Ook in West-Duitsland te weinig
studerende arbeiderskinderen
Arabieren in Israël
krijgen meer vrijheid
Slechts zelden 2 strenge
winters achter elkaar
1VOORWEGEN EN ZWEDEN MAKEN
RUZIE ROND RENDIERKUDDE
VELE RESERVES BLIJVEN ONBENUT
Inleveren Franse
benzinebonnen
Probleemdat in heel Europa voorkomt
Chauffeursionen
te laagmaar
actie is verkeerd
Hof in
Den Haag
Hijgt er de
handen vol
aan
Algemeen probleem
Kennis gaat voor
Wachten
Geleidelijk
VOORSTEL BEPERKENDE BEPALINGEN OP TE HEFFEN
Nieuwe premier
volgt thans een
eigen koers
Militair bestuur opheffen
Gebaar jegens
Verleden jaar zaten
we al met sneeuw
Zacht waarschijnlijker
Zachte winters
DONDERDAG 21 NOVEMBER 1963
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
Bond vervoerspersoneel
In een dinsdagmiddag in Utrecht gehou
den vergadering van de vakafdeling
personenvervoer van de Protestants
Christelijke Bond van Vervoersperso
neel is een resolutie aangenomen waar
in de vakafdeling zich volledig distan
tieert van de acties der gezamenlijke
commissies van buspersoneel.
In de resolutie wordt geconstateerd, dat
in de loop van de laatste twee jaar een
ongemotiveerd grote achterstand is ont
staan tussen de beloning van de werk
nemers in de streekvervoersbedrijven en
in die van de gemeentelijke vervoersbe
drijven. Deze volgens de resolutie
schrijnend grote loonsverschillen worden
veroorzaakt door de sterk uiteenlopende
mogelijkheden in het loonbeleid van de
gemeentelijke- en particuliere bedrijven.
In feite is het door de gemeentelijke
vervoersbedrijven gevolgde loonbeleid
de oorzaak van de thans voor de streek
vervoersbedrijven ontstane achterstand,
die niet wordt gerechtvaardigd door
werkomstandigheden.
In de resolutie wordt van de regering,
de Stichting van de Arbeid en de werk
gevers volledig begrip gevraagd voor
de hierdoor ontstane uiterst moeilijke
situatie. In de resolutie wordt er met de
grootste klem op aangedrongen, dat de
regering, de Stichting van dé Arbeid en
de werkgevers aan de bonafide vakbon
den van werknemers voldoende ruimte
zullen laten om bij de contractswijziging
op 1 april 1964 deze loonverschillen zo
veel mogelijk ongedaan te maken.
(Van onze
correspondent)
Een minstens tien
jaar oud conflict
tussen Zweden en
Noorwegen betreffende
de weiderechten van
Zweedse rendierkudden
in het grensgebied met
Noorwegen, heeft zich
thans zozeer toege
spitst, dat de bena
deelde Noorse grond
bezitters via hun rege
ring het Internationale
Gerechtshof te hulp
hebben geroepen en
bovendien hebben ge
dreigd, de over de
grens wisselende
Zweedse rendieren te
zullen doodschieten.
Volgens Noorse bere
keningen trekken jaar
lijks tienduizend ren
dieren van Zweden
naar Noorwegen, waar
zij de bos- en landbouw
ernstige schade berok
kenen, waarna zij weer
op Zweeds gebied te
rugkeren. Deze migra
ties in eèn uitgespro
ken berggebied met
ver uiteenliggende
wooncenlra en zonder
veel grensbewaking te
gen te houden, is prak
tisch onmogelijk. Al
leen een stevig hek
werk langs de grens
zou kunnen helpen.
Maar Noorwegen is be
paald niet van plan bij
te dragen in de hoge
kosten daarvan.
DRIEDUIZEND.
