Essaybundel vraagt aandacht voor Cats Vijf kwartier in rij voor bezoek de aan Queens collection 10 nov.1577 -12 sept.1660 HAROLD PINTER FILMFESTIVAL VAN VENETIÈ JUBiLEERT Balancerend langs de afgrond Vele facetten van persoon en werken belicht Ontroerende Electra ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 'TOEN TWEE JAAR GELEDEN de 300ste sterfdag van Ja cob Cats werd herdacht, zijn er diverse redevoeringen ge houden, die te zamen met een aantal nieuwe essays onlangs verschenen onder de titel „Aandacht voor Cats bij zijn 300ste sterfdag". Nu het herdenken van die dag (12 september 1660) weerom nadert, lijkt dit het goede ogenblik om aan dacht voor dit boek te vragen dat zovele zijden van de om streden dichter en staatsman belicht. „Omstreden", het is in zekere zin een eervol epitheton, want wie, 300 jaar na zijn dood, nog zoveel hooggeleerde tongen en pennen in beweging weet te brengen is een belangrijk man geweest. Oet huidige geslacht, het moet ronduit gezegd, kent Cats nauwelijks en leest hem niet meer. De tijd dat de werken van „vader" Cats naast de Staten bijbel in vele, zelfs heel eenvou dige huizen te vinden waren, is voorbij. Misschien dat hier en Letterkundige kroniek door HANS WARREN daar een bejaarde man van de oude stempel zich nog eens in die oude boeken vermeit, maar dat zal wel een uitzondering ge worden zijn. Men zoekt ze thans in het antiqua riaat meer om de mooie gravures dan om de tekst, hoe 'n verrukkelijke eenheid Cats en Van der Venne met hun emblemata's ook vormden. De jeugd leest ze stellig helemaal niet meer, en op de middelbare scholen wordt dit bepaald ook niet aange moedigd. Van enorme, ruim twee eeuwen (tot ongeveer 1900 durende) populariteit tot vrijwel algehele verguizing, of liever: onbekendheid, bij het publiek, het is een vreemde zaak. Men kan nauwelijks aannemen dat de felle I9de-eeuwse aanvallen op Cats, eerst van Potgieter, toen genuanceerder, van Busken Huet, en de trap na van de Tachtigers, daar alleen de oor zaak van zijn. al hebben deze kritie ken Cats' reputatie wel (voorgoed?) gebroken. Ook zijn piëtistische ge tint, irenisch Calvinisme is daar ze ker geen schuld aan. Thans, nu we het persoonlijke leven en het werk gerust willen scheiden, doen vele particuliere aangelegenhe den uit Cats' leven waar men in de vorige eeuw over viel niet zozeer meer ter zake. We dienen dan ook doodgewoon en zo onbevooroordeeld mogelijk zijn werken opnieuw ter hand te nemen en te lezen. Dan zal men, mogelijk hoogst verbaasd, ont dekken dat heel veel van wat Cats schreef nog steeds weet te boeien. Hij kon uitstekend vertellen, hij had vernuft, hij was wijs, levenswijs oqk, en hij beschikte veelal over een be minnelijke, ja, bewonderenswaardige eenvoud. Nauwelijks vermoedt men dat soms onder heel simpele zinne tjes waarin eenvoudige, algemene waarheden vervat lijken, afgronden van doorleefde smart of geleden te genslag loeren. Want Cats heeft in zijn zeer lange leven (hij werd op twee maanden na 83 jaar) veel ups en downs gekend, en ook veel ver driet gehad in de huiselijke kring door ziekte en sterven van vrouw en kinderen. Iedere Zeeuw weet dat hij in Brou wershaven werd geboren. (Op jl0-11-1577). Cats studeerde rechten in Leiden, promoveerde in Orleans, was stadsadvocaat en later pensiona ris in Middelburg toen de stad op het hoogtepunt van haar bloei was (in het begin van de 17e eeuw) en werd later pensionaris van Dordrecht en raadpensionaris van Holland). Hij is ook een paar