'Het leger hoeft geen
verstoppertje
te spelen'
LUITENANT-KOLONEL F. BEENEN,
COMMANDANT BERGHUIJSKAZERNE:
ZATERDAG 5 JANUARI 1*74
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
15
De generaal-majoor Berghuijska-
zerne ligt in het Middelburgse
stadscentrum en dat stemt de
luitenant-kolonel der militaire ad
ministratie F. Beenen tot voldoe
ning. Niet alleen om redenen van ef
ficiency, maar vooral ook omdat hij
vindt dat de krijgsmacht en daar
mee dus ook een kazernegebouw
midden in de maatschappij behoren
te staan. „Velen situeren een be
graafplaats, een psychiatrische in
richting of een kazerne graag buiten
de bebouwde kom. Dat zijn in hun
ogen minder prettige dingen om te
zien en je hoeft er dan ook niet aan
te denken". Daarom is overste Bee
nen blij met Middelburg en met zijn
kazerne.
Luitenant-kolonel Beenen is sinds 1 augus
tus 1973 commandant van het opleidings
centrum voor militaire administratie. Hij
is in die functie verantwoordelijk voor de
opleiding van zowel de dienstplichtige- als
de beroepsmilitairen die in de Berghuijs
kazerne worden geschoold in vooral de
financiële- en registratieve aspecten, een
bepaald onderdeel van de militaire admini
stratie. Vóór hij zomer 1973 naar Middel
burg kwam bekleedde hij tal van andere
functies m het leger en was hij zowel op
het ministerie in staffuncties als bij leger
onderdelen werkzaam.
Het bovenstaande citaat is in feite ken
merkend voor de opvattingen van de Mid
delburgse kazernecommandant als het
gaat om de verhouding tussen leger en
burgermaatschappij. Velen beschouwen het
leger nu eenmaal als een exclusief wereld
je met eigen regels en gebruiken, goed
afgeschermd van de buitenwereld en op
een afstand van de burger. Als er contac
ten tussen de militaire maatschappij en de
burgerij mogelijk zijn bevordert hij die
dan ook graag.
Als ik op een ochtend in december in het
kader van deze serie interviews in de PZC-
zaterdagkrant luitenant-kolonel Beenen om
een vraaggesprek vraag, heeft hij weinig
tijd nodig om daar voor zijn toestemming
te geven. Meer dan dat: er komt al snel
een uitnodiging eens een dagje in de
kazerne rond kijken. Op de morgen van
de 14e december is een aantal cadetten
van de militaire administratie, dat aan de
KMA te Breda wordt opgeleid te gast in
Middelburg om oa. kennis te maken met
het doel en de werkwijze van het OCMA:
het woont daartoe ook de lessen bij. „U
bent daarbij dan van harte welkom. U
proeft, dan alvast wat van de 'couleur
locale'.
We spreken zo af en ik woon een aantal
instructielessen bij die o.a. aan dienstplich
tigen in opleiding worden gegeven. Voor
af is er een bijeenkomst voor de cadetten,
waar de cursusleider van de Berghuijska-
zerne en van de 'dependance' in Ossen-
drecht voorlichting geven. De sfeer is
zakelijk en de sprekers houden het korti.
Na betrekkelijk korte tijd is deze vorm
van introductie dan ook al weer beëindigd
en wonen de cadetten openbare lessen bij.
De leerlingen van klas 351. waarbij ik deze
ochtend, zij het zeer tijdelijk, wordt inge
lijfd, wordt voor problemen gesteld waar
voor zij later in de praktijk als admini
strateur van een compagnie, eskadron of
batterij ook kunnen worden gesteld. De
klas bestaat uit 16 dienstplichtige korpo
raals. De luitenant-instructeur spreekt ze
consequent met TJ' aan.
JU-EN EN JOU-EN
Opvallend verschijnsel in een leger waar
althans zo'n 5 of 6 jaar geleden het Jijen
jouen bepaald gemeengoed was. Het
'weerwerk' van de klas is evenmin gering:
er worden herhaaldelijk interrupties ge-
Plaatst en kritische vragen gesteld, die de
docent overigens gemakkelijk en tot tevre
denheid van de vragenstellers weet te
beantwoorden.
