KERK EN MILITAIR:
EEN UITDAGING
PUZZEL- rubriek
Drie Zeeuwse predikanten
over geestelijke verzorging
De overdracht van Nieuw-Guinea en
het beleid van zending en missie
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
HORIZONTAAL: 1. redeloze dieren,
4. gril, 6. kleine zoetwatervis, 9. be
doeling, strekking, 12. schrijf- en te
kenkunst, 16. woonboot, 17. riviertje
in Friesland, 18. reeds, 19. Raad van
Arbeid, afk., 20. deel van N.-Amerl-
ka, afk., 21. vlek, 23. stad ln Peru,
25. in memoriam, afk., 26. kruik,
kan, pul, 27. edel, 29. plezier
(spreekt.), 30. aangehaald werk, afk.,
32. snijwerktuig, 33. onberispelijk, 34.
titel van onze prlnö, afk., 36. muziek
noot, 38. als boven, afk., 39. rivier in
India, 41. gelukzoekers, 42. hoogste
punt, 44. deel v. d. b()bcl, afk., 45. zie
36, 46. nrojectiel, 48. landbouwwerk
tuig, 49" zie 20 (Eng. afk.), 51.
laatstleden, afk., 53. bloedverwante,
54. gemeente in Gelderland, 56. boom,
meisjesnaam, 57. -ber: materiaal v.
koffers, 58. wHnsoort, 60. overzet-
vaartulg, 62. Chin, lengtemaat, 64.
uiting van medelijden, 66. windrich
ting, afk., 67. heden, 68. duw, stoot,
69. leer v. h. bestaan van één god als
opperwezen, 72. sportbeoefenaars, 74.
ten langen leste, afk., 75. ontstoking
van oorspeekselklieren, 76. limited
(Eng. afk.)
VERTIKAAL: 1. bij-: by afwezig
heid, 2. groot bouwveld, 3. cn derge
lijk, afk., 4. de Ned. Spoorwegen,
afk., 5. bep. gewicht, afk., 6. felicita
tie op kaartjes, afk., 7. nakrooBt, 8.
stad in Andalusië, Spanje, 9. ten aan
zien van, afk., 10. riviertje ln prov.
Utrecht, 11. ontkenning, 13. spoor
staaf, 14. bergweide, 15. toiletartikel,
21. groente, 22. jongensnaam, 23. on
derricht. 24 natuurgeest (Germ, my-
thol.), 28. beteuterd, 31. vlecht, 33.
witte populier, 34. dronken, verza
digd, 35. klein beetje voedsel, 37. tak
v. e. andere boom, 38. verbeelding,
39. polit. bond (voor 1945) afk., 40.
lijmachtig vocht, 43. leiding, betrek
king, aanzien, 47. tegenspoed, onge
luk, 48. hoorn, 49. afwezig, niet thuis,
50. zoogdier, 52. bewoner van N.-
Europa, 54. eind der draden van een
weefsel, 55. -eren: ineenzetten van
een machine, 57. te modieus gekleed
man, 59. bep. gewicht, 61. niets, 63.
grafvaas, 65. strafplaats in het hier
namaals, 68. „tante Pos", afk,, 70. in
loco, afk., 71. getijde, 72. zie 33 hori
zontaal, 73 lengtemaat.
Oplossing van vorige week:
aHMaaHGaaMiHH
<MÏ][I0M[S> «HffinUMB
BjaHoaManangBniBia
EIIHMI <aaG3Boaian> «si
OMaHHuaHsiMiaH
HMuuraMMaMiaiaMH
aa>- <aasa5iM0> oe
oisis» <aan
laasn"
0000
Zorg der Kerk in en
buiten de diensttijd
De geestelijke verzorgers
voor de Nederlandse krijgs
macht krijgen htm opleiding in
Budel (prot.) en in Nunspeet
(r.-k.). Zes weken volgen zij
een cursus, die gericht is op
de praktijk. In de eerste plaats
op pastoraal terrein en daar
naast ook op militaire aspec
ten (groeten, excerceren, enz.).
