'Het leger hoeft geen verstoppertje te spelen' LUITENANT-KOLONEL F. BEENEN, COMMANDANT BERGHUIJSKAZERNE: ZATERDAG 5 JANUARI 1*74 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 15 De generaal-majoor Berghuijska- zerne ligt in het Middelburgse stadscentrum en dat stemt de luitenant-kolonel der militaire ad ministratie F. Beenen tot voldoe ning. Niet alleen om redenen van ef ficiency, maar vooral ook omdat hij vindt dat de krijgsmacht en daar mee dus ook een kazernegebouw midden in de maatschappij behoren te staan. „Velen situeren een be graafplaats, een psychiatrische in richting of een kazerne graag buiten de bebouwde kom. Dat zijn in hun ogen minder prettige dingen om te zien en je hoeft er dan ook niet aan te denken". Daarom is overste Bee nen blij met Middelburg en met zijn kazerne. Luitenant-kolonel Beenen is sinds 1 augus tus 1973 commandant van het opleidings centrum voor militaire administratie. Hij is in die functie verantwoordelijk voor de opleiding van zowel de dienstplichtige- als de beroepsmilitairen die in de Berghuijs kazerne worden geschoold in vooral de financiële- en registratieve aspecten, een bepaald onderdeel van de militaire admini stratie. Vóór hij zomer 1973 naar Middel burg kwam bekleedde hij tal van andere functies m het leger en was hij zowel op het ministerie in staffuncties als bij leger onderdelen werkzaam. Het bovenstaande citaat is in feite ken merkend voor de opvattingen van de Mid delburgse kazernecommandant als het gaat om de verhouding tussen leger en burgermaatschappij. Velen beschouwen het leger nu eenmaal als een exclusief wereld je met eigen regels en gebruiken, goed afgeschermd van de buitenwereld en op een afstand van de burger. Als er contac ten tussen de militaire maatschappij en de burgerij mogelijk zijn bevordert hij die dan ook graag. Als ik op een ochtend in december in het kader van deze serie interviews in de PZC- zaterdagkrant luitenant-kolonel Beenen om een vraaggesprek vraag, heeft hij weinig tijd nodig om daar voor zijn toestemming te geven. Meer dan dat: er komt al snel een uitnodiging eens een dagje in de kazerne rond kijken. Op de morgen van de 14e december is een aantal cadetten van de militaire administratie, dat aan de KMA te Breda wordt opgeleid te gast in Middelburg om oa. kennis te maken met het doel en de werkwijze van het OCMA: het woont daartoe ook de lessen bij. „U bent daarbij dan van harte welkom. U proeft, dan alvast wat van de 'couleur locale'. We spreken zo af en ik woon een aantal instructielessen bij die o.a. aan dienstplich tigen in opleiding worden gegeven. Voor af is er een bijeenkomst voor de cadetten, waar de cursusleider van de Berghuijska- zerne en van de 'dependance' in Ossen- drecht voorlichting geven. De sfeer is zakelijk en de sprekers houden het korti. Na betrekkelijk korte tijd is deze vorm van introductie dan ook al weer beëindigd en wonen de cadetten openbare lessen bij. De leerlingen van klas 351. waarbij ik deze ochtend, zij het zeer tijdelijk, wordt inge lijfd, wordt voor problemen gesteld waar voor zij later in de praktijk als admini strateur van een compagnie, eskadron of batterij ook kunnen worden gesteld. De klas bestaat uit 16 dienstplichtige korpo raals. De luitenant-instructeur spreekt ze consequent met TJ' aan. JU-EN EN JOU-EN Opvallend verschijnsel in een leger waar althans zo'n 5 of 6 jaar geleden het Jijen jouen bepaald gemeengoed was. Het 'weerwerk' van de klas is evenmin gering: er worden herhaaldelijk interrupties ge- Plaatst en kritische vragen gesteld, die de docent overigens gemakkelijk en tot tevre denheid van de vragenstellers weet te beantwoorden. Als ik zo'n dag of vier later ditmaal 's- avonds, met de heer Beenen praat» speelt me die mondigheid die klas 351 demon streerde nog door het hoofd. 