maal als gezant en ambassadeur naar Engeland afge vaardigd, eenmaal zelf toen hij reeds half de zeventig was, naar aanleiding van Cromwells „Acte van Naviga tie". Dat Cats toen een belangrijk personage was valt af te leiden uit deze zin, die de inscheping, op 20 dec. 1651 te Hollevoetsluis verhaalt: (arriveerde): „Sijne Excellentie Cats, met 72 van haer suite (3 ordi naire en 23 extra-ordinaire edelluy- den met haar gevolg), alsook Juf frouw Havius, als de gouvernante der menage van de Heer Cats, met haar dochterken en de vier meyden". Cats was toen ook als schrijver be roemd geworden, hoewel hij pas om trent zijn veertigste (naar men ver- - moed op de Munnikenhof onder Grijpskerke) was gaan schrijven om te publiceren. (Ook in zijn jeugd en tijdens zijn studie had hij reeds ver zen geschreven). Ondertussen had Cats zich nog met allerlei andere zaken bezig gehouden: inpolderingen van ondergelopen gronden onder Groede, vruchtbaar maken van moerassige terreinen in Engeland, waar hij de heerlijkheid Finningley (mot bijbehorende ridder- titel) had gekocht. Al deze grondspe- culatics hebben hem veel ellende on geharrewar bezorgd, maar ook for tuin. In elk geval was Cats op hoge leeftijd schatrijk: bij zijn sterven liet hij het voor die tijd zeer aanzienlijke bedrag van ruim twee en een kwart miljoen gulden na. Dat deze erudiet en grandseigneur zo'n eenvoudige, het volk direct aan sprekende poëzie schreef, bewijst dat hij zelf innerlijk eenvoudig was ge bleven. Er blijven vele vragen rond het „probleem Cats", en daarom is het verheugend dat uit het herdenken van zijn 300ste sterfdag dit mooie boekje beklijft dat vele facetten van zijn persoon en werk belicht. Zo schrijft prof. dr. G. A. van Es over „Cats als moralist en dichter". Hij gaat daarin o.a. de op- en neer gang van Cats' populariteit na, en vooral ook zijn plaats in de ontwik keling van het Nederlandse geestes leven. Prof. mr. L. W. G. Scholten beziet „Jacob Cats als staatsman" en komt tot de conclusie dat Cats ook op het terrein van de staatkunde meer achting verdient dan hem (ooit) ten deel viel in de historie. Prof. dr. E. Rombouts gaat het ver band na dat er bestaan heeft tussen „Cats en Zuid-Nederland", voorna melijk de invloed uitgeoefend op de Westvlaamse dichter Jan Lambrecht. Maar verder ook zijn invloed als dichter op het Vlaamse volk. Tot zover de toespraken, gehouden op 12 sept. 1960. Als eerste van de studies volgt een zeer boeiend essay van dr. P. J. P. Meertens „Cats als Zeeuw", waarin de banden die Cats met Zee land en de Zeeuwse taal bonden uit voerig worden belicht. Daarop volgt een tamelijk fragmentarisch stuk van prof. dr. W. A. P. Smit: „Aante keningen bij het proza van Cats", dat hij zelf een „verslag van een mislukte verkenning" noemt, maar dat toch, onvolledig en onbevredi gend als het is, enkele nieuwe aspec ten opent op Cats' proza-stijl. Prof. dr. W. J. M. A. Asselbergs schrijft over „Cats in een Dordtse school" waarin de literaire activitei ten tijdens .het pensionarisschap te "Dordrecht, dat dertien jaar duurde, worden belicht, waarna prof. dr. G. Kuiper een stuk bijdroeg over „Ja cob Cats voor het gericht van Pot gieter en Huet", waarin uiteraard Potgieter en 1-Iuet zelf ook voor Kui pers gericht komen! Hoogst interessant. zij het en marge in deze bundel, is het essay van prof. dr. P. Minderaa over „Een merk waardige Cats-epigoon, Gillis Ja- cobsz Quintijn" een wonderijke poeta minor uit de eerste helft der 17de eeuw, querulant