De rendierteelt in In-
dre, het noordelijkste
plaatsje in de Zweedse
provincie Dalarna,
wordt bedreven door
vijf Lappenfamilies, die
elk 500 tot 600 dieren
moeten bezitten om te
kunnen bezitten. Hun
dierbestand bedraagt
dus ongeveer 3000 die
ren en is daarmee al
tweemaal zo groot als
aanvankelijk toege
staan en ook voorzien
was.
Ongetwijfeld zouden de
aan de Zweedse kant
van de grens ter be
schikking staande wei
den voor dit bestand
voldoende zijn, wan
neer het in deze gebie
den niet ook nog
zou wemelen van
vreemde rendierkud
den. Deze behoren voor
het grootste deel toe
aan Noorse veehouders
en richten aan beide
zijden van de grenslijn
aanzienlijke schade
aan. Deze schade nu
wordt door de Noren
de Indretelers in de
schoenen geschoven.
De Zweedse Lappen,
die in deze afgelegen
streken eeuwen de ren
dierteelt bedrijven, we
ten zeer goed, dat dit
voortdurend over de
grens wisselen van ge
hele rendierkudden do
goede betrekkingen
tussen Zweden en
Noorwegen in gevaar
brengt. En ofschoon
ook Noorse rendieren
geregeld schade hebben
aangericht op Zweeds
grondgebied, betaalden
de Lappen van Indre
toch in de laatste tien
jaar aanzienlijke be
dragen voor schadever
goeding aan hun Noor
se buren.
Nadat in het jongste
verleden deze schade
vergoedingen echter
steeds kariger uitvie
len en de Zweedse re
gering de I ele zaak on
langs in de ijskast
stopte, besloot de re
gering te Oslo het In
ternationale Gerechts
hof in Den Haag nu
het laatste woord te la
ten spreken.
Oet hoofdprobleem van de Duitse universiteiten is het te geringe
aantal studenten afkomstig uit arbeidersgezinnen", zei prof.
dr. Wilhelm Hallermann van de universiteit van Kiel, voorzitter van
het curatorium van het „Duitse studentenwerk" op een recente
bijeenkomst. Hij voegde hieraan toe, dat de reden daarvan niet in
de financiën gezocht moet worden, omdat van overheidswege de
studie in de Bondsrepubliek dusdanig wordt bevorderd, dat op
slechts vijftien van de honderd verzoeken om een beurs afwijzend
beschikt wordt. Onder deze vijftien aanvragers zijn zeker geen
zonen en dochters uit behoeftige arbeiderskringen. Professor Hal
lermann komt door zijn werk sociale en gerechtelijke genees
kunde voortdurend in aanraking met de problemen van de jeugd
en van de studenten in het bijzonder. In een gesprek met hem ver
namen wij, dat slechts 6 procent van de ongeveer 240.000 Duitse
studenten arbeiderskinderen zijn. Weliswaar is dit percentage in
de afgelopen tien jaren van het nulpunt gestegen, maar het is nog
altijd buitengewoon laag, wanneer men weet, dat bijna de helft
van de Duitse werknemers arbeiders zijn.
Jonge academici uit de lagere
maatschappelijke groepen zijn
niet alleen gewenst omdat men
overal in Duitsland dringend om
gekwalificeerde werkkrachten
verlegen zit, maar bovenal om
dat de ervaring geleerd heeft
dat in deze groepen grote reser
ves aan begaafdheid aanwezig
zijn. Het is bovendien in iedere
democratie gewenst, dat alle la
gen van de bevolking deelheb
ben aan de mogelijkheden die
onderwijs en wetenschap bie
den.
Zolang arbeiders zich geen deelge
noot voelen van de beslissingen, die
„van bovenaf" genomen worden, voe
len zij zich ook niet mede-verant
woordelijk. Integendeel, dan groeit
de opvatting, dat het hen allemaal
niets aangaat, omdat men hen im
mers niet om hun mening gevraagd
heeft. Daaruit ontstaat dan een soort
innerlijke oppositie, die niet tot zelf
bewust klassebewustzijn leidt, dat de
arbeiders in de begintijd van het so
cialisme ontwikkelden, maar tot min
derwaardigheidscomplexen.
