/\)cóii meet een anbet &aletgf) JIMMY OP HET SLAPPE KOORD Puzzie-ruhrïek \2Meifcrs KARELTJE KIEK ZATERDAG 8 JANUARI 1955 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 FtUlLLEïON_ 30 „Koeien en varkens. Kan ik de koeien en varkens zien?" klonk het gretig uit Billy's mond, toen hij hand in hand met "zijn broertje kwam bin- nendraven. „Ik wil helpen bij 't mel ken van de koeien, alsjeblieft". „En ik wil ham en eieren. En kaas en'toast; ik heb zo'n honger", riep Brian op zijn beurt. Dag tantetje! Zijn er ham en eieren?" Elsie draaide zich snel en ver schrikt in de schommelstoel om, ter wijl ze de tweelingen aanstaarde, als of ze haar eigne ogen niet vertrouw de. Haar verwondering werd nog groter toen Monk gevolgd door Ber tha binnentrad. „Lieve help!" zei ze, wat uit het veld geslagen. „Wie... wie zijn dit?" „O, vrienden van Sharon, uit Lon den", hakkelde Clifford. „Hm meneer Monk, mag ik U mijn vrouw en meneer Kerris voorstellen?" „Heel aangenaam!" antwoordde Monk, plechtig in Elsie's richting buigend. „Nu kunnen we allemaal gerust ademhalen. Gisteravond wis ten we niet precies waar U was, me vrouw Visby en dat wierp een scha duw over ons samenzijn". „Waarwaar ik was?" sta melde Elsie. „Maar gelukkig was onze angst ongegrond. Uw vriend heeft U veilig en wel teruggebracht en daar komt het toch alleen op aan, nietwaar?" hernam Monk zo joviaal mogelijk. Op Elsie's jukbeenderen versche nen twee verraderlijke blosjes, ter wijl ze onwillekeurig Ian Kerris aan keek. Hij fronste het voorhoofd, waarop ze haar ogen haastig af wendde, maar Sharon had de gewis selde blikken reeds bemerkt. Wat had dat te betekenen? Bestond er soms iets tussen Elsie en die jonge advocaat? En wilde Elsie daarom een einde aan haar huwelijk ma ken?" „Ikik weet niet wat U be doelt", beet Elsie Monk toe. „En ik begrijp evenmin, wat U hier, in ons huis, doet. Wie ia U en wie zijn de ze kinderen?" „Dit huis is evengoed van mij als van Clifford, bedenk dat alsjeblieft" merkte Sharon koeltjes op. „Meneer de Newlyn en zijn familie zijn mijn gasten". „Jouw gasten?" bracht Elsie er met moeite uit. „Ja; op hen had je natuurlijk niet ■gerekend, is het wel? Hoe kón je dat ook? Je hebt verwacht, dat ik alleen hierheen zou komen, maar ik ge loof, dat alle plannenmakerij van jou voor niets is geweest. Jammer, niet waar?" stiet Sharon, in niet langer te bedwingen woede er heftig uit. In derdaad, het kookte bij haar; de. aan blik van Clifford's onstelde, dodelijk verschrikte gezicht deed haar ver langen, Elsie even gevoelig te tref fen als Elsie haar liefhebbende echt genoot had getroffen. „Ik heb nog geprobeerd, je tijdig te remmen en je" voor een flater te behoeden", ging ze voort, „maar je wilde niet luiste ren. Ziedaar nu het resultaat!" „Kalm, kalm. Bedaar, lieveling", kwam Monk op een bij hem ongewo ne toon van gezag, tussenbeide. „Er is hoegenaamd geen reden, zich zo op te winden. Ik zie, dat je al thee gezet hebt. Zullen we daarmee be ginnen? Ik ben er zeker van, dat mevrouw Visby een kopje op prijs zou stellen. Ze is natuurlijk erg ge- schokt". Sharon staarde hem stomverbaasd aan. Wat probeerde hij eigenlijk? Wilde hij verdere onaangenaamhe den voorkomen? Ja, maar Elsie's beschuldigingen konden niet met 'n grapje worden vergeven. En haar gekuip evenmin. Inmiddels had Monk een kop thee ingeschonken en die aan Elsie over handigd. „Drink eens, mevrouw Visby en neem ons alsjeblieft niet kwalijk, dat