gelukkig met keuze vlissingen prof. winnacker toiip^oouwsloecMie^chema ir friedrich Professor Winnacker. de voorzitter van Hoechsts raad van bestuur is bijzonder gelukkig met de Vlissingse vestiging van zijn bedrijf: ,,een vlotte start, mede dank zij veler medewerking". Slagwoord Dipl. Ing. H. Friedrtch (Gedele geerd Commissaris Hoechst-Vlissingen): „Niet alleen een fabriek bouwen, maar dóórbouwenl" Professor dr. Karl Winnacker trad in dienst van Hoechst in 1933, toen het bedrijf nog een onderdeel was van de IG-Farben. In 1951 werd Hoechst als zelf standige onderneming opgericht, waarbij hij de leiding kreeg van de technische afdelingen. In april 1952 werd professor Winnacker voorzitter van de raad van bestuur. Winnacker de niet het type van de moderne manager, die uitsluitend leeft bij het lezen van beurs koersen: hl) is integendeel een wetenschapsman, die zich liever met de theorie en de praktijk van de chemische produktie bezighoudt dan met het be studeren van balansen. Op de bezoeker maakt hij de Indruk een rustige, zelfs teruggetrokken geleerde te zijn, die min of meer terloops leiding geeft aan het miljoenenbedrijf van Hoechst. HIJ Is de va9te over tuiging toegedaan, dat In de topleiding van de onder neming een technicus en niet een econoom het presi dentschap moet bekleden. De toekomst van het be drijf hangt naar zijn mening er vooral van af of in de toekomst .wetenschapsmensen ter beschikking zullen zijn, die intuitie en praktische fantasie weten te combi neren met economisch denken'. Zelf beschikt hij In ruime mate over die eigenschappen zo zeggen zijn medewerkers en ze wijzen er In dit verband op, dat rond vijfendertig procent van omzet, die Hoechst thans heeft bereikt, afhankelijk Is van produkten, die er tien jaar geleden zelfs nog niet waren. Winnacker geldt In West-Duitsland als het voorbeeld van de goede en slagvaardige ondernemer In de chemische Industrie: hij heeft zijn beleid uiterst flexibel gehouden, vooral ook om de concurrentie bij te blijven en zo mogelijk voor te komen. ,Onze toekomstplannen zijn meestal gericht op betrekkelijk korte tijdvakken, maar daaren tegen zijn de Ideeën over wat In de toekomst nodig zal z()n, zoveel als mogelijk op lange termijn gericht.' Van deze opvatting getuigen ook de uitlatingen in bij gaand Interview. FRANKFORT/MAIN - „Met Vlissingen hebben we een goede keus gedaan: wij zijn er bij zonder gelukkig mee dat we daar zijn gaan zitten." Dit zegt professor dr. Karl Winnacker (64), president-directeuur van het Hoechst- concern. Hij zetelt in het hoofdkantoor in Frankfort, een gebouw met de twee mar kante kenmerken die terug zijn te vinden in het gestyieerde handelsmerk van de onder neming: een toren en een brug. In de hal van dit hoofdkantoor staat een grote, draaiende wereldbol waarop alle vestigingen van Hoechst zijn aangegeven. Alle vestigingen? Nee, uitgerekend Vlissingen staat er nog niet op. De start van de Vlissingse vestiging ver liep namelijk zo voorspoedig, dat men in het hoofdkantoor er nog niet aan is toegekomen om de naam „Vlissingen" op de wereldbol te laten aanbrengen. Het zal nu spoedig ge beuren. „Een uiterst vlotte start", bevestigt professor Winnacker, „we hebben in Vlissingen veel medewerking gekregen. Het ging er allemaal heel vlot, met als resultaat dat het bedrijf er al na korte tijd in produktie kon worden ge bracht. We zijn er meer dan tevreden over." „Bovendien is ons nu nog duidelijker ge worden dat Vlissingen voor ons uiterst gun stig ligt: open water, goede verbindingsmo gelijkheden, betrekkelijk dicht bij Frankfort, zodat onze mensen er ook makkelijk kunnen komen; allemaal factoren die meetellen. Het ligt dan ook in de bedoeling om het bedrijf daar nog verder uit te bouwen, we denken al aan een derde object, geen fosfor maar iets