De opleiding gaat uit van de
interkerkelijke dienst geestelij
ke verzorging en het militaire
deel wordt door militaire in
structeurs verzorgd kapitein
en sqt.-majoor).
Na de opleiding zijn er maan
delijkse vergaderingen van le
gerpredikanten; ook de r.-k.
geestelijke verzorgers hebben
dergelijke bijeenkomsten,
waarop ervaringen worden uit
gewisseld. Per 1500 militairen
is er 1 r.-k. en 1 protestantse
geestelijke verzorger. Er zijn
nu omstreeks 125 leger- en
luchtmachtpredikanten, en on
geveer 25 vlootpredikanten.
En evenzovéle geestelijke ver
zorgers aan r.-k.-zijde. Er zijn
drie protestantse, twee r.-k.
vormingscentra en een huma
nistisch vormingscentrum voor
militairen, die uitgaan van
stichtingen t.b.v. de geestelijke
verzorging voor de krijgs
macht.
Overal in ons land zijn voorts
militaire tehuizen, die uitgaan
van de „thuisfronten". Er
zijn drie categorieën geeste
lijke verzorgers, „beroeps",
langverbanders en predikanten,
die voor 1 jaar in dienst ko
men (mobilisabele kortverban-
ders).
ZORG OM DE MENS EN EEN EXPERIMENT
De legerpredikanten tussen de mili
tairen: positie veroveren. C.O.A.K.-
militairen en ds. Bartlema in het
Prot. Mil. Tehuis te Middelburg.
(Foto P.Z.C.)
maatschappij is deze verhouding an
ders. „Het gesprek is daar belang
rijk, er :'s geen monoloog van de pre
dikant, dat gesprek moet ook in de
burgermaatschappij op gang blijven",
zegt ds. Bohlmeijer.
In de militaire dienst hebben de aal
moezeniers en de legerpredikanten
gezamenlijke vergaderingen, men
gaat uit van het „samen staan voor
eenzelfde taak". De taak is dan de
zorg om de mens en die uit zich on
der meer in het experiment. De predi
kanten, die aan het gesprek deelna
men, willen dan ook geen „program
ma" hebben, de zorg om de mens is
alomvattend, die zorg om de mens
wijst uiteindelijk toch naar het Hoge
re. De inbreng van de predikanten is
meer als kameraad en raadsman dan
als catecheet en als theoloog. „Samen
in gesprek zijn, dat is het menszyn in
de wereld van vandaag, onprogram
matisch, hen handgrepen bijbrengen
in hun leven als militair".
Ze doen dat in het veld op oefenin
gen, bij de teams rond de radiowa
gens, bij de jongens op de gevechts-
baan, bij de vliegers, ze treden op als
intermediair tussen de militairen en
de burgermaatschappij. In de burger
maatschappij, zo meenden de drie
predikanten, is de samenwerking
minder. Er is een verbrokkelde me
thode van samenwerking, er is de
verzuiling. In dienst bestaat die ver
zuiling niete omdat men allemaal, als
militair en als geestelijk verzorger,
voor dezelfde taak staat.
Onmisbaar
Jn dienst heeft men de contacten no
dig, ze zjjn onmisbaar. Het is een
samenspel, waarmee de militairen
zyn geholpen. Maar niet alleen de
militair is daarmee geholpen, daarop
wijzen de predikanten, die na de
diensttijd weer burgerdominee wor
den: de ervaring, die men in de mili
taire dienst als geestelijk verzorger
opdoet, die komt bijzonder te pas in
de burgermaatschappij. Men kan
daarmee gaan werken, „het is ge
zond voor een predikant in militaire
dienst te zijn geweest als geestelijk
verzorger". Want in de dienst moet
hij zjjn en is hij mens onder de men
sen.
