KERK EN MILITAIR: EEN UITDAGING PUZZEL- rubriek Drie Zeeuwse predikanten over geestelijke verzorging De overdracht van Nieuw-Guinea en het beleid van zending en missie ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 HORIZONTAAL: 1. redeloze dieren, 4. gril, 6. kleine zoetwatervis, 9. be doeling, strekking, 12. schrijf- en te kenkunst, 16. woonboot, 17. riviertje in Friesland, 18. reeds, 19. Raad van Arbeid, afk., 20. deel van N.-Amerl- ka, afk., 21. vlek, 23. stad ln Peru, 25. in memoriam, afk., 26. kruik, kan, pul, 27. edel, 29. plezier (spreekt.), 30. aangehaald werk, afk., 32. snijwerktuig, 33. onberispelijk, 34. titel van onze prlnö, afk., 36. muziek noot, 38. als boven, afk., 39. rivier in India, 41. gelukzoekers, 42. hoogste punt, 44. deel v. d. b()bcl, afk., 45. zie 36, 46. nrojectiel, 48. landbouwwerk tuig, 49" zie 20 (Eng. afk.), 51. laatstleden, afk., 53. bloedverwante, 54. gemeente in Gelderland, 56. boom, meisjesnaam, 57. -ber: materiaal v. koffers, 58. wHnsoort, 60. overzet- vaartulg, 62. Chin, lengtemaat, 64. uiting van medelijden, 66. windrich ting, afk., 67. heden, 68. duw, stoot, 69. leer v. h. bestaan van één god als opperwezen, 72. sportbeoefenaars, 74. ten langen leste, afk., 75. ontstoking van oorspeekselklieren, 76. limited (Eng. afk.) VERTIKAAL: 1. bij-: by afwezig heid, 2. groot bouwveld, 3. cn derge lijk, afk., 4. de Ned. Spoorwegen, afk., 5. bep. gewicht, afk., 6. felicita tie op kaartjes, afk., 7. nakrooBt, 8. stad in Andalusië, Spanje, 9. ten aan zien van, afk., 10. riviertje ln prov. Utrecht, 11. ontkenning, 13. spoor staaf, 14. bergweide, 15. toiletartikel, 21. groente, 22. jongensnaam, 23. on derricht. 24 natuurgeest (Germ, my- thol.), 28. beteuterd, 31. vlecht, 33. witte populier, 34. dronken, verza digd, 35. klein beetje voedsel, 37. tak v. e. andere boom, 38. verbeelding, 39. polit. bond (voor 1945) afk., 40. lijmachtig vocht, 43. leiding, betrek king, aanzien, 47. tegenspoed, onge luk, 48. hoorn, 49. afwezig, niet thuis, 50. zoogdier, 52. bewoner van N.- Europa, 54. eind der draden van een weefsel, 55. -eren: ineenzetten van een machine, 57. te modieus gekleed man, 59. bep. gewicht, 61. niets, 63. grafvaas, 65. strafplaats in het hier namaals, 68. „tante Pos", afk,, 70. in loco, afk., 71. getijde, 72. zie 33 hori zontaal, 73 lengtemaat. Oplossing van vorige week: aHMaaHGaaMiHH <MÏ][I0M[S> «HffinUMB BjaHoaManangBniBia EIIHMI <aaG3Boaian> «si OMaHHuaHsiMiaH HMuuraMMaMiaiaMH aa>- <aasa5iM0> oe oisis» <aan laasn" 0000 Zorg der Kerk in en buiten de diensttijd De geestelijke verzorgers voor de Nederlandse krijgs macht krijgen htm opleiding in Budel (prot.) en in Nunspeet (r.-k.). Zes weken volgen zij een cursus, die gericht is op de praktijk. In de eerste plaats op pastoraal terrein en daar naast ook op militaire aspec ten (groeten, excerceren, enz.). De opleiding gaat uit van de interkerkelijke dienst geestelij ke verzorging en het militaire deel wordt door militaire in structeurs verzorgd kapitein en sqt.-majoor). Na de opleiding zijn er maan delijkse vergaderingen van le gerpredikanten; ook de r.-k. geestelijke verzorgers hebben dergelijke bijeenkomsten, waarop ervaringen worden uit gewisseld. Per 1500 militairen is er 1 r.-k. en 1 protestantse geestelijke verzorger. Er zijn nu omstreeks 125 leger- en luchtmachtpredikanten, en on geveer 25 vlootpredikanten. En evenzovéle geestelijke ver zorgers aan r.-k.-zijde. Er zijn drie protestantse, twee r.-k. vormingscentra en een huma nistisch vormingscentrum voor militairen, die uitgaan van stichtingen t.b.v. de geestelijke verzorging voor de krijgs macht. Overal in ons land zijn voorts militaire tehuizen, die uitgaan van de „thuisfronten". Er zijn drie categorieën geeste lijke verzorgers, „beroeps", langverbanders en predikanten, die voor 1 jaar in dienst ko men (mobilisabele kortverban- ders). ZORG OM DE MENS EN EEN EXPERIMENT De legerpredikanten tussen de mili tairen: positie veroveren. C.O.A.K.