anders, waarmee ook zo'n zestig tot tachtig miljoen aan investeringen zal zijn ge moeid. Van belang daarbij is echter vooral de energieverzorging: goedkope elektrische energie is echt wel iets, waarop van onze kant moet worden aangedrongen. U zult be grijpen, dat wij dan ook bijzonder zijn ge ïnteresseerd in de plannen voor een kern centrale in het gebied Vlissingen-OosL U weet: voor een optimaal rendement van een dergelijke centrale Is directe aanwezigheid van een chemisch Industrie-complex van het grootste belang, nfet alleen voor het afnemen van het elektrisch vermogen, maar ook voor de stoom, die een atoomcentrale kan leve ren. Stoom kan men nu eenmaal niet over een onbeperkte afstand transporteren, met twee, drie kilometer Is men al een heel eind, Wij hebben belangstelling voor stoom en elektrische energie: voor onze toekomst in Vlissingen Is het derhalve van belang te weten wat men ons te dien aanzien zal kun nen aanbieden. Wij zijn geïnteresseerd In een kerncentrale." toekomst De woorden van professor Winnacker dul den op een groot vertrouwen In de toekomst van de chemische Industrie. „Jawel, Ik ge loof dat de chemische industrie de kansen In zich draagt voor een verdere en ononder broken groei. Dat is niet zomaar een wat vaag denkbeeld, maar een opvatting geba seerd op feiten en cijfers. Vorig jaar mocht er dan in Europa bij bepaalde niet-chemische industrieën sprake zijn van een zekere re cessie, in de chemie was dat niet het geval. Er was hooguit enige vertraging in het ont wikkelingstempo. In het afgelopen half Jaar heeft de chemische industrie in Duitsland een opvallend resultaat behaald: voor het eerst in haar geschiedenis is zij de machine industrie voorbij gestreefd. Dat bleek tot nog toe altijd onmogelijkde machine industrie stond steeds aan de top. Dit jaar echter hebben we ze eindelijk voorbij gestreefd. Ik weet uiteraard niet of dat zo zal blijven, maar het is niettemin een ver meldenswaardig feit" ..Laat ik U wat Hoechst betreft een paar cij fers noemen: onze wereldomzet is dit jaar al met zeventien procent gestegen. Onze binnenlandse omzet Duitsland heeft de grootste stijging te zien gegeven: dit Jaar al éénentwintig procent. De omzet van ons con cern was in 1967 tussen de vijf en zes miljard mark, dit jaar zal dat ongeveer tussen de zeven en de acht miljard bedragen. Ongeveer de helft van onze omzet gaat naar het buiten land. Vorig jaar was er evenwel sprake van een zekere teruggang bij de textielindustrie, voor ons een belangrijke klant: kunstvezels en kleurstoffen. Maar ook op dit terrein blijkt de ontwikkeling weer volop op gang te zijn gekomen, in de sector kunstmatige vezels is er een stijging van meer dan vijftig procent, vergeleken bij vorig jaar. Ook de groei van de kunststofindustrie gaat verder, zo ook van onze leveranties voor staal- en machinebouw, voor de verf- en lakindustrie en voor huishoudelijke apparaten; kortom, het is niet overdreven te zeggen: we zitten in een goede conjunctuur. Er zijn natuurlijk hier en daar wel eens moeilijkheden, ik denk In dit verband aan Frankrijk in het afgelopen Jaar, maar over het algemeen genomen gaat het ons goed. En dat geldt eigenlijk voor de gehele chemische Industrie." concurrentie of samenwerking? Hoe is de verhouding met de andere chemie reuzen? Moet men die relatie aanduiden met het woord „samenwerking" of „concurren tie"? Professor Winnacker: „Heftige en felle con currentie. Wij kijken met argusogen naar het geen bijvoorbeeld de Amerikanen doen en omgekeerd zal dat wel precies zo zijn. Wij exporteren veel naar Amerika. Dit jaar Ia de Duitse export van chemische produkten naar de Verenigde Staten voor het eerst groter geweest dan de Import in Duitsland vanuit Amerika. Dat hangt met allerlei factoren samen, onder meer de oorlog in Vietnam en