'Jan Soldaat' geeft weerwerk, zo stellen we vast. Over ste Beenen bevestigt dat de dienstplichtige in de laatste jaren veel mondiger is ge worden. De als regel grotere ontwikkeling van de soldaat is een zeer belangrijke oorzaak van die grotere mondigheid. „De dienstplichtige van vandaag neemt niets meer voetstoots aan. Ik vind dat een verbetering. Als wij van de soldaten kriti sche vragen krijgen betekent dit dat ze over de dingen hebben nagedacht en het eist van ons dat wij daarop goede ant woorden kunnen geven", vindt de heer Beenen. We zitten dan in zijn sober inge richte werkkamer in de Berghuijskazerne en zijn aan het begin van een langdurig gesprek, dat enkele uren in beslag zal De actualiteit biedt ons gesprek een hel pende hand. Het afschaffen van de groet- plicht, het wegvallen van het voorschrift in dienst kort haar te dragen en het generalsconflict is een aantal zaken die de wereld van de beroepsmilitair danig hebben beroerd of nog beroeren. Overste Beenen komt er rond voor uit dat hij het lange haar waarmee vele dienstplichtigen zich tooien in de meeste gevallen 'geen flatteus gezicht' vindt- zeker niet als ze het uniform dragen. Hij vertolkt er de mening mee van het gros van het beroepsperso- neel, van wie er velen ook het hoofd hebben geschud toen de groetplicht weg viel en al eerder toen de 'vrije' reveille werd ingeweid en het aan de dienstplichti ge werd overgelaten of hij 's-ochtends al dan niet aan het ontbijt zou deelnemen. .Dat die groetplicht is verdwenen, is een teken van de tijd. Alleen is het wel jammer dat er nu soldaten hier bij me komen die gewoon niet weten hoe ze zich nu eigenlijk moeten gedragen. Ze hoeven zich niet meer model te melden en nu mompelen ze maar wat. Ik moet vaak vragen met wie ik nu eigenlijk aan het praten ben. Ik hecht zelf echt wel waarde aan een normale groet van de mensen die je kent of die behoren tot een zelfde groepering als waartoe jezelf ook behoort, maar dat is bij u toch ook het geval", zegt overste Beenen. VERANDERINGEN In de ruim kwart eeuw militaire dienst die hij achter de rug heeft, heeft luitenant kolonel Beenen zelf de nodige veranderin gen in het leger meegemaakt. Hij begon in 1948 als dienstplichtig soldaat aan een opleiding voor reserve-officier, werd later geschikt bevonden voor beroepsofficier en werd in september 1951 beëdigd als twee de luitenant op het Molenwater in Middel burg. Daarna volgde een praktijkperiode in De Harskamp, waarna hij in 1952 weer in Middelburg terugkwam om er docent te worden aan wat toen nog de COAK heette, eveneens in de huidige Berghuijskazerne. Aan Middelburg bewaart de overste zeer goede herinneringen, hij vond er boven dien zoals vele militairen die in deze stiad waren gelegerd zijn vrouw. Na de Middelburgse periode, waarin hij lesgaf en ook o.a. compagniescommandant was. volgde van 1958 tot 1964 een docentschap aan de KMA. Daarna volgde hij de Hogere Krijgsschool en bekleedde hij enige staf functies in Den Haag. „Ik heb nogal wat in het jeugdwerk ge daan en ik ben dus niet helemaal onbe kend met de ontwikkelingen in dat deel van de burgermaatschappijEr is in de periode tussen 1598 toen ik uit Middel burg wegging en 1973 toen ik weer terugkwam wel het een en ander veran derd. zeker als ik het vergelijk met de tijd waarin ik zelf in opleiding was. Toen wij hier in opleiding waren, kregen we veel uitgebalanceerde leerstof en kwam het 'waarom' van de dingen niet altijd aan de orde. Nu is het bijna andersom en ik kom daarmee tot mijn stelling dat de vorming van de mensen die we hier krijgen haast belangrijker is dan het onderwijs in de materie zelf". „Ik kan me best voorstellen dat de dienst plichtige hier met tegenzin naartoe komt. We moeten zijn ongenoegen accepteren. Hij wil eigenlijk niet in dienst, zit een heel eind