,dat zij niet meer comt in de neer'
IN DE VIERSCHAAR
TE VEERE
So
zaterdagnummer
it
1
T:
Zaterdag 30 nov. 1963
Tekenaar
in de zak
HOE komt tekenaar Jacques Prince
in de zak? Hij is het, dat is wel buiten
kijf: zelfs in de ruwe schets, waarin
de coiffure naar windkracht acht
wijst, zijn de eigengereide trekken
bewaard gebleven, herkennen we nog
de stille glunder van de betweter, die
het ongerief van de zak als de koes
terende warmte van een pels ervaart.
Oh, hij zit daar zo op z'n gemak. Maar
eenmaal in Spanje zal het lachen hem
wel vergaan.
Hoe komt hij in die zak? Een heel ver
haal. Sinterklaas is er niet gelukkig
mee, dat is wel duidelijk. Zo bedachtzaam
als hij daar z'n thee roert, de omzichtig
heid waarmee de pot op het theestoofje is
geplaatst: alles wijst op bezonkenheid, op
een zielsconflict, in mistige nachten tus
sen schoorstenen en t.v.-masten uitgevoch
ten. Sinterklaas is bedroefd. En voor wie
wat oog voor detail heeft ligt de verkla
ring aan de voet van de tekenaar enkele
schetsen, waarin hjj de sint meende weer te
geven.
Dat wijst op een ander conflict: de teke
ning, die aanvankelijk het linkse deel van
deze pagina zou hebben gesierd, hebben wij
moeten afkeuren.
„Bezoek een huursinterklaas" zo was hem
gevraagd, „en teken die man als hij aan
het eind van een lange tocht over de daken
het mijtertje in de kast zet maar denk
er aan, waardig hoor, geen ontluistering,
want de kleintjes kunnen het ook zien".
Hij komt dus thuis met een prent, die het
prestige van de oude kindervriend voorgoed
zou hebben geknakt, die deze en nog vele
volgende generaties in ongeloof zou heb
ben gestort. Een afgetobde huursinterklaas,
vies en morsig, de mijter wat achterover,
de slonzige tabberd reeds afgelegd, waar
door schipperstrui en gelapte broek zicht
baar zijn geworden, de sokken knollig, als
afgedankte vergieten aan de voet en het
geheel in een toestand, die té duidelijk wees
op 's mensen vrijgevigheid tijdens zijn
tocht, afgesloten met een overmatig bezoek
aan verloflokalen.
Nu moeten wij ons even in de psyche van
de tekenaar verdiepen: Prince is gefasci
neerd door een huursinterklaas, bij wie
hij destijds zelf op het knietje zat een
man met maar één doel in zijn leven, de
vijfde december. Driehonderdvierenzestig
dagen van een jaar hield de man zich
rustig té rustig, naar de smaak van het
arbeidsbureau omdat hij die ene dag
kende als een oase in de woestijn van zijn
leven.
Maar dan ook een oase. Hij bezocht bijvoor
beeld een kinderrijk gezin, waarbij hij niet
naliet de vele dochters, ook nadat zij tot
bevallige wasdom waren gekomen, op de
knie te trekken.
Prince heeft, nadat hem de schellen van
de ogen waren gevallen, deze schok
niet kunnen verwerken. Teleurstelling en
verbittering maken hem ongeschikt voor
een sinterklaasviering.
Daarom was het een ongelukkige gedachte,
deze artiest in de armen van een huursin
terklaas te drijven. Maar goed, het is ge
beurd, zand erover, .vie dan leeft wie dan
zorgt zeggen wij maar.
Zo bezochten we dus samen een huursinter
klaas, die zijn activiteiten bedreef vanuit
een laag polderhuisje aan de rand van Mid
delburg, met uitzicht op de daken en een
maan, die trippel-trappel-paardevoetjes
door de t.v.-antennes begon te schijnen. Het
was wassende maan, eigenlijk al vol-was-
sen maan, maar dat schrok ons niet af. Wij
waren samen.
Prince en ik, als notulist, omdat het nu een
maal ongebruikelijk is de ruimte naast de
tekening onbedrukt te laten. Ach, als je je
brood maar hebt.
Onze huursinterklaas hield het niet bij
brood. Met thee en de kliekjes van de dag,
overgeschoten marsepein, een stuk toege
schoven taart, bracht hij de avond door.
„Ook een kopje thee?" zei hij gul.
„Graag", zeiden wij belust.
„Stukje taai erbij?"
„Nou, dat zou er ingaan. Maar 't moet
natuurlijk niet op uw budget drukken".