en maniak, van wie Film van Russisch- Amerikaanse makelij De Amerikaanse filmproducent Lester Cowan heeft in Moskou de plannen bekendgemaakt voor de eerste Russisch-Amerikaan- se film. Het verhaal is ontno men aan de roman „From a far meridian" van de Amerikaanse schrijver Mitchell Wilson, die ook in de Sowjet-Unie veel gele zen wordt. Het handelt over een Amerikaanse natuurkundigo die naar Rusland gaat en daar verliefd wordt op een Rus sin. Cowan vertelde, dat de drie lief desgeschiedenissen van het boek tot deze ene Sowjet-Amerikaanse zijn te ruggebracht en dat in de film sex een minder grote rol zal spelen dan in het boek. (In Russische films speelt sex nooit zo'n grote rol als in de meeste westelijke films.) Alle politieke propaganda zal worden vermeden. Een gedeelte van de film wordt opgenomen in Amerika en een gedeelte in Rusland- Het is de be doeling dat een Zweed zal optreden als scheidsrechter, als er moeilijkhe den zouden komen, welke Cowan overigens niet verwacht. „Het wordt voor beide kanten een financieel suc ces", zei hij. we nog nooit iets gelezen hebben doch die ons na de kennismaking in dit stuk wel intrigeert, en zo zal hel menig lezer gaan, vermoeden we Bovendien zijn de gegeven citater bepaald niet onverdienstelijk. Mr. S J. Fockema Andreae schrijft ovei „Jacob Cats en de Landaanwinning" dr. P. J. H. Vermeeren over „Dr Emblemata van Cats", mr. A. Goe koop over het hem (als eigenaar) zt vertrouwde „Cats" laatste refugium Sorghvliet", het lustoord nabij Dei Haag, dat Cats liet aanleggen er waar hij zijn acht laatste levensja ren sleet- Mr. Goekoop vervolgt dc lotgevallen van „Sorghvliet" tot oj de huidige dag, een goede afsluitin; van dit boek dat zo'n goede inleiding is voor een hernieuwde kennisma king met deze zeventiende eeuws dichter. „Aandacht voor Cats", de titel ko) niet beter gekozen zijn: wie met aan dacht Cats (her) leest zal, ook al kan Cats' dichterschap de laatste tijd bij vrijwel niemand meer genade vin den, vaak aangenaam beziggehouden worden en bovendien menige interes- santé ontdekking doen! „Aandacht voor Cats bij zijn 300ste sterfdag", studies, verzameld door prof. dr. P. Minderaa. (geïllustreerd) \V. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle, In de Royal Institute Galleries in Londen wordt een tentoonstelling van kunst door kinderen ge houden. Op de foto: De vijfjarige Anthony Walker bij zijn creatie „Portret van een geest". (Van onze Lonöense correspondent) DUCK3NGHAM PALACE ROAD, niet ver van Victoria Station. Langs een zware muur, een paleismuur, stonden honderden mensen in 'n rij van drie ge duldig te wachten, totdat zij langzaam opschuivend door een nauwe entree bin nengelaten zouden worden in het heilig dom der heiligdommen, een beneden- en een bovenzaaltje, waarin nog maar een klein gedeelte van de „Queens Collecti on" was ondergebracht. De Queens Col lection, dat is het kunstbezit, aan schil derijen, tekeningen, meubilair, sieraden, dat in de vele koninklijke paleizen, Buckingham Palace, Windsor Castle, Kensington Palace en andere in het land verspreid, een onderdeel vormt van hun majestueuze inrichting. Dit bezit vormt de laatste en belangrijkste van de ko ninklijke verzamelingen in Europa: die in Frankrijk, Spanje, Nederland, Oos tenrijk en Italië zijn sedert- lang natio naal eigendom geworden. IJet „queuën" is de Engelsman aange- boren. Een Engelsman met een bol hoed op, die vóór mij stond, bekende ons, dat hij niet wist, waarvoor al die mensen