- militairen en ds. Bartlema in het Prot. Mil. Tehuis te Middelburg. (Foto P.Z.C.) maatschappij is deze verhouding an ders. „Het gesprek is daar belang rijk, er :'s geen monoloog van de pre dikant, dat gesprek moet ook in de burgermaatschappij op gang blijven", zegt ds. Bohlmeijer. In de militaire dienst hebben de aal moezeniers en de legerpredikanten gezamenlijke vergaderingen, men gaat uit van het „samen staan voor eenzelfde taak". De taak is dan de zorg om de mens en die uit zich on der meer in het experiment. De predi kanten, die aan het gesprek deelna men, willen dan ook geen „program ma" hebben, de zorg om de mens is alomvattend, die zorg om de mens wijst uiteindelijk toch naar het Hoge re. De inbreng van de predikanten is meer als kameraad en raadsman dan als catecheet en als theoloog. „Samen in gesprek zijn, dat is het menszyn in de wereld van vandaag, onprogram matisch, hen handgrepen bijbrengen in hun leven als militair". Ze doen dat in het veld op oefenin gen, bij de teams rond de radiowa gens, bij de jongens op de gevechts- baan, bij de vliegers, ze treden op als intermediair tussen de militairen en de burgermaatschappij. In de burger maatschappij, zo meenden de drie predikanten, is de samenwerking minder. Er is een verbrokkelde me thode van samenwerking, er is de verzuiling. In dienst bestaat die ver zuiling niete omdat men allemaal, als militair en als geestelijk verzorger, voor dezelfde taak staat. Onmisbaar Jn dienst heeft men de contacten no dig, ze zjjn onmisbaar. Het is een samenspel, waarmee de militairen zyn geholpen. Maar niet alleen de militair is daarmee geholpen, daarop wijzen de predikanten, die na de diensttijd weer burgerdominee wor den: de ervaring, die men in de mili taire dienst als geestelijk verzorger opdoet, die komt bijzonder te pas in de burgermaatschappij. Men kan daarmee gaan werken, „het is ge zond voor een predikant in militaire dienst te zijn geweest als geestelijk verzorger". Want in de dienst moet hij zjjn en is hij mens onder de men sen. Natuurlek is niet alles „pais en vree" in de militaire dienst. Soms zien de militairen, ziet de militaire overheid de geestelijk verzorgers nog als „mo- reelsofficieren", mannen dus, die het moreel van de militairen omhoog moeten brengen. De drie predikanten wijzen dit persoonlijk van de hand: zij willen geestelijk adviseur zijn van de commandant, ze zyn ook stafoffi cier. Maar zij willen zich niet militair gedragen. Kerk en politiek, militair- zijn en predikant in militaire dienst zijn, alles moet gescheiden blijven. De geestelijke verzorgers zijn er niet om het apparaat en de „politiek" in het algemeen te dekken. De geestelijke verzorger staat daarbuiten; h(j is er voor de zorg om de mens. Omdat die zorg voor de mens nu ook van huma nistische zijde op gang is gekomen, kan daarvoor ook een taak zijn. Meeleven en voorleven, zoals het fundament is neergelegd in de Bijbel, dat is de taak van de kerk in dc militaire maatschappij, zo goed als in de burgermaatschappij, aldus de drie predikanten. Maar die taak is in het militaire leven, als geestelijk verzorger, een experiment. Een expe riment in vredestijd, zo goed als in oorlogstijd. Vorming van de mens in vredestijd, hulp in oorlogstijd. Van de kerkelijke en de niet-kerkelyke. Uiteindelijk een heilzame taak. Nieuws van overal Kerkklokken zullen zondagavond in Deventer luiden voor een bijbel- dienst van rooms-katholieken, gere formeerden en hervormden in de her vormde kerk. De dienst, waaraan een pater, een hervormd predikant en een gereformeerd predikant meewerken, is één van