Ad den Besten op talentenjacht
of: de kous op de kop
BOSBOOM I Mlt
„Filmcentrum" brengt nieuwe
Schweitzer-film l
DICHTERS VAN MORGEN?
Fotografisch werk in het
Stedelijk Museum
ZATERDAG 17 JANUARI 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
0
Een ongewenste bloemlezing met
ongewenste gevolgen
Dezer dagen kregen we een nummer van „Onder één hoedje", bij
blad van „Gard-Sivik" toegezonden, dat geheel gewyd is aan
commentaar op de bloemlezing „Dichters van Morgen" van Ad den
Besten. Dat dit nummertje van Gard-Siviks byblad ons speciaal onder
ogen gebracht werd, wijst er blijkbaar op dat het van belang geacht
werd dat de Nederlandse kritiek, ook in de provincie, op de hoogte
werd gesteld van het verschijnen van dit merkwaardige drukwerk, dat
volstaat met aanvallen op Ad den Besten en zijn nieuwe bloemlezing.
Nu zyn we wel gedwongen, ook aan „Dichters van Morgen" meer aan
dacht te besteden dan we van plan waren en nodig achtten.
Want wat is er gebeurd?
Ad den Bestens naam is reeds vaak
in deze kroniek vermeld, zowel naar
aanleiding van zijn eigen scheppend
werk, als van de bloemlezingen die
hij samenstelt. Als dichter is hij, tot
nu toe en ook naar zijn eigen in
zicht, (doch wie weet wat de toe
komst inhoudt, hij is tenslotte nog
geen 37) een „minor poet", een
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
groep waarin in ons land ongeveer
iedereen thuis hoort. Als letterkun
dige is hij zeer onderlegd; in zijn
speciale belangstellingssfeer, de
moderne Nederlandse en Duitse
letteren is hij een van de meest be
lezen mensen die we kennen. Als
bloemlezer heeft hij kans gezien de
interessantste en belangrijkste na
oorlogse bloemlezing te maken, nl.
„Stroomgebied", die voorafgegaan
wordt door een grondige en lezens
waardige, zij het qua stjjl wat hou
terige en aarzelende inleiding, en
als redacteur van „De Windroos"
tenslotte, heeft hij velen gestimu
leerd en ook vele goede bundels uit
gegeven.
Door aldeze activiteiten heeft Ad
den Besten zich een vooraanstaande
plaats veroverd onder de jongere let
terkundigen; volkomen terecht o.i.,
ook al kunnen wij persoonlijk vele
inzichten van Ad den Besten niet de
len. Doch nu komt de „Maar": de
laatste jaren is Den Besten blijkbaar
zijn greep enigszins aan het verliezen.
In „De Windroos" verschijnen nog
slechts weinige behoorlijke bundels;
vrijwel alle dichters van enig for
maat publiceren elders. Men hoeft de
laatste jaargangen slechts op te
slaan: een trieste serie misgrepen met
hier en daar een uitzondering. Was
Ad den Besten te welwillend, of werd
er geen goede poëzie meer geschre
ven Waarom publiceerden de jonge
ren, die naam gemaakt hadden (op
enkele huisvrienden van Den Besten
na) niet meer bij hem? Dit alles had
Ad den Besten een vingerwijzing
moeten zijn, dat hij op het verkeerde
pad was, althans dat hij op zijn hóe
de moest zijn.
In plaats daarvan heeft hij het nog
erger gemaakt. Blijkbaar in navol
ging van radio en televisie is hij
op de talentenjacht gegaan. Hij
heeft een prijsvraag uitgeschreven
voor jonge dichters, voor mensen
die nog nooit gebundeld hadden en
nog geen 35 waren. Men stelle het
zich voor: ...er kwamen 2500 ver
zen vau 428 dichterlijke zielen, men
vraagt zich verbaasd af of Ad den
Besten, die het, wat wij toevallig
weten, bijzonder druk heeft, zich
geen aangenamer tijdspassering
bedenken kon dan het doorworste
len van die rijstebrijberg van be-
typt papier. Op zichzelf steekt er
geen kwaad in natuurlijk, men kan
het als een prachtig altruïstisch
gebaar zien: geef dit miskende
jongeren die nergens, ook niet in
de gehalveerde „Windroos", aan
bod kunnen komen, een kans! Ad
den Besten heeft dat gedaan. Het
resultaat is een boek met 59 nieu
we namen, 180 pagina's en hon
derden „gedichten", een boek dat
een nachtmerrie is voor de poëzie
liefhebber.