in de rij stonden, hijzelf ook niet. Niettemin was er wijd en zijd ruchtbaarheid aan gegeven, dat iedere dag, op maandag na, kunstschatten uit de verzameling van de koningin van En geland tegen een bedrag van 2/6 (twee shilling, sixpence), ongeveer 1,25 gul den, te bezichtigen zouden zijn tot dui zenden en duizenden ze zouden hebben gezien. Onder die massa de eerste week wa ren het er al 12.000 bevinden zich ook velen uit andere landen. Naast ons bij voorbeeld stond een Australische jonge vrouw en even verder trachtte een Pers uit een kaart van Londen wijs te wor den, want hij wilde ook nog een bezoek brengen aan de „Tate Gallery". Steeds vernieuwen (Van onze correspondent) HAROLD PINTER is in de ogen van vele tijdgenoten de belang rijkste en meest belovende vertegenwoordiger van die groep jonge Engelse toneelschrijvers, die met de opvoering van John Osbornes „Omzien in wrok" (Look back in anger) in 1956 in het Royal Court Theatre voor het eerst van zich deed spreken. Pinter zelf maakte een tijd lang deel uit van het Royal Court Theatre als invaller nadat hij in de National Liberal Club als kellner en in de Astoria Ballroom als portier gewerkt had, maar zijn opkomst als toneel schrijver komt niet voort uit de verbintenis met dit toneelgezel schap. Naar afkomst en opvoeding hij is de zoon van een kleermaker uit het Londense Eastend en heeft geen en kele school met een klinkende naam bezocht schijnt hij uitstekend bij John Osborne, John Arden en Ar nold Wesker te passen, die met hun stukken genoemd theater tot het centrum gemaakt hebben voor stuk ken met 'een maatschappijkritiek. In werkelijldieid echter onderscheidt hij zich wezenlijk van hen. EN DAT alleen al wat zijn uiterlijk betreft. Osborne kleedt zich elegant en naar de geldende mode, is echter in zijn gedrag verlegen en nerveus. Arden is zelfverzekerd, maar ziet er uit als een kleine kantoorbediende en Wesker takelt zich bewust „existen tialistisch" toe. De thans 32-jarige Pinter daarentegen, met z(jn zorgvul dig geborstelde haar en z(jn goedzit tende, schijnbaar eenvoudige kleding, heeft do energieke, wakkere, zelfbe wuste manier van optreden van een jonge adjunct-bankdirecteur. Hij ziet er uit en gedraagt zich als een man, die volledig op de hoogte is van de internationale situatie rond het En gelse pond en die elk ogenblik een toverformule voor de delging van de staatsschuld uit zijn zak zou kunnen halen. Hy maakt de indruk, alsof hy slechts in de duurste i-estaurants komt en koestert, in tegenstelling tot de andere jonge Britse di-amatici, geen wrok tegen de maatschappij. De wereld is niet goed Pinter kan het vinden met deze we reld. maar hij vindt haar niet goed. Naar buiteD toe zyn Osborne, Arden en Wesker de grote rebellen. Zij stel len de sociale tegenstellingen in hun land aan de kaak, zij beklagen zich erover, dat een beslissende factor om in de maatschappij vooruit te komen in Engeland vandaag nog een goede uitspraak van het Engels is, en zjj veroordelen de waterstofbom. Maar daarmee keren zij zich tegen mis standen op sociaal en politiek gebied, die tenslotte uit de weg kunnen wor den geruimd. Osborne, Arden en Wesker schrijven sociaal-kritische drama's. Pinters gedachtengang daarentegen ligt: meer in het bereik der metafysica en zijn problemen zijn veel diepgaander en deprimerender dan die van zijn collega's. Ook hjj schrijft over de armen. „De huismeester" (The Caretaker) speelt in de dakkamer van een huurkazer ne, waarin een man, wiens