van huis helemaal in Zeeland, krijgt hier nogal wat taaie stof te leren en komt hier meestal onvoldoende gemotiveerd. Wij moeten in dat tekort aan motivatie trachten te voorzien en we proberen wie hier komt dan ook eerst uit te leggen waarom er dienstplicht is en waarom het nuttig is dat hij zijn bijdrage in die dienstplicht levert. Het is onze ervaring dat het aan dit soort staatkundige vor ming tijdens de lessen maatschappij-leer van de jonge mens thuis of op de scholen nogal eens schort. Het is er veelal bij ingeschoten. Vaak staan ze al bij voorbaat negatief tegenover de krijgsmacht. We pro beren het 'hoe en waarom' van een leger dan zo logisch mogelijk uit te leggen. We stellen dari dat wij als leger in feite een verlengstuk zijn van 'buitenlandse zaken' en dat we pas in uiterste noodzaak in actie moeten komen: dat wil zeggen niet eerder dan nadat alle vormen van diplo matiek overleg met de ander zijn vastgelo pen en alleen nog maar de wapens kunnen worden gebruikt", stelt de overste. Overste Beenen vindt de dienstplicht om zijn eigen woorden te gebruiken 'een goe de zaak'. Met een leger, alleen bestaande uit beroepsmilitairen zou hij wel moeite hebben- omdat de1 bestaande relatie met de gehele burgermaatschappij voor een belangrijk deel zou wegvallen. Het gesprek wordt dan even onderbroken omdat hij een beker moet uitreiken aan de winnaars van een badmintontoernooi. waaraan allerlei militairen uit de kazerne deelnemen. De winnaars kunnen kiezen uit een verzameling flessen waarvan de in houd zo op het eerste gezicht bijzonder aantrekkelijk lijkt. Als we teruglopen naar de kazerne onder streept de overste het feit dat militairen van alle rangen, officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten, aan het toernooi hebben meegedaan. ..Dat was vroeger niet mogelijk geweest. Iedere categorie trok strikt gescheiden op. De muren die er bestaan tussen officieren en onderofficie ren worden langzaam maar zeker geslecht- al hoop ik nier dat ze volledig geslecht worden. Zowel officieren als onderofficie ren willen graag op bepaalde punten hun eigen privacy behouden. Ik vraag me wel af of er twee eetzalen nodig zijn. Waar mogelijk moet je de scheidsmuren laten wegvallen Beide groepen moeten naar el kaar toe groeien". Ik merk op dat de onderofficier die in de praktijk het meest met de dienstplichtigen in aanraking komt het erg moeilijk kan hebben, omdat zijn opleidingsniveau vaak lager is dan dat van een dienstplichtig soldaat. Overste Beenen beaamt dat dit inderdaad problemen kan opleveren. Er wordt tegenwoordig binnen de krijgs macht dan ook veel gedaan aan de vor ming van de beroepsofficier of beroepson derofficier. „Ik zie geleidelijk aan een nieuw type leider ontstaan. Vroeger had je een stapel boekjes en daar stond alles in. Nu zijn er steeds minder boekjes met zekerheden: bovendien komen er werkgroepen en stuurgroepen met allerlei nieuwe ideeën en dat is heel goed, maar de leider die voor de troep staat moet het allemaal maar zien waar te maken. De opleiding voor de leidinggevende functies zal dus zwaarder worden. De KMA is er al mee bezig en bij de Koninklijke Militaire School in Weert, waar de beroepsonderof ficieren worden opgeleid, besteed men ook veel aandacht aan de moderne leiderschaps training. Trouwens, de onderofficieren zeggen zelf ook dat het nodig is". MONDIGHEID De grotere mondigheid van de dienstplich tigen brengt de Vereniging van Dienst plichtige Militairen VVDM ter sprake, de vaak militante sol datenvakvereniging, on der meer bekend geworden door het orga niseren van anti-groetdagen. „De relatie hier met de WDM is goed en als u vraagt of het inderdaad zo is dat de VVDM, landelijk gezien, in de linkse hoek terecht is gekomen moet ik dat ten dele bevesti gen We moeten bedenken dat er een