Natuurlek is niet alles „pais en vree"
in de militaire dienst. Soms zien de
militairen, ziet de militaire overheid
de geestelijk verzorgers nog als „mo-
reelsofficieren", mannen dus, die het
moreel van de militairen omhoog
moeten brengen. De drie predikanten
wijzen dit persoonlijk van de hand:
zij willen geestelijk adviseur zijn van
de commandant, ze zyn ook stafoffi
cier. Maar zij willen zich niet militair
gedragen. Kerk en politiek, militair-
zijn en predikant in militaire dienst
zijn, alles moet gescheiden blijven. De
geestelijke verzorgers zijn er niet om
het apparaat en de „politiek" in het
algemeen te dekken. De geestelijke
verzorger staat daarbuiten; h(j is er
voor de zorg om de mens. Omdat die
zorg voor de mens nu ook van huma
nistische zijde op gang is gekomen,
kan daarvoor ook een taak zijn.
Meeleven en voorleven, zoals het
fundament is neergelegd in de
Bijbel, dat is de taak van de kerk in
dc militaire maatschappij, zo goed
als in de burgermaatschappij, aldus
de drie predikanten. Maar die taak
is in het militaire leven, als geestelijk
verzorger, een experiment. Een expe
riment in vredestijd, zo goed als in
oorlogstijd. Vorming van de mens in
vredestijd, hulp in oorlogstijd. Van
de kerkelijke en de niet-kerkelyke.
Uiteindelijk een heilzame taak.
Nieuws van overal
Kerkklokken zullen zondagavond
in Deventer luiden voor een bijbel-
dienst van rooms-katholieken, gere
formeerden en hervormden in de her
vormde kerk. De dienst, waaraan een
pater, een hervormd predikant en een
gereformeerd predikant meewerken,
is één van de drie activiteiten waarin
hel convent van protestantse voor
gangers en de r-k. geestelijkheid in
deze stad samen met het Ned. Bijbel
genootschap aandacht voor de Bijbel
willen vragen. Er worden brochures
verstrekt, de geestelijken gaan langs
de huizen en er is gelegenheid tot
gesprek. Er wordt ook gepreekt over
hetzelfde thema in alle kerken: „Niet
bij brood alleen", en de aanvangstij
den z|jn verschoven, zodat ieder naar
de bijbeldienst kan.
Samenwerking tussen de Doops
gezinde Broederschap en de her
vormde gemeente in Emmeloord
heeft geleid tot de bouw van een
vleugel aan het hervormd kerkge
bouw, waarin de doopsgezinden ter
kerke kunnen gaan en waar de her
vormden kunnen vergaderen.
De waarnemers-afgevaardigden
naar het tweede Vaticaanse Concilie
kunnen noch het woord voeren noch
aan de stemming deelnemen en ook
niet deelnemen aan de vergaderingen
van de speciale conciliaire commis
sies, zonder toestemming van d9 be
trokken autoriteiten. Wel mogen zij
hun eigen (kerkelijke) gemeenschap
mededeling doen over het werk van
het concilie, maar verder zijn zij tot
geheimhouding verplicht, aldus is be
paald in het reglement van het con
cilie.
7e noemen 'm bij de lucht-
macht „hemelpiloot" en de
„lessen", die hij geeft worden
soms gekscherend „hemeltheo-
rie" genoemd.
Anderen spreken gewoon over
de „doom" of de „aal". De éne
militair gaat naar de aal, de an
dere geeft zijn ziel liever aan de
doom, zoals ze het zelf noemen.
De ouders van de jongen, die
onder dienst komt, krijgen een
brief voor het contact met hun
zoon, zelfs stapt er soms plotse
ling op een middag of avond uit
een auto met een militair num
merbord een man in een militair
pak. Als de bezoeker eenmaal de
mat bij de voordeur is gepas
seerd, ontpopt hij zich als die
„doom" of die „aal".
De burger vraagt zich af: ziel-
tjeswinnerij, een militair of een
geestelijke, hij ziet er uit als een
predikant, maar dat pak dan?