Dit probleem bestaat geenszins al
leen in Duitsland, maar ook in oude
re Europese democratiën. Professor
Hallermann heeft dit vraagstuk eens
onderzocht en vastgesteld, dat in de
bondsrepubliek al onder de eind-
examinandi heel weinig arbeiders
kinderen zijn. In de eerste klassen
van het gymnasium komen zij nog
wat meer voor van iedere honderd
tienjarige kinderen op de lagere scho
len belanden er 30 op scholen voor
voortgezet hoger onderwijs.
Maar slechts zes van die honderd be
reiken het eindexamen. Vijftien ver
laten de school na de derde klas
doorlopen te hebben, terwijl de ove
rigen d.w.z. negen procent van
iedere jaargang er hetzij eerder
dan wel op een later tijdstip de brui
aan geeft, Met tamelijk grote zeker
heid kan uitgerekend worden, dat
deze negen procent voornamelijk uit
arbeiderskringen afkomstig zijn.
Waarom houden zij het niet vol Tij
dens een recente enquête bleek, dat
in Duitsland de professor nog altijd
het meest in aanzien staat. Hij wordt
meer geacht dan een minister of de
directeur van een groot industrieel
concern. Kennis komt dus nog vóór
geld en sociale status. Wie wat voor
zijn kinderen wil doen laat ze in de
eerste plaats doorleren. Ook de ar
beiders willen, dat hun kinderen het
verder brengen dan zij zelf. Aan het
daarvoor benodigde geld bestaat in
deze kringen vaak minder gebrek
dan in de middengroepen, waar men
bereid is zich grote offers te getroos
ten voor de studie van de kinderen.
Arbeiders daarentegen ontbreekt
vaak het vermogen op lange zicht te
disponeren, verder te kunnen zien.
Door weeklonen zijn zij er aan ge
wend geraakt eigenlijk vaak slechts
voor zéven dagen in het vooruit te
denken. Men meent ook, dat jonge
mensen al op vrij jeugdige leeftijd
mee moeten gaan verdienen. Daarom
kunnen zij zich in vele gevallen niet
voorstellen, dat iemand eerst op zijn
vijfentwintigste jaar en soms nog la
ter wat gaat verdienen minstens
tien jaar later dan het kind, dat zo
van de lagere school het bedrijfsle
ven in gaat. Daarbij komt dan nog,
dat de salariëring van jonge acade
mici, vergeleken met die van vakar
beiders, ronduit slecht is. Hoe moet
iemand er onder die omstandigheden
in slagen de stap naar het eindexa
men en dan naar de universiteit te
doen?
het aan begrip, dat een gymnasiast
rust voor studie en huiswerk nodig
heeft, een plaatsje dus waar hij on
gestoord kan werken.
Ontgroeit het kind dan zijn ouders,
verliest hij de onbevangen verhou
ding tot zijn omgeving, dan is al
gauw het ogenblik bereikt, waarop
menig gebelgde vader zijn kind van
school neemt en van hem eist, dat
het eerst maar eens laat zien wat
het waard is. Wanneer ouders onge
duldig worden, uiterlijk en innerlijk,
dan is dat meestal een teken van on
zekerheid. Zij voelen de vervreem
ding, vermoeden zelfs een zekere
hoogmoed bij hun kind en zijn niet
zelf in staat deze ontwikkeling op te
vangen en te verwerken.
Men kan dergelijke ontwikkelingen
natuurlijk tegengaan of voorkomen,
bijvoorbeeld door begaafde kinderen
uit gezinnen, die niets voor doorleren
voelen, in een Internaat op te nemen.
Dat is een weg, die in de Sowjet-Unie
en Oostbloklanden wordt begaan,
maar door professor Hallermann met
grote beslistheid wordt afgewezen.
Uit zijn beroepspraktijk weet deze
deskundige, dat de innerlijke breuk,
het verlies van menselijke nabijheid
en warmte, van het gevoel bij het ge
zin te behoren, uitermate gevaarlijk
is. Men wil geen jonge academiei, die
zich voor hun ouders schamen.