Den Bestens kritisch inzicht had
blijkbaar vakantie genomen, en zijn
verdere gaven sliepen. Een onbedui
dende, pretentieuze inleiding en dan
een verzameling onbenullige verzen,
waarin een sprank poëzie even
moeilijk te vinden is als de naald in
de hooiberg.
„Dichters van Morgen" heet dit on
zalige boek (ach ja, er zullen moge
lijk één of twee namen uit blijven, dat
kan altijd) en zoals gezegd, we waren
van plan geweest deze literaire ver
gissing maar met de mantel der lief
de, met stilzwijgen, te bedekken.
Het bijblaadje van „Gard-Sivik" is
echter zo onplezierig van karak
ter, dat we deze heie zaak niet
naast ons willen leggen. Dit blad, dat
onder redactie staat van Tone Brulin,
Gust Gils, René Gysen, Walter Korun,
Hugues C. Pernath, Hans Sleutelaar
en C. B. Vaandrager, bijna stuk voor
stuk „dichters" wier werk voor zo
ver we dat gelezen hebben, zich bitter
weinig onderscheidt van dat van de
gewraakte debutanten uit „Dichters
van Morgen", heeft een opinieonder
zoek ingesteld onder de jongste
dichters en onder de min of meer ge-
arriveerden van de experimentelen,,
van wie alleen Simon Vinkenoog, C.
Buddingh' en Hans Andreus reageer
den. Vinkenoog publiceert een bijzon
der onbehoorlijk stuk dat pas tegen
het einde iets van esprit gaat verto
nen; Hans Andreus maakt het kort en
distancieert zich nadrukkelijk van elk
hetze-element, en ook het stuk van
Buddingh', hoewel scherp afkeurend,
is fatsoenlijk.
Van de jongeren zelf die in dit bij
blad schrijven is de bijdrage van
Hans Sleutelaar die van de aanvang
af Ad den Bestens prijsvraag verwer
pelijk vond en daar ook van getuigde,
dat van een eerlijk en beslagen ten
ijs komend tegenstander. Maar toch
vraagt men zich af, als men verder
leest wat Gust Gils, Hugues Pernath,
Vaandrager en René Gysen te berde
brengen: waar maken deze jongeren
zich druk over?
Hadden zij er niet veel beter aan ge
daan dit in hun ogen (en ook in de
onze) volkomen overbodige en onge
wenste boek dood te zwijgen? Laten
zij, die toch in elk geval vooralsnog
geen positie als Ad den Besten inne
men, eerst zelf eens verzen schrijven
die zich wat duidelijker onderscheiden
van het poëtische gestuntel uit „Dich
ters van Morgen", dan zal hun kritiek
minder snel gedachten aan pot en ke
tel, althans aan hetzelfde pot nat op
wekken.
Ad den Besten: Dichters van Morgen
Uitgeverij Holland, Amsterdam
Gard-Sivik, voor Ned. Essenburg-
singel 117a, Rotterdam.
(Van een speciale verslaggever) J melijk de G.K.F. (Gebonden Kunste-
Het Stedelijk Museum te Amster- naarsfederatie). Maar het is slechts
dam zal in de komende jaren een begin. De keuze is gemaakt uit
reeks belangwekkende ten-
toonstellingen van fotografisch werk
inrichten. In februari van dit jaar zal
begonnen worden met een tentoon
stelling, gewijd aan het werk van de
fotograaf Werner Bischof, die zijn
bekendheid vooral gekregen heeft
door zijn werk voor het Franse biad
Paris Match. De tentoonstelling van
1960 zal gewijd zijn aan het werk
van prof. Steïner uit Saarbrücken;
die van 1961 aan het werk van Ne
derlandse fotografen van onze tijd
en die van 1962 aan „Amsterdam in
de fotografie". In 1963 hoopt men een
herdenkingstentoonstelling te houden
van het werk van de overleden Ne
derlandse fotografe Emmy Andriesse.
In 1964 tenslotte zal men een collec
tie fotowerk van de beroemde Franse
fotograaf Cartier Bresoon tónen.
Sinds een jaar is men in het Stede
lijk Museum bezig fotowerk bijeen
te brengen van Nederlandse fotogra
fen van onze tijd. Men heeft met op
zet van het bijeenbrengen van een
verzameling afgezien van oudere fo
to's, daar liet Leids prentenkabinet
reeds bezig is met het opbouwen van
een grote historische fotografische
verzameling.