met de enorme economische groei daar ginds. Niettemin is voor ons de Amerikaanse markt uiterst moeilijk: de bedrijven uit de Verenigde Staten kunnen uiteraard makkelijk hun eigen land bedienen, hebben niets te maken met tolgrenzen, wij daarentegen heb ben daar wel mee te rekenen. Bovendien zijn de voorwaarden voor de Amerikanen In Eu ropa nogal laat Ik zeggen liberaal, zo dat alles bijeen de concurrentie hard en hevig Is. Van wederzijds begrip Is er maar in zeer geringe mate sprake." uitdaging Een ander onderdeel van de concurrentie: da Amerikaanse uitdaging, de bewering als zou Amerika veel verder zijn op het gebied van management, van onderzoek en van onderwijs dan de Industrie in Europa. Sinds het verschijnen van het door de Franse jour nalist Servan-Schreiber geschreven boek „De Amerikaanse uitdaging" is het min of meer mode geworden om dit punt aan de orde te stellen. Professor Winnacker is niet onder de indruk van de uitdaging: „Onlangs vroegen enkele Amerikaanse journalisten op een persconfe rentie In New York er mij ook naar: wat ik van de Amerikaanse uitdaging dacht. Ik heb toen geantwoord: weinig. Ik geloof namelijk, dat In de - laat ik maar zeggen - literaire sfeer de verschillen tussen de V.S. en Euro pa sterk worden overdreven, zeker als het om de chemische Industrie gaat. Verleden en heden van deze bedrijfstak In Europa wijzen er immers op, dat de resultaten zowel in omvang als ten aanzien van de natuur wetenschappelijke en technische activiteiten absoluut aan die van Amerika gelijk zijn. Gaat u zelf maar na: van de tien grootste chemische industrieën ter wereld bevinden zich er drie in Duitsland. Nu kan men toch niet beweren, dat de economische resultaten van deze drie - of van de andere nlet-Amerl- kaanse bedrijven - principieel anders zijn dan van de Verenigde Staten?' ,De Amerikanen houden er van om vooral te spreken over de noodzakelijkheid van winst maken en vooral van winst-uitkeren. Zij heb ben makkelijk praten. Hun kapitaalvoorzie ning Is meestal geheel anders opgebouwd dan bijvoorbeeld die van een bedrijf als het onze. In 1951 hebben wij Hoechst moeten starten zonder enige reserve. Dat kwam en komt er op neer, dat we ons bij wijze van spreken moesten en moeten uitschudden om een redelijke dividendpolitiek te kunnen voe ren. Amerikaanse bedrijven hebben als regel een groot eigen kapitaal en dus geringe las ten van vreemd kapitaal: In zo'n situatie kan men makkelijk praten over de noodzakelijk heid om winst uit te keren. Een onderneming als Dupont bijvoorbeeld heeft tweeënnegen tig procent eigen kapitaal, wij daarentegen maar vijftig procent Vermoedelijk zal Hoechst dit Jaar weer twintig procent divi dend uitkeren, hetgeen neerkomt op een be drag van tweehonderdvijftig tot tweehon derdzestig miljoen mark, precies zoveel els het totale aandelenkapitaal bij onze stichting in 1951. We moeten dat wel doen, anders krijgen we geen geld.' technologische kloof ,Er Is tegenwoordig nóg een mode: spreken over de technological gap, de technologische kloof. Alweer: Ik geloof er niet erg In. In de chemische Industrie althans zie ik die kloof niet. En Ik vraag me af of ze In andere be drijfstakken wel bestaat Worden bedrijven als Siemens, AEG of bij U in Holland Philips nu zo heel andera geleid dan Westinghouse of General Electric? Laten we toch vooral op passen, dat we ons de moed niet laten weg schrijven: we kunnen de concurrentie met 'Amerika echt wel aan. Dat betekent overi gens niet dat er niets valt te verbeterea In dit verband denk ik vooral aan de uitbouw van de EEG.' eeg niet ver genoeg Met name over de EEG heeft professor Win nacker zeer gedecideerde opvattingen: er is weliswaar al veel bereikt, maar er moet nog veel meer gebeuren. ,Dat ls dringend nodig. Het Is ts hopen dat met name De Gaulle eens