Het is meer dan een stap het is
een grote sprong. Men springt im
mers over de middengroepen heen.
In vele gevallen gaat zulks niet zon
der psychologische moeilijkheden. In
tal van arbeidersgezinnen mankeert
Geen enkele politieke en economische
reden kan een dergelijke onmenselij
ke ontwikkeling rechtvaardigen.
„Wij moeten en wij willen liever nog
een generatie wachten", zegt profes
sor Hallermann, „tot de arbeiders
kinderen langs de omweg van de
middengroepen naar de universitei
ten komen". Dat arbeiderskinderen
in de middengroepen doordringen,
komt gelukkig al vaak voor.
De sprong van arbeider tot academi
cus zal en moet een uitzondering blij
ven. In de meeste gevallen zou men
deze immers alleen kunnen doen ten
koste van de innerlijke substantie.
Dat kunnen wij in een democratie
niet willen. Wij zullen in het Westen
dus evenals met vele andere dingen
geduld moeten hebben en ons "tijd
moeten gunnen in de vaste over
tuiging, dat onze weg op de lange
duur de betere is omdat hij de men
selijkere is".
Sint Nicolaas is weer in het land
zijn schatkamers zijn nog goed
gevuld en wat is er dan heer
lijker voor een peuter dan rond te
kunnen dwalen in de speelgoed
zaken, waar al het moois het
een nog prachtiger dan het ander
hoog opgestapeld ligt
Levi Esjkol heeft het bij herha
ling verklaard toen hij nog maar
enige maanden geleden Ben Goe-
rion na diens plotseling aftre
den als premier van Israël op
volgde: „De politiek van Ben
Goerion zal door mij worden
voortgezet. Degenen die van mij
een andere gedragslijn verwach
ten zal ik moeten teleurstel
len".
Het klonk geloofwaardig. Temeer
omdat Levi Esjkol niet alleen Ben
Goerions politieke geestverwant is,
maar bovenal omdat hij in de kabi
netten-Ben Goerion als minister van
financiën naast de grijze staatsman
een der belangrijkste ondersteuners
was van diens politiek.
Toch werden in politieke kringen in
Israël Levi Esjkols woorden niet op
een goudschaaltje gelegd. Enige tijd
geleden zei ons de voorzitter van de
Israëlische liberale partij in Israël,
Peretz Bernstein, die begin dit jaar
kandidaat stond voor het president
schap van Israël: „Levi Esjkol kan
zoveel beweren. Hij wil misschien
wel de politiek van Ben Goerion vol
gen. maar hij zal het niet kunnen.
Hij zou zich niet kunnen handha
ven als hij als premier steeds in de
schaduw blijft lopen van Ben Goe
rion. Hij zal toch een eigen richting
moeten kiezen".
Levi Esjkol heeft een eigen richting
gekozen. Het is een richting die in
Israël met instemming is begroet.
Een richting ook die lijnrecht ingaat
tegen de politiek van Ben Goerion.
Een stap die van moed getuigt. Levi
Esjkol heeft namelijk het parlement
voorgesteld de Arabieren in de Ara
bische districten niet meer als twee
derangsburgers te behandelen maar
als volwaardige ingezetenen van de
staat Israël.
Voor dat doel zal het militaire be
stuur in de Arabische districten,
hoofdzakelijk de grensgebieden waar
180.000 Arabieren wonen, moeten
worden opgeheven. Sinds de stichting
van de staat Israël was het de Ara
bieren in deze districten niet vrijelijk
toegestaan door het land te reizen
Wilden zij hun dorp verlaten dan
dienden zij hiervoor toestemming te
krijgen van de militaire comman
dant.
Weliswaar werd deze toestemming
op ruime schaal verleend, maar on
miskenbaar werd dit bestuur als een
beknotting van de rechten gevoeld,
ook al omdat de militaire comman
danten in tijden van onlusten aan de
Israëlische grenzen de volmacht be
zaten in hun district voor de Ara
bieren een avondklok in te stellen.
