gelukkig met keuze vlissingen
prof. winnacker
toiip^oouwsloecMie^chema
ir friedrich
Professor Winnacker. de voorzitter van Hoechsts raad van
bestuur is bijzonder gelukkig met de Vlissingse vestiging
van zijn bedrijf: ,,een vlotte start, mede dank zij veler
medewerking". Slagwoord Dipl. Ing. H. Friedrtch (Gedele
geerd Commissaris Hoechst-Vlissingen): „Niet alleen een
fabriek bouwen, maar dóórbouwenl"
Professor dr. Karl Winnacker trad in dienst van
Hoechst in 1933, toen het bedrijf nog een onderdeel
was van de IG-Farben. In 1951 werd Hoechst als zelf
standige onderneming opgericht, waarbij hij de leiding
kreeg van de technische afdelingen. In april 1952
werd professor Winnacker voorzitter van de raad van
bestuur. Winnacker de niet het type van de moderne
manager, die uitsluitend leeft bij het lezen van beurs
koersen: hl) is integendeel een wetenschapsman, die
zich liever met de theorie en de praktijk van de
chemische produktie bezighoudt dan met het be
studeren van balansen. Op de bezoeker maakt hij de
Indruk een rustige, zelfs teruggetrokken geleerde te
zijn, die min of meer terloops leiding geeft aan het
miljoenenbedrijf van Hoechst. HIJ Is de va9te over
tuiging toegedaan, dat In de topleiding van de onder
neming een technicus en niet een econoom het presi
dentschap moet bekleden. De toekomst van het be
drijf hangt naar zijn mening er vooral van af of in de
toekomst .wetenschapsmensen ter beschikking zullen
zijn, die intuitie en praktische fantasie weten te combi
neren met economisch denken'. Zelf beschikt hij In
ruime mate over die eigenschappen zo zeggen zijn
medewerkers en ze wijzen er In dit verband op, dat
rond vijfendertig procent van omzet, die Hoechst thans
heeft bereikt, afhankelijk Is van produkten, die er tien
jaar geleden zelfs nog niet waren. Winnacker geldt In
West-Duitsland als het voorbeeld van de goede en
slagvaardige ondernemer In de chemische Industrie:
hij heeft zijn beleid uiterst flexibel gehouden, vooral
ook om de concurrentie bij te blijven en zo mogelijk
voor te komen. ,Onze toekomstplannen zijn meestal
gericht op betrekkelijk korte tijdvakken, maar daaren
tegen zijn de Ideeën over wat In de toekomst nodig
zal z()n, zoveel als mogelijk op lange termijn gericht.'
Van deze opvatting getuigen ook de uitlatingen in bij
gaand Interview.
FRANKFORT/MAIN - „Met Vlissingen hebben
we een goede keus gedaan: wij zijn er bij
zonder gelukkig mee dat we daar zijn gaan
zitten." Dit zegt professor dr. Karl Winnacker
(64), president-directeuur van het Hoechst-
concern. Hij zetelt in het hoofdkantoor in
Frankfort, een gebouw met de twee mar
kante kenmerken die terug zijn te vinden in
het gestyieerde handelsmerk van de onder
neming: een toren en een brug. In de hal van
dit hoofdkantoor staat een grote, draaiende
wereldbol waarop alle vestigingen van
Hoechst zijn aangegeven. Alle vestigingen?
Nee, uitgerekend Vlissingen staat er nog niet
op. De start van de Vlissingse vestiging ver
liep namelijk zo voorspoedig, dat men in het
hoofdkantoor er nog niet aan is toegekomen
om de naam „Vlissingen" op de wereldbol
te laten aanbrengen. Het zal nu spoedig ge
beuren.
„Een uiterst vlotte start", bevestigt professor
Winnacker, „we hebben in Vlissingen veel
medewerking gekregen. Het ging er allemaal
heel vlot, met als resultaat dat het bedrijf er
al na korte tijd in produktie kon worden ge
bracht. We zijn er meer dan tevreden
over."