Een andere burger vindt het al
lemaal „nonsens": een geeste
lijke hoort niet in de militaire
dienst thuis, die hoort bij de
burgers, 's zondags op de kan
sel. De jongens, die voor het
eerst in dienst zijn worden al
meteen gesplitst: „r.-k." of
„prot", alles wat niet r.-k. is, en
dus niet naar de „aal" gaat,
krijgt de „doom" op zijn les
uren, die geen lesuren zijn.
Wat doet een theoloog nu precies in
dienst, wat stelt men zich ervan voor,
hoe is dc verhouding met de militai
ren? Het zijn vragen, die de burger
en ook de militair nogal eens
bezighouden. Drie predikanten, één,
die in dienst is, op de C.O.A.K. in
Middelburg, één, die net een paar
maanden „eruit" is en een derde, die
volgende maand weer in dienst gaat
waren bereid enige uren vr(j te ma
ken en over de geestelijke verzorging
in de militaire dienst hun mening te
geven.
Het waren ds. H. Bartlema (49
jaar), legerpredikant van de
C.O.A.K. ln Middelburg, hervormd,
ds. P. A. Bohlmeijer (40), gerefor
meerd predikant in Sonburg, die in
oktober „voor een aantal jaren" in
dienst gaal en ds. Y. v. d. Schoot
(41), hervormd predikant te Vlissln-
gen, die sinds twee maanden terug is
m de bnrgerwerold.
Ds. Bartlema is sinds 1959 legerpre-
dikant in Middelburg en was daar
voor al enige jaren „doom", ds. Bohl-
mehcr was er 1 jaar in. 3 maal op
herhaling en gaat nu de „burger-
kerk" in Souburg verlaten om weer
enige jaren militairen-predikant te
zijn. Ds. v. d. Schoot tenslotte heeft
nog verse indrukken van een jaar als
legerpredikant.
Indrukken
Indrukken over hun werk in de mi
litaire dienst: „ik ben van het werk
gaan houden, hoewel ik er niet „con
amore" inging; er was een schreeu
wend gebrek aan predikanten, ik kon
er niet onderuit" (ds. Bartlema),
„het pakt je helemaal, een machtig
mooi bedrijf, het grootste van Neder
land en erg veel te doen" (ds. Bohl
meijer), „er wordt iets nieuws gebo
ren, ook kerkelijk, de jongens in de
kritieke leeftijd bijstaan, er kan im
mers van je gevraagd worden om zo
nodig je leven te geven" (ds. v. d.
Schoot). Ket waren maar eerste in
drukken op de vraag „waarom in
dienst gegaan als dominee?" De ant
woorden zijn ook maar ten dele type
rend. De drie predikanten gaven
meer antwoorden, zij vulden elkaar
aan, maar wierpen elkaar tegelijk
nieuwe vragen toe: de kerkdijken en
de niet-kerkclijken dan?, was het een
uitdaging?, een „geroepen zijn?"
Zorg om de mens
Zorg om de mens en het experi
ment, dat het werk van dc do
minee in militaire dienst is. Die twee
punten, beschouwen de drie predikan
ten als de kern van hun werkzaam
heden on dei de militairen. Het expe
riment er. de zorg om de mens. Maar
zorg om de mens, dat is de taak
van de kerk in de burgermaatschap
pij ook, sociale zorg ten dele, geeste
lijke, materiële zorg. En het experi
ment. Er worden nieuwe weg'en in
geslagen:
Oecumene, interkerkelijke samenwer
king op alle mogelijke gebied, experi
menten in het jeugdwerk. De tegen
standers van het „dominee in militai
re dienst" zullen aanvoeren: daarvoor
hoeft een dominee niet in militaire
dienst: op dat gebied is er voldoende
voor hem te doen in de „burgerge
meente", daarvoor hoeft hij niet een
jaar of voor langere tijd de toga aan
de kapstok te hangen en zich te hul
len ln liet uniform.