wat makkelijker zal worden, we moeten Europa groter maken, Engeland behoort er bij. Maar daarmee zijn we er nog niet. Als wij van Hoechst hier van Frankfort uit produkten nsar bijvoorbeeld Hamburg verzenden, zijn die snel op de plaats van bestemming. Maar eenzelfde af stand over een grens - laten we zeggen: naar Milaan - levert enorme vertragingen en formaliteiten op: de verzending duurt vier tot zes weken. En dat binnen de EEGI Nog een punt dat mij hoog zit: het ontbreekt de EEG aan een gemeenschappelijk vennoot schapsrecht De consequentie daarvan Is, dat wij voor onze diverse vestigingen doch termaatschappijen moeten oprichten. Dat be tekent een ongelooflijk grote hindernis, zo wel voor ons als voor het land waar we naar toe willen. Onlangs waren we hier In Frank fort met een aantal industriëlen uit de EEG bijeen - ook Nederlanders waren er bij - en unaniem kwamen we tot de conclusie een gemeenschappelijk vennootschapsrecht is dringend nodig. Als dat er zou zijn. zouden de grenzen veel sneller wegvallen. En dat wegvallen Is nodig om de concurrentie met Amerika goed aan te kunnen. Zo gezien is de .Amerikaanse uitdaging' eerder tot da staatslieden van Europa gericht dan tot de industrie, die kan heus wel meel' investeringen Jawel, de bedrijven kunnen mee, Hoechst in ieder geval. Dit jaar zal het concern weer In de orde van grootte van zes tot zeven honderd miljoen mark hebben geïnvesteerd, waarvan honderd miljoen in het buitenland. ,Dat laatste bedrag is eigenlijk niet hele maal zuiver' zegt professor Winnacker, ,het moet In feite met drie of vier worden ver menigvuldigd. In het buitenland immers wer ken wij meestal met een partner, die ook kapitaal Inbrengt. Daarnaast komt dan nog weer de financiering van buitenaf. Laten we het zo stellen: op een totaal van zes tot zeven miljoen technische investeringen komt er ongeveer de helft van dit bedrag bij. na melijk de Investeringen door derden binnen ons bedrijf In het buitenland. Onze eigen honderd miljoen aan buitenlandse investerin gen zijn daardoor in hun uitwerking gelijk aan ongeveer driehonderdvijftig miljoen.' vestigingspolitiek Hoe wordt de buitenlandse vestigingspolitiek van Hoechst bepaald? Professor Winnacker: „Een kwestie van zorgvuldig overwegen, zeker niet zomaar met een speld op een landkaart prikken. We zijn onlangs In Ierland begonnen. Voornaamste reden: we wilden een grote vestiging binnen het gebied van de EFTA. Een rol heeft ook gespeeld, dat wij konden profiteren van de indu8triebevorderende maatregelen In Ier land, zij zijn daarginds bijzonder gunstig. We zitter uiteraard ook in de Verenigde Staten: de Amerikanen gooien hun stenen in onze tuin. We zijn wel verplicht wat terug te gooien. Een dergelijke concurrentie is ove rigens goed: er ontstaat een automatische prijsregeling. Nog een overweging voor onze vestigingspolitiek: waar wonen onze klanten •n hoe kunnen we ze makkelijk bereiken? De textielindustrie ls een van die grote klanten, de grote wereldmarkten voor textiel zijn Japan, Amerika en Europa. Dat 13 een ge geven waarmee we rekening moeten houden." Hoechst houdt er rekening mee. Vandaar die grote wereldbol in het hoofdkantoor In Frank fort Tientallen plaatsen staan er op. Vlis singen nog net niet, de ontwikkeling ging hier zo snel, dat de propaganda-afdeling van het bedrijf achteraan kwam met het opplakken van Vlissingens visitekaartje op de globe. Maar als de tekenen niet bedriegen, dan zal in de toekomst de naam van Vlissingen met grote letters op de wereldbol in Frankfort moeten worden geplakt. Het begin van Hoechst in Vlissingen-oost is „erfolgrelch", succesvol. Als het zo doorgaat en Zeeland zou In staat zijn om het energieprobleem op te lossen, dan zal het allemaal nog „erfolg- relcher" worden. Een zo grote groei namelijk, dat de naam Vlissingen met grote hoofd letters moet worden geschreven op een wereldbol, ergens in een groot kantoor in Frankfort Dipl.