denkver mogen door een operatie beïnvloed is, tijdelijk een landloper opneemt. „The Birthday Party" (De ver jaars partij), zijn eerste avondvullende to neelstuk, speelt in een armoedig pen sion. Een straathoek, het sou-terrain van een goedkoop café, een bushalte dat zijn de plaatsen, die Pinter voor zyn drama's en sketches uit zoekt. Hij schrjjft namelijk ook zeer succesvolle korte stukken voor revues. Een pessimist PINTER heeft de bijzondere gave, de mensen, die in deze milieus leven, in hun eigen taal te laten spreken en dit gelukt hem zo goed, dat zijn dialogen vaak als naturalistische reproducties beschouwd worden. Deze mening is echter volkomen onjuist. Ofschoon de dialogen van Pinter nauwkeurig de taal van de gewone man schijnen weer te geven, zijn zij toch veel rijker en van een veel dieper betekenis, meesterlijk van ritme en van een grote muzikaliteit. Hij heeft niet de bedoeling, deze taal te veranderen. Hij wil niet zoals Wesker uit zijn karakters ontwikkelde en gecul tiveerde wezens maken. Hij neemt er niet zoals Osborne aanstoot aan, dat er rijke en religieuze mensen op aarde zijn. Hij neemt de situatie, zoals deze is. Want ofschoon zijn drama's niet alleen deprimerend doch tegelijkertijd ook komisch zijn, is Pinter een overtuigd pessimist. Voor hem zijn de misstanden in de wereld niet van een zo uiterlijke aard, dat zij door een wijziging van de maatschappelijke orde uit de weg geruimd kunnen worden. Voor hem is veeleer de wereld zelf gebrekkig en hij heeft het gevoel, dat wij allen op de rand van een afgrond balance ren, waar wij elk ogenblik in kunnen storten. De mens leeft naar zijn me ning voortdurend omringd van vrees aanjagende dingen, die hij niet be grijpt en waartegen hij zich niet be schermen kan. In Pinters wereld dreigt steeds het gevaar, dat een deur opengaat en de ondergang bin nentreedt. Het heeft geen zin, die deur te vergrendelen, want de onder gang heeft geen sleutel nodig. Daar om zijn sociale veranderingen en ver beteringen en een hoger ontwikke lingsniveau zinloos. De vrees is steeds aanwezig. Maar voor het lot de mens ach terhaalt, is het de moeite waard, nog te schertsen en zich voor te doen als een jonge bankdirec teur. Nu de expositie een paar maanden aan de gang is, wordt een groot ge deelte van het tentoongestelde ver nieuwd: de voorraad schijnt voorlo pig onuitputtelijk te zijn, dank zij ook de verstandige inrichting van de „tentoonstelling". Er zijn namelijk niet meer dan 117 kunstschatten ten toongesteld. Het mooiste is misschien wel „De muziekles" van Johannes Vermeer (16231675), dat in 1762 door koning George III als een Frans van Mieris werd gekocht! De domi nerende kleur van dit niet grote schilderij, die van de tegels, van een vaas en van het licht dat door ge brandschilderde ramen valt, is licht blauw, een lichtblauw, dat naar mau ve zweemt en evenals het beroemde geel van Vermeer (in diens „Melk meisje" en „Gezicht op Delft") een kwaliteit vertoont, als vrijwel geen andere schilder in zijn kleuren heeft weten te leggen. Natuurlijk, ook de Rembrandt, „De dame mat waaier", één van de ver scheidene in het bezit van de konin gin, is één van de meesterwerken, al schilderde hij dat doek reeds op 35- jarige leeftijd en is het dus minder rijp. De Gerard ter Borch, „De brief" wedijvert met de Vermeer in tonali teit, die echter in heel zijn verrukke lijke pracht net dat unieke van de kleur van Vermeer mist, die de inner lijkheid weergeeft. De Fransman Claude Lorrain (1600-1682) verrukt weer door de behandeling van de zee in zijn „De ontvoering van Europa" en de wisselwerking van de atmos feer van lucht en zee. Hans Holbein- de jongere is vertegenwoordigd met twee portretten, die opvallen door hun vrij heldere kleur en verder is het merkwaardig, dat de grote Hol landse schilders van zee- en landge zichten, als Albert Cuyp en Willem van de Velde, veel meer licht in hun schilderstukken hebben dan de be roemde Italiaan Canaletto in zijn „Piazzetta in Venetië", dat hier hangt. Maar er zijn Van Dijcks en Gainsbo- roughs, Adriaan van Ostades en een stijve Stubbs, een zeldzaam land schap met koeien van Rubens, en niet te vergeten een „Toegang tot de stad Veere" van Jan van der Heyden, dat, al heeft het hetzelfde formaat van de Vermeer en de Ter Borch, in zijn fijne uitwerking van de details aan een miniatuur doet denken. (Van onze medewerker Jan Kooman) L1DO Dl VENEZIA. Dertig jaar geleden werd voor het eerst in het kader van de Venetiaanse „Biennale" een internationaal filmfestival georga niseerd, de „Mostra Internationale d'Arte Cine- matografica" (letterlijk: internationale tentoon stelling van filmkunst)Aanvankelijk was dit oud ste van alle filmfestivals ter wereld tweejaarlijks, zodat nu, in 1962, dertig jaar na het begin, het 23ste werd gehouden in een reeks, die uiteraard vooral na de oorlog haar grote betekenis heeft ge kregen (en haar concurrenten!)Dit 23ste was een soort jubileumfestival. TONEELCONCOURS VOOR SCHOLIEREN (Vun een onzer verslaggevers) In Amsterdam is een voor Europa uniek initiatief genomen. Middelba- scholieren uit vyf hoofdsteden zul len daar vlak voor de kerstvakantie mee komen doen aan een internatio nale toneelwedstrijd. Men verwacht in totaal zo'n zeventig gasten op dit concours. Ze komen uit Bern, Bonn, Brussel. Londen en Parijs. Elke groep zal een zelfgekozen stuk op voeren in de toneelzaal van het Am sterdamse Spinoza-lyceum. Er komt een internationale jury, het publiek bestaat uit jongelui. Dc organisato ren hopen uit dit experiment een jaarlijkse traditie op te bouwen, tel kens ln een ander land. Helaas is al kort na het begin het festival' van het prachtige Venetië zelf, verplaatst naar het nogal vervelende badplaats eiland aan de buitenkant van de lagune, het Lido, waar men een prachtig paleis voor de voorstel lingen heeft opgetrokken. Het Lido is nogal saai, maar nu de hitte dit jaar tijdens het festi val haast onverdragelijk was, bemerkte men van de verplaat sing daarheen toch ook enkele voordelen. Er namen dit jaar achttien landen met lange films deel aan het festi val, maar van slechts zeven landen waren films toegelaten tot de grote internationale wedstrijd. De andere werden vertoond in „informatieve" en „culturele" voorstellingen wat dat in dit verband dan ook moge zijn. Onder de films, die niet deelnemen aan de internationale wedstrijd zijn vaak zowel werken van betekenis als werken waarvan het een schande is, dat men ze naar Venetië heeft ge zonden- Van betekenis was dit jaar bijvoorbeeld een getrouwe filmische of als men wil fotografische weerge ving van een ontroerende toneel voorstelling van Sophocles' Electra door het Nationale Toneel van Grie kenland. Met film heeft zulk een werk niet zo heel veel te maken, maar een dergelijke reproduktie-op- filmband is cultureel zeker niet ver werpelijk. Daarentegen betekende de vertoning van de Mexicaanse kleu renfilm La Bandida, nog wel in een „culturele voorstelling", een diepte punt: zulk een