we U schrik hebben aangejaagd. Er is blijkbaar een misverstand ge weest en daarom had U niet ver wacht, het huis zo vol te vinden", zei hij kalmerend. „Neen, dat had ik zeker niet", zei Elsie, flauwtjes glimlachend. „Dank U wel. Ja, ik was heus erg ge schokt". „Maar Elsie, kindlief, ik begrijp het niet", klaagde arme Clifford. „Hoe kon je in vredesnaam geloven, dat ik iets van Sharon's komst af wist? En hoe kon je zo als daareven over ons praten?" Sharon haalde diep adem, half op gelucht, half onstemd. Clifford's her sens werkten blijkbaar niet zeer snel, want hg had kennelijk Elsie's gemene toeleg nog niet doorzien. De brave man was verdoofd door de schok, die haar beschuldigingen hem hadden toegebracht, en trachtte moeizaam, zich daartegen te verde digen! Geen ogenblik was het tot hem doorgedrongen, dat Elsie 't he le geval had opgezet om zo „met goed fatsoen" van hem af te komen. Weljicht, zo bedacht Sharon eens klaps, school hier de reden voor Monk's tussenkomst. Ze was al druk op weg, zich te laten gaan, toen Monk had ingegrepen. Monk was ie mand, die snel dacht en snel han delde. Hij moest begrepen hebben, _door JAN TEMPEST dat er goede kans bestond, Elsie's tactiek voor Clifford verborgen te houden, als haar, Sharon, het zwij gen kon worden opgelegd en Elsie gelegenheid verschaft, zich te her stellen. Natuurlijk had Monk gelijk: het was beter Clifford de waarheid te besparen, nu, na de mislukking van 't complot er geen kwestie van echtscheiding meer kon zijn. Als hij te weten kwam, dat Elsie geprobeerd had, hem in de val te lokken door zichzelf de nodige „bewijzen" te verschaffen, zou Clifford diep onge lukkig worden. „Het spijt me erg, manlief en 't was erg dom van me, maar toen ik Sharon hier zag, wist ik niet meer wat ik deed", zei Elsie bevend. „Het was zulk een schok, zie je, vooral omdat ik de hele nacht uit ongerust heid over jou heb wakker gelegen. Ik kon maar niet begrijpen wat er gebeurd was. Je had me nog nooit een nacht alleen gelaten". „En ik was dodelijk ongerust over jou. Ik was bang, dat je onderweg een ongeluk had gekregen. Ook meende ik zeker te weten, dat we van plan waren geweest, hier de nacht door te brengen", zei Clifford verwijtend. „Hoe kon je denken, dat ik je de hele nacht alleen in huis zou laten en opzettelijk met Sharon hier blijven? Vertrouw je me niet? Wan neer heb ik je ooit bedrogen? Je on- rechtvaardige verdenking heeft me er» veel pijn gedaan". „O. lieveling, vergeef het me- Als het iemand anders geweest was, zou ik er natuurlijk niets van hebben gedacht, maar Sharon... ik geloof" hier zuchtte Elsie diep „dat ik altijd een beetje jaloers op Sha ron was. O, ik besef, dat het dwaas van me is, maar ze was zo op je ge steld en ik vreesde, dat ze zich nooit met ons huwelijk zou verzoenen". „Onzin, Sharon en ik waren a (Advertentie.) .Nee, nee, je rookt van mij, m'n waarde. Ik stel er veel ie veel prijs op datje kennis maakt met de sigaret die ik als mijn persoonlijke ontdek king beschouw. Alsjeblieft, een RALEIGH. Smaakt in Nederland nèt zo goed als in Amerika! America's Popular Cigarette In Nederland 85 Ct. per pakje zuster en broer, nooit iets anders", hernam Clifford, niet op zijn ge mak. „Ikik vind, dat je haar excuus moet vragen, schat. Je moet haar evengoed pijn hebben gedaan als mij". (Wordt vervolgd) 61. Jimmy Brown was toch ook wel blij dat het kar weitje er op zat. Het hele tochtje door de wolken had niet langer