Als ik zo'n dag of vier later ditmaal 's-
avonds, met de heer Beenen praat» speelt
me die mondigheid die klas 351 demon
streerde nog door het hoofd. 'Jan Soldaat'
geeft weerwerk, zo stellen we vast. Over
ste Beenen bevestigt dat de dienstplichtige
in de laatste jaren veel mondiger is ge
worden. De als regel grotere ontwikkeling
van de soldaat is een zeer belangrijke
oorzaak van die grotere mondigheid.
„De dienstplichtige van vandaag neemt
niets meer voetstoots aan. Ik vind dat een
verbetering. Als wij van de soldaten kriti
sche vragen krijgen betekent dit dat ze
over de dingen hebben nagedacht en het
eist van ons dat wij daarop goede ant
woorden kunnen geven", vindt de heer
Beenen. We zitten dan in zijn sober inge
richte werkkamer in de Berghuijskazerne
en zijn aan het begin van een langdurig
gesprek, dat enkele uren in beslag zal
De actualiteit biedt ons gesprek een hel
pende hand. Het afschaffen van de groet-
plicht, het wegvallen van het voorschrift
in dienst kort haar te dragen en het
generalsconflict is een aantal zaken die
de wereld van de beroepsmilitair danig
hebben beroerd of nog beroeren. Overste
Beenen komt er rond voor uit dat hij het
lange haar waarmee vele dienstplichtigen
zich tooien in de meeste gevallen 'geen
flatteus gezicht' vindt- zeker niet als ze het
uniform dragen. Hij vertolkt er de mening
mee van het gros van het beroepsperso-
neel, van wie er velen ook het hoofd
hebben geschud toen de groetplicht weg
viel en al eerder toen de 'vrije' reveille
werd ingeweid en het aan de dienstplichti
ge werd overgelaten of hij 's-ochtends al
dan niet aan het ontbijt zou deelnemen.
.Dat die groetplicht is verdwenen, is een
teken van de tijd. Alleen is het wel
jammer dat er nu soldaten hier bij me
komen die gewoon niet weten hoe ze zich
nu eigenlijk moeten gedragen. Ze hoeven
zich niet meer model te melden en nu
mompelen ze maar wat. Ik moet vaak
vragen met wie ik nu eigenlijk aan het
praten ben. Ik hecht zelf echt wel waarde
aan een normale groet van de mensen die
je kent of die behoren tot een zelfde
groepering als waartoe jezelf ook behoort,
maar dat is bij u toch ook het geval", zegt
overste Beenen.
VERANDERINGEN
In de ruim kwart eeuw militaire dienst
die hij achter de rug heeft, heeft luitenant
kolonel Beenen zelf de nodige veranderin
gen in het leger meegemaakt. Hij begon in
1948 als dienstplichtig soldaat aan een
opleiding voor reserve-officier, werd later
geschikt bevonden voor beroepsofficier en
werd in september 1951 beëdigd als twee
de luitenant op het Molenwater in Middel
burg. Daarna volgde een praktijkperiode
in De Harskamp, waarna hij in 1952 weer
in Middelburg terugkwam om er docent te
worden aan wat toen nog de COAK heette,
eveneens in de huidige Berghuijskazerne.
Aan Middelburg bewaart de overste zeer
goede herinneringen, hij vond er boven
dien zoals vele militairen die in deze
stiad waren gelegerd zijn vrouw. Na de
Middelburgse periode, waarin hij lesgaf en
ook o.a. compagniescommandant was.
volgde van 1958 tot 1964 een docentschap
aan de KMA. Daarna volgde hij de Hogere
Krijgsschool en bekleedde hij enige staf
functies in Den Haag.
„Ik heb nogal wat in het jeugdwerk ge
daan en ik ben dus niet helemaal onbe
kend met de ontwikkelingen in dat deel
van de burgermaatschappijEr is in de
periode tussen 1598 toen ik uit Middel
burg wegging en 1973 toen ik weer
terugkwam wel het een en ander veran
derd. zeker als ik het vergelijk met de tijd
waarin ik zelf in opleiding was. Toen wij
hier in opleiding waren, kregen we veel
uitgebalanceerde leerstof en kwam het
'waarom' van de dingen niet altijd aan de
orde. Nu is het bijna andersom en ik kom
daarmee tot mijn stelling dat de vorming
van de mensen die we hier krijgen haast
belangrijker is dan het onderwijs in de
materie zelf".
„Ik kan me best voorstellen dat de dienst
plichtige hier met tegenzin naartoe komt.
We moeten zijn ongenoegen accepteren.