de drie activiteiten waarin hel convent van protestantse voor gangers en de r-k. geestelijkheid in deze stad samen met het Ned. Bijbel genootschap aandacht voor de Bijbel willen vragen. Er worden brochures verstrekt, de geestelijken gaan langs de huizen en er is gelegenheid tot gesprek. Er wordt ook gepreekt over hetzelfde thema in alle kerken: „Niet bij brood alleen", en de aanvangstij den z|jn verschoven, zodat ieder naar de bijbeldienst kan. Samenwerking tussen de Doops gezinde Broederschap en de her vormde gemeente in Emmeloord heeft geleid tot de bouw van een vleugel aan het hervormd kerkge bouw, waarin de doopsgezinden ter kerke kunnen gaan en waar de her vormden kunnen vergaderen. De waarnemers-afgevaardigden naar het tweede Vaticaanse Concilie kunnen noch het woord voeren noch aan de stemming deelnemen en ook niet deelnemen aan de vergaderingen van de speciale conciliaire commis sies, zonder toestemming van d9 be trokken autoriteiten. Wel mogen zij hun eigen (kerkelijke) gemeenschap mededeling doen over het werk van het concilie, maar verder zijn zij tot geheimhouding verplicht, aldus is be paald in het reglement van het con cilie. 7e noemen 'm bij de lucht- macht „hemelpiloot" en de „lessen", die hij geeft worden soms gekscherend „hemeltheo- rie" genoemd. Anderen spreken gewoon over de „doom" of de „aal". De éne militair gaat naar de aal, de an dere geeft zijn ziel liever aan de doom, zoals ze het zelf noemen. De ouders van de jongen, die onder dienst komt, krijgen een brief voor het contact met hun zoon, zelfs stapt er soms plotse ling op een middag of avond uit een auto met een militair num merbord een man in een militair pak. Als de bezoeker eenmaal de mat bij de voordeur is gepas seerd, ontpopt hij zich als die „doom" of die „aal". De burger vraagt zich af: ziel- tjeswinnerij, een militair of een geestelijke, hij ziet er uit als een predikant, maar dat pak dan? Een andere burger vindt het al lemaal „nonsens": een geeste lijke hoort niet in de militaire dienst thuis, die hoort bij de burgers, 's zondags op de kan sel. De jongens, die voor het eerst in dienst zijn worden al meteen gesplitst: „r.-k." of „prot", alles wat niet r.-k. is, en dus niet naar de „aal" gaat, krijgt de „doom" op zijn les uren, die geen lesuren zijn. Wat doet een theoloog nu precies in dienst, wat stelt men zich ervan voor, hoe is dc verhouding met de militai ren? Het zijn vragen, die de burger en ook de militair nogal eens bezighouden. Drie predikanten, één, die in dienst is, op de C.O.A.K. in Middelburg, één, die net een paar maanden „eruit" is en een derde, die volgende maand weer in dienst gaat waren bereid enige uren vr(j te ma ken en over de geestelijke verzorging in de militaire dienst hun mening te geven. Het waren ds. H. Bartlema (49 jaar), legerpredikant van de C.O.A.K. ln Middelburg, hervormd, ds. P. A. Bohlmeijer (40), gerefor meerd predikant in Sonburg, die in oktober „voor een aantal jaren" in dienst gaal en ds. Y. v. d. Schoot (41), hervormd predikant te Vlissln- gen, die sinds twee maanden terug is m de bnrgerwerold. Ds. Bartlema is sinds 1959 legerpre- dikant in Middelburg en was daar voor al enige jaren „doom", ds. Bohl- mehcr was er 1 jaar in. 3 maal op herhaling en gaat nu de „burger- kerk" in Souburg verlaten om weer enige jaren militairen-predikant te zijn. Ds. v. d. Schoot tenslotte heeft nog verse indrukken van een jaar als legerpredikant. Indrukken Indrukken over hun werk in de mi litaire dienst: „ik ben van het werk gaan houden, hoewel ik er niet „con amore" inging; er was een schreeu wend gebrek aan predikanten, ik kon er niet onderuit" (ds. Bartlema), „het pakt je helemaal, een machtig mooi bedrijf, het grootste van Neder land en erg veel te doen" (ds. Bohl meijer), „er wordt