen. En dit geluk of ongeluk is niet, veel meer dan het noodlot van de Grieken en andere volken. En voorspoedig? Daarbij zal dan wel wor den gedacht aan vooruitgang in het maat schappelijk leven, aan gezondheid, aan meerdere welvaart waardoor oude dromen misschien tot werkelijkheid kunnen wor den. Wanneer iemand als zijn wens uit: veel heil en zegen in het nieuwe jaar schrijft, spreekt hij vanuit een ander gedachtenkli- maat. Beide zijn oer-bijbelse woorden. We weten wel dat er ook hier veel vervlak king kan zijn en dat ook deze woorden alleen met een materiële inhoud kunnen worden gevuld, maar heil kunnen we al? christenen toch eigenlijk niet losmaken van Heiland en zegen is in de bijbel veel meer dan voorspoed, al weten we wel weer dat ook voor veel kerkmensen dit woord soms helemaal in het vlak van aardse welvaart, wordt getrokken, het ge lukken van al wat je doet. het voorspoedig zijn met je kinderen enz. Het bijbelse woord zegen is veel meer dan voorspoed. Het heeft te maken met de wetenschap, met het geloof, dat God met je wil zijn in voorspoed en tegenspoed, in leven, maar ook in streven. Nu werd door dr. Mansholt het woord 'zegen' gebruikt in verband met de oliecri sis, waarvan hij verder zei dat. deze toch gekomen zou zijn, met of zonder de span ningen in het Midden-Oosten rondom Is raël. Wie zijn gedachten kent, zoals hij ze bij verschillende gelegenheden heeft uitge sproken, kan wel ongeveer vermoeden wat hij bedoelde mei, pet woordje 'zegen'. Hij zal hebben gedaent aan de verhoudingen tussen de rijke en arme landen in de wereld. In de rijke landen heeft men het als vanzelfsprekend beschouwd dat de rijk dommen van de dercie wereld hun. voor liefst zo weinig mogelijk geld, ter beschik king stonden en dat de ri.ike landen daar mee hun welvaart en rijkdom nog eens zouden kunnen vergroten. De distributie van benzine die de volgende week ingaat drukt ons met de neus op harde feiten, waarvan we wel eens hadden gehoord, maar waaraan we over 't algemeen zonder er verder over na te denken, aan waren voorbij gegaan. Misschien heeft dr. Mansholt ook gedacht aan het feit dat er een eind moest komen aan de begeerte naar meer welvaart, steeds meer welvaart en als zodanig kan hii het als een 'zegen' hebben gezien dat men in de rijke landen aan andere waar den weer meer betekenis gaat hechten, waarden die bij materiële overvloed wel eens in het gedrang komen en waarvan men niet meer besefte dat ze wezenlijk van hogere betekenis kunnen zijn dan dat wij materieel alles hebben wat ons hartje begeert. De autoloze zondagen hebben ons een voorproefje gegeven dat het leven niet ongelukkig behoeft te zijn wanneer wij de auto op stal moeten laten staan. En even min behoeft het leven ongelukkig te zijn wanneer wij in de toekomst een stukje van onze welvaart zullen moeten missen, wat onherroepelijk zal gebeuren wanneer de olieprijzen twee- en driemaal zo hoog zullen worden, wat dr. Mansholt voorziet. Wanneer hij in dezen van 'zegen' spreekt, zal hij vermoedelijk wel daarop doelen De wijze van leven van veel mensen zal onherroepelijk moeten veranderen. Dat kan en het behoeft waarlijk geen ramp te zijn, mits wij het op de rechte wijze bezien en nemen en in staat zijn ons aan te passen wanneer de auto en meer wat wij zo begeerlijk achten, een minder cen trale plaats inneemt dan dit tot nu toe bij velen het geval was. Nu willen we niet op de kerken gaan roemen, want hijn leden zijn precies de zelfde mensen als alle anderen, maar toch kan hier gezegd dat men in de kerken bezig is geweest met datgene wat de voornaamste oorzaak is van de crisis-situa tie die we nu enigszins beginnen te ruiken Men heeft zich daar meer bezonnen op het enorme verschil tussen de rijke en de arme landen. We willen weer geenszins beweren dat het besef van de onhoudbaar heid in deze verhoudingen