„Bovendien is ons nu nog duidelijker ge
worden dat Vlissingen voor ons uiterst gun
stig ligt: open water, goede verbindingsmo
gelijkheden, betrekkelijk dicht bij Frankfort,
zodat onze mensen er ook makkelijk kunnen
komen; allemaal factoren die meetellen. Het
ligt dan ook in de bedoeling om het bedrijf
daar nog verder uit te bouwen, we denken
al aan een derde object, geen fosfor maar
iets anders, waarmee ook zo'n zestig tot
tachtig miljoen aan investeringen zal zijn ge
moeid. Van belang daarbij is echter vooral
de energieverzorging: goedkope elektrische
energie is echt wel iets, waarop van onze
kant moet worden aangedrongen. U zult be
grijpen, dat wij dan ook bijzonder zijn ge
ïnteresseerd in de plannen voor een kern
centrale in het gebied Vlissingen-OosL U
weet: voor een optimaal rendement van een
dergelijke centrale Is directe aanwezigheid
van een chemisch Industrie-complex van het
grootste belang, nfet alleen voor het afnemen
van het elektrisch vermogen, maar ook voor
de stoom, die een atoomcentrale kan leve
ren. Stoom kan men nu eenmaal niet over
een onbeperkte afstand transporteren, met
twee, drie kilometer Is men al een heel eind,
Wij hebben belangstelling voor stoom en
elektrische energie: voor onze toekomst in
Vlissingen Is het derhalve van belang te
weten wat men ons te dien aanzien zal kun
nen aanbieden. Wij zijn geïnteresseerd In
een kerncentrale."
toekomst
De woorden van professor Winnacker dul
den op een groot vertrouwen In de toekomst
van de chemische Industrie. „Jawel, Ik ge
loof dat de chemische industrie de kansen In
zich draagt voor een verdere en ononder
broken groei. Dat is niet zomaar een wat
vaag denkbeeld, maar een opvatting geba
seerd op feiten en cijfers. Vorig jaar mocht
er dan in Europa bij bepaalde niet-chemische
industrieën sprake zijn van een zekere re
cessie, in de chemie was dat niet het geval.
Er was hooguit enige vertraging in het ont
wikkelingstempo. In het afgelopen half Jaar
heeft de chemische industrie in Duitsland
een opvallend resultaat behaald: voor het
eerst in haar geschiedenis is zij de machine
industrie voorbij gestreefd. Dat bleek tot
nog toe altijd onmogelijkde machine
industrie stond steeds aan de top. Dit jaar
echter hebben we ze eindelijk voorbij
gestreefd. Ik weet uiteraard niet of dat zo
zal blijven, maar het is niettemin een ver
meldenswaardig feit"
..Laat ik U wat Hoechst betreft een paar cij
fers noemen: onze wereldomzet is dit jaar
al met zeventien procent gestegen. Onze
binnenlandse omzet Duitsland heeft de
grootste stijging te zien gegeven: dit Jaar al
éénentwintig procent. De omzet van ons con
cern was in 1967 tussen de vijf en zes miljard
mark, dit jaar zal dat ongeveer tussen de
zeven en de acht miljard bedragen. Ongeveer
de helft van onze omzet gaat naar het buiten
land. Vorig jaar was er evenwel sprake van
een zekere teruggang bij de textielindustrie,
voor ons een belangrijke klant: kunstvezels
en kleurstoffen. Maar ook op dit terrein
blijkt de ontwikkeling weer volop op gang
te zijn gekomen, in de sector kunstmatige
vezels is er een stijging van meer dan vijftig
procent, vergeleken bij vorig jaar. Ook de
groei van de kunststofindustrie gaat verder,
zo ook van onze leveranties voor staal- en
machinebouw, voor de verf- en lakindustrie
en voor huishoudelijke apparaten; kortom,
het is niet overdreven te zeggen: we zitten
in een goede conjunctuur. Er zijn natuurlijk
hier en daar wel eens moeilijkheden, ik denk
In dit verband aan Frankrijk in het afgelopen
Jaar, maar over het algemeen genomen gaat
het ons goed. En dat geldt eigenlijk voor
de gehele chemische Industrie."
concurrentie of
samenwerking?
Hoe is de verhouding met de andere chemie
reuzen? Moet men die relatie aanduiden met
het woord „samenwerking" of „concurren
tie"?