iets nieuws gebo ren, ook kerkelijk, de jongens in de kritieke leeftijd bijstaan, er kan im mers van je gevraagd worden om zo nodig je leven te geven" (ds. v. d. Schoot). Ket waren maar eerste in drukken op de vraag „waarom in dienst gegaan als dominee?" De ant woorden zijn ook maar ten dele type rend. De drie predikanten gaven meer antwoorden, zij vulden elkaar aan, maar wierpen elkaar tegelijk nieuwe vragen toe: de kerkdijken en de niet-kerkclijken dan?, was het een uitdaging?, een „geroepen zijn?" Zorg om de mens Zorg om de mens en het experi ment, dat het werk van dc do minee in militaire dienst is. Die twee punten, beschouwen de drie predikan ten als de kern van hun werkzaam heden on dei de militairen. Het expe riment er. de zorg om de mens. Maar zorg om de mens, dat is de taak van de kerk in de burgermaatschap pij ook, sociale zorg ten dele, geeste lijke, materiële zorg. En het experi ment. Er worden nieuwe weg'en in geslagen: Oecumene, interkerkelijke samenwer king op alle mogelijke gebied, experi menten in het jeugdwerk. De tegen standers van het „dominee in militai re dienst" zullen aanvoeren: daarvoor hoeft een dominee niet in militaire dienst: op dat gebied is er voldoende voor hem te doen in de „burgerge meente", daarvoor hoeft hij niet een jaar of voor langere tijd de toga aan de kapstok te hangen en zich te hul len ln liet uniform. De legerpredikanten zullen hun toe voegen: „en de militairen dan, die in een dergelijke geseculariseerde ge meenschap een paar jaar van hun leven moeten doorbrengen, wat denkt U daarvan, moeten die dan niet ook geestelijk gevormd worden om de hier liggende vragen enigszins te kunnen venverken. Moeten zy juist in de militaire dienst, nu in vre destijd, en zeker in oorlogstijd, niet worden gesteund, worden bijge staan?" Er zullen andere opmerkingen wor den gemoukt: „Onder andere, in zekere zin moeilij ker, omstandigheden het evangelie brengen. Die andere omstandigheden vindt men niet in de burgermaat schappij, vindt men niet in de ge meente, het is ook een soort oecume nisch werk. want er komen jongeren van allerlei kerkelijke richtingen" Do tijd lijkt al zo lang geleden dat zendelingen werden uitgezonden ergens naar de bin nenlanden van het een of andere eiland in het tegenwoordige Indonesië, waar zy moesten leven met weinig of geen contact met de we reld buiten de streek waar zo moesten werken. Zo hadden een medicijnkist bij zich, waarmee ze enigszins hadden Ieren omgaan. De ervaring had geleerd welke dingen er zoal nodig waren. Deze werden hun meegegeven. Verder moesten zo zichzelf maar zien te helpen en het werd in vele gevallen van de nood een deugd maken. We hebben van een van de zendelingen die op deze manier, kort na de eerste wereldoorog, (het was zijn eerste uitzending en bij was pas getrouwd) ergens op een zendingspost in de binnenlanden was neergezet, kostelijke verhalen gehoord uit die eerste tijd. Een ervan was, dat zijn haar al maar langer werd, maar door afwezigheid van een kapper, bleef het lustig groeien, totdat het zijn vrouw al te bar werd en zjj zelf resoluut de schaar zette in het haar van haar man, die op Simson begon te lijken. Ze kreeg daarin zulk een vaar digheid, dat ze deze hoofdtooi bleef bewerken, ook toen ze met verlof een jaar terugkwamen. Zoals zendelingen vroeger verstoken van alle contact werden gedropt zó kennen w|j het in de zcndingswereld van tegenwoordig niet meer, hoewel het ook nu nog een hele opoffering kun zijn. Wie de verhalen van Anthony van Kampen gelezen heeft over Nieuw-Guinea, die in dit dagblad hebben gestaan, zal weten dat de gezinnen van zendingsarbeiders zich nog altijd veel, heel veel soms, moeten ontzeggen van datgene wat wij in ons land als heel ge wone luxe en comfort kennen. Dank zij het