tot alle kerkle den is doorgedrongen, maar er werd reeds lang over geschreven soms tot vervelens toe voor sommige kerkgangers. Er waren bepaalde actiegroepen die in de kerk hun basis hadden. We kunnen denken aan de X - Y-actie om vrijwillig aan te vullen wal de regering aan 2 procent voor ontwikke lingshulp op haar begroting tekort kwam. We kunnen ons in herinnering brengen de actie "Kom over de brug'. In de kerken heeft langzamerhand het werelddiaconaat een vaste plaats gekregen en het werk wat van hieruit gebeurt, is waarlijk niet het minste. Vanuit de wereldraad van Kerken wordt gestimuleerd dat op de begrotingen van kerkvoogdijen en diaconieën 2 procent als vaste post zal worden geplaatst voor ontwikkelingssamenwerking. En zo zijn er meer acties te noemen die een appd hebben gedaan en nog doen op het gewe ten van de gemeenteleden, zoals bijvoor beeld de nieuwe vastenactie in de R-K Kerk Alle hebben ze als achtergrond het ver schil tussen arme en rijke landen, het verschil tussen landen waar de bevolking; niet genoeg te eten heeft en zélfs hongert en de landen waar men in weelde en overvloed leeft en alleen maar denkt aan het behouden en vermeerderen van die welvaart. Deze verhoudingen zijn in een woord godgeklaagd. In eigen land worden zulke verhoudingen niet meer geduld en zouden we ze dan wel als vanzelfsprekend! aanvaarden wanneer het gaat om alle volken van de aarde? Er is echter nog een andere reden waarom I de kerk met deze zaken bezig moet zijn en niet mag berusten in een vanzelfspreken de welvaart. We zullen moeten wennen aan de distributie van benzine en wat er meer zal volgen. Hiermee dreigt natuurlijk een nieuw stuk egoïsme baan te breken. Zullen we van die 15 liter per week nog willen afstaan voor' hen die hulpeloos zijn en niet vooruit kunnen zonder hulp en de auto van eer ander? Zulke vragen mogen er zeker in de kerk worden gesteld, want daar moet weten van een zekere vrijwillige onthou ding terwille van een ander. Op het kers feest hebben we weerom het gehoord van Christus Jezus die arm geworden om ons rijk te maken, hebben er misschien dierbaar van ge gen. Maar tevens zal er opgewezen zijn dat dit evangelie ook van ons een offer mag vragen. Dr. Mansholt sprak er o dat er een einde moet komen aan verspilling van de natuurlijke rijkdommen van de aarde. In de kerk heeft men er in het algemeen iets van geweten dat rijk. dom en welvaart bijzondere gevaren met zich mee brengen. De armoede doet dit ook wel, maar de bijbelse waarschuwingen en vermaningen gaan toch wel in het bijzonder uit naar degenen die in over vloed leven. In de kerk heeft men altijd geweten van een zekere ascese, het zien vrijwillig ontzeggen van bepaalde genietin gen terwille van anderen. Ascese is oorspronkelijk een Grieks woord, dat behoorde bij de atleten, worstelaars, de hardlopers. De apo Paulus kende hen en wist van hen schrijven dat zij zich in alles beheers tea voor een vergankelijke kroon (Cor. 25). In de kerk heeft de ascese ai vrij spoedig een andere betekenis gekregea Reeds in de tweede eeuw duikt het begrip 'versterving' op. dat m de R-K Kerk tol o; heden een bepaalde inhoud heeft. In di» zelfde eeuw horen we reeds van TER gen gebit klein onde huile lemn gers het a de bf uit te wiss officiële k st voortt n 'grens! OJNGE - briek Gene mere) op in België. Dayse uit die de wereld wilden ontvluchten en zich woo"l ov' terugtrokken in een eenzaamheid. Hel vooraelen kloosterwezen is hieruit voortgekomen. JlfS In het protestantisme heeft men van dit 4 soort werkheiligheid niet willen weten. Dit ^teriaal wil echter niet zeggen dat men hier geen j95g m jg zekere ascese zou kennen. Men heeft hier: we; ook wel degelijk geweien dat een christen briek Qito er maar niet op los kan leven. Wie de Hij zou m kerkgeschiedenis ook maar enigszins kent weet. dat in tijden van