Essaybundel vraagt
aandacht voor Cats
Vijf kwartier in
rij voor bezoek
de
aan
Queens collection
10 nov.1577 -12 sept.1660
HAROLD PINTER
FILMFESTIVAL VAN
VENETIÈ JUBiLEERT
Balancerend langs de afgrond
Vele facetten van persoon
en werken belicht
Ontroerende
Electra
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
11
'TOEN TWEE JAAR GELEDEN de 300ste sterfdag van Ja
cob Cats werd herdacht, zijn er diverse redevoeringen ge
houden, die te zamen met een aantal nieuwe essays onlangs
verschenen onder de titel „Aandacht voor Cats bij zijn 300ste
sterfdag". Nu het herdenken van die dag (12 september
1660) weerom nadert, lijkt dit het goede ogenblik om aan
dacht voor dit boek te vragen dat zovele zijden van de om
streden dichter en staatsman belicht. „Omstreden", het is in
zekere zin een eervol epitheton, want wie, 300 jaar na zijn
dood, nog zoveel hooggeleerde tongen en pennen in beweging
weet te brengen is een belangrijk man geweest.
Oet huidige geslacht, het moet
ronduit gezegd, kent Cats
nauwelijks en leest hem niet
meer. De tijd dat de werken van
„vader" Cats naast de Staten
bijbel in vele, zelfs heel eenvou
dige huizen te vinden waren, is
voorbij. Misschien dat hier en
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
daar een bejaarde man van de
oude stempel zich nog eens in
die oude boeken vermeit, maar
dat zal wel een uitzondering ge
worden zijn.
Men zoekt ze thans in het antiqua
riaat meer om de mooie gravures dan
om de tekst, hoe 'n verrukkelijke
eenheid Cats en Van der Venne met
hun emblemata's ook vormden. De
jeugd leest ze stellig helemaal niet
meer, en op de middelbare scholen
wordt dit bepaald ook niet aange
moedigd.
Van enorme, ruim twee eeuwen (tot
ongeveer 1900 durende) populariteit
tot vrijwel algehele verguizing, of
liever: onbekendheid, bij het publiek,
het is een vreemde zaak. Men kan
nauwelijks aannemen dat de felle
I9de-eeuwse aanvallen op Cats, eerst
van Potgieter, toen genuanceerder,
van Busken Huet, en de trap na van
de Tachtigers, daar alleen de oor
zaak van zijn. al hebben deze kritie
ken Cats' reputatie wel (voorgoed?)
gebroken. Ook zijn piëtistische ge
tint, irenisch Calvinisme is daar ze
ker geen schuld aan.
Thans, nu we het persoonlijke leven
en het werk gerust willen scheiden,
doen vele particuliere aangelegenhe
den uit Cats' leven waar men in de
vorige eeuw over viel niet zozeer
meer ter zake. We dienen dan ook
doodgewoon en zo onbevooroordeeld
mogelijk zijn werken opnieuw ter
hand te nemen en te lezen. Dan zal
men, mogelijk hoogst verbaasd, ont
dekken dat heel veel van wat Cats
schreef nog steeds weet te boeien.
Hij kon uitstekend vertellen, hij had
vernuft, hij was wijs, levenswijs oqk,
en hij beschikte veelal over een be
minnelijke, ja, bewonderenswaardige
eenvoud. Nauwelijks vermoedt men
dat soms onder heel simpele zinne
tjes waarin eenvoudige, algemene
waarheden vervat lijken, afgronden
van doorleefde smart of geleden te
genslag loeren. Want Cats heeft in
zijn zeer lange leven (hij werd op
twee maanden na 83 jaar) veel ups
en downs gekend, en ook veel ver
driet gehad in de huiselijke kring
door ziekte en sterven van vrouw en
kinderen.
Iedere Zeeuw weet dat hij in Brou
wershaven werd geboren. (Op
jl0-11-1577). Cats studeerde rechten
in Leiden, promoveerde in Orleans,
was stadsadvocaat en later pensiona
ris in Middelburg toen de stad op het
hoogtepunt van haar bloei was (in
het begin van de 17e eeuw) en werd
later pensionaris van Dordrecht en
raadpensionaris van Holland).
