LICHTEILAND
VOOR
LICHTSCHIP
COEREE
mmc-y
NIEUWE POËZIEBUNDELS
IATERDAG 14 SEPTEMBER 1968
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ffOEK VAN HOLLAND GPDEind 1970, begin 1971 zcd het lichtschip ,Goeree', dat in
de Noordzee een goede dertig kilometer ten westen van Hoek van Holland ligt, worden vervangen
door een lichteiland. Onbemand en volautomatisch functionerend zal dit platform de waarschuwen
de taak voor de scheepvaart van het 35 jaar oude en met tien personen bemande schip overnemen
paarmee sluit Nederland dan aan bij de internationale ontwikkeling op dit gebied, die er mettertijd
oe kan leiden dat alle vier de Nederlandse lichtschepen door stevig op de zeebodem staande vuur
torens' worden vervangen.
-dmïlMy*6*'
Het voordeel, dat een lichteiland
biedt boven een lichtschip, is voor
namelijk gelegen in de exploitatie-
peten. Tien man ongeveer zijn no-
tig om een schip op" zijn plaats te
Vinden en de ingewikkelde techni-
iche apparatuur aan boord te ver-
»rgen. Zij moeten om de veertien
lagen worden afgelost en verblij-
ren dan twee weken aan de wal,
sodat er in feite per schip twin-
ig man nodig zijn, ongerekend nog
ie reserves voor ziekte en vakan
tie. Een schip is bovendien duur ln
mderhoud. Elke twee jaar moet het
Horden binnengehaald voor een al-
réhele revisie.Samen kost dat de
Lenst voor het loodswezen die in
ons land ressorteert onder het mi
nisterie van defensie, per schip per
Jaar circa 5 miljoen.
De exploitatiekosten voor een licht-
fcland zijn in de plannen die het
loodswezen heeft en die nog niet
rolledig zijn uitgewerkt, globaal be
taamd op 50.000 per jaar, een-
liende deel dus. In aanschafprijs ont
lopen de twee elkaar niet veel. Het
reserveschip dat in de onderhouds-
beriodes van de lichtschepen ,Goe-
ree', Noord-Hinder', .Texel' en Ter-
Ichellingerbank' hun plaats inneemt
Is op het ogenblik 45 jaar oud en
pringend aan vervanging toe. Bij de
Aanvankelijke bestudering van dit
probleem kwam men op nieuwbouw-
kosten van circa 2,5 miljoen gul
den. Voor dezelfde prijs kan een
lichteiland worden gebouwd, dat na
de plaatsing met meer binnen be
hoeft te worden gehaald en boven
dien uitzicht biedt op een langere
levensduur.
Hoewel er nog geen langjarige er-
Varing met platforms op zee be
staat, neemt men toch aan dat een
goed geconstrueerd eiland zestig tot
leven tig jaar mee zal kunnen.
Beveiliging en bebakening van
pohefepvaartroutes is al zo oud als
De zeevaart zelf en het is duide
lijk. dat Nederland met zijn zeer
drukke toegangswegen naar Je wes
telijke havens plus onze belangen op
het Continentaal Plat, hier een zeer
belangrijke taak heeft.
Lampen en lenzen, generatoren en
ingewikkelde elektronica zijn op
een modem lichtschip te vinden. Het
heeft ook een radiobaken aan boord
en het zendt radarimpulsen uit, het
kan een misthoorn laten loeien en
het speelt een rol ln de meteoro
logie. Daardoor én doordat de hoog
technische uitrusting absoluut fail
safe' moet zijn met grote reser
ves voor noodgevallen, is het in de
loop der jaren steeds kostbaarder
geworden. Stagende personeelskos
ten deden daar het hunne nog aan
toe. Het lichteiland, dat overigens de
zelfde apparatuur krijgt, maar on
bemand en op afstand gecontroleerd
kan functioneren, draait deze kosten
ontwikkeling radicaal terug. Van
daar dat landen als de Verenigde
Staten, Canada, Zweden, West-
Dultsland en Ierland ons op dit ge
bied al zijn voorgegaan. Frankrijk
en Engeland zullen spoedig volgen.
18 METER HOOG
Er zijn verschillende types lichtei-
landen. Op sommige plaatsen vol
doet een betonnen toren het best,
maar in gebieden waar men niet met
ijsgang rekening hoeft te houden is
een platform op stalen poten beter.
Nederland heeft voor dit laatste sys
teem gekozen. In de plaats van het
lichtschip .Goeree' dat het eerst
wordt vervangen, omdat de ligplaats
voor de eerstkomende decennia het
meest vaststaat komt een plat
form, dat bij rustig weer achttien
meter boven de zeespiegel uitrijst.