Onder leiding van de bibliothecaris
van het museum, de heer Kloet, zijn
thans ongeveer 300 foto's bijeenge
bracht. Hiervan werden er onlangs
150 tentoongesteld. Het is voorlo
pig, hoe hoog het peil van deze ver
zamelde foto's ook mag zijn, een
enigszins eenzijdige collectie, nog
teveel het werk van één school, na
werk van Eva Besnyö, Carel Blazer,
Ed. van den Elsken en Cas Oorthuijs.
De verzameling^ is beschikbaar voor
documentatie, voor het inrichten van
tentoonstellingen In het museum zelf
en in musea elders in het land. Ten
slotte is ook een vrij uitvoerige ver
zameling van boeken en tijdschriften,
gewijd aan de fotografie bijeenge
bracht, die eveneens voor documenta
tie ter beschikking zijn gesteld.
De acteur Johan Elsensohn, die deze
weelc 75 jaar werdligt op het ogen
blik in hel Juliana-ziekenhuis te Am
sterdam omdat hij overwerkt is.
Maar zijn verjaardag werd niet ver
geten! Omdat hij ook bekendheid
verwierf met zijn radioprogramma
„Gijs langs de
zoek van twee Amsterdamse tram
conducteurs, die hem het... ere-con-
ducteurschap van de stad Amster
dam aanboden! Elsensohn (harre...
maarrr!) stelde deze onderscheiding
klaarblijkelijk op hoge prijs.
vau Dver^Aug
(Van onze redacteur beeldende
kunsten).
De schilder Johannes Bosboom
is een typische overgangsfi
guur geweest. Zijn leven beslaat het
grootste deel van de negentiende
eeuw (1817—1891). Hij heeft dus
de bloei van de romantiek en de
opkomst van het impressionisme
niet alleen meegemaakt, maar is
ook zelf meegegroeid. Zijn artis
tieke vorming kreeg hij in een tijd,
toen de kunstenaars nog teerden op
de artistieke tradities van de zeven
tiende en achttiende eeuw: toen zij
hun kracht zochten in een puntige,
vertellende schilderwijze en een ro
mantisch verlangen naar de Gou
den Eeuw ertoe leidde, dat zij hun
doeken stoffeerden met figuurtjes
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
Tenloon stelling in
het Deiftse
Prinsenhof
VWWWfVVVVWA|\*VWVWWV
in de kledij dier dagen. Ook in zijn
werk kan men die hunkering naar
het gans andere opmerken, met
nam in zijn kerkinterieurs en zijn
stadsgezichten.
In dit opzicht staat hij dicht bij onze
belangrijkste romantische kunste
naars Potgieter en Busken Huet. Via
zijn vrouw, de schrijfster Geertruida
Bosboom-Toussaint, met wie hij in
1851 een gelukkig huwelijk sloot,
stond hij trouwens in verbinding
met de kring rondom de Gids, zodat
hier stellig van een zekere geest
verwantschap mag worden gespro
ken. In zijn werk openbaart zich dus
onmiskenbaar een stuk negentiènde-
eeuws romantisch levensgevoel.
Maar in latere jaren, wanneer in het
werk van de Marissen en van Breit-
ner het impressionisme' zijn hoogte
punt bereikt, groeit hij mee. Dan
worden zijn interieurs opgeheven tot
een grootse visie op het spel van
licht en donker in haast mystiek be
leefde ruimten. Dan moet hij ook
langzamerhand de olieverf loslaten,
omdat hij daarmee te moeizaam
werkt. Hij wijdt zich dan nog vrij
wel uitsluitend aan de veel vluchti
ger aquarel, al kan hij ook hierop
schier tot in het oneindige doorwer
ken. Prachtig breed van opzet, fijn
en levendig van toets zijn deze bla
den, waarin het gegeven is opgelost
tot een bloeiend spel van kleurvegen
in een meesterlijk volgehouden sa-
ihenhang.
Zijn tekeningen vertonen een soort
gelijke ontwikkeling. De eerste zijn
Ter gelegenheid van de /,0ste
verjaardag van de Zweeds
Nederlandse betrekkingen zal
op 21, januari in Stockholm 'n
tentoonstelling ivorden ge
opend van kunstvoorwerpen
uit de Nederlandse Gouden
Eeuw. De expositie zal bestaan
uit doeken van Hoogh en Jan
Steen, Delfts blauwgobelins
zilverwerk en meubelen. Ver
der zal een poppenhuis een van
de attracties van de 230 inzen
dingen zijn. Foto: de Neder
landse ambassadeur in Zweden
dr. Vischer (links) en dr. Car,
Hernmarck bekijken een aar
den pot, welke heeft toebe
hoord aan koning Charles XI!
van Zweden (16821718).
puntig en documentair. Elk detail
wordt genoteerd, alsof hij bang is,
iets te missen dat hij nodig zou kun
nen hebben. Maar meer en meer
wordt zijn tekenen een snel
noteren van het essentiële, een haast
stenografisch vastleggen van de be
langrijkste indrukken, soms in krijt,
soms in een enkele veeg waterverf,
hetzij sepia of zwart.