Levi Esjkol wenst daar thans van
af te stappen.
Zijn daad is moedig omdat onbekend
is of de Arabieren in het land het
als een daad van sterkte of van
zwakte zullen beschouwen. Moedig
ook omdat hij met zijn voorstel wel
licht het einde inluidt van zijn rege
ringsperiode, daar hij er het parle
ment mee voor een verrassing heeft
gesteld. Doch het moet ondenkbaar
geacht worden, dat het parlement
hem hiervoor zal laten vallen. Het
échec tegenover het buitenland zou
te groot zijn.
Ben Goerion heef zich iedere keer
als oppositiepartijen om verlichting
van het bestuur in de Arabische dis
tricten vroegen, heftig verzet, omdat
hij meende dat zolang de omringen
de Israël vijandige landen geen vre
de met Israël wilden sluiten, de vei
ligheid van de staat in gevaar ge
bracht zou worden, als op de Ara
bische districten geen scherpe con
trole meer bestond.
Immers, de Arabieren spreken één
taal met hun broeders over de grens,
hebben én godsdienst en cultuur en
zijn vaak ook met familiebanden ge
bonden met degenen die in de Ara
bische landen de vuurmonden op Is
raël richten. Het hoge percentage
spionnen voor de Arabische landen
dat werd gepakt onder de in Israël
wonende Arabieren scheen hem
steeds weer in het gelijk te stellen.
In Israël is wel begrip voor de moei
lijke positie waarin de Arabieren in
het land zich bevinden. Zouden zij
zich als volwaardige en loyale bur
gers van Israël gedragen dan zou
den zij hun eigen doodvonnis teke
nen ingeval bij een mogelijke toe
komstige oorlog tussen de Arabische
landen en Israël, de Arabieren ter
reinwinst zouden boeken. Deze Ara
bieren zouden dan immers door hun
broeders worden beschuldigd van
verraad aan de Arabische zaak.
Steeds weer betoogde Ben Goerion,
dat de staatsveiligheid niet toeliet
het militaire bestuur in de Arabische
grensgebieden op te heffen. Slechts
zelden liet hij zich tot kleine ver
lichtingen verleiden: alleen als de
verkiezingen in zicht waren en hij
met een gebaar tegenover de Ara
bische stemgerechtigden zijn socia
listische Mapai wat stemmers wilde
bezorgen. Of als het buitenland druk
uitoefende. Maar wezenlijke veran
deringen heeft de Israëlische rege
ring stelselmatig geweigerd.
Dat Levi Esjkol thans humanitaire
redenen voor opheffing van het mi
litaire bestuur laat prevaleren bo
ven de staatsveiligheid wekt te meer
verbazing, daar er ogenschijnlijk
noch een binnenlandse noch een bui
tenlandse aanleiding toe is. Of de
politiek jegens de Arabieren in Israël
moet een gebaar zijn voor de Arabi
sche landen nu de Algerijnse leiders
ondanks bemiddeling van verschil
lende leiders in de Arabische landen
voortdurend een broederkrijg voeren.
OVER PERIODE VAN 250 JAAR TWEEMAAL VOORGEKOMEN
Het gaat weer een strenge win
ter worden, althans wanneer
men verschillende geruchten
mag geloven. Stelt men de
vraag wie er een koude winter
voorspelt dan is het antwoord in
de regel al zo onzeker dat de
voorspelling als zodanig al in
twijfel mag worden getrokken.
Toen in maart de bijzonder kou
de en zeer lange winter van
1962-'63 verleden tijd was, kon
men deze voorspellers ook al ho
ren spreken over een warme zo
mer.
„Geen winter, geen zomer" zo werd
wel beweerd. Aan de hand van de
statistiek hebben wij er in april nog
op gewezen dat slechts zeer zelden
een strenge winter door een mooie
warme zomer wordt gevolgd. Velen
herinneren zich 1947 toen dit wel
het geval was. De statistiek bewees
dit jaar vrij betrouwbaar te zijn want
de zomer die er na alle kou volgde
was zeer matig en gemiddeld zelfs
aan de koude kant.