'ven overtreft het altijd nog met c
meter. De stalen poten staan 25
meter onder het wateroppervlak in
het zand, 22 meter uit elkaar. Zij
worden door holle pijpen heen in de
grond geheid. Het platform dat be
halve een drie meter hoog onder
komen voor de apparatuur een
twaalfmeter hoge lichttoren zal dra
gen, meet vijftien meter in het vier
kant, waaruit volgt dat de pen onder
water in een flinke hoek gespreid
komen te staan. Welgeteld zal het
totale gevaarte dat zonder twijfel
op een Nederlandse werf kan wor
den gebouwd, van zeebodem tot to
renspits vijfenvijftig meter hoog
worden.
VAN DE WA1
Drie dieseJaggregatem zullen de
stroomvoorziening op het eiland
waarborgen. Valt er één uit dan ne
men de twee andere automatisch zijn
functie over. Zo Is het ook met de
lampen, de zenders, de antennes en
in feite met alle apparatuur aan
boord.
Hun functie wordt bovendien van de
wal af gecontroleerd. Uitgebreide te-
lemetrische apparatuur is nodig om
de kustwacht, die permanent bezet
is en blijft, in de gelegenheid te
stellen de werking van het licht
eiland in de gaten te houden. Elke
veertien dagen zal een controleur
van het loodswezen voorts een in
spectietocht maken. Gewoonlijk
staat hem hiervoor de tender ter
beschikking waarmee het loodswe
zen thans de verbinding met de licht
schepen onderhoudt maar bij slecht
weer kan hij gebruik maken van een
marinehelikopter. Op het platform is
een landingsterrenmtje uitgespaard.
Voor het personeel zal de komst
van het lichteiland het einde van
hun broodwinning op zee inluiden,
maar ontslagen behoeven er ln de
eerstkomende jaren niet te vallen.
Verwacht wordt dat de vrijgeko
men bemanningsleden gemakkelijk
zullen kunnen worden ingepast op
andere plaatsen binnen ae dienst,
waar, door het natuurlijk verloop,
voortdurend moeilijk op te vullen
gaten ontstaan.
Wanneer de hoofdafdeling meterieel
van de Koninklijke Marino ln 1970
tot aanbesteding van het eiland kan
overgaan, kan het naar men aan
neemt enkele maanden later zijn
hoge en belangrijke post op zee in
nemen. Voor de beproeving van de
apparatuur zijn dan nog een paar
maanden nodig, zodat het wel 1971
zal worden eer het zijn functies
zelfstandig kan gaan vervullen.
-
BIJ DE FOTO'S
Deze positie nemen de vier lichtschepen in voor de
Nederlandse kust.
Verschillende landen zijn er al toe overgegaan om
lichteilanden voor hun kusten te plaatsen. Hier ziet
men zo'n Uchteiland-in-zee.
Een profieldoorsnede van een lichteiland.
HOEWEL DE ENORME vloed van poëzie, of wat daarvoor moet
doorgaan, die de laatste decennia de boekenmarkt overstroomde
*at geminderd lijkt (zij werd zó slecht verkocht dat maar wei
nige uitgevers het nog aandurven op de oude voet verder te
gaan) verschijnt er toch nog steeds vrij veel; zoveel, en in zo
Igrote verscheidenheid, dat men een beetje rubriceren en groe
peren moet ter ordening. Er is nog steeds van dat soort poëzie,
len woord- en begripsgehakkel waar haast geen touw aan vast
Ie knopen is, maar meer en meer neemt een algemeen-verstaan
bare poëzie weer de overhand, met alle schakeringen daar
tussen. De bundels waar we vandaag uw aandacht voor vragen,
komen uit die meer begrijpelijke sector.