-lng. Hans Friedrich (61), gedelegeerd commissaris van Hoechst-Vlissingen NV en directeur van Farbwerke Hoechst AG te Frankfurt' (M) Is de pionier van het Hoechst-concern, die samen met een staf van mensen In een kaal Sloegebled neerstreek om er een fabriek te bouwen. Dat was eind 1965/begln 1966, nadat hij enkele maanden tevoren de opdracht had gekregen om bouw plannen op te zetten voor een fabriek In het Benelux- gebied. Hij werd geboren In Osnabruck en behaalde na een studententijd met een brede Internationale oriëntatie In 1933 de graad van Dlplom-Ingenleur. In hetzelfde Jaar trad hij bij de I.G. Farbenlndustrle Bltterfeld In dienst om al vrij snel Ingeschakeld te worden bij de montageleiding van de bouw van magneslumfabrleken in Aken en Stass- furt. Uitgezonden naar Engeland en terug In een leiden de functie werd hij In 1943 bij de IG-Farben Bltterfeld hoofdingenieur Toen de fabriek te Bitterfeld werd ver woest en de Russen later deze stad bezetten vluchtte Ir Friedrich nog net op tijd over de zonegrens naar het westen. Na een leidende functie elders trad hij In 1953 in dienst bij Hoechst. Een Jaar later werd hij uitgezonden naar Brasille om er de voorbereidingen voor de bouw van een fabriek te controleren. Tussen dat )aar en zijn komst naar Vlissingen ligt een periode van werken op het hoofdingenieurs-bureau van Hoechst. In zijn loop baan Is Ir Friedrich via procuratiehouder en afdellngs- dlrecteur opgeklommen tot directeur. HIJ woont sedert een )aar in Vlissingen Gekscherend noemt men bij Hoechst-Frankfurt het Sloegebied ook eens .Frledrlchs- hafen'. VLISSINGEN-OOST - „In mijn leven heb ik al heel wat gebouwd, - maar nog nooit zo plezierig als hier in Vlissingen." Dipl. Ing. Hans Friedrich (62) is er de man niet naar, iemand stroop om de mond te smeren. Zijn jarenlange industrie-ervaring heeft hem ge leerd dat je de beste resultaten boekt, wan neer je voorwaarden en verplichtingen exact vastlegt. Dan is stipte naleving bij de uit voering mogelijk. De bouw van de eerste fase van Hoechst-Vlissingen in het Sloe gebied is zelfs meer dan stipt verlopen. „Het ging nog beter dan we ons in het sche ma hadden voorgesteld. Op twee dingen zijn we ingelopen: we hebben tijd gewonnen en goedkoper kunnen werken, als we onze aan vankelijke plannen nog eens voor de dag halen," is de tevreden conclusie van deze gedelegeerd commissaris In de nieuwe dochteronderneming van Farbwerke Hoechst AG te Frankfurt (M). Terugkijken is voor de heer Friedrich overi gens een bezigheid, die hij zich uitsluitend bij officiële galegenheden veroorlooft. De opbouw van een nieuwe fabriek als in Vlis- singen-oost vraagt een blik in de andere richting: vooruit. En dat gaat hem eigenlijk steeds het beste af. Een paar maanden ge leden bijvoorbeeld was hij bijzonder in zijn element, toen hij kon aankondigen dat een nieuwe investering van Hoechst in Vlissingen (bijna f 60 miljoen) de bouw van een tweede fosforoven had mogelijk gemaakt. Een oven, die al aan het eind van 1969 in bedrijf moet komen en het personeelsbestand een uit breiding zal geven met 100 man tot een totaal van ongeveer 450 werknemers. Want Hoechst is niet naar het Sloegebied'ge komen om er één fabriek neer te zetten, maar om door-te-bouwen. Tenslotte heeft het grote Duitse chemische concern niet voor niets uitbreidingsmogelijkheden tot 320 hec tares aan de Westerschelde opgezocht. tempo Tempo: dat is dus wel zo ongeveer hét slag woord van de man, die de eerste activiteiten van dit voor Zeeland zo belangrijke bedrijf hier heeft ontwikkeld en die nog dagelijks de grote stimulator achter de verdere vorde ringen is. En als we hem vragen of hij dat tempo er in heeft