Professor Winnacker: „Heftige en felle con
currentie. Wij kijken met argusogen naar het
geen bijvoorbeeld de Amerikanen doen en
omgekeerd zal dat wel precies zo zijn. Wij
exporteren veel naar Amerika. Dit jaar Ia de
Duitse export van chemische produkten naar
de Verenigde Staten voor het eerst groter
geweest dan de Import in Duitsland vanuit
Amerika. Dat hangt met allerlei factoren
samen, onder meer de oorlog in Vietnam en
met de enorme economische groei daar
ginds. Niettemin is voor ons de Amerikaanse
markt uiterst moeilijk: de bedrijven uit de
Verenigde Staten kunnen uiteraard makkelijk
hun eigen land bedienen, hebben niets te
maken met tolgrenzen, wij daarentegen heb
ben daar wel mee te rekenen. Bovendien zijn
de voorwaarden voor de Amerikanen In Eu
ropa nogal laat Ik zeggen liberaal, zo
dat alles bijeen de concurrentie hard en
hevig Is. Van wederzijds begrip Is er maar
in zeer geringe mate sprake."
uitdaging
Een ander onderdeel van de concurrentie:
da Amerikaanse uitdaging, de bewering als
zou Amerika veel verder zijn op het gebied
van management, van onderzoek en van
onderwijs dan de Industrie in Europa. Sinds
het verschijnen van het door de Franse jour
nalist Servan-Schreiber geschreven boek
„De Amerikaanse uitdaging" is het min of
meer mode geworden om dit punt aan de
orde te stellen.
Professor Winnacker is niet onder de indruk
van de uitdaging: „Onlangs vroegen enkele
Amerikaanse journalisten op een persconfe
rentie In New York er mij ook naar: wat ik
van de Amerikaanse uitdaging dacht. Ik heb
toen geantwoord: weinig. Ik geloof namelijk,
dat In de - laat ik maar zeggen - literaire
sfeer de verschillen tussen de V.S. en Euro
pa sterk worden overdreven, zeker als het
om de chemische Industrie gaat. Verleden
en heden van deze bedrijfstak In Europa
wijzen er immers op, dat de resultaten zowel
in omvang als ten aanzien van de natuur
wetenschappelijke en technische activiteiten
absoluut aan die van Amerika gelijk zijn.
Gaat u zelf maar na: van de tien grootste
chemische industrieën ter wereld bevinden
zich er drie in Duitsland. Nu kan men toch
niet beweren, dat de economische resultaten
van deze drie - of van de andere nlet-Amerl-
kaanse bedrijven - principieel anders zijn
dan van de Verenigde Staten?'
,De Amerikanen houden er van om vooral te
spreken over de noodzakelijkheid van winst
maken en vooral van winst-uitkeren. Zij heb
ben makkelijk praten. Hun kapitaalvoorzie
ning Is meestal geheel anders opgebouwd
dan bijvoorbeeld die van een bedrijf als het
onze. In 1951 hebben wij Hoechst moeten
starten zonder enige reserve. Dat kwam en
komt er op neer, dat we ons bij wijze van
spreken moesten en moeten uitschudden om
een redelijke dividendpolitiek te kunnen voe
ren. Amerikaanse bedrijven hebben als regel
een groot eigen kapitaal en dus geringe las
ten van vreemd kapitaal: In zo'n situatie kan
men makkelijk praten over de noodzakelijk
heid om winst uit te keren. Een onderneming
als Dupont bijvoorbeeld heeft tweeënnegen
tig procent eigen kapitaal, wij daarentegen
maar vijftig procent Vermoedelijk zal
Hoechst dit Jaar weer twintig procent divi
dend uitkeren, hetgeen neerkomt op een be
drag van tweehonderdvijftig tot tweehon
derdzestig miljoen mark, precies zoveel els
het totale aandelenkapitaal bij onze stichting
in 1951. We moeten dat wel doen, anders
krijgen we geen geld.'
technologische kloof
,Er Is tegenwoordig nóg een mode: spreken
over de technological gap, de technologische
kloof. Alweer: Ik geloof er niet erg In. In de
chemische Industrie althans zie ik die kloof
niet. En Ik vraag me af of ze In andere be
drijfstakken wel bestaat Worden bedrijven
als Siemens, AEG of bij U in Holland Philips
nu zo heel andera geleid dan Westinghouse
of General Electric? Laten we toch vooral op
passen, dat we ons de moed niet laten weg
schrijven: we kunnen de concurrentie met
'Amerika echt wel aan. Dat betekent overi
gens niet dat er niets valt te verbeterea In
dit verband denk ik vooral aan de uitbouw
van de EEG.'
eeg niet ver genoeg
Met name over de EEG heeft professor Win
nacker zeer gedecideerde opvattingen: er
is weliswaar al veel bereikt, maar er moet
nog veel meer gebeuren.