Hij is ook een paar maal als gezant
en ambassadeur naar Engeland afge
vaardigd, eenmaal zelf toen hij reeds
half de zeventig was, naar aanleiding
van Cromwells „Acte van Naviga
tie". Dat Cats toen een belangrijk
personage was valt af te leiden uit
deze zin, die de inscheping, op 20
dec. 1651 te Hollevoetsluis verhaalt:
(arriveerde): „Sijne Excellentie
Cats, met 72 van haer suite (3 ordi
naire en 23 extra-ordinaire edelluy-
den met haar gevolg), alsook Juf
frouw Havius, als de gouvernante der
menage van de Heer Cats, met haar
dochterken en de vier meyden".
Cats was toen ook als schrijver be
roemd geworden, hoewel hij pas om
trent zijn veertigste (naar men ver- -
moed op de Munnikenhof onder
Grijpskerke) was gaan schrijven om
te publiceren. (Ook in zijn jeugd en
tijdens zijn studie had hij reeds ver
zen geschreven).
Ondertussen had Cats zich nog met
allerlei andere zaken bezig gehouden:
inpolderingen van ondergelopen
gronden onder Groede, vruchtbaar
maken van moerassige terreinen in
Engeland, waar hij de heerlijkheid
Finningley (mot bijbehorende ridder-
titel) had gekocht. Al deze grondspe-
culatics hebben hem veel ellende on
geharrewar bezorgd, maar ook for
tuin. In elk geval was Cats op hoge
leeftijd schatrijk: bij zijn sterven liet
hij het voor die tijd zeer aanzienlijke
bedrag van ruim twee en een kwart
miljoen gulden na.
Dat deze erudiet en grandseigneur
zo'n eenvoudige, het volk direct aan
sprekende poëzie schreef, bewijst dat
hij zelf innerlijk eenvoudig was ge
bleven. Er blijven vele vragen rond
het „probleem Cats", en daarom is
het verheugend dat uit het herdenken
van zijn 300ste sterfdag dit mooie
boekje beklijft dat vele facetten van
zijn persoon en werk belicht.
Zo schrijft prof. dr. G. A. van Es
over „Cats als moralist en dichter".
Hij gaat daarin o.a. de op- en neer
gang van Cats' populariteit na, en
vooral ook zijn plaats in de ontwik
keling van het Nederlandse geestes
leven. Prof. mr. L. W. G. Scholten
beziet „Jacob Cats als staatsman" en
komt tot de conclusie dat Cats ook
op het terrein van de staatkunde
meer achting verdient dan hem
(ooit) ten deel viel in de historie.
Prof. dr. E. Rombouts gaat het ver
band na dat er bestaan heeft tussen
„Cats en Zuid-Nederland", voorna
melijk de invloed uitgeoefend op de
Westvlaamse dichter Jan Lambrecht.
Maar verder ook zijn invloed als
dichter op het Vlaamse volk.
Tot zover de toespraken, gehouden
op 12 sept. 1960.
Als eerste van de studies volgt een
zeer boeiend essay van dr. P.
J. P. Meertens „Cats als Zeeuw",
waarin de banden die Cats met Zee
land en de Zeeuwse taal bonden uit
voerig worden belicht. Daarop volgt
een tamelijk fragmentarisch stuk
van prof. dr. W. A. P. Smit: „Aante
keningen bij het proza van Cats",
dat hij zelf een „verslag van een
mislukte verkenning" noemt, maar
dat toch, onvolledig en onbevredi
gend als het is, enkele nieuwe aspec
ten opent op Cats' proza-stijl.
Prof. dr. W. J. M. A. Asselbergs
schrijft over „Cats in een Dordtse
school" waarin de literaire activitei
ten tijdens .het pensionarisschap te
"Dordrecht, dat dertien jaar duurde,
worden belicht, waarna prof. dr. G.
Kuiper een stuk bijdroeg over „Ja
cob Cats voor het gericht van Pot
gieter en Huet", waarin uiteraard
Potgieter en 1-Iuet zelf ook voor Kui
pers gericht komen!