Opnieuw een strenge winter? Onmo
gelijk is het niet. Bij het weer in
West-Europa is „bijna" alles moge
lijk, ook twee strenge winters ach
ter elkaar al; is het over de laat
ste 150 jaar lechts tweemaal voor
gekomen dat twee opeenvolgende
winters een gemiddelde etmaaltem-
peratuur beneden het vriespunt
brachten te weten de winters van
1784 en 1785 met een etmaalgemid
delde van respectievelijk 2.3 en
0.2 C (normaal 2.4) en de twee
winters 1799 en 1800 toen de etmaal
gemiddelden 1.8 en 1.0 graden
C. bedroegen. Hieruit blijkt al dat
twee strenge winters na elkaar zel
den voorkomen. Een normale of zach
te winter is meer waarschijnlijk.
In de laatste twee en een halve eeuw
kwamen totaal negen gevallen voor
met twee of meer opeenvolgende
strenge januarimaanden. In de perio
de 1829 tot 1834 kwamen vijf opeen
volgende strenge januarimaanden
voor. December bracht twee maal
twee opeenvolgende zeer koude maan
den en februari vier.
Verleden jaar zaten wij al vroeg in
de vorst en sneeuw. In de periode van
20 tot 26 november was het zeer
koud met op de 22ste in Venlo al
acht graden vorst. Op 22 en 23 no
vember bleef het kwik ook overdag
beneden het vriespunt. Op 24 novem
ber werd op enkele percelen onderge
lopen land in Friesland al geschaatst.
Na 1947 veel zachte winters.
Een normale winter is geen winter
zonder sneeuw of ijs. Zeker niet. Een
periode van twee drie weken met
een wintersituatie en schaatstijs is
vrij normaal. De overige weken kun
nen dan nog wel zo zacht zijn dat de
winter over de volle drie maanden
als normaal of iets te zacht eindigt.
In de periode van 1947 tot 1962 heb
ben wij met uitzondering van de re-
cordkoude februari 1956, heel weinig
vorst gehad. Vele jaren verliepen
waarin de schaatsen niet of nauwe
lijks uit het vet kwamen. Dit is ook
uitzonderlijk want normaal mogen
wij elke winter zeker op één vorst
periode rekenen.
De schapen worden teruggedreven
naar hun behaaglijke stallen voor
de naderende winter. Op de foto
een stemmig kijkje in de Franse
Alpen.
(Van een onzer redacteuren)
YVIe nog Franse benzinebonnen in zijn
bezit heeft, zal deze thans wil hjj
geen strop hebben moeten inleveren,
daar per 1 november de benzinebonnen
ten behoeve van vreemdelingen zijn af
geschaft naar de Franse regering
zegt met grote tegenzin, maar onver
mijdelijk, omdat er teveel is geknoeid
met deze bonnen.
Nederlanders, die hun bonnen in Neder
land bij een bank of bij de verkeers-
bonden kochten, kunnen deze daar nu
ook weer verzilveren. Wie echter de
bonnen in Frankrijk zelf kocht zou deze
volgens de regels ook weer in Frankrijk
moeten verzilveren. Uiteraard is dit
thans een weinig praktische regeling.
Men kan nu de overgehouden in Frank
rijk gekochte bonnen hetzij via een Ne
derlandse bankinstelling, hetzij recht
streeks opsturen naar het Franse minis
terie van financiën, direction des finan
ces exterieures, 93 Rue de Rivoli, Parijs
le waarna men een restituatie ontvangt
van 7,90 voor bonnen, die na 27 decem
ber 1958 zijn afgegeven. De tegenwaarde
voor bonnen, afgegeven voor 10 augus
tus 1957 is 5,55 en die voor benzine
bonnen, gekocht tussen 10 augustus
1957 en 27 december 1958 6,70 franken.