dan elf minuten geduurd en hij mocht zich zélf bekenrién' dat hij géén moment in levensge vaar had verkeerd. Dat vertelde hij ook aan de jour nalisten die hem toen hij weer beneden was van alle kanten bestormden en hem de meest dwaze vragen stelden. „Nee", zei Jimmy, ,,'t klinkt de heren mis schien wat vreemd in de oren, maar ik heb geen secon de in levensgevaar verkeerd. Iedereen kan dit, ieder een die bij machte is een beetje zelfbeheersing aan de dag te leggen. Ik verzoek de heren er vooral niet te veel ophef van te maken, 't Had eigenlijk niets te be tekenen. Ik zou u nog dit willen zeggenMaar meer vermocht Jimmy niet uit te brengen. Er werkte zich iemand door de mensen die Jimmy omringden, iemand die met luide stem riep: „Meneer Brown! Meneer Brown. Kom tdch gauw. Siempie Siepelsma heeft 'm te pakken. Daar rechts in de Ketelstraat. En het publiek is bezig hem dood te slaan.1" Jimmy stond één ogen blik als aan dè grond genageld.... Toen zwaaide hij zijn armen uit elkaar, zodat er een journalist of tien te gen de grond gekwakt werden, waar zij verbijsterd ble ven liggen of weer opkrabbelden, al naar hun aard was. De man die dit had geroepen was Hannus Hobbel, die er met zijn bolhoedje en zijn gabardine regenjas als een doodgewoon burgermannetje uitzag, maar die in werkelijkheid niemand anders was dan een der drie clowns van het circus Paravanit De prijswinnaars van onze vorige puzzle zün: Mevr. C. Brakman, Essen- laan 21, MIDDELBURG; A. Goedegebure, Vlisslngsestraat 125, OOST SOUBURG; mevrouw J. de Grootede le Lijs. Nieuwleuscnerstraat N 11, CADZAND; mevrouw W. M. H. MerisonStéutel, Oostsingel 6fi, GOES; Iz. Groenewege, HOEDEKENSKERKE; mevrouw P. M. W. v. d. Slikke— Moelker, B 39, NOORDWELLE. De oplossingen moeten geadresseerd zyn: REDACTIE P.Z.C., VLISSIN- GEN, met in de linkerbovenhoek van de briefkaart of de enveloppe het woord PUZZLE-RUBRIEK. De oplossingen kunnen door abonné's worden ingezonden en moeten uiterlijk Woensdag 12 Januari n.s. fn het bezit van de redactie zijn. Vermeldt U er ook bij of U dame of heer bent Voorts zouden wjj onze puzzelaars willen verzoeken niet de ingevuld© puzzle uit de krant op te sturen, maar de oplossing op een vel papier te schrijven. De oplossing van onze vorige puz- Horizontaal: 1 kalk, 5 giro, 9 tor nado, 11 O.N.O., 12 Sem., 13 G.S., 15 teste, 17 s.a., 18 sta, 20 spe, 21 Ank. 2 tolk, 24 opus, 25 polis, 26 stem, 28 sago, 31 nek, 32 A.N.P., 34 sen., 35 el, 36 enkel, 38 R.W., 39 alg., 40 sop, 42 nastoot, 43 Kent, 44 s.s.t.t. Verticaal: 2. Ato, 3 long, 4 kroes, 5 gaste, 6 idee, 7 Rom., 8 oogst, 10 waaks, 14 stoetefl, 16 spelonk, 17 snugger, 19 al, 21 A.P., 23 K.P.M., 24 Oss, 26 snert, 27 e.k., 29 as, 30 onwel, 32 angst, 33 pesos, 36 elan, 37 loos, 39 Ane, 41 P.T.T. (Adverte,itie.J .Beschermt tegen h"oo5> b'i'iedere weorssesteldhe.d. bestriiden W-hoest, keelpijn en cotorrh! De nieuwe opgave luidt: Horizontaal: 1 begroten, 5 gras vlakte (Z.