,Dat ls dringend nodig. Het Is ts hopen dat
met name De Gaulle eens wat makkelijker
zal worden, we moeten Europa groter maken,
Engeland behoort er bij. Maar daarmee zijn
we er nog niet. Als wij van Hoechst hier van
Frankfort uit produkten nsar bijvoorbeeld
Hamburg verzenden, zijn die snel op de
plaats van bestemming. Maar eenzelfde af
stand over een grens - laten we zeggen:
naar Milaan - levert enorme vertragingen en
formaliteiten op: de verzending duurt vier
tot zes weken. En dat binnen de EEGI Nog
een punt dat mij hoog zit: het ontbreekt de
EEG aan een gemeenschappelijk vennoot
schapsrecht De consequentie daarvan Is,
dat wij voor onze diverse vestigingen doch
termaatschappijen moeten oprichten. Dat be
tekent een ongelooflijk grote hindernis, zo
wel voor ons als voor het land waar we naar
toe willen. Onlangs waren we hier In Frank
fort met een aantal industriëlen uit de EEG
bijeen - ook Nederlanders waren er bij - en
unaniem kwamen we tot de conclusie een
gemeenschappelijk vennootschapsrecht is
dringend nodig. Als dat er zou zijn. zouden
de grenzen veel sneller wegvallen. En dat
wegvallen Is nodig om de concurrentie met
Amerika goed aan te kunnen. Zo gezien is
de .Amerikaanse uitdaging' eerder tot da
staatslieden van Europa gericht dan tot de
industrie, die kan heus wel meel'
investeringen
Jawel, de bedrijven kunnen mee, Hoechst
in ieder geval. Dit jaar zal het concern weer
In de orde van grootte van zes tot zeven
honderd miljoen mark hebben geïnvesteerd,
waarvan honderd miljoen in het buitenland.
,Dat laatste bedrag is eigenlijk niet hele
maal zuiver' zegt professor Winnacker, ,het
moet In feite met drie of vier worden ver
menigvuldigd. In het buitenland immers wer
ken wij meestal met een partner, die ook
kapitaal Inbrengt. Daarnaast komt dan nog
weer de financiering van buitenaf. Laten we
het zo stellen: op een totaal van zes tot
zeven miljoen technische investeringen komt
er ongeveer de helft van dit bedrag bij. na
melijk de Investeringen door derden binnen
ons bedrijf In het buitenland. Onze eigen
honderd miljoen aan buitenlandse investerin
gen zijn daardoor in hun uitwerking gelijk
aan ongeveer driehonderdvijftig miljoen.'
vestigingspolitiek
Hoe wordt de buitenlandse vestigingspolitiek
van Hoechst bepaald?
Professor Winnacker: „Een kwestie van
zorgvuldig overwegen, zeker niet zomaar met
een speld op een landkaart prikken. We zijn
onlangs In Ierland begonnen. Voornaamste
reden: we wilden een grote vestiging binnen
het gebied van de EFTA. Een rol heeft ook
gespeeld, dat wij konden profiteren van de
indu8triebevorderende maatregelen In Ier
land, zij zijn daarginds bijzonder gunstig. We
zitter uiteraard ook in de Verenigde Staten:
de Amerikanen gooien hun stenen in onze
tuin. We zijn wel verplicht wat terug te
gooien. Een dergelijke concurrentie is ove
rigens goed: er ontstaat een automatische
prijsregeling. Nog een overweging voor onze
vestigingspolitiek: waar wonen onze klanten
•n hoe kunnen we ze makkelijk bereiken? De
textielindustrie ls een van die grote klanten,
de grote wereldmarkten voor textiel zijn
Japan, Amerika en Europa. Dat 13 een ge
geven waarmee we rekening moeten
houden."
Hoechst houdt er rekening mee. Vandaar die
grote wereldbol in het hoofdkantoor In Frank
fort Tientallen plaatsen staan er op. Vlis
singen nog net niet, de ontwikkeling ging hier
zo snel, dat de propaganda-afdeling van het
bedrijf achteraan kwam met het opplakken
van Vlissingens visitekaartje op de globe.