f\verigens: wat is het nog steeds malaise en wat stuit men zelden
op werk van enige betekenis Geprezen, tot in het dwaze toe,
ïejubeld en bekroond wo^dt er genoeg, in kleine clans, wel te verstaan,
wen buiten die clan heerst meestal de grootste onwetendheid. Wie X
trijst, heeft van Y, door Z geprezen, nog nooit iets gelezen. We zouden
ten opschrijfse! van Karei Jonckheere willen citeren: Honderd jaar
jeleden, bij wijze van spreken, vonden de auteurs van één stad zich
jezamenlijk aardig en talentvol, vijftig jaar geleden die van één pro-
incie, vijf en twintig |aar geleden die van één land. Thans zijn het
'ie van één uitgever.' Hier is, bitter schertsend, de achteruitgang ae-
ekend. Het is vaak lichtelijk verbijsterend, welke banaliteiten worden
Ipgehemeld. Meestal zijn alle verhoudingen zoek. Over een talentvol
ln aardig jongmens als Hans Vlek. die zijn kans moet hebben, gaat
luddingh' aan het oreren. ,Het is onvoorstelbaar, wat hij al kan en
keet, als ik hem vergelijk met mijzelf op die leeftijd (hij is nu twintig),
lij heeft het er telkens over, dat hij ,in een hoop dingen een beetje
tuderwets is', maar hij bedoelt dan gewoon: wellevenci, menselijk, in-
eger. Volgens mij wordt hij (ijs en weder dienende- een van de belang-
ijfeste figuren in onze literatuur tussen nu en 2000'. Zoiets is toch akelig,
bor Vlek, maar nog meer voor Buddingh'. Wat een pedante toon, wat
len gezwets, men zou aan Buddingh's gevoel voor humor grondig gaan
Wijfelen als men er ooit in had geloofd.
(leks bundeltje, het tweede, ,Een warm hemd voor de winter7, behoor'
ibsoluut tot het betere genre', maar het is toch ook niet vrij van dat
ikelig-hollandse, kleinburgerlijke, een lucht van prei, spruitjes en bleek
ster, die zo onnoemelijk veel Nederlandse literatuur (en kunst) be-
lerft Men ruikt dat luchtje elders vrijwel nergens zelfs niet in Vlaan-
leren en als men er niet van houdt, is het dodelijk. Indische belletrie
i er ook helemaal vrij van, een enorm pluspunt. Het zit in de mentali
ty Het zijn de symbolische geraniums, waarvan Vlek dan ook dicht-
Hyn grootmoeder zwoegend bonen
ten tobbe ln de tuin, en naast
let keurig tegelpad in rij, in het rood
taarvan mijn opa op vergaderingen
iprak: geraniums.
Ruis hadden wij er een
lie nooit bloeien, wilde omdat
fdereen zijn peuken doofde
i" de pot. O god, de triestheid
t>an zjjn harig-groene, knokelige
(teel
Of zo iets:
De hoogpotige tafel waar rond
wij, achter dampende bloemkool
met maizenasaus die ik
niet lustte, aandachtig luisterden
naar Tom Schreurs.
De poëzie van Hans Vlek heeft af en toe iets merkwaardig rijps, vol
wassens; brokken uit het vers ,De grens der verbeelding' b.v. boeien
sterk:
Sommigen lukt het nog wel
tussen de prachtige mistige regels
een verloren gevoel terug te vinden, iets
als een souvenir, liefde, Italië, wat meestal
kitsch ia. De adem
stokt in de keel, de bewuste pagina
adverterend voor oog en hartzeer
opengeslagen op hel juiste moment, als er
even tijd voor is.
Maar dat is de grens: papier
waarop geen bloem groeit, geen gras, geen
adembenemend gebergte, haast niet»
bemerken zij, even daarna,
Maar dan komen prompt weer de afwas en een onopgemaakt bed
voor de typerende Hollandse couleur locale zorgen. Het is het heden
daagse equivalent voor de eens zo verguisde 19de eeuwse huisbakken
dominees-poëzie. Geen gread beter. Het lijkt ons evenwel verstandiger
Vlek op te hemelen dan Kees Ouwens, wiens debuut .Arcadia' ook al
aangeprezen wordt els iets heel bijzonders. Dat heel bijzondere ligt
dan mogelijk in het omstandig, herhaaldelijk, ja haast uniek bezingen
van solitaire praktijken waar men goedergewoonte meestal niet over
spreekt, laat staan dat men ze etaleert in vers na vers. Het is nog al
vervelend, eerlijk gezegd; geschokt (zoals blijkbaar verwacht wordt
volgens de flaptekst) worden we nu eenmaal niet zo snel.
Verder is hier ook weer, ondanks de buitengeuren van de landelijke,
noodzakelijke landschappen dat specifieke .Hollandse luchtje', b.v. ,Bij
de Gruyter is de aardbeienjam/deze week goedkoper den bij Albert
Heyn/dat weet ik opperbest', verzen over een moeder die het parket
opwrijft en dan moe is en dommelt, over Andy Williams op teevee
(daar had Vlek, in .Goedemorgen' het ook al over, the days of wine
and roses hebben wat op hun geweten I). Verder vertelt de heer Ouwens
in vers o.a. dat hij altijd zijn handen wast als hij naar de w.c. geweest
is en het onsmakelijk vindt, als een ander dat niet doet. Soms weet hij,
in een oude, plichtige trant een grappig en ironisch effect te bereiken:
In de laan (Uit Molloy)
Ik liep ln de laan met een doos eieren
en keek naar de bomen maar
ik was niet alleen, inderdaad,
ik liep in de laan met een doos eieren.