Hij wil eigenlijk niet in dienst, zit een heel
eind van huis helemaal in Zeeland, krijgt
hier nogal wat taaie stof te leren en komt
hier meestal onvoldoende gemotiveerd.
Wij moeten in dat tekort aan motivatie
trachten te voorzien en we proberen wie
hier komt dan ook eerst uit te leggen
waarom er dienstplicht is en waarom het
nuttig is dat hij zijn bijdrage in die
dienstplicht levert. Het is onze ervaring
dat het aan dit soort staatkundige vor
ming tijdens de lessen maatschappij-leer
van de jonge mens thuis of op de scholen
nogal eens schort. Het is er veelal bij
ingeschoten. Vaak staan ze al bij voorbaat
negatief tegenover de krijgsmacht. We pro
beren het 'hoe en waarom' van een leger
dan zo logisch mogelijk uit te leggen. We
stellen dari dat wij als leger in feite een
verlengstuk zijn van 'buitenlandse zaken'
en dat we pas in uiterste noodzaak in
actie moeten komen: dat wil zeggen niet
eerder dan nadat alle vormen van diplo
matiek overleg met de ander zijn vastgelo
pen en alleen nog maar de wapens kunnen
worden gebruikt", stelt de overste.
Overste Beenen vindt de dienstplicht om
zijn eigen woorden te gebruiken 'een goe
de zaak'. Met een leger, alleen bestaande
uit beroepsmilitairen zou hij wel moeite
hebben- omdat de1 bestaande relatie met
de gehele burgermaatschappij voor een
belangrijk deel zou wegvallen.
Het gesprek wordt dan even onderbroken
omdat hij een beker moet uitreiken aan
de winnaars van een badmintontoernooi.
waaraan allerlei militairen uit de kazerne
deelnemen. De winnaars kunnen kiezen uit
een verzameling flessen waarvan de in
houd zo op het eerste gezicht bijzonder
aantrekkelijk lijkt.
Als we teruglopen naar de kazerne onder
streept de overste het feit dat militairen
van alle rangen, officieren, onderofficieren,
korporaals en soldaten, aan het toernooi
hebben meegedaan. ..Dat was vroeger niet
mogelijk geweest. Iedere categorie trok
strikt gescheiden op. De muren die er
bestaan tussen officieren en onderofficie
ren worden langzaam maar zeker geslecht-
al hoop ik nier dat ze volledig geslecht
worden. Zowel officieren als onderofficie
ren willen graag op bepaalde punten hun
eigen privacy behouden. Ik vraag me wel
af of er twee eetzalen nodig zijn. Waar
mogelijk moet je de scheidsmuren laten
wegvallen Beide groepen moeten naar el
kaar toe groeien".
Ik merk op dat de onderofficier die in de
praktijk het meest met de dienstplichtigen
in aanraking komt het erg moeilijk kan
hebben, omdat zijn opleidingsniveau vaak
lager is dan dat van een dienstplichtig
soldaat. Overste Beenen beaamt dat dit
inderdaad problemen kan opleveren. Er
wordt tegenwoordig binnen de krijgs
macht dan ook veel gedaan aan de vor
ming van de beroepsofficier of beroepson
derofficier. „Ik zie geleidelijk aan een
nieuw type leider ontstaan. Vroeger had je
een stapel boekjes en daar stond alles in.
Nu zijn er steeds minder boekjes
met zekerheden: bovendien komen er
werkgroepen en stuurgroepen met allerlei
nieuwe ideeën en dat is heel goed, maar
de leider die voor de troep staat moet het
allemaal maar zien waar te maken. De
opleiding voor de leidinggevende functies
zal dus zwaarder worden. De KMA is er al
mee bezig en bij de Koninklijke Militaire
School in Weert, waar de beroepsonderof
ficieren worden opgeleid, besteed men ook
veel aandacht aan de moderne leiderschaps
training. Trouwens, de onderofficieren
zeggen zelf ook dat het nodig is".