-Am.), 9 plaats in Gelder land, 10 verdwenen, 12 lidwoord, 13 plant, 14 voertuig, 15 hard schot, 16 voorzetsel, 18 meisjesnaam, 19 68 om, 20 tekort, 22 deel van mast, 23 model, 24 vervoerbedrijf, 26 let wel, 27 bejaard, 29 als het ware, 31 meis jesnaam, 33 voorzetsel, 35 jongens naam, 37 onbekende, 38 humeur, 40 traag, 41 eierproductie, 42 soort, 43 talent, 44 rivier (Eng.), 45 schors, 47 op een afstand, 48 Europ. taal, 49 graanziekte. Verticaal: 1 vlug bewegen, 2 gras maand, 3 gemalen graan, 4 windrich ting, 5 godsdienst, 6 zin, 7 peetoom, 8 kledingstuk, 11 nuttigen, 16 dui venhok, 17 kuur, 20 heerschappij, 21 slordige vrouw, 23 meisjesnaam, 25 vogel, 28 aardmannetje, 30 beschik king, 31 maand (afk.), 32 naarling, 34 brij, 36 ongaarne, 37 naast, 39 denkbeeld, 41 gloeiende massa, 45 boom, 46 Kon. Besluit. Er was eensIa, er was eens een héél nieuwsgierig jongetje, Kareltje Kièlc heette hij. Hg moest alles weten, hij wilde alles horen, hij wilde alles zien... Karel tje Kiek was nieuwsgie riger dan wie ook. Het meest trokken ech ter altijd kleine dingen zijn aandacht. Hij loer is graag door sleutel gaatjes of door spleet jes in schuttingen. Zelfs zat hij een keer op zijn knieën voor een muizen gat en mompelde: „Stel je eens voor dat je zó klein was dat je hier rechtop doorheen kon lopen!" Dit bracht Kareltje di rect op een idee. „Hé!", zei hij. „Als ik zó klein was. zou ik door een sleutelgat kunnen krui pen en alles zien wat er in een afgesloten ka mer gebeurt. Als ik zo klein was, zou ik in ie mand zijn zak kunnen gaan zitten en alles ho- ren, wat hij zei. Ik zou ook voor niets trein kunnen, ik zou... nee maar... ik zou zelfs .in het paleis van de ko ning kunnen komen alles zien en horen". Van dat moment af had Kareltje Kiek maar één wens! Zo klein te wor den dat hij rechtop door een muizengaatje kon lopen. Kareltje Kiek kon er haast niet meer van slapen. In zijn gedach ten wés hij al zo klein, liép hij al in een mui zenhol (A in het paleis van de woning. Hij ging sprookjesboeken lezen om eens te zien hoe die wonderlijke dingen daar toch allemaal werkelijk heid werden. Kijk, hier las hij iets van een elfje met een fonkelend stok- "3. Zij zou hem zeker :Iein kunnen maken. Maar waar vond hij eeD elfje? En hier las hij iets van de grote tovenaar Rimbambom. Ook hij zou wel de macht heb ben om Kareltje in een héél klein jongetje te veranderen. Maar waér woonde Tovenaar Rim- banbom Kareltje piekerde er de hele dag over en be sloot tenslotte om maar eens op een vrije Woens dagmiddag het bos in te gaan, want daér sche nen die wonderlijke din gen steeds te gebeuren. Toen Kareltje Kiek na school zijn boterham op had, trok hij zijn jasje aan en huppelde het bos in. Eerst vroeg hij aan een eekhoorn: „Weet u ook of hier in het bos een tovenaar woont Maar het eekhoorntje haalde alleen maar zijn schoudertjes op. Een heel stuk verder vroeg hij aan een kraai, die op een wegwijzer „Weet u waar de elfjes wonen?" Toen be gon de kraai heel hard te lachen en vloog kras send weg. Maar Kareltje Kiek liet zich niet van de wijs brengen. Hij liep zeker nog een half uur verder het bos in. Het leek wel of er nooit iemand voor hem hier geweest was, zó ongerept leek alles. Hij zag tussen de bo men een hutje staan, klopte aan en vroeg aan de oude man, die de deur opende, „Dag meneer, kunt u mij misschien vertellen of hier in het bos een tovenaar woont Ik moet hem dringend ipreken!" „Wel", zei de oude man „waar gaat het over?" „Och, als u dat wilt weten", sprak Ar eitje, „Ik zou zo raag klein zijn, zó lein als een muis, want dan kan ik door een sleutelgat kruipen ep door een spleet in een schutting, en dan kan ik in het paleis van de ko ning komen!" De oude man dacht even na en zei toen langzaam. „Dat is zeef belangwekkend wat jij daar verteltdat geeft te denken zoge zegdKom eens even binnen, dan kunnen we daar eens even verder over praten". Even later zat Karel tje Kiek