„Weineen. Schuif maar aan. Er zal nog wel
taai zijn als ik er niet meer ben".
„Maar U bent er al zo lang".
„Dat is te zeggen. Als je hier eenmaal
mee begint, weet je niet waar je eindigt.
Maar 't wordt steeds moeilijker".
„Hoe bedoelt U dat?"
„Kijk, ik houd van een rustig leven. Nu
hebben wij 's zomers niet veel omhanden.
Je doft je mijter eens op, hier en daar
breng je nog eens een stikseltje gouddraad
aan, maar voor de rest komen we er wel
door. 't Is net die paar dagen per jaar. De
piek noemen wij dat. En een gescharrel
met die t.v.-masten".
„Gaat het dan tóch door de schoorsteen?"
„Allicht niet. Een kind begrijpt dat dit niet
kan. Komt in de kachel en het verbrandt.
Maar voor de aardigheid moet je toch wel
eens het dak op. Onze goedkoopste reclame,
zeg ik altijd maar."
„Een vorm van klantenbinding?"
„In zekere zin. Maar wat we vasthebben,
laten we niet zo gauw los. Ze groeien op,
natuurlijk. Een kwestie van brengen. Je
moet jezelf geloofwaardig maken. Als ik
bij de mensen opstap, zeg ik altijd: 't kan
nog best volgend jaar. Zo hebben wij zelfs
een echtpaar onder onze cliëntèle, dat
trouwhartig met de eigen kinderen mee
zingt. Ontroerend gewoon. Voor ons een
stuk arbeidsvreugde. Een oom financiert
het. Trouwens: jongens en meisjes van vijf
tien, zestien jaar is niets bijzonders. Als ze
maar van kindsaf met ons zijn meege
groeid. Niet van de ene sinterklaas naar de
andere hollen. Dan raak je je greep kwijt."
„En de gard, hoe hanteert U die bij oude
ren?"
„Dat is simpel. Bij kinderen moet je met
feiten komen, alles i.> het exacte. Jij hebt
Pietje geslagen, of jij hebt de kat aan z'n
staart getrokken. Eigenlijk vergt dit het
meeste werk, want je moet geïnformeerd
zijn. Voor de ondeugden van ouderen kun
je volstaan met twee abstracte begrippen:
zelfzucht en schijnheiligheid. Slaat altijd
aan. Nog een stuk taai
„Smeerlapperij", kwam nu de tekenaar tus
senbeide, „vijf gulden per uur en dan de
mensen afblaffen met clichés als zelfzucht
en schijnheiligheid. Dilettant. En wat is er
van je geworden? Een vieze, vervallen
huursinterklaas. Kijk maar, de tekening is
klaar."
De sint vlóóg overeind. „Vies en verval
len? Ik wil niet zelfzuchtig zijn, maar jij
gaat mee naar Spanje. Bovendien: ik bén
sinterklaas. Wie niet geloven wil, moet
maar voelen, hier, de zak in."
Toen, in het met de geur van taai en thee
doortrokken kamertje hebben we samen
gevoelig gezongen:
prince, we zullen ie missen,
het is nu zo stil om ons heen."
Een hymne, als sinterklaasvers zo nieuw,
dat het de sint zichtbaar aangreep. De
oude man brak in snikken uit.
,,'k Laat 'm hier", zei hij nog, „jullie mogen
'm houen. Maar uit dankbaarheid moet hij
ieder jaar een góede tekening maken. Z'n
geintjes bewaart ie maar voor de kerst
man".
De watergeus nam mes en bijl,
de Spanjaard werd verplet;
de polderwerker neemt zijn spa
en stelt de zee de we,t.
Deze regelen lazen wij op een vaandel, toen wij een be
zoek brachten aan de vierschaar in het stadhuis te
Veere waarin de oudheidkundige verzameling van de
stad is ondergebracht. Boven het rijm staan twee jaar
tallen 1572 en 1922 met de woorden: Door strijd, en:
door arbeid.
Reeds vroeg is heden 3 mei 1922 te Veere het feest
ter eere van den dag, waarop voor 350 jaar Veere van het
"juk van Alva verlost werd, begonnen", aldus een persbericht.
In de historische en allegorische optocht, die op deze dag door
Veere trok, liep ook een dijkwerker met bovengenoemd vaandel.
We hebben ons afgevraagd waarom de dijkwerker in deze stoet
meetrok. Goed, de watergeus trok 350 jaar geleden Veere bin
nen, maar in 1922 werden in de omgeving geen polderwerken
uitgevoerd. Toen wij het vaandel nog eens goed bekeken bleek
duidelijk, dat op de plaats van 1922 iets anders had gestaan. De
plek was veel witter dan de rest van het vaandel.