MONDIGHEID
De grotere mondigheid van de dienstplich
tigen brengt de Vereniging van Dienst
plichtige Militairen VVDM ter sprake, de
vaak militante sol datenvakvereniging, on
der meer bekend geworden door het orga
niseren van anti-groetdagen. „De relatie
hier met de WDM is goed en als u vraagt
of het inderdaad zo is dat de VVDM,
landelijk gezien, in de linkse hoek terecht
is gekomen moet ik dat ten dele bevesti
gen We moeten bedenken dat er een
serieuze groep bij zit die op verbeteringen
aandringt voor de dienstplichtige militair
en geen enkele beroepsmilitair zal daar
moeite mee hebben, want hij heeft zelf
ook keuze uit een aantal organisaties dat
zijn belangen behartigt. Nochtans dienen
de leden op hun hoede te blijven dat
negatieve elementen zich niet van de
VVDM meester maken: het gevaar voor
zo'n infiltratie is altijd aanwezig: maar het
merendeel van de leden is dacht ik wel
positief. Hier in Middelburg kim je in
ieder geval goed zaken doen met de
VVDM. Zo'n anti-groetactie maakt op mij
v/el de indruk van 'prikken', want de
vereniging schuwt de conflicten niet. De
doorsnee officier of onderofficier heeft
geen moeite met de VVDM zélf, maar wel
met het conflictmiddel dat ze voorstaat.
Dat kan je in een organisatie als de onze
niet hebben," zegt overste Beenen.
„De krijgstucht is onmisbaar voor het
functioneren van de krijgsmacht". Ik haal
dit aan uit een verslag over een beëdi
ging van officieren in de PZC van 4
augustus, waar de overste Beenen het
woord voerde. Hij noemde het bestaan
van een aantal regels onmisbaar. „Sommi
ge van deze regels en normen zien we na
een discussie verdwijnen, maar steeds zal
de effectiviteit van de krijgsmacht onaan
getast moeten blijven. Dit betekent dat de
krijgsmacht altijd een zekere krijgstucht
een levend normbesef nodig zal
blijven hebben", zo luidt een ander citaat.
GENERAALS
Ik stel daar tegenover dat afgezien van
het in 19e-eeuwse bewoordingen samenge
stelde reglement krijgstucht zoals dat nu
nog in het leger i
TEKST:
TON HUIJSSOON
FOTO:
WIM RIEMENS
gebruik is en waar
termen voorkomen als 'ondergeschiktheid
is de ziel van de militaire dienst' de
laatste tijd door de hoogste militaire lei
ders niet erg in de praktijk is gebracht.
Onder andere uit protest tegen het defen
siebeleid nam een aantal generaals ont
slag: ook het recente vertrek van de
generaals Meijnderts en Clumpkens baarde
veel opzien. Hoe komt zoiets over bij
militairen die hun meerderen dienen te
gehoorzamen?
Luitenant-kolonel Beenen stelt dat het ge
neraalsconflict wel voor verbazing en te
leurstelling binnen de krijgsmacht heeft
gezorgd. „Het roept bij ons veel vragen
op. Als een soldaat zo iets leest, kan ik me
voorstellen dat hij denkt: hoe klopt dat
nou met die lessen over discipline? Ik
vind dat dit conflict schade heeft toege
bracht aan het imago van ons leger.
Overigens geloof ik dat het goed zou zijn
als de officiële woordvoerders in de publi
citeitsmedia wat slagvaardiger reageerden
op deze dingen".
Er zijn nu misverstanden ontstaan die
bijvoorbeeld door tijdige verklaringen
waarin de gang var> zaken was uitgelegd
misschien hadden kunnen worden voorko
men. Ook de commandanten zouden daar
door intern geruggesteund worden en het
zou goed zijn als we zo'n uitspraak in een
gesprek met het personeel van het onder
deel konden hanteren. Ik vind het wel
tragisch dat dit conflict zo afgelopen is.
Het is jammer dat zo'n integere man als
generaal IJsselsteijn en zo'n bekwame
vent als generaal Meijnderts nu weg zijn.
Ik heb beide generaals tijdens mijn dienst
tijd meegemaakt en ik ken ze vrij goed,
het zijn mannen met zeer goede kwalitei
ten. Ik heb er echter het volste vertrou
wen in dat de problemen nu uit de wereld
'zijn'.
„Ik vind dat de militair best een eigen
mening mag hebben en daar ook voor
moet uitkomen. Ben Je het op een gegeven
ogenblik niet eens met het beleid, dan
vind ik dat je daarna de consequenties
moet trekken: of er uit stappen of een
andere functie vragen. We kennen hier
gelukkig geen toestanden, waarbij in het
ene deel van de krijgsmacht die politieke
mening geldt en in het andere deel weer
een afwijkende mening. WIJ als krijgs
macht zijn dienaars van de regering en
het is dan ook logisch dat we ons loyaal
jegens die regering moeten opstellen Het.
beleid wordt door de verantwoordelijke
minister bepaald. Hij is minister en wij
volgen hem".