werk met alle ele menten van de ouderwetse melodra- matiek en van de knokfilm, op con ventionele manier gemaakt, hoort niet thuis op een festival. Maar Ma ria Felix en Pedro Armendariz, die er dc hoofdrollen ln spelen, zijn boei ende figuren en daarvan weten ze in Mexico bykbaar party te trekken. Heel wat interessanter was overi gens een Amerikaanse film, Third of a Man (het derde deel van een man), een diepgravend psychologisch dra ma, dat geschreven, geproduceerd en geregisseerd werd door Robert Le- win. Geopend werd het festival met de Italiaanse film „Smog", waaruit de foto een scène toont. Wat dc films in de wedstrijd betreft: het interessantst tot nu toe was stel lig dc Franse festivalbijdrage Vivre sa Vie (zyn eigen leven leiden), waarin Jean-Luc Godard, van A bout de souffle en Une femme est une femme (beide te Berlijn bekroond) inems een nieuwe styl toont. Hij ver telt hoe een meisje uit- de Franse provincie te Parys tot prostituee wordt, een beetje omdat ze in fi nanciële moeilijkheden zit. een beetje uit gemakzucht, een beetje uit ge brek aan intelligentie, een beetje uit gebrek aan karakter, enz. Zo worden jaarlijks in de Franse hoofdstad (maar daar niet alleen) De pittige Anna Karina speelt de hoofdrol in de belangrijkste Franse inzending in Venetië: „Vivre sa vie". velen van „amatrices" tot „beroeps" en wat dat betekent wordt in het commentaar geïllustreerd door een nuchtere opsomming van feiten uit Franse statistieken en wetten. Godard heeft volkomen gebroken met het geijkte genre prostitutiefilm. Hij heeft zyn verhaal voorts inge deeld in twaalf hoofdstukken en het geheel bewust statisch gehouden, het geen nogal wonderlijk contrasteert tegen de dynamiek in zijn vroegere werken. Hij wilde blijkbaar tonen, dat hij alle genres beheerst en elke stijl baas kan. Dat kan hij misschien ook, maar bij alle waardering ook voor dit werk moge toch worden vastgesteld, dat hy zijn publiek meer zal boeien als hij tot zyn dynamiek terugkeert en de dialogen een beetje binnen de perken houdt. Geras- in het festival toonde, toen daar zijn film Mensen en beesten draaide. Drie uit stekende acteurs, onder wie de nog jeugdige Jeanne Bolotova. spelen prachtige rollen in een verhaal van Gerassimow zef, dat veel te veel is uitgf In de wedstrijd zou kunnen worden terugge bracht, waardoor het geheel aan in tensiteit zou hebben gewonnen. Ge rassimow zelf speelt in de uitste kend-gefotografeerde en zeer mense lijke film een aantrekkelyke bijrol. Hij vertelde ons na de voorstelling, dat dc artistieke vrijheid in de Sow- jot-Unie na de dood van Stalin veel groter is geworden, hetgeen overi- Hl Hollandse meesters fet streelt onze nationale eer, dat deze koninklijke verzameling in de loop van vier-en.een-halve eeuw tot stand gebracht, zoveel werken van Hollandse meesters bevat en dat niet alleen, maar, dat die Hollandse schil ders, o.w. wy nog moeten vermelden Albert Cuyp, Metsn, Jan Steen, Pie- ter de Hooch, de Van de Velde's, er in uitblinken. Andere namen van Hollanders zullen nog genoemd kun nen worden, zodra nieuwe kunst schatten uit de totale collectie van 4500 doeken en ongeveer 14.000 teke ningen, de expositie van het ogenblik volgend jaar zullen hebben vervan gen. Er zyn vanzelfsprekend rigoureuze maatregelen genomen ter bescher ming tegen diefstal, die vergemakke lijkt worden, omdat de toegang tot het tentoongestelde loopt via een nauwe buitengang tussen een muur en een hek in, elke bezoeker één voor één binnengelaten