serieuze groep bij zit die op verbeteringen aandringt voor de dienstplichtige militair en geen enkele beroepsmilitair zal daar moeite mee hebben, want hij heeft zelf ook keuze uit een aantal organisaties dat zijn belangen behartigt. Nochtans dienen de leden op hun hoede te blijven dat negatieve elementen zich niet van de VVDM meester maken: het gevaar voor zo'n infiltratie is altijd aanwezig: maar het merendeel van de leden is dacht ik wel positief. Hier in Middelburg kim je in ieder geval goed zaken doen met de VVDM. Zo'n anti-groetactie maakt op mij v/el de indruk van 'prikken', want de vereniging schuwt de conflicten niet. De doorsnee officier of onderofficier heeft geen moeite met de VVDM zélf, maar wel met het conflictmiddel dat ze voorstaat. Dat kan je in een organisatie als de onze niet hebben," zegt overste Beenen. „De krijgstucht is onmisbaar voor het functioneren van de krijgsmacht". Ik haal dit aan uit een verslag over een beëdi ging van officieren in de PZC van 4 augustus, waar de overste Beenen het woord voerde. Hij noemde het bestaan van een aantal regels onmisbaar. „Sommi ge van deze regels en normen zien we na een discussie verdwijnen, maar steeds zal de effectiviteit van de krijgsmacht onaan getast moeten blijven. Dit betekent dat de krijgsmacht altijd een zekere krijgstucht een levend normbesef nodig zal blijven hebben", zo luidt een ander citaat. GENERAALS Ik stel daar tegenover dat afgezien van het in 19e-eeuwse bewoordingen samenge stelde reglement krijgstucht zoals dat nu nog in het leger i TEKST: TON HUIJSSOON FOTO: WIM RIEMENS gebruik is en waar termen voorkomen als 'ondergeschiktheid is de ziel van de militaire dienst' de laatste tijd door de hoogste militaire lei ders niet erg in de praktijk is gebracht. Onder andere uit protest tegen het defen siebeleid nam een aantal generaals ont slag: ook het recente vertrek van de generaals Meijnderts en Clumpkens baarde veel opzien. Hoe komt zoiets over bij militairen die hun meerderen dienen te gehoorzamen? Luitenant-kolonel Beenen stelt dat het ge neraalsconflict wel voor verbazing en te leurstelling binnen de krijgsmacht heeft gezorgd. „Het roept bij ons veel vragen op. Als een soldaat zo iets leest, kan ik me voorstellen dat hij denkt: hoe klopt dat nou met die lessen over discipline? Ik vind dat dit conflict schade heeft toege bracht aan het imago van ons leger. Overigens geloof ik dat het goed zou zijn als de officiële woordvoerders in de publi citeitsmedia wat slagvaardiger reageerden op deze dingen". Er zijn nu misverstanden ontstaan die bijvoorbeeld door tijdige verklaringen waarin de gang var> zaken was uitgelegd misschien hadden kunnen worden voorko men. Ook de commandanten zouden daar door intern geruggesteund worden en het zou goed zijn als we zo'n uitspraak in een gesprek met het personeel van het onder deel konden hanteren. Ik vind het wel tragisch dat dit conflict zo afgelopen is. Het is jammer dat zo'n integere man als generaal IJsselsteijn en zo'n bekwame vent als generaal Meijnderts nu weg zijn. Ik heb beide generaals tijdens mijn dienst tijd meegemaakt en ik ken ze vrij goed, het zijn mannen met zeer goede kwalitei ten. Ik heb er echter het volste vertrou wen in dat de problemen nu uit de wereld 'zijn'. „Ik vind dat de militair best een eigen mening mag hebben en daar ook voor moet uitkomen. Ben Je het op een gegeven ogenblik niet eens met het beleid, dan vind ik dat je daarna de consequenties moet trekken: of er uit stappen of een andere functie vragen. We kennen hier gelukkig geen toestanden, waarbij in het ene deel van de krijgsmacht die politieke mening geldt en in het andere deel weer een afwijkende mening. WIJ als krijgs macht zijn dienaars van de regering en het is dan ook logisch dat we ons loyaal jegens die regering