in .een kamer tje vol met wonderlijke zaken. Er stond een grote boekenkast met wel honderd dikke wer ken, bedekt met een stevige laag stof. Aan de wand hingen doeken in allerlei vormen en kleuren; er stonden gla zen bollen, ijzeren potten en kommen van gebak ken klei. „Ik zal eens proberen of ik er nog iets van te recht breng", sprak de man bedenkelijk over zijn kin strijkend. „Je moet weten, dat ik yroe- ger erg aardig kon to veren. Ik had zelfs een goede naam als tove naar. Ik heet Rimbam bom!" ,.Nee maar!!", juichte Kareltje Kiek toen hi, dé.t hoonde. „He heb van u gelezen in sprookjes boeken Wilt u me maar even gauw veran deren". „Ja, ja, ja.niet zo haastig zijn alsjeblieft", antwoordde Rimbam bom. „Poeh, net of het niets iseven iemand veranderen in een muis of zo ietsnee jonge tje, dat kost meer moei te dan alleen maar even met een stokje zwaaien ik zal er één van mijn oude boeken over moeten opslaan Het moet staan bij de V; de V. van „verkleinen". Rimbambom ging met zijn vinger langs de boe- kenreeks, trok er een uit, wat een wolk stof deed opstuiven, bladerde er in en was even later volkomen verdiept in de tekst. Hij mompelde ern taaltje dat absoluut geen Hollands was, klap te het boek dicht en haalde uit een glazen kastje wat flesjes, buis jes en doosjes poeder. Hij mengde verschil lende poedertjes, gooide er vloeistof bij uit ver schillende flesjes, ver dunde het met water, roerde het flink om en zei tot Kareltje Kiek „Drink dit eens op misschien komen we wel in de goede richting." Kareltje deed wat hem gevraagd werd, maar er gebeurde zo te zien niets. tovenaar Rimbambom keek teleurgesteld. „Nee", zei hg „dit is nog niet goed.ik zal eens iets anders probe ren!" „Waf!!", zei Ka reltje Kiek. „Wat zei je vroeg Rimbambom ver wonderd. „Waf-waf- waf zei Kareltje weer. De tovenaar greep naar zijn vele haren! „Grote Grutten", zei hij. „Ut heb het verkeerd gedaan! Je blaft als een hond... Kan je niet gewoon meer praten!" „Waf", blafte Kareltje Kiek. Haastig repte de tove naar zich weer naar zijn glazen kastje, nam weer andere flesjes, doosjes, poedertjes en watertjes en even later had hij aan de hand van een ander boek een nieuw drankje klaargemaakt. „Waf- waf-waf!" bromde Ka reltje toen hij de kroes beetpakte en de inhoud snel achter in zijn keel liet verdwijnen. Gespannen keek de to venaar toe... een zorge lijke trek kwam op zijn gezicht... Want inplaats dat Kareltje kleiner werd begonnen zijn oren te groeien. Steeds langer en langer... ze werden zelfs puntig... Ja, nu zag de tovenaar het duide lijk... het waren ezels oren geworden... Ezels oren die wel twintig cen timeter boven Kareltje zijn hoofd uitgroeiden. Kareltje die dit zelf nog niet bemerkt had, blafte vol verwachting, maar Rimbambom wees met een treurig gezicht op de spiegel, waar Ka reltje snel heen liep. Déar zag hij zijn lange oren. „Wa...wa...wa...ff", hakkelde hij, „wa...waf waf waf waf waf..." De tovenaar Rimbambom werd bleek tot aan zijn strikje. „Dat gaat ver keerd!" stotterde hij op ziin glazen kastje afren nend. „Daar moet snel iets aan gebeuren Grote Grut, ik ben miin routine kwijt vroeger was zoiets een peulen schil voor me Laat ik dit flesje en deze twee poedertjes nog- eens pro beren misschien heb ik wel een verkeerde naam op de doosjes staan.Hij mengde weer. reende weer, ver- dimde weer en vijf mi nuten later slokte arme Kareltje Kiek weer een nieuw drankje naar bin nen. Nu ging het