vliegtuig zijn er verbindingen mogelijk die er vroeger niet waren. Nieuwe taak fa het jaarverslag van de Raad voor de Zending van de Nederlands Hervormde Kerk over 1961 vinden we ook een stukje over de nieuwe zendiiigslaak in het centrale bergland van Nieuw-Guinea. In maart 1961 zijn drie zende lingen met enige Papoese helpers, na een zware tocht van enige dagen vanuit de Baliem-vallei in hetiJalimodal terechtgekomen. Het eerste wat zjj daar deden was de aanleg van een klein vliegveld, waarop in september het eerste vlieg tuig van de Missionary Aviation Fellowship (broederschap van vliegers in zendingsdienst) geland is. „Daar van enige opbouw van het zendingswerk zonder een behoorlijke luchtver- biiiding geen sprake kon zijn, was de eerste landing van dit vliegtuig een moment van groot gewicht". Nu kunnen geregeld mensen en materialen die nodig zijn, worden overgevlogen. De tocht van de drie zendelingen met hun helpers is een stap van moed en beleid geweest en zij hebben de wijsheid ontvangen om op de juiste wijze met de Jali's om te gaan, zonder welke zij deze eerste maanden niet zouden hebben overleefd. Het is ook eën stukje geloof geweest dat in deze tocht tot uiting kwam, om aan mensen, die nog volkomen leven in het stenen tijdperk, het Evangelie te willen brengen. Hoeveel men sen er in het dal van de Jalimo en haar zijdalen wonen, weet men nog op geen stukken na. De schattingen lopen uiteen van 5000 tot 20.000 zielen. Het is een kostbare zaak, zo wordt in het verslag opgemerkt. „De economie van de Heer is een andere dan de onze". Zo'n jaarverslag van de zending lezen we ieder jaar met bijzondere belangstelling en met een zeker ontzag voor degenen die als Abraham bereid zijn uit te gaan, zonder te weten waar zij terechtkomen. Altijd weer betekent hun gaan dat zij afstand doen van een rustig en wel verzekerd (voor zover dat mogelijk is) leven. Er moet de bereidheid zijn tot het offer. We lezen dat jaarverslag van de zending daar om ook met grote belangstelling, omdat we daaruit lezen hoe de samenwerking tussen ker ken een vanzelfsprekende zaak is geworden in de zending. Een hervormde arts wordt zonder blikken of blozen overgeplaatst naar een hos pitaal dat uit het zendingswerk der Gerefor meerde Kerken is voortgekomen en een gere formeerd predikant werkt van harte mee aan een theologische school, die oorspronkelijk her vormd van opzet was. Zelfs lezen we hoe er in de loop van het verslagjaar „een groeiend con tact met de zendingsdeputaten der Gerefor meerde Gemeenten, die een stuk eigen zendings werk in Nieuw-Guinea willen aanvatten", is geweest en dat de Nederlandse Zendingsraad met vraugde het verzoek van dc zending der Gereformeerde Gemeenten heeft ingewilligd om twee waarnemers te zenden naar zijn vergade ringen. Politiek We vinden in zo'n jaarverslag dus ook de weerslag van wat er politiek omgaat in de wereld. Vanzelfsprekend is, dat in dit jaar verslag het conflict rondom Nieuw-Guinea en alles wat zich daarbij heeft afgespeeld in 1961, ter sprake moest komen. Ook met Afrika heeft onze zending (we denken niet alleen aan de hervormde) Sn toenemende mate te maken en dus ook met alles wat daar politiek omgaat, maar het belangrijkste stuk van de „algemene beschouwingen" wordt toch ingenomen door het conflict rondom Ni6uw-Goinca. In 1961 vormden de vragen en gebeurtenissen die hier mee samenhingen „nog meer dan tevoren de achtergrond van de arbeid van de meesten on zer zendingsarbeiders en der jongere kerken, waarmede onze zending verbonden is en van onze verantwoordelijkheid tegenover hen". De beslissingen die in het zendingsbeleid geno men moesten worden, zyn daardoor sterk be ïnvloed. Welke gevolgen zal de bestuursover- dracht van Nieuw-Guinea, die men in zendings- kringen allang