De legerpredikanten zullen hun toe
voegen: „en de militairen dan, die in
een dergelijke geseculariseerde ge
meenschap een paar jaar van hun
leven moeten doorbrengen, wat denkt
U daarvan, moeten die dan niet ook
geestelijk gevormd worden om de
hier liggende vragen enigszins te
kunnen venverken. Moeten zy juist
in de militaire dienst, nu in vre
destijd, en zeker in oorlogstijd, niet
worden gesteund, worden bijge
staan?"
Er zullen andere opmerkingen wor
den gemoukt:
„Onder andere, in zekere zin moeilij
ker, omstandigheden het evangelie
brengen. Die andere omstandigheden
vindt men niet in de burgermaat
schappij, vindt men niet in de ge
meente, het is ook een soort oecume
nisch werk. want er komen jongeren
van allerlei kerkelijke richtingen"
Do tijd lijkt al zo lang geleden dat zendelingen
werden uitgezonden ergens naar de bin
nenlanden van het een of andere eiland in het
tegenwoordige Indonesië, waar zy moesten
leven met weinig of geen contact met de we
reld buiten de streek waar zo moesten werken.
Zo hadden een medicijnkist bij zich, waarmee ze
enigszins hadden Ieren omgaan. De ervaring
had geleerd welke dingen er zoal nodig waren.
Deze werden hun meegegeven. Verder moesten
zo zichzelf maar zien te helpen en het werd
in vele gevallen van de nood een deugd maken.
We hebben van een van de zendelingen die op
deze manier, kort na de eerste wereldoorog,
(het was zijn eerste uitzending en bij was pas
getrouwd) ergens op een zendingspost in de
binnenlanden was neergezet, kostelijke verhalen
gehoord uit die eerste tijd.
Een ervan was, dat zijn haar al maar langer
werd, maar door afwezigheid van een kapper,
bleef het lustig groeien, totdat het zijn vrouw
al te bar werd en zjj zelf resoluut de schaar
zette in het haar van haar man, die op Simson
begon te lijken. Ze kreeg daarin zulk een vaar
digheid, dat ze deze hoofdtooi bleef bewerken,
ook toen ze met verlof een jaar terugkwamen.
Zoals zendelingen vroeger verstoken van alle
contact werden gedropt zó kennen w|j het in
de zcndingswereld van tegenwoordig niet meer,
hoewel het ook nu nog een hele opoffering
kun zijn. Wie de verhalen van Anthony van
Kampen gelezen heeft over Nieuw-Guinea, die
in dit dagblad hebben gestaan, zal weten dat
de gezinnen van zendingsarbeiders zich nog
altijd veel, heel veel soms, moeten ontzeggen
van datgene wat wij in ons land als heel ge
wone luxe en comfort kennen. Dank zij het
vliegtuig zijn er verbindingen mogelijk die er
vroeger niet waren.
Nieuwe taak
fa het jaarverslag van de Raad voor de Zending
van de Nederlands Hervormde Kerk over
1961 vinden we ook een stukje over de nieuwe
zendiiigslaak in het centrale bergland van
Nieuw-Guinea. In maart 1961 zijn drie zende
lingen met enige Papoese helpers, na een zware
tocht van enige dagen vanuit de Baliem-vallei
in hetiJalimodal terechtgekomen. Het eerste
wat zjj daar deden was de aanleg van een klein
vliegveld, waarop in september het eerste vlieg
tuig van de Missionary Aviation Fellowship
(broederschap van vliegers in zendingsdienst)
geland is. „Daar van enige opbouw van het
zendingswerk zonder een behoorlijke luchtver-
biiiding geen sprake kon zijn, was de eerste
landing van dit vliegtuig een moment van groot
gewicht".
Nu kunnen geregeld mensen en materialen die
nodig zijn, worden overgevlogen. De tocht van
de drie zendelingen met hun helpers is een stap
van moed en beleid geweest en zij hebben de
wijsheid ontvangen om op de juiste wijze met
de Jali's om te gaan, zonder welke zij deze
eerste maanden niet zouden hebben overleefd.