moeten opstellen Het. beleid wordt door de verantwoordelijke minister bepaald. Hij is minister en wij volgen hem". Ik vraag de overste of de kabinetswisse ling waarbij de ploeg Biesheuvel werd vervangen door die van Den Uyl met daarin toch partijen die niet bepaald kri tiekloos tegenover de krijgsmacht staan voor hem enig verschil uitmaakt. Hij ont kent dat beslist, wijzend op de dienende taak die het leger in zijn ogen heeft. Het is een instituut in dienst van de staat, en daarmee is alles gezegd; is zijn mening. „Vredehng heeft trouwens zelf gezegd dat de loyaliteit van de militair hem zeer is meegevallen". Het is opvallend dat de luitenant-kolonel Beenen bij beëdigingen, afscheid van mili tairen en ontvangsten vaak inleidingen of toespraken houdt die zijn afgestemd op actuele gebeurtenissen. Het PZC-archief le verde bij het voorbereiden van dit vraag gesprek een aantal krantenknipsels op met daarin een aantal duidelijke uitlatingen. Hij bevestigt dat hij van die gelegenheden altijd iets probeert te maken. „Ik wil bij een beëdiging geen steriel praatje houden. Ik kan in ieder geval niet meer zo'n soort :oespraak houden zoals die men hield toen ik twintig jaar geleden werd beëdigd Dat gaat niet meer. Toen in 1970 de inspectie van de militaire administratie werd opge heven werd het takenpakket, van die in spectie verdeeld". TRADITIE „De commandant van het opleidingscen trum kreeg in die nieuwe opzet de taak van het dienstvak van ae militaire admini stratie te handhaven- Ik moe? daaraan dus iets doen en daarom maai: ik werk van sen beëdiging en een afscheid. Daarom leg ik de dienstplichtigen die bij een beëdiging van officieren aanwezig zijn van te voren uit wat zo'n gebeurtems nu eigenlijk voor stelt", zegt ae overste. Hij haalt een uitspraak van generaal Meijnderts aan die deze na het houden van de oefening "Big Ferro' maakte, on danks alle verschillen tussen de dienst plichtige in de jaren vijftig en die van nu blijkt de bereidheid zich in te zetten nog even groot". Eén in een wit jasje gestoken beheerder van de onderofficierskantine die van de officieren is tijdens de avond van ons gesprek dicht: het gros van ae 30 officie ren die het garnizoen Middelburg telt woont er ook brengt een aantal malen koffie. Overste Beenen woont zelf niet in Middelburg: sinds een aantal jaren woont hij in Wassenaar en heeft ook geen plan nen om in Middelburg of omgeving te gaan wonen. Door zijn opleiding aan de hogere krijgsschool- is hij voorbestemd maar een paar jaar op het OCMA te blijven en daarna weer andere functies te gaan bekleden. KOEKEN De koffie is een onderbreking in een gesprek, dat tot nu toe over voornamelijk ernstige zaken is gegaan De overste maakt de indruk, enig gevoel voor humor en zeker voor relativering te hebben Dit blijkt als ik ter sprake breng dat de maaltijden in de kazernes vaak niet meer door de dienstplichtige militairen worden bijgewoond treffend ter sprake ge bracht door Paul van Vliet in zijn creatie van majoor Kees in de show op de eerste kerstdag op de tv en dat kroket, nassibal en hartige hap in een frit ure veelal de andijvie met runderlap in de kazerne hebben vervangen, nu 'eten geen dienst meer is'. Prins Bemhard heeft er in zijn kwaliteit van inspecteur-generaal van de landmacht eens iets van gezegd- de dienst plichtigen eten méér gevulde koeken dan goed voor hen is. „Ik heb er geen moeite mee dat de soldaten niet meer worden afgemarcheerd naar de eetzaal. In ons gemechaniseerde leger is de functie van het lopen trouwens verminderd. Maar met die opmerking over die koeken had prins Bemhard wel gelijk. Hij is er scherp op aangevallen en hij kon zich in zijn hoedanigheid niet verdedigen. Het doet niets af aan het feit dat de echt wel goede maaltijden in de kazerne door veel dienstplichtigen worden