Maar als de tekenen niet bedriegen, dan zal
in de toekomst de naam van Vlissingen met
grote letters op de wereldbol in Frankfort
moeten worden geplakt. Het begin van
Hoechst in Vlissingen-oost is „erfolgrelch",
succesvol. Als het zo doorgaat en Zeeland
zou In staat zijn om het energieprobleem op
te lossen, dan zal het allemaal nog „erfolg-
relcher" worden. Een zo grote groei namelijk,
dat de naam Vlissingen met grote hoofd
letters moet worden geschreven op een
wereldbol, ergens in een groot kantoor in
Frankfort
Dipl.-lng. Hans Friedrich (61), gedelegeerd commissaris
van Hoechst-Vlissingen NV en directeur van Farbwerke
Hoechst AG te Frankfurt' (M) Is de pionier van het
Hoechst-concern, die samen met een staf van mensen In
een kaal Sloegebled neerstreek om er een fabriek te
bouwen. Dat was eind 1965/begln 1966, nadat hij enkele
maanden tevoren de opdracht had gekregen om bouw
plannen op te zetten voor een fabriek In het Benelux-
gebied.
Hij werd geboren In Osnabruck en behaalde na een
studententijd met een brede Internationale oriëntatie In
1933 de graad van Dlplom-Ingenleur. In hetzelfde Jaar
trad hij bij de I.G. Farbenlndustrle Bltterfeld In dienst om
al vrij snel Ingeschakeld te worden bij de montageleiding
van de bouw van magneslumfabrleken in Aken en Stass-
furt. Uitgezonden naar Engeland en terug In een leiden
de functie werd hij In 1943 bij de IG-Farben Bltterfeld
hoofdingenieur Toen de fabriek te Bitterfeld werd ver
woest en de Russen later deze stad bezetten vluchtte
Ir Friedrich nog net op tijd over de zonegrens naar het
westen. Na een leidende functie elders trad hij In 1953
in dienst bij Hoechst. Een Jaar later werd hij uitgezonden
naar Brasille om er de voorbereidingen voor de bouw
van een fabriek te controleren. Tussen dat )aar en zijn
komst naar Vlissingen ligt een periode van werken op
het hoofdingenieurs-bureau van Hoechst. In zijn loop
baan Is Ir Friedrich via procuratiehouder en afdellngs-
dlrecteur opgeklommen tot directeur. HIJ woont sedert
een )aar in Vlissingen Gekscherend noemt men bij
Hoechst-Frankfurt het Sloegebied ook eens .Frledrlchs-
hafen'.
VLISSINGEN-OOST - „In mijn leven heb ik
al heel wat gebouwd, - maar nog nooit zo
plezierig als hier in Vlissingen." Dipl. Ing.
Hans Friedrich (62) is er de man niet naar,
iemand stroop om de mond te smeren. Zijn
jarenlange industrie-ervaring heeft hem ge
leerd dat je de beste resultaten boekt, wan
neer je voorwaarden en verplichtingen exact
vastlegt. Dan is stipte naleving bij de uit
voering mogelijk. De bouw van de eerste
fase van Hoechst-Vlissingen in het Sloe
gebied is zelfs meer dan stipt verlopen.
„Het ging nog beter dan we ons in het sche
ma hadden voorgesteld. Op twee dingen zijn
we ingelopen: we hebben tijd gewonnen en
goedkoper kunnen werken, als we onze aan
vankelijke plannen nog eens voor de dag
halen," is de tevreden conclusie van deze
gedelegeerd commissaris In de nieuwe
dochteronderneming van Farbwerke Hoechst
AG te Frankfurt (M).
Terugkijken is voor de heer Friedrich overi
gens een bezigheid, die hij zich uitsluitend
bij officiële galegenheden veroorlooft. De
opbouw van een nieuwe fabriek als in Vlis-
singen-oost vraagt een blik in de andere
richting: vooruit. En dat gaat hem eigenlijk
steeds het beste af. Een paar maanden ge
leden bijvoorbeeld was hij bijzonder in zijn
element, toen hij kon aankondigen dat een
nieuwe investering van Hoechst in Vlissingen
(bijna f 60 miljoen) de bouw van een tweede
fosforoven had mogelijk gemaakt. Een oven,
die al aan het eind van 1969 in bedrijf moet
komen en het personeelsbestand een uit
breiding zal geven met 100 man tot een totaal
van ongeveer 450 werknemers.
Want Hoechst is niet naar het Sloegebied'ge
komen om er één fabriek neer te zetten, maar
om door-te-bouwen. Tenslotte heeft het
grote Duitse chemische concern niet voor
niets uitbreidingsmogelijkheden tot 320 hec
tares aan de Westerschelde opgezocht.
tempo
Tempo: dat is dus wel zo ongeveer hét slag
woord van de man, die de eerste activiteiten
van dit voor Zeeland zo belangrijke bedrijf
hier heeft ontwikkeld en die nog dagelijks
de grote stimulator achter de verdere vorde
ringen is. En als we hem vragen of hij dat
tempo er in heeft kunnen houden, dan knikt
hij dankbaar in allerlei richtingen voor de
ondervonden medewerking.