Hoogst interessant. zij het en marge
in deze bundel, is het essay van prof.
dr. P. Minderaa over „Een merk
waardige Cats-epigoon, Gillis Ja-
cobsz Quintijn" een wonderijke poeta
minor uit de eerste helft der 17de
eeuw, querulant en maniak, van wie
Film van Russisch-
Amerikaanse makelij
De Amerikaanse filmproducent
Lester Cowan heeft in Moskou
de plannen bekendgemaakt voor
de eerste Russisch-Amerikaan-
se film. Het verhaal is ontno
men aan de roman „From a far
meridian" van de Amerikaanse
schrijver Mitchell Wilson, die
ook in de Sowjet-Unie veel gele
zen wordt.
Het handelt over een Amerikaanse
natuurkundigo die naar Rusland gaat
en daar verliefd wordt op een Rus
sin. Cowan vertelde, dat de drie lief
desgeschiedenissen van het boek tot
deze ene Sowjet-Amerikaanse zijn te
ruggebracht en dat in de film sex een
minder grote rol zal spelen dan in
het boek. (In Russische films speelt
sex nooit zo'n grote rol als in de
meeste westelijke films.)
Alle politieke propaganda zal worden
vermeden. Een gedeelte van de film
wordt opgenomen in Amerika en een
gedeelte in Rusland- Het is de be
doeling dat een Zweed zal optreden
als scheidsrechter, als er moeilijkhe
den zouden komen, welke Cowan
overigens niet verwacht. „Het wordt
voor beide kanten een financieel suc
ces", zei hij.
we nog nooit iets gelezen hebben
doch die ons na de kennismaking in
dit stuk wel intrigeert, en zo zal hel
menig lezer gaan, vermoeden we
Bovendien zijn de gegeven citater
bepaald niet onverdienstelijk. Mr. S
J. Fockema Andreae schrijft ovei
„Jacob Cats en de Landaanwinning"
dr. P. J. H. Vermeeren over „Dr
Emblemata van Cats", mr. A. Goe
koop over het hem (als eigenaar) zt
vertrouwde „Cats" laatste refugium
Sorghvliet", het lustoord nabij Dei
Haag, dat Cats liet aanleggen er
waar hij zijn acht laatste levensja
ren sleet- Mr. Goekoop vervolgt dc
lotgevallen van „Sorghvliet" tot oj
de huidige dag, een goede afsluitin;
van dit boek dat zo'n goede inleiding
is voor een hernieuwde kennisma
king met deze zeventiende eeuws
dichter.
„Aandacht voor Cats", de titel ko)
niet beter gekozen zijn: wie met aan
dacht Cats (her) leest zal, ook al
kan Cats' dichterschap de laatste tijd
bij vrijwel niemand meer genade vin
den, vaak aangenaam beziggehouden
worden en bovendien menige interes-
santé ontdekking doen!
„Aandacht voor Cats bij zijn 300ste
sterfdag", studies, verzameld door
prof. dr. P. Minderaa. (geïllustreerd)
\V. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle,
In de Royal Institute Galleries in Londen wordt
een tentoonstelling van kunst door kinderen ge
houden.
Op de foto: De vijfjarige Anthony Walker bij
zijn creatie „Portret van een geest".
(Van onze Lonöense correspondent)
DUCK3NGHAM PALACE ROAD, niet
ver van Victoria Station. Langs een
zware muur, een paleismuur, stonden
honderden mensen in 'n rij van drie ge
duldig te wachten, totdat zij langzaam
opschuivend door een nauwe entree bin
nengelaten zouden worden in het heilig
dom der heiligdommen, een beneden- en
een bovenzaaltje, waarin nog maar een
klein gedeelte van de „Queens Collecti
on" was ondergebracht. De Queens Col
lection, dat is het kunstbezit, aan schil
derijen, tekeningen, meubilair, sieraden,
dat in de vele koninklijke paleizen,
Buckingham Palace, Windsor Castle,
Kensington Palace en andere in het land
verspreid, een onderdeel vormt van hun
majestueuze inrichting. Dit bezit vormt
de laatste en belangrijkste van de ko
ninklijke verzamelingen in Europa: die
in Frankrijk, Spanje, Nederland, Oos
tenrijk en Italië zijn sedert- lang natio
naal eigendom geworden.