welvaart het ar moede ideaal opkomt. Denk maar Franciscus van Assisi en de tijd van de bedelmonniken. Eveneens was de Moder ne Devotie een reactie op welvaart, die ook in de kloosters heerste. In de eerste helft van de 17e eeuw was er in ons land nog al wat welvaart, maar dan gaat bloeien de Nadere Reformatie die de druk legde op soberheid in eten. drinken, kleding, comfort enz. Men zag in dat welvaart niet altijd bevorderlijk was voor het leven. We hebben in deze eeuw geleefd in een tijd van steeds groter wordende welvaart, ter wijl er steeds grotere nadruk is gelegd op het aardse bestaan in al z'n geledingen. Heeft de mens, ook de christenmens met de vrijheid daarvan te genieten? Nu ko men er dagen op die niet alleen betrek king hebben op de gevaren van de wel vaart, maar ook of er geen grenzen zijn aan al het genieten. Moeten we niet wat afstand nemen van het streven om meer te produceren en daardoor meer te verdie nen? Tekenend is dat de gezamenlijke bis schoppen het vorig jaar in de Vastenbrie! nadruk hebben gelegd op de soberheid en even tekenend is het dat de remonstrantse hoogleraar H. J. Heering, eveneens het vorig jaar in Theologie en Praktijk' een artikel schreef: Op zoek naar een moderne waarde m- zouden zul gen moetea niet kan we i. Ik h< Zeker a werk Dat betekej trar tot ha stand (ongi je daar no; len. Hij r «gen auto gedeeltelijk Enkele min de tijd) mt dig door na ionen en de kaans-Duits. komen. „De zonder mei De oliecrisis en al de gevolgen van dien, wordt ons opgelegd. Het is natuurlijk wel belangrijk of wij deze gevolgen voor oiöi zelf aanvaarden, of dat wij proberen ef zoveel mogelijk onderuit te komen. Maarj deze omstandigheden kunnen ons wel de ogen openen voor de waarachtige a als 'een groot goed in het christelijk, leven'. Datgene wat wij ons vrijwillig ont zeggen. heeft altijd meer waarde dan wat ons wordt opgelegd, Het vrijwillig vaarden, terwille van .anderen, kan krachtig getuigenis zijn van geloof, hoopl en liefde'. De nieuwe kalender hangt er weer. Hebt u ook zo'n prettig gevoel, als u ernaar kijkt, op de eerste dag van het jaar? We kunnen weer even voor uit. We hebben iets van het kind. dat met welbehagen, kijkt naar een volle zak met snoepjes. Heerlijk' Het kan nog even smullen voordat het laatste snoepje in de mond is gestoken. Zo duurt het een heel jaar. voordat de maanden van de kalender 'op' zijn. Dat geeft ons een blij gevoel Op de oudejaarsavond was dat anders. Toen de klok twaalf sloeg, kwam er even iets van weemoed. Ook zijn velen van ons die avond in de kerk geweest, die door zijn ouderdom alleen al ge dachten van eeuwigheid wekt, maar waarin boven dien het woord klonk van Hem, die de eeuwige is. Zo zochten we bescher ming tegen de verwoesten de werking van de tijd aan ons leven. Als echter de laatste van de twaalf sla gen is verklonken, staan we weer aan een nieuu begin. We kunnen weer vooruit Het duurt nog een jaar voordat het weer oude jaarsavond is. En het kan nog een hele tijd duren voordat de grote voorraad op is. waaruit ons de jaren worden toebedeeld. '70 a 80 jaar,' zegt de psalmist. Maar nu voeren wij stilzwif» gend een zekerheid in. die in werkelijkheid niet be staat. Het kind zal de met snoepjes wel leeg eten. Maar wat weten wij van de twaalf maanden van 1974. En wat van de 70 i 80 jaar. waar van psalmist spreekt' moeten niet zo krampaclf tig denken in jaren. We kunnen bij het begit van het jaar beter terug denken aan wat ons is ver kondigd op het eersti kerstfeest. God gaf ons toen bij monde van ;a» chende Engelen de verzeki ring van zijn welbehagen En hij gaat met ons mee. Daarom mogen wij in dt' morgen van dit jaar 'jubti 'en over Zijn goedertierem heid. In voor. en tegenl spoed kunnen we er eet leven lang mee vooruit. L. J. Altera. Zoutelanöe.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 16