„Rijkswaterstaat, het provinciaal bestuur, het
havenschap, de gemeente Vlissingen en niet
te vergeten alle bouwers en nieuwe perso
neelsleden, kortom iedereen heeft steeds ge
probeerd om ons zo goed en zo vlug moge
lijk te helpen."
De positieve instelling, die Hoechst in Zee
land heeft aangetroffen is voor een belang
rijk deel terug te brengen op de wat aan
stekelijke manier van werken van dit che
mische bedrijf.
Om de heer Friedrich even zelf aan het
woord te laten: „We hebben nooit afgewacht
tot men maar naar ons toe kwam. we hebben
steeds zelf zo vroeg mogelijk onze contacten
gelegd. We hebben de tegenpartij met onze
problemen geconfronteerd."
energie
Een van die problemen was en Ts nog steeds
de energievoorziening. Hoechst Is een be
drijf dat bij de fosforproduktie elektriciteit
verslindt. Wanneer eind 1969 de tweede oven
in produktie zal zijn verbruikt de fabriek net
zoveel elektriciteit als de Provinciale Zeeuw
se Elektriciteits Maatschappij (PZEM) tot
voor kort over de gehele provincie afzette.
Energie, goedkope energie Is dus een
levensbehoefte voor Hoechst. Hoe meer
energie wordt afgenomen, des te voordeliger
kan ze worden geproduceerd. Vandaar dat
de nieuwe industrie In VlissIngen-Oost voor
al gebrand is op buren, die ook als groot
verbruikers kunnen worden aangemerkt. Op
die basis zou het namelijk best wel eens
interessant kunnen worden om een kern
energiecentrale te bouwen. Het Sloegebied
is daarvoor trouwens serieus kandidaat. Zo'n
grootenergieverbruiker zou een aluminium-
fabriek (het Franse concern Péchiney) kun
nen zijn. „Alleen met grootverbruik van elek
triciteit is de prijs te beïnvloeden", is de
vaste overtuiging van ir. Friedrich. Hij rekent
even voor dat drie fosforovens en de vol
gende stap in de produktie te Vlissingen
natronloog (waarvoor een chloorelectrolyse
nodig is) een capaciteit van 250 megawatt
aan elektriciteit zal vergen.
haven
Het belang van Hoechst bij een goed func
tionerende haven wordt nu enkele maanden
na de officieuze start van de produktie ook
al duidelijk bewezen. Binnenschepen meren
er met de regelmaat van de klok af aan de
eigen loskade om via de kangoeroekraan op
de wal ladingen grondstof aan te voeren.
En nog maar enkele weken geleden kon het
eerste zeeschip met 1212 ton natrium- tri-
polyfosfaat (gereed produkt) van dezelfde
kade vertrekken. Een belangrijk moment,
want Hoechst mikt erop straks grotere
schepen naar de Sloehaven of de haven van
Vlissingen te trekken voor rechtstreekse af
zet, vertelt de heer Friedrich. En dat is met
name een groot voordeel waar het om fosfor-
produkten gaat.
mensen
En dan de mensen, het personeel. Ir. Frie
drich is bijzonder te spreken over de be
zetting (330) die men in een periode van
anderhalf Jaar heeft weten aan te trekken.
Hoechst trok sterk: woningproblemen wer
den in een jaar opgelost, er is een goed
arbeidsklimaat, de secundaire voorwaarden
zijn attractief, het is een bedrijf met expansie
mogelijkheden, goed voor mensen die graag
wat verderop willen.
De eerste sprong naar een universeel che
misch bedrijf van Hoechst in het Sloegebied
want dat is op de duur de bedoeling is
genomen. „Onze verwachtingen zijn volledig
in vervulling gegaan", vindt de heer Friedrich
en hij meent het. Hoechst heeft aan Zeeland
moeten wennen; Zeeland aan Hoechst. Of
het Is gelukt? Hij zegt er dit van: „We zijn
aangenaam verrast door de grote interesse
bij de bevolking van Zeeland voor ons
nieuwe bedrijf. Ik hoop dat wij eraan kunnen
blijven meewerken om de voorwaarden voor
een verdere industrialisering, die latent aan
wezig zijn, zo goed mogelijk te benutten.
Dan komen we tenminste waar we zijn
willen