overgeslagen. Dat baart zorgen. Ik geloof dat als er nog eens bijzonde-e omstandigheden, bijvoor beeld een mobilisatie zou komen dit één van de eerste maatregelen is die zou worden teruggedraaid en dat het eten m de kazerne weer verplicht zou worden gesteld- Je moet dan toch kunnen rekenen op mensen die zien goed hebben gevoed". We komen nog een keer terug op de discipline en de krijgstucht. De overste wenst de passage 'Ondergeschiktheid is de ziel van de militaire dienst niet als verou derd aan te merken, al gelooft hij wel dat het woordje 'ondergeschiktheid' zou moe ten worden vervangen door het begrip loyaliteit. Hij gelooft overigens niet dat binnen het leger de soldaat aan willekeur is blootgesteld, omdat de waarborgen voor een goede rechtspositie van ae dienstplich tige zich steeds meer hebben uitgebreid. De overste wenst afstand te bewaren tot de landspolitiek en stelt zich als officier en belijdend christen op het standpunt dat hij als functionaris twee bazen' kent. de "kroon" dit is de koningin, de verantwoor delijke minister en God. .Als christen- officier zit je daar tussen en dat is geen kleinigheid. Dat is een serieuze zaak", meent hij. We naderen het eind van het gesprek. De bevolking van de Berghuijskazerne lijkt inmiddels reeds voor een gedeelte in slaap en in overste Beenen's kamer dringt slechts af en toe het geluid door van het traliehek, tiat bij de kazernepoort woTdt opgehaald als er een auto weggaat of binnenkomt. In de gangen heerst absolute stilte. Op publikatieboröen prijken door de overste ondertekende kazerne-orders eüe of de wachtdienst regelen, aan wel oproepen tot het spaarzaam gebruik van het eiek- trisch licht, dit in het licht van de energie crisis. In de kazerne-order haast de over ste zich er aan toe te voegen dat het niet de bedoeling is dat aan een gunstig leefkli maat in de kazerne schade wordt gedaan, maar dat ieder onnodig brandend lampje toch moet worden gedoofd. Luitenant-kolonel Beer.en zegt tenslotte blij te zijn met de goede verstandhouding tussen he: garnizoen en de burgerbevol king in Middelburg. Hij verduidelijkt met een voorbeeld "Hier vlakbij is een streek school voor werkende jongeren en die hebben ons om voorlichting gevraagd over het leger. We hebben he: verzoek met beide handen aangegrepen, en zodanig be middeld dat de voorlichtingsteams uit Bre da samen met.WDM uit Middelburg daar meerdere malen zijn geweest. Het is een goede gelegenheid om het ware gezicht 'van het leger eens te laten zien'. ABDIJPLEIN Als het aan hem ligt. krijgt de Middelbur ger wat meer gelegenheid om 'in de keu ken' van het OCMA te kijken ais er officieren worden beëdigd: .Zo'n beëdiging op het Abdijplein, dat zou fijn zijn. De mensen zouden er dan zelf bij kunnen zijn en zien wat dat betekent We hoeven geen verstoppertje te spelen. Je moet de men sen af en toe laten zien dat je er als leger bent en daarom kan het geen kwaad als er eens een militaire plechtigheid zich in l et openbaar afspeelt. Juist voordat de overste me naar de kazernepoort begeleidt, stelt hij dat er jn Middelburg niet veel zullen zijn die het garnizoen graag zouden zien verdwijnen. „Vroeger was hier een comité tot behoud van het garnizoen. Ik weet niet of dat er nu nog is, maar wel weet ik dat veel Middelburgers het jammer zouden vinden en dat er protesten"zouden komen als bet garnizoen ooit zot worden opgeheven". We lopen naar de kazernepoort die schaars is verlicht. Een kort afscheid. De overste biedt me zijn beste wensen aan voor de komende feestdagen. Een paar dagen later zie ik dat in het hokje van de wacht een fraaie kerstboom is opgesteld me: veel versiering en verlichting Het maakt een welhaast vredige indruk, zo ln de donkere dagen voor het kerstfeest.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 15