Ik sprak: asfalt, sprak ik, asfalt,
gij draagt niij en mijn eieren,
gij zijt hard en zult het altijd blijven;
en, hard noch zacht, maar onhoorbaar, zeide het asfalt:
U, zeide het asfalt, u liep in de laan met een dooi tieren
maar van uw vlees zal niets beklijven
want, nochtans, u bent er niet en inderdaad
ik liep niet in de laan en ik droeg geen eieren.
Doch dan komen, blad na blad, de confessies over de handelingen
waar we reeds op doelden Ze zijn met meer poëtisch talent gespeeld
dan verbeeld, blijkbaar, en we hopen dat Kees Ouwens zijn virtuositeit
en vindingrijkheid ook nog eens over andere gebieden uitstrekken zal
Voor dezelfde handeling nad Adriaan Morriën, van wie men zo onder
de hand wel iets anders verwachten zou (hij is 56) een wandspiegel
nodig om de luister nog wet op te voeren. In zijn bundel „Het gebruik
van een Wandspiegel' (het is dus nota bene het titelgedicht) vertelt hij
er van Het zal wel aan onze onverbeterlijke esthetische instelling lig
gen, maar wat ons bij Narcissus aan zijn meertje verrukt, doet ons bij
Morriën met de wandspiegel van pa en moe weer het Hollandse alkoof-
luchtie opsnuiven. Het is niet de zo normale dood, maar het hoe I
We nebben Morriën altijd een vrij zwak dichter gevonden. Tamelijk
eerlijk, een enkele keer ontroerend, nooit vervoerend of groot. Wanneer
hij naar iets groots grijpt, zoals in .Theologie' of .Concilie' komt
wel iets erg penibels te voorschijn Heel deze bundel met zijn uitdagend
erotisch omslag is zwak, met vreselijke dieptepunten (Visite7) of flauwi
teiten (.Voornemen', .Geboortebeperking7) en dan al dat gestoef op
noch aan de inhoud: er is geen brood
dat niet bestaat
terwijl jij slaapt denk ik jij
slaapt terwijl ik
denk
voel het verschil: jv slaapt
niet zonder mij
er is een schoorsteenmantel met
een klok erop
een ingelijst portret
en helemaal links een kam: er is
een schoorsteenmantel in mijn hoofd
waaraan
ik
mij
flauwi- stoot
bedgenoegens wet wordt men dat toch beu Moe» dat nu werkelijk
Die verheerlijkende bewoordingen, zo uit Verstandig Ouderschap zaliger
die zo vals klinken Een enkele maal, als in .Zwaartekracht' balanceert
het vers op de rand van goed, maar het valt uiteindelijk toch weer neer
de verkeerde kent.
Goede verzen o.i., zijn .Terugkeer' (een .keukendeur7 en een .dampende
aardappelschaal zorgen gelukkig weer voor de onvermijdelijke steer
.Afscheid' en dit:
ITALIAANSE RIVIERA
De zee spoelt vredig mensen aan:
jonge gebruinde mannen
en meisjes uit het noorden.
De branding vergelijkt de woorden
uit, moedertalen die 't nerschit
in huidskleur en accent herhalen.
Uitwendig is er nu geen onderscheid
meer tussen de zee. de hemel en de wind.
De avond, met zyn listige instinkt
om ook de laatste woorden te vertalen,
levert gevecht met uitspraak en gelach,
terwijl de stilte hoorbaar groter wordt
en nauwgezet verbeterd door de nacht.
Hei boekje eindigt met uitspraken en aforismen Mimicry schuilt bij
de mens niet in zijn huid maar in zijn opvattingen") en da» brengt ons
even op een zijweg naar een der aardigste boeken die we kennen van
Karei Jonckheere: .Nacht? zei de zon, nooit van gehoord'. Dot is een
boekje vol invallen, losse gedachten, die Jonckheere noteerde des
nachts als hij niet slapen kon, of tijdens het scheren, of zo maar, eens
of ergens. Hij groepeerde ze in een tiental rubrieken. Vooral die over
Nederlanders en Belgen zijn bijzonder raak. Bij voorbeeld:
,ln Nederland moet é'n bloem twee bollen voortbrengen; in Vlaanderen
één bol twee bloemen'.