De combinatie watergeus en polderwerken, of waterstaats
werken, bracht ons naar het jaartal 1872. Toen ook werd
„het verlaten van de Spaanse zijde" met de meeste luister ge
vierd: „de anders zoo stille plaats heeft zich keurig getooid
en ziet eene ongekende drukte en levendigheid in hare straten".
Maar in 1872 waren ook de werkzaamheden aan het kanaal en
sluizen van het kanaal door Walcheren bijna voltooid. Het
300-jarig herinneringsfeest werd zoals gebruikelijk met een
gekostumeerde optocht gevierd. In de stoet liepen mee de
werklieden van de heren Bolier, Schram en Van Wijngaarden,
onder eigen banier. Deze heren waren de aannemers „der vol
tooiing van het kanaal van Veere tot de (oude) Middelburgsche
haven". Met de sluizen te Veere hadden de polderwerkers met
spa en kruiwagens de zee de wet gesteld. Het kan niet anders:
het vaandel, dat in 1922 werd meegevoerd, was het vaandel
van 1872. Er is nog een ander vaandel in de vierschaar dat aan
1872 herinnert, waarop de woorden: Stoomzagerij te Veere 1872.
We hebben gelezen dat in de gekostumeerde optocht de werk
lieden meeliepen uit de stoomhoutzagerij van de heren G.
Alberts Lz. en Co, toen te Veere gevestigd en later naar Mid
delburg overgebracht.
Bij onze bezoeken aan de Zeeuwse musea treft ons telkens
weer met welke zorgen men de „oudheidkundige voorwer
pen" omringt. Men is een en al bereidwilligheid bijzonderheden
te vertellen. De heer Van der Hiele, gemeentesecretaris van
Veere, heeft ons gewezen op het paneel, dat een aan onze gezant
Van der Myle in 1609 verleende audiëntie bij de doge van Venetië
voorstelt. Deze ontvangst was aan een uitgebreid protocol on
derworpen. Men ziet de ambassadeur aan de rechterhand van de
doge Niettegenstaande de tegenwerking van de pauselijke nun
tius en de Spaanse gazant werd Van der Myle op voet van
gelijkheid ontvangen als de gezanten van de grootste koningen.
Het wa= de officiële erkenning van de onafhankelijkheid van
onze republiek door het machtige Venetië. Hoe komt dit
schilderij in Veere te hangen? De heer Van der Hiele dacht aan
de vriendschap van Van der Myle met Hugo de Groot en diens
Veerse relaties.
De twee bronzen handjes (een van 1546) en een bronzen handje
met bijltje (1551) aan de muur herinneren ons er aan dat
wij in de vierschaar zijn, de plaats waar recht werd gespro
ken. Deze voorwerpen zijn de verplichte offers van veroordeelden.
De geschiedenis van de „metale vuyst met een metale bylken"
vindt men bij Ermerius in diens „Zeeuwsche oudheden". In 1550
had de schrijnwerker Geertsen Breembos een van de stads
boden met woorden en daden beledigd. Hij werd veroordeeld
tot een boetegang naar de kerk met een waskaars van twee
pond in zijn beide handen, waaraan een metalen vuist hing
met zijn naam er op. Bij zijn terugkomst van de kerk moest
hij God en de justitie om vergiffenis bidden. Vervolgens moest
hij binnen zes weken voor eigen rekening een „metale vuyst
met een metale bylken" laten gieten met zijn naam gegraveerd
„ende dien doen hangen hier in der Vierscharen openbaerlyk
ten aanziene van eenen yegelyken tot een eeuwige memorie".
Het was een stormachtige avond toen wij het stadhuis van
Veere bezochten. Nog niet lang geleden kon men met storm
en hoog water in ongerustheid verkeren. Hiervan getuigt ook het
opschrift van het leren foedraal, waarin de beroemde beker van
Maximiliaan is opgeborgen.
Bewaere o Heer de stadt der Veer
voor storm en wijnt, hooch watervloet
dat zij niet meer comt in de neer
waar Ghij alleen zijt ons behoet
V -•
I
.SiS;y j
l
bt i.tu U:m,u§
f
HM
M.r JÊm
bi m'imeFjiü ntu m bi
BiSfkMhhm) Yiliiïö VflEI^LtrT;
DE fWlEHtVïBKEB NERXT '/>!-« 8PA.
m STELT m %t% BE w|.