Ik vraag de overste of de kabinetswisse
ling waarbij de ploeg Biesheuvel werd
vervangen door die van Den Uyl met
daarin toch partijen die niet bepaald kri
tiekloos tegenover de krijgsmacht staan
voor hem enig verschil uitmaakt. Hij ont
kent dat beslist, wijzend op de dienende
taak die het leger in zijn ogen heeft. Het
is een instituut in dienst van de staat, en
daarmee is alles gezegd; is zijn mening.
„Vredehng heeft trouwens zelf gezegd dat
de loyaliteit van de militair hem zeer is
meegevallen".
Het is opvallend dat de luitenant-kolonel
Beenen bij beëdigingen, afscheid van mili
tairen en ontvangsten vaak inleidingen of
toespraken houdt die zijn afgestemd op
actuele gebeurtenissen. Het PZC-archief le
verde bij het voorbereiden van dit vraag
gesprek een aantal krantenknipsels op met
daarin een aantal duidelijke uitlatingen.
Hij bevestigt dat hij van die gelegenheden
altijd iets probeert te maken. „Ik wil bij
een beëdiging geen steriel praatje houden.
Ik kan in ieder geval niet meer zo'n soort
:oespraak houden zoals die men hield toen
ik twintig jaar geleden werd beëdigd Dat
gaat niet meer. Toen in 1970 de inspectie
van de militaire administratie werd opge
heven werd het takenpakket, van die in
spectie verdeeld".
TRADITIE
„De commandant van het opleidingscen
trum kreeg in die nieuwe opzet de taak
van het dienstvak van ae militaire admini
stratie te handhaven- Ik moe? daaraan dus
iets doen en daarom maai: ik werk van
sen beëdiging en een afscheid. Daarom leg
ik de dienstplichtigen die bij een beëdiging
van officieren aanwezig zijn van te voren
uit wat zo'n gebeurtems nu eigenlijk voor
stelt", zegt ae overste.
Hij haalt een uitspraak van generaal
Meijnderts aan die deze na het houden
van de oefening "Big Ferro' maakte, on
danks alle verschillen tussen de dienst
plichtige in de jaren vijftig en die van nu
blijkt de bereidheid zich in te zetten nog
even groot".
Eén in een wit jasje gestoken beheerder
van de onderofficierskantine die van de
officieren is tijdens de avond van ons
gesprek dicht: het gros van ae 30 officie
ren die het garnizoen Middelburg telt
woont er ook brengt een aantal malen
koffie. Overste Beenen woont zelf niet in
Middelburg: sinds een aantal jaren woont
hij in Wassenaar en heeft ook geen plan
nen om in Middelburg of omgeving te
gaan wonen. Door zijn opleiding aan de
hogere krijgsschool- is hij voorbestemd
maar een paar jaar op het OCMA te
blijven en daarna weer andere functies te
gaan bekleden.
KOEKEN
De koffie is een onderbreking in een
gesprek, dat tot nu toe over voornamelijk
ernstige zaken is gegaan De overste
maakt de indruk, enig gevoel voor humor
en zeker voor relativering te hebben Dit
blijkt als ik ter sprake breng dat de
maaltijden in de kazernes vaak niet meer
door de dienstplichtige militairen worden
bijgewoond treffend ter sprake ge
bracht door Paul van Vliet in zijn creatie
van majoor Kees in de show op de eerste
kerstdag op de tv en dat kroket,
nassibal en hartige hap in een frit ure veelal
de andijvie met runderlap in de kazerne
hebben vervangen, nu 'eten geen dienst
meer is'. Prins Bemhard heeft er in zijn
kwaliteit van inspecteur-generaal van de
landmacht eens iets van gezegd- de dienst
plichtigen eten méér gevulde koeken dan
goed voor hen is.
„Ik heb er geen moeite mee dat de
soldaten niet meer worden afgemarcheerd
naar de eetzaal. In ons gemechaniseerde
leger is de functie van het lopen trouwens
verminderd. Maar met die opmerking over
die koeken had prins Bemhard wel gelijk.
Hij is er scherp op aangevallen en hij kon
zich in zijn hoedanigheid niet verdedigen.