,De Vlaming schept behagen in het uitnodigen De Nederlanders in het
uitgenodigd worden Voortreffelijke aanvulling'.
Verder bevat dit boekje zoveel kostelijke uitspraken, dat men aan het
citeren zou willen blijven. Wat wil zeggen, dat men er dus verstandig
aan doet, het maar te kopen.
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
T"\e dikke bundel .Bermtoerisme' van J. Bernlef is de beste die we
ooit van hem lazen. Hij schrijf» te veel, veel te veel zelfs en offert
ook te veel aan modeverschijnselen, maar hij schrijft poëzie en hij heeft
bovendien originele gedachten Sommige verzen wriemelen hoast ui»
elkear ven de speelse invallen die er in verstop» zijn, als:
POEZIE DOET PIJN
de bakker vult zijn brood met brood
hij twijfelt noch
aan de vorm
Hij heef» een heel persoonlijke manier om sfeer op te roepen. Wil hij
een intens burgerlijk meisje tekenen, dan zegt hij .Haar bloemetiesjurk
ruik» neer thuis/een keeshond van porselein waarvan een poot is ge
broken' Dan is men verzoend, zo zijn de qootsteengeurljes gesublimeerd
naar een terrein waar men er om glimlachen kan en die bovendien
veel dieper treffen.
Bernlef is in volle ontwikkeling Hij moet het o.i minder zoeken in
spelletjes, zoals het uitscheurboekje met fiches die onderling verwissel
baar heten; eerder in een grotere discipline. De lezer moe» heus zelf
genoeg doen, ook al dwingt de dichter hem zijn visie zo precies en
klemmend mogelijk op I
Wie de nieuwe poëzie van Johan Daisne, verzameld in ,De Engelse
groetenis' leest, kriigt de indruk met werk van een stokoud of zwaar-
zïek man te doen te hebben De toon is zo afscheid-achtig, berustend
en oud en eigenlijk ook wat pruilerig. Toch is Daisne nog maar pas
56 geworden, nopelijk coquetteert hij dus een beetje
Op de omslag valt o.a moar liefst drie maal de naam Goethe, wordt
Daisne zelfs ,van het geslacht van Goethe' genoemd; waarom me*
Deze dikke bundel rijmende, zeer traditionele verzen weet vaak te
ontroeren, maar dan toch nooit door Goetheaanse grandeur Eerder
door een soort eerlijk-hulpeloze kinderlijkheid, de wat weemoedige
charme van een grijs geworden kind: ,laat me stil sterven als een oude
jongen' bidt Daisne tot God en elders schrijft hij: ,je beschermer/is een
kina-vader, jeugdig grijs
Natuurlijk, hij zegt, lichtelijk geïrriteerd door verwijten, ook andere
rollen te hebben gespeeld: minnaar, officier, econoom, kortom het hele
rijke scala van het leven, maar ergens mist men, ondanks alle weemoed,
diepte en diepgang Maar al te gauw komt men in een zachte warre
ling van tere gevoelens terecht die het schouwen, ook in die herfstelijke
weemoed, verhinderen. Jeroen Brouwers (uitgever) zegt dat hij, bij
contact met Johan Daisne .zacht gewatteerde, lichtblauwe handschoenen
met bloemetjes' aantrekt (en voor Karei Jonckheere bokshandschoenen)
en dat is het wel een beetje.
DANK VOOR DIE DAG
Ik dank: het was een mooie dag.
mét hoodfpijn, moede, maar ik zag
hoe over alle dingen lag
het eerste zonnig licht der lente.
Gelijk op oude genreprenten
zaten we aan een zondagsdis,
met wijnen over vlees en vis
en een sigaar die vriendschap is
Wij waren, vrienden, nog tn lenen,
maar aan de doden werd gegeven
een oogopslag: dag, lief portret
En 'k zeg, wegzinkend in mijn bed, f
nogmaals mijn dank. Komt eens het einde,
voor ieder, denk hoe we festijnden.
die zondag en aanvaard de wet.
Hans Vlek: Een warm hemd voor de winter, Kees Ouwens: Arcadia en
J. Bernlef: Bermtoerisme: Uitgaven van Querido, Amsterdam.
Adriaan Morriën: Het gebruik van een Wandspiegel: Bezige Bij, Am
sterdam.
Karei Jonckheere: Nacht? Zei de zon, nooit van gehoord en Johan
Daisne: De Engelse groetenis: Uitgave Manteau, Brussel/Den Haag.
Postbus 384.