IJet „queuën" is de Engelsman aange-
boren. Een Engelsman met een bol
hoed op, die vóór mij stond, bekende
ons, dat hij niet wist, waarvoor al die
mensen in de rij stonden, hijzelf ook
niet. Niettemin was er wijd en zijd
ruchtbaarheid aan gegeven, dat iedere
dag, op maandag na, kunstschatten uit
de verzameling van de koningin van En
geland tegen een bedrag van 2/6 (twee
shilling, sixpence), ongeveer 1,25 gul
den, te bezichtigen zouden zijn tot dui
zenden en duizenden ze zouden hebben
gezien.
Onder die massa de eerste week wa
ren het er al 12.000 bevinden zich ook
velen uit andere landen. Naast ons bij
voorbeeld stond een Australische jonge
vrouw en even verder trachtte een Pers
uit een kaart van Londen wijs te wor
den, want hij wilde ook nog een bezoek
brengen aan de „Tate Gallery".
Steeds vernieuwen
(Van onze correspondent)
HAROLD PINTER is in de ogen van vele tijdgenoten de belang
rijkste en meest belovende vertegenwoordiger van die groep jonge
Engelse toneelschrijvers, die met de opvoering van John Osbornes
„Omzien in wrok" (Look back in anger) in 1956 in het Royal Court
Theatre voor het eerst van zich deed spreken. Pinter zelf maakte
een tijd lang deel uit van het Royal Court Theatre als invaller
nadat hij in de National Liberal Club als kellner en in de Astoria
Ballroom als portier gewerkt had, maar zijn opkomst als toneel
schrijver komt niet voort uit de verbintenis met dit toneelgezel
schap.
Naar afkomst en opvoeding hij is
de zoon van een kleermaker uit het
Londense Eastend en heeft geen en
kele school met een klinkende naam
bezocht schijnt hij uitstekend bij
John Osborne, John Arden en Ar
nold Wesker te passen, die met hun
stukken genoemd theater tot het
centrum gemaakt hebben voor stuk
ken met 'een maatschappijkritiek. In
werkelijldieid echter onderscheidt hij
zich wezenlijk van hen.
EN DAT alleen al wat zijn uiterlijk
betreft. Osborne kleedt zich elegant
en naar de geldende mode, is echter
in zijn gedrag verlegen en nerveus.
Arden is zelfverzekerd, maar ziet er
uit als een kleine kantoorbediende en
Wesker takelt zich bewust „existen
tialistisch" toe. De thans 32-jarige
Pinter daarentegen, met z(jn zorgvul
dig geborstelde haar en z(jn goedzit
tende, schijnbaar eenvoudige kleding,
heeft do energieke, wakkere, zelfbe
wuste manier van optreden van een
jonge adjunct-bankdirecteur. Hij ziet
er uit en gedraagt zich als een man,
die volledig op de hoogte is van de
internationale situatie rond het En
gelse pond en die elk ogenblik een
toverformule voor de delging van de
staatsschuld uit zijn zak zou kunnen
halen. Hy maakt de indruk, alsof hy
slechts in de duurste i-estaurants
komt en koestert, in tegenstelling tot
de andere jonge Britse di-amatici,
geen wrok tegen de maatschappij.
De wereld is niet goed
Pinter kan het vinden met deze we
reld. maar hij vindt haar niet goed.
Naar buiteD toe zyn Osborne, Arden
en Wesker de grote rebellen. Zij stel
len de sociale tegenstellingen in hun
land aan de kaak, zij beklagen zich
erover, dat een beslissende factor om
in de maatschappij vooruit te komen
in Engeland vandaag nog een goede
uitspraak van het Engels is, en zjj
veroordelen de waterstofbom. Maar
daarmee keren zij zich tegen mis
standen op sociaal en politiek gebied,
die tenslotte uit de weg kunnen wor
den geruimd. Osborne, Arden en
Wesker schrijven sociaal-kritische
drama's. Pinters gedachtengang
daarentegen ligt: meer in het bereik
der metafysica en zijn problemen zijn
veel diepgaander en deprimerender
dan die van zijn collega's.