Zo ontstaat in de loop van bijna
zestig jaar een oeuvre, dat be
hoort tot het belangrijkste dat
in de vorige eeuw is geschillerd. Maar
het wordt Bosboom niet geschonken.
Hij werkt er met de inzet vaii zijn
hele persoonlijkheid aan. Bosboom
leeft moeilijk, heeft nooit vrede met
zichzelf en met zijn werk. Hij komt
voortdurend op een schilderij terug,
worstelt ermee tot hij volkomen is
uitgeput. In 1870'leidt deze uitput
ting tot een algehele overspanning.
Dan moet hij in Gelderland, op het
buiten van zijn vriend en beschermer
Van Rappard, rust gaan zoeken. Hij
vindt er tevens een nieuw motief: het
interieur van een oude boerderij; dat
benadert hij overigens op dezelfde ma
nier als zijn kerken: als een mystiek
spel van licht en donker, waarin de
mensen en de dingen als het ware
opgaan.
Reeds als jong kunstenaar heeft Bos
boom enkele reizen naar het buiten
land gemaakt: naar het Rijnland,
naar België en naar Frankrijk. Hoe
wel hij zich in Den Haag vestigt,
blijft zijn leven gekenmerkt door
zwerven en zoeken. Hij schildert ker
ken in Hoorn, Monnikendam, Alk
maar, maar ook in Den Haag zelf,
in Den Bosch, in Wouw, in Hoogstra
ten en in het laatste deel van zijn
leven grijpt hij nog weer eens terug
op indrukken uit zijn jonge jaren,
wanneer hij onder meer zijn vision-
naire schilderijen van de Dom van
Trier maakt. In dit blijkbaar nooit
bevredigde zoeken naar steeds spre
kender motieven blijft hij de moei
zaam levende romanticus. In zijn
schilderwijze groeit hij, gelijk ge
zegd, naar een vorm van impressi
onisme. In deze tweespalt toont hij
zich de schilder van een overgangs
tijd.
Dii jaar irt roulatie
Altaar in de St. Jacobskerk
ïe Antwerpen, een aquarel die
s Bosboom in 18Jil maakte.
Scherp accentueert deze aqua- if
s 'el de nietigheid van de mens,
p ioordat alle nadruk is gelegd
jp de massief oprijzende al-
-.aar-opbouw.
T-J seum Het Prinsenhof te Delft
aan deze kunstenaar een over
zichtstentoonstelling heeft gewijd
(tot 2 februari). De organisator, de
heer Bolter, heeft, naar hij in het
voorwoord van de catalogus mee
deelt, afgezien van het ophangen van
overbekende paradepaarden. Maar
dat betekent in dit geval, dat de be
kendste en tevens meest typerende
stukken achterwege zijn gelaten.
Daarentegen zijn er schilderijen bij
eengebracht, die bepaald minder be
langrijk zijn, hoewel zij voor een in
zicht in de werkwijze en de ontwik
keling van de schilder wel betekenis
hebben. Over het algemeen echter
geeft deze bewust beperkt gehouden
tentoonstelling toch wel een goede
indruk van Bosbooms stijl en met
name van zijn ontwikkeling. Vooral
zijn aquarellen en tekeningen zijn
door zeer mooie bladen vertegen
woordigd.
Culturele
Cavalcade
(Van een onzer redacteuren.)
Hét ligt in de bedoeling van
„Filmcentrum", het orgaan
van de Nederlands Hervormde
Kerk, dat zich bezighoudt met
de filmvormïng in de ruimste
zin des woords, in de loop var
dit jaar in de Nederlandse bie
scooptheaters een nieuwe
Schweitzer-film (in kleuren) ui
te brengen.
Van deze film opgenomen doe
Amerikaanse cineasten bestaa
een drietal nogal uitlopende vei
sies; in het Engels, Frans e:
Duits. De montage van deze vei
sies is geheel verschillend, ooi
voor wat de gesproken tekst be
treft. De artistiek meest verant
vvoorde versie.is de Duitse me
geheel gesproken commentaa
van de grote Albert Schweitze
zelf.