beter. Goed en wel had Kareltje het drankje op, of hij voelde zich kleiner wor den... Op het laatst zag hij de stoelzitting als een grote vloer voor zich... de kopspijkers van de bekleding zag hij zo groot als omgekeerde pannen, de bekleding stof zag hij zo grof als jute en de korreltjes stof waren zo groot als kie zelstenen. Behendig liet hij zich langs een van de stoel poten naar omlaag glij den, waarbij hij wel be merkte dat hij zijn hoofd met veel moeite recht op kon houden. Hoe dat kwam zag hij even later voor de spiegel... ja, hij was zó klein geworden dat hg door een muizen gaatje zou kunnen maar die ezelsoren zaten nog boven op zijn hoofd en die waren niet kleiner geworden. Het waren twee enorme torens en Kareltje hoorde alles hard, zó hard, dat hy aan de tovenaar wilde vragen: Praat alstu blieft niet zo luid, maar... Kareltje kon alleen maar „waf waf waf!" zeggen „Vreselijk... vreselijk!!' huilde Rimbambom. „Ik kan er geen snars meer van... Zó kan je er toch niet bij blijven lopen Maar wat de tovenaar Miesje had eer-gister- \middag een fijn potje thee gezet, Look zou op visite [komen. ■Ja, dat werd een uur [uoï pret Maar omdat Loék vrij [lang wegbleef dacht de Muis „Ik schenk [vast in! Neem een lékker kopje [tJiee hoor daarin heb ik juist zo'n [zin Maartoen Mies haar [kopje vulde tikte Loekje op de ruit. Mies draaide zich om en [lachte. „Ha, die Loek!" riep ze [Die guit!" ,JZom toch binnen.... ik [vervrachtte dat je eerder hier zou [z\jn En de thee die ik gezet [heb is nu juist zo heel erg fVn Maartoen Mies weer naar haar werk keek Zag ze... Oh, toen zag [ze pas dat ze aUe thee verkeerd [schonk Héél het theeblad was [één plas J ook verder probeerde Kareltje hield lange oren en bleef blaffen. Zo verliet Kareltje de tovenaar. Hoe het ver der afgelopen is? Heel erg naar. Op de eerste plaats had Kareltje Kiek er twee dagen voor no dig om de weg terug af te leggen. Met zijn hele kleine beentjes kwam hij haast niet vooruit. Toen hij door een sleu telgat wilde kruipen, za ten zg'n oren in de weg. Zo ging het ook, toen hij door een spleet in de schutting wilde kruipen. En... toen hij in de gan gen van het paleis van de koning sloop riep een la kei met verheffing van stem „Help!! Ik zie twee wandelende oren... ik zie twee wandelende oren...! De lakei maakte er di rect melding van bg de koning en toen Kareltje bibberend voor de hoge trappen van de Konings troon stónd, kon hij al leen waar „waf waf waf!" antwoorden. Daarom kwam hg eerst op het politiebureau, maai* de commissaris zei: „Dat is een dier en dieren horen in de die rentuin." Maar toen hij in 'n kooi van de dieren tuin zat, zei de directeur: „Dit is een jongetje met ezelsoren en jongetjes horen niet in een kooi!" Tenslotte kwam Karel tje bij zijn onderwijzer terecht en deze zei: „Kareltje. nu ziet ie dereen hoe nieuwsgierig je bent... Nu heb je zul ke grote oren. dat je alles wat er op de wereld ge sproken wordt, kunt ver slaan Nu ben je zó klein, dat je overal in en door kunt kruipen en al- ies kunt zien. Ben je nu tevreden". j Omdat Kareltje alleen i maar kon blaffen, schud- de hij treurig met zijn Ihele kleine hoofdje en daarom bracht de onder wijzer hem weer bij de tovenaar. Weet je hoe- lang de tovenaar bezig is geweest om Kareltje weer gewoon te krijgen Twee dagen, maar daar na was Kareltje Kiek ook nooit meer nieuws gierig!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1955 | | pagina 9