Ook hjj schrijft over de armen. „De
huismeester" (The Caretaker) speelt
in de dakkamer van een huurkazer
ne, waarin een man, wiens denkver
mogen door een operatie beïnvloed
is, tijdelijk een landloper opneemt.
„The Birthday Party" (De ver jaars
partij), zijn eerste avondvullende to
neelstuk, speelt in een armoedig pen
sion. Een straathoek, het sou-terrain
van een goedkoop café, een bushalte
dat zijn de plaatsen, die Pinter
voor zyn drama's en sketches uit
zoekt. Hij schrjjft namelijk ook zeer
succesvolle korte stukken voor
revues.
Een pessimist
PINTER heeft de bijzondere gave, de
mensen, die in deze milieus leven, in
hun eigen taal te laten spreken en dit
gelukt hem zo goed, dat zijn dialogen
vaak als naturalistische reproducties
beschouwd worden. Deze mening is
echter volkomen onjuist. Ofschoon de
dialogen van Pinter nauwkeurig de
taal van de gewone man schijnen
weer te geven, zijn zij toch veel rijker
en van een veel dieper betekenis,
meesterlijk van ritme en van een
grote muzikaliteit. Hij heeft niet de
bedoeling, deze taal te veranderen.
Hij wil niet zoals Wesker uit
zijn karakters ontwikkelde en gecul
tiveerde wezens maken. Hij neemt er
niet zoals Osborne aanstoot
aan, dat er rijke en religieuze mensen
op aarde zijn. Hij neemt de situatie,
zoals deze is. Want ofschoon zijn
drama's niet alleen deprimerend doch
tegelijkertijd ook komisch zijn, is
Pinter een overtuigd pessimist.
Voor hem zijn de misstanden in de
wereld niet van een zo uiterlijke
aard, dat zij door een wijziging van
de maatschappelijke orde uit de weg
geruimd kunnen worden. Voor hem
is veeleer de wereld zelf gebrekkig
en hij heeft het gevoel, dat wij allen
op de rand van een afgrond balance
ren, waar wij elk ogenblik in kunnen
storten. De mens leeft naar zijn me
ning voortdurend omringd van vrees
aanjagende dingen, die hij niet be
grijpt en waartegen hij zich niet be
schermen kan. In Pinters wereld
dreigt steeds het gevaar, dat een
deur opengaat en de ondergang bin
nentreedt. Het heeft geen zin, die
deur te vergrendelen, want de onder
gang heeft geen sleutel nodig. Daar
om zijn sociale veranderingen en ver
beteringen en een hoger ontwikke
lingsniveau zinloos. De vrees is
steeds aanwezig.
Maar voor het lot de mens ach
terhaalt, is het de moeite waard,
nog te schertsen en zich voor te
doen als een jonge bankdirec
teur.
Nu de expositie een paar maanden
aan de gang is, wordt een groot ge
deelte van het tentoongestelde ver
nieuwd: de voorraad schijnt voorlo
pig onuitputtelijk te zijn, dank zij ook
de verstandige inrichting van de
„tentoonstelling". Er zijn namelijk
niet meer dan 117 kunstschatten ten
toongesteld. Het mooiste is misschien
wel „De muziekles" van Johannes
Vermeer (16231675), dat in 1762
door koning George III als een Frans
van Mieris werd gekocht! De domi
nerende kleur van dit niet grote
schilderij, die van de tegels, van een
vaas en van het licht dat door ge
brandschilderde ramen valt, is licht
blauw, een lichtblauw, dat naar mau
ve zweemt en evenals het beroemde
geel van Vermeer (in diens „Melk
meisje" en „Gezicht op Delft") een
kwaliteit vertoont, als vrijwel geen
andere schilder in zijn kleuren heeft
weten te leggen.