heeft zien aankomen, hebben, allereerst in Nieuw-Guinea zelf, maar ook in Indonesië? De christen-Indonesiërs zo lezen we hebben met volle overtuiging achter de eis van hun regering gestaan. Uit een gebed van het moderamen van de synode der Protestantse Kerk van West-Indonesië wordt aangehaald: „Geef dat de Nederlandse regering de eis van onze regering en ons volk om West-Irian terug te brengen onder het gezag van de regering van onze republiek moge erkennen". Daling In de loop van de laatste jaren is het aantal zendingsurbeiders in Indonesië steeds terug gelopen, omdat geen visum voor de terugreis werd verleend. Eind 1961 waren er nog 11 over. Vooruitziende naar de bestuursoverdracht wordt gevraagd of het beleid nu anders zal worden. Zullen de Papoea's de beslissingen van onze regering begrijpen? Dat zijn de grote vragen waarvoor de zending nu staat. En deze vragen klemmen des te meer, aangezien er op Nieuw- Guinea niet minder dan 208 zendingsarbeiders in allerlei diensten zitten. Ze zyn wel inge schakeld in de Evangelische Christelijke Kerk van Nieuw-Guinea, maar dat was by de jonge kerken in Indonesië ook het geval. Men ziet voor de toekomst allerlei gevaren, vooral wat betreft die „zelfbeschikking". De vrees wordt niet ongegrond genoemd „dat tal loze Papoea's het begrip zelfbeschikking zullen vullen met de hun vanouds bekende culturele inhoud en dat zij ervan zullen verwachten óf een terugkeer tot de oorspronkelijke autonomie van dorpen cn stammen zender centraal gezag, óf op z'n best, een zelfstandige staat West- Nieuw-Gulnea". Hoe zal dc reactie van vele Papoea's zyn „als blijkt dat Nederland met de belofte van zelfbeschikking meer verwachtingen heeft gewekt dan het waar kan maken?" Het jaarverslag waarschuwt „tegen iedere vereen voudiging van een samengesteld vraagstuk". De Raad voor de Zending, samen met de r.-k. missie, is eigenlijk de enige instantie die, naast de regering, over zelfstandige inlichtingenbron nen over Nieuw-Guinea en Indonesië beschikt en over de reacties van het volk meent ze zelfs beter ingelicht te zijn. Zij zal met zekere ver antwoordelijkheid aan Nieuw-Guinea verbonden blyven, zoals ze tot nu toe ook aan Indonesië verbonden is gebleven. Zelfs zal dat het geval wezen ook al zouden de 11 zendingsarbeiders verdwijnen. Is, dat wat de zending draagt en in de toekomst nog te dragen krygt, niet een stuk verantwoordelijkheid waar heel ons volk achter zou moeten staan? Daarom zouden we wensen dat dit jaarverslag 1961 van de Raad voor de Zending door velen werd gelezen. H. moet worden veroverd, die ligt niet klaar'* (ds. Bohlmeijer). Positie De positie van de geestelijk verzor ger tussen de militairen moet dus veroverd worden. De legerpredi kanten en de aalmoezeniers moeten dit steeds weer opnieuw. Onder de recruten, op de opleidingsscholen, bij de parate onderdelen. Die positie komt voort uit de gewijzigde taak: de legerpredikanten en hun rooms- katholielce collegae, zorgen voor de militair: ze hebben een nauw contact met de artsen, met de psychiaters, met de sociale dienst, met de wel zijnszorg. De militaire predikanten zyn soms pleitbezorgers by de com mandanten, indien er een „moeilijk geval" is. En die zijn er genoeg. Jongens, die niet kunnen wennen aan de militaire dienst, zoals die knaap, die gewend was voor zijn duiven te zorgen en heimwee kreeg, de jongen, die moeilijkheden heeft met zijn meisje, met zijn commandant, met thuis, met zichzelf, met de wereld, studie, met de kerk en het geloof. „Het zijn soms barre jaren voor kna pen, die met een te groot stuk gees telijke onvolwassenheid in dienst ko men", zegt ds. v. d. Schoot. Ook het sociale aspect komt meermalen aan de orde, maar primair is de zorg voor de mens, meent ds. Bartlema en ds. Bohlmeyer wijst op het