Het is ook eën stukje geloof geweest dat in
deze tocht tot uiting kwam, om aan mensen,
die nog volkomen leven in het stenen tijdperk,
het Evangelie te willen brengen. Hoeveel men
sen er in het dal van de Jalimo en haar zijdalen
wonen, weet men nog op geen stukken na. De
schattingen lopen uiteen van 5000 tot 20.000
zielen. Het is een kostbare zaak, zo wordt in
het verslag opgemerkt. „De economie van de
Heer is een andere dan de onze".
Zo'n jaarverslag van de zending lezen we ieder
jaar met bijzondere belangstelling en met een
zeker ontzag voor degenen die als Abraham
bereid zijn uit te gaan, zonder te weten waar
zij terechtkomen. Altijd weer betekent hun gaan
dat zij afstand doen van een rustig en wel
verzekerd (voor zover dat mogelijk is) leven.
Er moet de bereidheid zijn tot het offer.
We lezen dat jaarverslag van de zending daar
om ook met grote belangstelling, omdat we
daaruit lezen hoe de samenwerking tussen ker
ken een vanzelfsprekende zaak is geworden in
de zending. Een hervormde arts wordt zonder
blikken of blozen overgeplaatst naar een hos
pitaal dat uit het zendingswerk der Gerefor
meerde Kerken is voortgekomen en een gere
formeerd predikant werkt van harte mee aan
een theologische school, die oorspronkelijk her
vormd van opzet was. Zelfs lezen we hoe er in
de loop van het verslagjaar „een groeiend con
tact met de zendingsdeputaten der Gerefor
meerde Gemeenten, die een stuk eigen zendings
werk in Nieuw-Guinea willen aanvatten", is
geweest en dat de Nederlandse Zendingsraad
met vraugde het verzoek van dc zending der
Gereformeerde Gemeenten heeft ingewilligd om
twee waarnemers te zenden naar zijn vergade
ringen.
Politiek
We vinden in zo'n jaarverslag dus ook de
weerslag van wat er politiek omgaat in
de wereld. Vanzelfsprekend is, dat in dit jaar
verslag het conflict rondom Nieuw-Guinea en
alles wat zich daarbij heeft afgespeeld in 1961,
ter sprake moest komen. Ook met Afrika heeft
onze zending (we denken niet alleen aan de
hervormde) Sn toenemende mate te maken en
dus ook met alles wat daar politiek omgaat,
maar het belangrijkste stuk van de „algemene
beschouwingen" wordt toch ingenomen door
het conflict rondom Ni6uw-Goinca. In 1961
vormden de vragen en gebeurtenissen die hier
mee samenhingen „nog meer dan tevoren de
achtergrond van de arbeid van de meesten on
zer zendingsarbeiders en der jongere kerken,
waarmede onze zending verbonden is en van
onze verantwoordelijkheid tegenover hen".
De beslissingen die in het zendingsbeleid geno
men moesten worden, zyn daardoor sterk be
ïnvloed. Welke gevolgen zal de bestuursover-
dracht van Nieuw-Guinea, die men in zendings-
kringen allang heeft zien aankomen, hebben,
allereerst in Nieuw-Guinea zelf, maar ook in
Indonesië? De christen-Indonesiërs zo lezen
we hebben met volle overtuiging achter de
eis van hun regering gestaan. Uit een gebed van
het moderamen van de synode der Protestantse
Kerk van West-Indonesië wordt aangehaald:
„Geef dat de Nederlandse regering de eis van
onze regering en ons volk om West-Irian terug
te brengen onder het gezag van de regering
van onze republiek moge erkennen".
Daling
In de loop van de laatste jaren is het aantal
zendingsurbeiders in Indonesië steeds terug
gelopen, omdat geen visum voor de terugreis
werd verleend. Eind 1961 waren er nog 11 over.
Vooruitziende naar de bestuursoverdracht wordt
gevraagd of het beleid nu anders zal worden.