Natuurlijk, ook de Rembrandt, „De
dame mat waaier", één van de ver
scheidene in het bezit van de konin
gin, is één van de meesterwerken, al
schilderde hij dat doek reeds op 35-
jarige leeftijd en is het dus minder
rijp. De Gerard ter Borch, „De brief"
wedijvert met de Vermeer in tonali
teit, die echter in heel zijn verrukke
lijke pracht net dat unieke van de
kleur van Vermeer mist, die de inner
lijkheid weergeeft. De Fransman
Claude Lorrain (1600-1682) verrukt
weer door de behandeling van de zee
in zijn „De ontvoering van Europa"
en de wisselwerking van de atmos
feer van lucht en zee. Hans Holbein-
de jongere is vertegenwoordigd met
twee portretten, die opvallen door
hun vrij heldere kleur en verder is
het merkwaardig, dat de grote Hol
landse schilders van zee- en landge
zichten, als Albert Cuyp en Willem
van de Velde, veel meer licht in hun
schilderstukken hebben dan de be
roemde Italiaan Canaletto in zijn
„Piazzetta in Venetië", dat hier
hangt.
Maar er zijn Van Dijcks en Gainsbo-
roughs, Adriaan van Ostades en een
stijve Stubbs, een zeldzaam land
schap met koeien van Rubens, en niet
te vergeten een „Toegang tot de stad
Veere" van Jan van der Heyden, dat,
al heeft het hetzelfde formaat van de
Vermeer en de Ter Borch, in zijn
fijne uitwerking van de details aan
een miniatuur doet denken.
(Van onze medewerker Jan Kooman)
L1DO Dl VENEZIA. Dertig jaar geleden werd
voor het eerst in het kader van de Venetiaanse
„Biennale" een internationaal filmfestival georga
niseerd, de „Mostra Internationale d'Arte Cine-
matografica" (letterlijk: internationale tentoon
stelling van filmkunst)Aanvankelijk was dit oud
ste van alle filmfestivals ter wereld tweejaarlijks,
zodat nu, in 1962, dertig jaar na het begin, het
23ste werd gehouden in een reeks, die uiteraard
vooral na de oorlog haar grote betekenis heeft ge
kregen (en haar concurrenten!)Dit 23ste was een
soort jubileumfestival.
TONEELCONCOURS
VOOR SCHOLIEREN
(Vun een onzer verslaggevers)
In Amsterdam is een voor Europa
uniek initiatief genomen. Middelba-
scholieren uit vyf hoofdsteden zul
len daar vlak voor de kerstvakantie
mee komen doen aan een internatio
nale toneelwedstrijd. Men verwacht in
totaal zo'n zeventig gasten op dit
concours. Ze komen uit Bern, Bonn,
Brussel. Londen en Parijs. Elke
groep zal een zelfgekozen stuk op
voeren in de toneelzaal van het Am
sterdamse Spinoza-lyceum. Er komt
een internationale jury, het publiek
bestaat uit jongelui. Dc organisato
ren hopen uit dit experiment een
jaarlijkse traditie op te bouwen, tel
kens ln een ander land.
Helaas is al kort na het begin
het festival' van het prachtige
Venetië zelf, verplaatst naar het
nogal vervelende badplaats
eiland aan de buitenkant van de
lagune, het Lido, waar men een
prachtig paleis voor de voorstel
lingen heeft opgetrokken. Het
Lido is nogal saai, maar nu de
hitte dit jaar tijdens het festi
val haast onverdragelijk was,
bemerkte men van de verplaat
sing daarheen toch ook enkele
voordelen.
Er namen dit jaar achttien landen
met lange films deel aan het festi
val, maar van slechts zeven landen
waren films toegelaten tot de grote
internationale wedstrijd. De andere
werden vertoond in „informatieve"
en „culturele" voorstellingen wat
dat in dit verband dan ook moge zijn.
Onder de films, die niet deelnemen
aan de internationale wedstrijd zijn
vaak zowel werken van betekenis als
werken waarvan het een schande is,
dat men ze naar Venetië heeft ge
zonden- Van betekenis was dit jaar
bijvoorbeeld een getrouwe filmische
of als men wil fotografische weerge
ving van een ontroerende toneel
voorstelling van Sophocles' Electra
door het Nationale Toneel van Grie
kenland. Met film heeft zulk een
werk niet zo heel veel te maken,
maar een dergelijke reproduktie-op-
filmband is cultureel zeker niet ver
werpelijk. Daarentegen betekende de
vertoning van de Mexicaanse kleu
renfilm La Bandida, nog wel in een
„culturele voorstelling", een diepte
punt: zulk een werk met alle ele
menten van de ouderwetse melodra-
matiek en van de knokfilm, op con
ventionele manier gemaakt, hoort
niet thuis op een festival. Maar Ma
ria Felix en Pedro Armendariz, die
er dc hoofdrollen ln spelen, zijn boei
ende figuren en daarvan weten ze in
Mexico bykbaar party te trekken.