aposto- laatwerk. En daarmee hangt nauw samen de evangelische achtergrond: niet alleen zorg voor de mens in ho rizontale richting (hij is er om de mede-mens), maar zeker ook in ver ticale richting: h|j is er ook om God. Gevaar Er is nog een ander aspect: meer op het gebied van de evangeli sche werfkracht. De drie predikanten wyzen op het gevaar voor de „hele kerk", zoals de symptomen daarvan soms duidelijk zijn in de burgermaat schappij: de kerk wordt de kerk ge laten, de kans is er, dat de kerk ge ruisloos verdwijnt, de integratie en taak verliest, zoals ds. v. d. Schoot het uitdrukt. Ds. Bartlema noemt het „de kerk loopt het gevaar introvert te worden: de verzuiling van de kerken in de burgermaatschappij". In de militaire Drie predikanten over geestelijke verzorging in militaire dienst: ds. H. Bartlema hervormdvan de C.O.A. K. in Middelburg (links), ds. P. A. Bohlmeijer, gereformeerd predikant te Souburg, midden, en ds. Y. v. d. Schoot (hervormd) uit Vlissingen. (Foto P.Z.C.) experiment op de voorgrond. Zoals zich overal in het kerkwerk na de oorlog een grote verandering heeft voltrokken er is al verscheidene malen aandacht voor gevraagd op deze pagina zo zijn die veranderin gen ook gekomen in de opvattingen van het „dominee in dienst". De zorg om de mens: 1 predikant en 1 r.-k. geestelijke per ongeveer 1500 militai ren. „De Kerk is er om de mens. de mens is er voor de ander, wij zouden deze instelling eigenlijk vanzelf mee moe ten brengen bij het in militaire dienst gaan, het is een grondnotie van het menselijk bestaan" (ds. v. d. Schoot), „als er een „crash" was van een vliegtuig (vliegtuigongeval), dan was ik met de dokter als eerste ter plaat se, de mensen opvangen" (ds. Bartle ma), „de positie tussen de militairen (ds. Bohlmeyer), „het is een uitda- j ging: als christen is men er niet in een beschermde omgeving, zoals dat in de gemeente (één geheel) wel het geval is" (ds. Bartlema), „de jongens, die op 19-jarige leeftijd in dienst ko men zijn kritisch, de kritiek leeft, ze hoeven niet persé een afkeer van het geloof te hebben, maar ze zijn vaak verward door de Kerk, zoals die in de burgermaatschappij reilt en zeilt (ds. v. d. Schoot), „de jongens op die leeftijd moeten ook bij de kerk blyven en de kerk moet bij hen blij ven" (ds. Bohlmeijer), „met elkaar een strategie opbouwen, er zijn mo gelijkheden voor de opgroeiende ge neratie" (ds. Bartlema). Primair Primair moet staan, zo menen de drie predikanten, de zorg om de mens, die juist in het militaire bedryf zo'n aparte zorg is. De militaire dienst is een bedryf, een bedrijf van mensen, die zich moeten prepareren op een mogelijke oorlog, dit bedryf is er voor de bescherming van de mensen, van de burgers. Maar juist in dit apparaat, in dit bedrijf, loopt de mens het meeste gevaar geen mens meer te zyn, maar een verleng stuk als het ware van het materiaal, waarmee hij omgaat. De militaire maatschappij is er om de mens. Daarom \Toeg het rijk, de overheid, aan de kerken om geestelijke ver zorging van de mensen in dienst. Het was dus niet andersom: niet de ker ken stapten naar het rijk toe. Het is al een paar eeuwen zo. Al sinds prins Maurits (16de, 17de eeuw). Toen kende men al de bar biers, de chirurgijns en de zieken troosters. Kerk en staat waren toen nauw met elkaar verbonden. En er was een enkele predikant, die met de troepen mee trok, te velde, dat waren de veldpredikers. Die term is verou derd, men spreekt nu van legerpredi kant en aalmoezenier. Het is een term, die er na de oorlog is ingeko men. Voor de oorlog kende men slechts een zestal veldpredikers. Nu zyn er meer dan 100 kortverbanders (een jaar), lang verbanders en „be roeps". Nu staat de zorg om de mens en het EN DE

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7