Zullen de Papoea's de beslissingen van onze
regering begrijpen? Dat zijn de grote vragen
waarvoor de zending nu staat. En deze vragen
klemmen des te meer, aangezien er op Nieuw-
Guinea niet minder dan 208 zendingsarbeiders
in allerlei diensten zitten. Ze zyn wel inge
schakeld in de Evangelische Christelijke Kerk
van Nieuw-Guinea, maar dat was by de jonge
kerken in Indonesië ook het geval.
Men ziet voor de toekomst allerlei gevaren,
vooral wat betreft die „zelfbeschikking". De
vrees wordt niet ongegrond genoemd „dat tal
loze Papoea's het begrip zelfbeschikking zullen
vullen met de hun vanouds bekende culturele
inhoud en dat zij ervan zullen verwachten óf
een terugkeer tot de oorspronkelijke autonomie
van dorpen cn stammen zender centraal gezag,
óf op z'n best, een zelfstandige staat West-
Nieuw-Gulnea". Hoe zal dc reactie van vele
Papoea's zyn „als blijkt dat Nederland met de
belofte van zelfbeschikking meer verwachtingen
heeft gewekt dan het waar kan maken?" Het
jaarverslag waarschuwt „tegen iedere vereen
voudiging van een samengesteld vraagstuk".
De Raad voor de Zending, samen met de r.-k.
missie, is eigenlijk de enige instantie die, naast
de regering, over zelfstandige inlichtingenbron
nen over Nieuw-Guinea en Indonesië beschikt
en over de reacties van het volk meent ze zelfs
beter ingelicht te zijn. Zij zal met zekere ver
antwoordelijkheid aan Nieuw-Guinea verbonden
blyven, zoals ze tot nu toe ook aan Indonesië
verbonden is gebleven. Zelfs zal dat het geval
wezen ook al zouden de 11 zendingsarbeiders
verdwijnen. Is, dat wat de zending draagt en
in de toekomst nog te dragen krygt, niet een
stuk verantwoordelijkheid waar heel ons volk
achter zou moeten staan? Daarom zouden we
wensen dat dit jaarverslag 1961 van de Raad
voor de Zending door velen werd gelezen.
H.
moet worden veroverd, die ligt niet
klaar'* (ds. Bohlmeijer).
Positie
De positie van de geestelijk verzor
ger tussen de militairen moet
dus veroverd worden. De legerpredi
kanten en de aalmoezeniers moeten
dit steeds weer opnieuw. Onder de
recruten, op de opleidingsscholen, bij
de parate onderdelen. Die positie
komt voort uit de gewijzigde taak:
de legerpredikanten en hun rooms-
katholielce collegae, zorgen voor de
militair: ze hebben een nauw contact
met de artsen, met de psychiaters,
met de sociale dienst, met de wel
zijnszorg. De militaire predikanten
zyn soms pleitbezorgers by de com
mandanten, indien er een „moeilijk
geval" is. En die zijn er genoeg.
Jongens, die niet kunnen wennen aan
de militaire dienst, zoals die knaap,
die gewend was voor zijn duiven te
zorgen en heimwee kreeg, de jongen,
die moeilijkheden heeft met zijn
meisje, met zijn commandant, met
thuis, met zichzelf, met de wereld,
studie, met de kerk en het geloof.
„Het zijn soms barre jaren voor kna
pen, die met een te groot stuk gees
telijke onvolwassenheid in dienst ko
men", zegt ds. v. d. Schoot. Ook het
sociale aspect komt meermalen aan
de orde, maar primair is de zorg
voor de mens, meent ds. Bartlema en
ds. Bohlmeyer wijst op het aposto-
laatwerk. En daarmee hangt nauw
samen de evangelische achtergrond:
niet alleen zorg voor de mens in ho
rizontale richting (hij is er om de
mede-mens), maar zeker ook in ver
ticale richting: h|j is er ook om God.
Gevaar
Er is nog een ander aspect: meer
op het gebied van de evangeli
sche werfkracht. De drie predikanten
wyzen op het gevaar voor de „hele
kerk", zoals de symptomen daarvan
soms duidelijk zijn in de burgermaat
schappij: de kerk wordt de kerk ge
laten, de kans is er, dat de kerk ge
ruisloos verdwijnt, de integratie en
taak verliest, zoals ds. v. d. Schoot
het uitdrukt.