kunnen houden, dan knikt hij dankbaar in allerlei richtingen voor de ondervonden medewerking. „Rijkswaterstaat, het provinciaal bestuur, het havenschap, de gemeente Vlissingen en niet te vergeten alle bouwers en nieuwe perso neelsleden, kortom iedereen heeft steeds ge probeerd om ons zo goed en zo vlug moge lijk te helpen." De positieve instelling, die Hoechst in Zee land heeft aangetroffen is voor een belang rijk deel terug te brengen op de wat aan stekelijke manier van werken van dit che mische bedrijf. Om de heer Friedrich even zelf aan het woord te laten: „We hebben nooit afgewacht tot men maar naar ons toe kwam. we hebben steeds zelf zo vroeg mogelijk onze contacten gelegd. We hebben de tegenpartij met onze problemen geconfronteerd." energie Een van die problemen was en Ts nog steeds de energievoorziening. Hoechst Is een be drijf dat bij de fosforproduktie elektriciteit verslindt. Wanneer eind 1969 de tweede oven in produktie zal zijn verbruikt de fabriek net zoveel elektriciteit als de Provinciale Zeeuw se Elektriciteits Maatschappij (PZEM) tot voor kort over de gehele provincie afzette. Energie, goedkope energie Is dus een levensbehoefte voor Hoechst. Hoe meer energie wordt afgenomen, des te voordeliger kan ze worden geproduceerd. Vandaar dat de nieuwe industrie In VlissIngen-Oost voor al gebrand is op buren, die ook als groot verbruikers kunnen worden aangemerkt. Op die basis zou het namelijk best wel eens interessant kunnen worden om een kern energiecentrale te bouwen. Het Sloegebied is daarvoor trouwens serieus kandidaat. Zo'n grootenergieverbruiker zou een aluminium- fabriek (het Franse concern Péchiney) kun nen zijn. „Alleen met grootverbruik van elek triciteit is de prijs te beïnvloeden", is de vaste overtuiging van ir. Friedrich. Hij rekent even voor dat drie fosforovens en de vol gende stap in de produktie te Vlissingen natronloog (waarvoor een chloorelectrolyse nodig is) een capaciteit van 250 megawatt aan elektriciteit zal vergen. haven Het belang van Hoechst bij een goed func tionerende haven wordt nu enkele maanden na de officieuze start van de produktie ook al duidelijk bewezen. Binnenschepen meren er met de regelmaat van de klok af aan de eigen loskade om via de kangoeroekraan op de wal ladingen grondstof aan te voeren. En nog maar enkele weken geleden kon het eerste zeeschip met 1212 ton natrium- tri- polyfosfaat (gereed produkt) van dezelfde kade vertrekken. Een belangrijk moment, want Hoechst mikt erop straks grotere schepen naar de Sloehaven of de haven van Vlissingen te trekken voor rechtstreekse af zet, vertelt de heer Friedrich. En dat is met name een groot voordeel waar het om fosfor- produkten gaat. mensen En dan de mensen, het personeel. Ir. Frie drich is bijzonder te spreken over de be zetting (330) die men in een periode van anderhalf Jaar heeft weten aan te trekken. Hoechst trok sterk: woningproblemen wer den in een jaar opgelost, er is een goed arbeidsklimaat, de secundaire voorwaarden zijn attractief, het is een bedrijf met expansie mogelijkheden, goed voor mensen die graag wat verderop willen. De eerste sprong naar een universeel che misch bedrijf van Hoechst in het Sloegebied want dat is op de duur de bedoeling is genomen. „Onze verwachtingen zijn volledig in vervulling gegaan", vindt de heer Friedrich en hij meent het. Hoechst heeft aan Zeeland moeten wennen; Zeeland aan Hoechst. Of het Is gelukt? Hij zegt er dit van: „We zijn aangenaam verrast door de grote interesse bij de bevolking van Zeeland voor ons nieuwe bedrijf. Ik hoop dat wij eraan kunnen blijven meewerken om de voorwaarden voor een verdere industrialisering, die latent aan wezig zijn, zo goed mogelijk te benutten. Dan komen we tenminste waar we zijn willen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 27