Het doet niets af aan het feit dat de echt
wel goede maaltijden in de kazerne door
veel dienstplichtigen worden overgeslagen.
Dat baart zorgen. Ik geloof dat als er nog
eens bijzonde-e omstandigheden, bijvoor
beeld een mobilisatie zou komen dit één
van de eerste maatregelen is die zou
worden teruggedraaid en dat het eten m
de kazerne weer verplicht zou worden
gesteld- Je moet dan toch kunnen rekenen
op mensen die zien goed hebben gevoed".
We komen nog een keer terug op de
discipline en de krijgstucht. De overste
wenst de passage 'Ondergeschiktheid is de
ziel van de militaire dienst niet als verou
derd aan te merken, al gelooft hij wel dat
het woordje 'ondergeschiktheid' zou moe
ten worden vervangen door het begrip
loyaliteit. Hij gelooft overigens niet dat
binnen het leger de soldaat aan willekeur
is blootgesteld, omdat de waarborgen voor
een goede rechtspositie van ae dienstplich
tige zich steeds meer hebben uitgebreid.
De overste wenst afstand te bewaren tot
de landspolitiek en stelt zich als officier
en belijdend christen op het standpunt dat
hij als functionaris twee bazen' kent. de
"kroon" dit is de koningin, de verantwoor
delijke minister en God. .Als christen-
officier zit je daar tussen en dat is geen
kleinigheid. Dat is een serieuze zaak",
meent hij.
We naderen het eind van het gesprek. De
bevolking van de Berghuijskazerne lijkt
inmiddels reeds voor een gedeelte in slaap
en in overste Beenen's kamer dringt
slechts af en toe het geluid door van het
traliehek, tiat bij de kazernepoort woTdt
opgehaald als er een auto weggaat of
binnenkomt. In de gangen heerst absolute
stilte. Op publikatieboröen prijken door de
overste ondertekende kazerne-orders eüe of
de wachtdienst regelen, aan wel oproepen
tot het spaarzaam gebruik van het eiek-
trisch licht, dit in het licht van de energie
crisis. In de kazerne-order haast de over
ste zich er aan toe te voegen dat het niet
de bedoeling is dat aan een gunstig leefkli
maat in de kazerne schade wordt gedaan,
maar dat ieder onnodig brandend lampje
toch moet worden gedoofd.
Luitenant-kolonel Beer.en zegt tenslotte
blij te zijn met de goede verstandhouding
tussen he: garnizoen en de burgerbevol
king in Middelburg. Hij verduidelijkt met
een voorbeeld "Hier vlakbij is een streek
school voor werkende jongeren en die
hebben ons om voorlichting gevraagd over
het leger. We hebben he: verzoek met
beide handen aangegrepen, en zodanig be
middeld dat de voorlichtingsteams uit Bre
da samen met.WDM uit Middelburg daar
meerdere malen zijn geweest. Het is een
goede gelegenheid om het ware gezicht
'van het leger eens te laten zien'.
ABDIJPLEIN
Als het aan hem ligt. krijgt de Middelbur
ger wat meer gelegenheid om 'in de keu
ken' van het OCMA te kijken ais er
officieren worden beëdigd: .Zo'n beëdiging
op het Abdijplein, dat zou fijn zijn. De
mensen zouden er dan zelf bij kunnen zijn
en zien wat dat betekent We hoeven geen
verstoppertje te spelen. Je moet de men
sen af en toe laten zien dat je er als leger
bent en daarom kan het geen kwaad als
er eens een militaire plechtigheid zich in
l et openbaar afspeelt.
Juist voordat de overste me naar de
kazernepoort begeleidt, stelt hij dat er jn
Middelburg niet veel zullen zijn die het
garnizoen graag zouden zien verdwijnen.
„Vroeger was hier een comité tot behoud
van het garnizoen. Ik weet niet of dat er
nu nog is, maar wel weet ik dat veel
Middelburgers het jammer zouden vinden
en dat er protesten"zouden komen als bet
garnizoen ooit zot worden opgeheven".
We lopen naar de kazernepoort die
schaars is verlicht. Een kort afscheid. De
overste biedt me zijn beste wensen aan
voor de komende feestdagen. Een paar
dagen later zie ik dat in het hokje van de
wacht een fraaie kerstboom is opgesteld
me: veel versiering en verlichting Het
maakt een welhaast vredige indruk, zo ln
de donkere dagen voor het kerstfeest.