wordt door een tourniket en er maar 200 bezoekers tegelijk aanwezig mogen zijn, zodat er van een gedrang voor de schilde rijen en voorwerpen geen sprake is. Men kan zich wellicht afvragen, hoe de Engelse koningin en koninginnen in het bezit zijn gekomen van zo'n waardevolle verzameling, want de werken, die nu klassiek zyn, waren het niet allemaal in de tyd van aan koop. Als regel leest men in artike len, aan dit koninklijk bezit gewyd, dat koningin Elizabeth I er een kocht, Charles I een ander en George IV een belangrijk deel van de rest. Afgezien echter van een enkele kunstzinnige vorst hebben de mees ten hun aankopen gedaan op advies van kunstexperts in hun dienst of dank zy de kunstzin van Britse diplo maten, die door him verblijf in het buitenland op de hoogte kwamen van het werk van bqv. Van Dyck of die, zoals Joseph Smith, de Engelse con sul in Venetië (in het midden van de 18e eeuw), Charles I ertoe brachten, een grote verzameling aan te kopen. Dientengevolge kwam het Engelse vorstenhuis in het bezit van de we reldberoemde Canaletto's en van vele Vlaamse en Hollandse stukken. Het tentoonstellen van de kunst schatten van het Engelse vorstenhuis voor het publiek in het algemeen is ongetwijfeld een gevolg van de demo cratisering dezer eeuw, die overal doordringt. Of, zoals prins Bernhard het niet lang geleden zei: „Konink- lyk te zijn is fyn, maar er moet voor gewerkt worden." Waar het bezit van vorstenhui zen vroeger uitsluitend onder het oog viel van hoge bezoekers in de paleizen, wordt het nu „in zekere zin" eigendom van de hele natie. gens ieder kan constateren, die de Russische filmkunst nauwlettend volgt. Aanval of niet? De Argentijnse regisseur Leopoldo Torre Nilsson, die eerbetuiging aan het uur van de middagrust heeft ge maakt, naar een scenario van zyn vrouw, behandelt daarin de dood van vier zendelingen, die in handen van moordlustige Indianen zijn gevallen. Hun nabestaanden en de kerk willen hen zien als helden, die voor hun ge loof zijn gevallen, maar hun gids, die de gebeurtenissen heeft overleefd en een niets ontziende Amerikaanse journalist, maken hun weduwen dui- delyk, dat ze zich minder heldhaftig en godvruchtig hebben gedragen, dat die weduwen en de kerk aanne men. Dat gebeurt op de walgelqkst-denk- bare manier. Nog afgezien van een zekere aantasting van het geloof in hogere idealen betekent alleen reeds het optreden tegenover de weduwen een atgrijselyke grofheid. Torre Nils son verklaarde ons na de voorstel ling, dat hij niet de religie heeft wil len aanvallen, maar zó zullen de toe schouwers van zijn film het toch ze ker ondergaan. De film is niet slecht gemaakt, maar van een meesterlqke filmvorm, zoals men aantreft by Bunuel die ook graag heilige huisjes intrapt en die door Torre Nilsson zeer wordt bewonderd is hier toch geen sprake. Een merk waardige Italiaanse film, Smog (Rook) van Franco Rossi, die te on zent bekend is als regisseur van De naakte Odyssée, heeft het festival geopend, een film die hinkt op twee gedachten: die van de speelfilm en die van de documentaire. Een stamp volle zaal (toegangsprijs 36 gulden!) heeft die openingsvoorstelling bqge- woond en kon behalve aan de film óók een oogje wagen aan talloze beken de figuren uit de filmwereld, onder wie Gina Lollobrigida, die ondanks haar geblondeerde haren nog altijd het aanzien waard is. De Venetianen waren er in elk ge val voor met duizenden naar het Li do gestroomd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 13