De film draagt een semi-documen
taïr karakter, met dien verstandt
dat het werk in drie delen uiteen
valt. Het eerste deel speelt zich af
in Günsbach. Het behandelt de
jeugd van Schweitzer, de grote
prediker van het evangelie van
de daad. De rollen worden ver
vuld door familieleden van
Schweitzer. Zo speelt zijn zuster
de rol van de moeder. Typerend
voor de wijze van Schweitzers la
ter denken is bijvoorbeeld de ma
nier, waarop hij reageert op het
schieten met een katapult: eer
bied voor het leven, dat is het
hoofdmotief van deze film, dat is
het thema dat dit werk beheerst.
Deze Albert Schweitzer-film is
echter geen religieuze film in de
strikte zin van het woord.
In het tweede fragment wordt dc
reis van Schweitzer naar Lamba-
rene verfilmd. Bovendien geeft dit
deel een goede indruk van zijn
verk in Afrika; o.m. wordt ge
toond de bouw van een nieuv
dorp. Imponerend is ook de tro
üsche orkaan die dit deel afsluit
In het derde gedeelte, dat Alber!
Schweitzer toont temidden var
zijn vrienden in de Elzas, geeft dc
grote dokter en vriend van de
Afrikaanse neger, bespiegelingen
ten beste over allerlei actuele on
derwerpen. Met name komt hier
'iet vluchtelingenvraagstuk aar
de orde.
De film. die een biografisch ka
rakter draagt kan bogen op een
grote mate van autenciteit. De
première zal tegen het einde van
ALBERT SCHWEITZER
nieuwe film 4
de lente in één der Utrechtse 1>
scooptheaters plaatshebben.
„Filmcentrum", dat de recht,
voor deze film heeft aangekoch
zal er tevens voor zijn eigen werl
ee naantal smalfilmkopieën van in
roulatie brengen.
DR. P. H. VERMEEREN i
gekomen met de hem door de staats-
secretearis van o.k. en w. verleende
letterkundige opdracht tot het schrij
ven van een studie over de werkme
thode van Cotistantijn Huygens
(15961687), gebaseerd op de ma
nuscripten van zijn Nederlandse ge
dichten tot 1627.
IN DE KATHEDRAAL van Cinci-
natti is de „Missa Festiva" van de
Haagse toonkunstenaar Marius
Monnikendam opgevoerd. De waar
dering voor dit werk was zo groot,
dat Monnikendam direct daarop een
opdracht heeft gekregen voor het
schrijven van een mis met dubbel-
koor.
RADIO BRUSSEL zal op 26 januari
het oratorium ,fNoe, on la destruc
tion du premier monde" van Marius
Monnikendamuitzenden, dat het vo
rig jaar in het Holland-Festival werd
uitgevoerd. De dag daarop zal er
j een zaaluitvoering van worden gege-
ven in Amiens.
j TER GELEGENHEID van het 10-
jarig bestaan van de vereniging Ne
derlandZweden zal op 21, januari
in Stockholm, een tentoonstelling
worden geopend onder de titel
„Kunstschatten uit Hollands Gouden
Eeuw". Zij zal circa 230 kunstwer-
leen en kunstnijverlieidsprodukten
j omvatten uit de periode van 1600 tot
j 1720.
j DE DIRECTEUR VAN het Resi
dentie-orkest, de heer W. F. Brede-
rodeis door de president van de
i Franse ministerraad benoemd tot
Chevalier dans l'Ordre des Palmes
Academiques"De heer Brederode
kreeg deze onderscheiding voor zijn
verdiensten voor het muziekleven.
IN HET MUSEUM van schone kun
sten te Boston wordt tot 15 februari
een expositie gehouden, die 150 teke
ningen omvat va?i meer dan 90 Ne
derlandse meesters, van Bosch tot
Fan Gogh. Zij werd georganiseerd
door het Amsterdamse Rijksmuseum
en vertegenwoordigt vijf eeuwen
(11,00—1900).
TE Al STERDAM is op 68-jarige
leeftijd overleden de kunstschilder
Willem Molin. Molin, een leerling
van Roland Holst, was een der pio
niers in de toegepaste kunsten, spe
ciaal mozaiekTot zijn werk beho
ren o.m. de versieringen in de zaal
van de Hoge Raad en in het stad-
1 huis van Enschede.