Heel wat interessanter was overi
gens een Amerikaanse film, Third of
a Man (het derde deel van een man),
een diepgravend psychologisch dra
ma, dat geschreven, geproduceerd en
geregisseerd werd door Robert Le-
win.
Geopend werd het festival met
de Italiaanse film „Smog",
waaruit de foto een scène
toont.
Wat dc films in de wedstrijd betreft:
het interessantst tot nu toe was stel
lig dc Franse festivalbijdrage Vivre
sa Vie (zyn eigen leven leiden),
waarin Jean-Luc Godard, van A bout
de souffle en Une femme est une
femme (beide te Berlijn bekroond)
inems een nieuwe styl toont. Hij ver
telt hoe een meisje uit- de Franse
provincie te Parys tot prostituee
wordt, een beetje omdat ze in fi
nanciële moeilijkheden zit. een beetje
uit gemakzucht, een beetje uit ge
brek aan intelligentie, een beetje uit
gebrek aan karakter, enz.
Zo worden jaarlijks in de Franse
hoofdstad (maar daar niet alleen)
De pittige Anna Karina speelt
de hoofdrol in de belangrijkste
Franse inzending in Venetië:
„Vivre sa vie".
velen van „amatrices" tot „beroeps"
en wat dat betekent wordt in het
commentaar geïllustreerd door een
nuchtere opsomming van feiten uit
Franse statistieken en wetten.
Godard heeft volkomen gebroken
met het geijkte genre prostitutiefilm.
Hij heeft zyn verhaal voorts inge
deeld in twaalf hoofdstukken en het
geheel bewust statisch gehouden, het
geen nogal wonderlijk contrasteert
tegen de dynamiek in zijn vroegere
werken. Hij wilde blijkbaar tonen,
dat hij alle genres beheerst en elke
stijl baas kan. Dat kan hij misschien
ook, maar bij alle waardering ook
voor dit werk moge toch worden
vastgesteld, dat hy zijn publiek meer
zal boeien als hij tot zyn dynamiek
terugkeert en de dialogen een beetje
binnen de perken houdt.
Geras-
in het
festival toonde, toen daar zijn film
Mensen en beesten draaide. Drie uit
stekende acteurs, onder wie de nog
jeugdige Jeanne Bolotova. spelen
prachtige rollen in een verhaal van
Gerassimow zef, dat veel te veel is
uitgf
In de wedstrijd
zou kunnen worden terugge
bracht, waardoor het geheel aan in
tensiteit zou hebben gewonnen. Ge
rassimow zelf speelt in de uitste
kend-gefotografeerde en zeer mense
lijke film een aantrekkelyke bijrol.
Hij vertelde ons na de voorstelling,
dat dc artistieke vrijheid in de Sow-
jot-Unie na de dood van Stalin veel
groter is geworden, hetgeen overi-
Hl
Hollandse meesters
fet streelt onze nationale eer, dat
deze koninklijke verzameling in
de loop van vier-en.een-halve eeuw
tot stand gebracht, zoveel werken van
Hollandse meesters bevat en dat niet
alleen, maar, dat die Hollandse schil
ders, o.w. wy nog moeten vermelden
Albert Cuyp, Metsn, Jan Steen, Pie-
ter de Hooch, de Van de Velde's, er
in uitblinken. Andere namen van
Hollanders zullen nog genoemd kun
nen worden, zodra nieuwe kunst
schatten uit de totale collectie van
4500 doeken en ongeveer 14.000 teke
ningen, de expositie van het ogenblik
volgend jaar zullen hebben vervan
gen.