Ds. Bartlema noemt het „de kerk
loopt het gevaar introvert te worden:
de verzuiling van de kerken in de
burgermaatschappij". In de militaire
Drie predikanten over geestelijke
verzorging in militaire dienst: ds. H.
Bartlema hervormdvan de C.O.A.
K. in Middelburg (links), ds. P. A.
Bohlmeijer, gereformeerd predikant
te Souburg, midden, en ds. Y. v. d.
Schoot (hervormd) uit Vlissingen.
(Foto P.Z.C.)
experiment op de voorgrond. Zoals
zich overal in het kerkwerk na de
oorlog een grote verandering heeft
voltrokken er is al verscheidene
malen aandacht voor gevraagd op
deze pagina zo zijn die veranderin
gen ook gekomen in de opvattingen
van het „dominee in dienst". De zorg
om de mens: 1 predikant en 1 r.-k.
geestelijke per ongeveer 1500 militai
ren.
„De Kerk is er om de mens. de mens
is er voor de ander, wij zouden deze
instelling eigenlijk vanzelf mee moe
ten brengen bij het in militaire dienst
gaan, het is een grondnotie van het
menselijk bestaan" (ds. v. d. Schoot),
„als er een „crash" was van een
vliegtuig (vliegtuigongeval), dan was
ik met de dokter als eerste ter plaat
se, de mensen opvangen" (ds. Bartle
ma), „de positie tussen de militairen
(ds. Bohlmeyer), „het is een uitda- j
ging: als christen is men er niet in
een beschermde omgeving, zoals dat
in de gemeente (één geheel) wel het
geval is" (ds. Bartlema), „de jongens,
die op 19-jarige leeftijd in dienst ko
men zijn kritisch, de kritiek leeft, ze
hoeven niet persé een afkeer van
het geloof te hebben, maar ze zijn
vaak verward door de Kerk, zoals die
in de burgermaatschappij reilt en
zeilt (ds. v. d. Schoot), „de jongens
op die leeftijd moeten ook bij de kerk
blyven en de kerk moet bij hen blij
ven" (ds. Bohlmeijer), „met elkaar
een strategie opbouwen, er zijn mo
gelijkheden voor de opgroeiende ge
neratie" (ds. Bartlema).
Primair
Primair moet staan, zo menen de
drie predikanten, de zorg om de
mens, die juist in het militaire bedryf
zo'n aparte zorg is. De militaire
dienst is een bedryf, een bedrijf van
mensen, die zich moeten prepareren
op een mogelijke oorlog, dit bedryf
is er voor de bescherming van de
mensen, van de burgers. Maar juist
in dit apparaat, in dit bedrijf, loopt
de mens het meeste gevaar geen
mens meer te zyn, maar een verleng
stuk als het ware van het materiaal,
waarmee hij omgaat. De militaire
maatschappij is er om de mens.
Daarom \Toeg het rijk, de overheid,
aan de kerken om geestelijke ver
zorging van de mensen in dienst. Het
was dus niet andersom: niet de ker
ken stapten naar het rijk toe.
Het is al een paar eeuwen zo. Al
sinds prins Maurits (16de, 17de
eeuw). Toen kende men al de bar
biers, de chirurgijns en de zieken
troosters. Kerk en staat waren toen
nauw met elkaar verbonden. En er
was een enkele predikant, die met de
troepen mee trok, te velde, dat waren
de veldpredikers. Die term is verou
derd, men spreekt nu van legerpredi
kant en aalmoezenier. Het is een
term, die er na de oorlog is ingeko
men. Voor de oorlog kende men
slechts een zestal veldpredikers. Nu
zyn er meer dan 100 kortverbanders
(een jaar), lang verbanders en „be
roeps".
Nu staat de zorg om de mens en het
EN DE