Er zyn vanzelfsprekend rigoureuze
maatregelen genomen ter bescher
ming tegen diefstal, die vergemakke
lijkt worden, omdat de toegang tot
het tentoongestelde loopt via een
nauwe buitengang tussen een muur
en een hek in, elke bezoeker één voor
één binnengelaten wordt door een
tourniket en er maar 200 bezoekers
tegelijk aanwezig mogen zijn, zodat
er van een gedrang voor de schilde
rijen en voorwerpen geen sprake is.
Men kan zich wellicht afvragen, hoe
de Engelse koningin en koninginnen
in het bezit zijn gekomen van zo'n
waardevolle verzameling, want de
werken, die nu klassiek zyn, waren
het niet allemaal in de tyd van aan
koop. Als regel leest men in artike
len, aan dit koninklijk bezit gewyd,
dat koningin Elizabeth I er een
kocht, Charles I een ander en George
IV een belangrijk deel van de rest.
Afgezien echter van een enkele
kunstzinnige vorst hebben de mees
ten hun aankopen gedaan op advies
van kunstexperts in hun dienst of
dank zy de kunstzin van Britse diplo
maten, die door him verblijf in het
buitenland op de hoogte kwamen van
het werk van bqv. Van Dyck of die,
zoals Joseph Smith, de Engelse con
sul in Venetië (in het midden van de
18e eeuw), Charles I ertoe brachten,
een grote verzameling aan te kopen.
Dientengevolge kwam het Engelse
vorstenhuis in het bezit van de we
reldberoemde Canaletto's en van vele
Vlaamse en Hollandse stukken.
Het tentoonstellen van de kunst
schatten van het Engelse vorstenhuis
voor het publiek in het algemeen is
ongetwijfeld een gevolg van de demo
cratisering dezer eeuw, die overal
doordringt. Of, zoals prins Bernhard
het niet lang geleden zei: „Konink-
lyk te zijn is fyn, maar er moet voor
gewerkt worden."
Waar het bezit van vorstenhui
zen vroeger uitsluitend onder
het oog viel van hoge bezoekers
in de paleizen, wordt het nu „in
zekere zin" eigendom van de
hele natie.
gens ieder kan constateren, die de
Russische filmkunst nauwlettend
volgt.
Aanval of niet?
De Argentijnse regisseur Leopoldo
Torre Nilsson, die eerbetuiging aan
het uur van de middagrust heeft ge
maakt, naar een scenario van zyn
vrouw, behandelt daarin de dood van
vier zendelingen, die in handen van
moordlustige Indianen zijn gevallen.
Hun nabestaanden en de kerk willen
hen zien als helden, die voor hun ge
loof zijn gevallen, maar hun gids, die
de gebeurtenissen heeft overleefd en
een niets ontziende Amerikaanse
journalist, maken hun weduwen dui-
delyk, dat ze zich minder heldhaftig
en godvruchtig hebben gedragen,
dat die weduwen en de kerk aanne
men.
Dat gebeurt op de walgelqkst-denk-
bare manier. Nog afgezien van een
zekere aantasting van het geloof in
hogere idealen betekent alleen reeds
het optreden tegenover de weduwen
een atgrijselyke grofheid. Torre Nils
son verklaarde ons na de voorstel
ling, dat hij niet de religie heeft wil
len aanvallen, maar zó zullen de toe
schouwers van zijn film het toch ze
ker ondergaan. De film is niet slecht
gemaakt, maar van een meesterlqke
filmvorm, zoals men aantreft by
Bunuel die ook graag heilige
huisjes intrapt en die door Torre
Nilsson zeer wordt bewonderd is
hier toch geen sprake. Een merk
waardige Italiaanse film, Smog
(Rook) van Franco Rossi, die te on
zent bekend is als regisseur van De
naakte Odyssée, heeft het festival
geopend, een film die hinkt op twee
gedachten: die van de speelfilm en
die van de documentaire. Een stamp
volle zaal (toegangsprijs 36 gulden!)
heeft die openingsvoorstelling bqge-
woond en kon behalve aan de film óók
een oogje wagen aan talloze beken
de figuren uit de filmwereld, onder
wie Gina Lollobrigida, die ondanks
haar geblondeerde haren nog altijd
het aanzien waard is.
De Venetianen waren er in elk ge
val voor met duizenden naar het Li
do gestroomd.