VOOÜ GOEÜEE EN OVERFLAKKEE
De plunjezak
De bewijsstukken der
wereldmoordenaars
PunÉen-perikelen
Neurenberger proces.
DINSDAG 1 OCT. 1946 fggjjaJfiy «nMW /ÊsS^^^^wÈfc ^"||j Pjj jjjjP Tweede jaargang - No. 40
Prijs per kwartaal f 1,50 K» Ba SfffWBP" S9SX M ®0 graj 29 fSCaM&®'™.$W Adres der redactie en Ad-
Losse nummers f 0,15 jH fiy ^EaS «L J%BS K& «BH ministratie Voorstr. A 239
Advertentieprijs 1—30 mm '^BfeaR?^y jftffflj fflEgSaE' ^Sfj^aS^r Postbus 14
14 cent per mm. Elke mm pl sShsS Middelharnia Tel. No. 332
daarboven 10 cent. Bij /"IJDICTEfS I 11/ KI ATÏAKI A Al CTDCKTI/DS A H Dit blad verschijnt iedere
contract aanzienlijke korting CaflS^IS 1 EL1.1J&V. WAS 3wWi^\Al» .3 I re&El\oLAL^ Dinsdag en Vrijdag
Dit is de plunjezak van onze soldaten die
naar Nederlands-lndië vertrekken.
De Kota Agoeng heeft reeds de wal los
gelaten, ook de Ruys heeft zee gekozen en
nog andere schepen, de Tegelberg wacht nog
op de kostbare lading, die heet: de 7 Decem-
ber-divisie.
Onze jongens gaan scheep naar Indië, dat
Indië, waar volgens de titel van het bekende
boek, ..iets groots werd verricht", en waar
onze soldaten opnieuw iets groots moeten
gaan verrichten.
Want in die plunjezak, waaronder ge
bogen, zij de landingsbrug opgaan, bevinden
zich zeer belangrijke dingen ja wat zijn
belangrijke dingen? een tropenpak, een
tropenhelm, een muskietennet enz. enz.;
kortom een hele tropenuitrusting? na
tuurlijk zijn dat allemaal heel belangrijke
dingen, onmisbaar, doch in die plunjezak
zit iets veel belangrijkere
daar gaan ze scheep, één voor één
aan boord, en ze hebben op hun schouders,
in die plunjezak, de enorme zware taak die
onze regering hun meegeeft zwaar, maar
heerlijk en rondom eervol
een taak van de regering clie in dezen
ten volle haar verantwoordelijkheid beseft,
en aan een communistische opruierij dan
ook nagenoeg geen duimbreed voet geeft.
Het is een zware taak, want onze jongens
moeten in Indië tegen de revolutie, vóór
het wettige gezag; tegen de wanorde en
rechteloosheid, vóór het recht; tegen het
terroristische extremisme, vóór de veilig
heid waken.
Zó wenst onze regering het, en met dat
geweldige op hun schouders durft zij vol
„■«trouwen onze jongens uit re zenden.
Zo wenst onze Koningin het, en daar
om is het ook zo'n heerlijke taak.
In opdracht van onze landsvrouwe
gaan zij.
Deze „heerlijkheid" hebben die enkele
communisten niet beseft kunnen zij ook
niet beseffen de communisten die op
hun wagons durfden schrijven„wij worden
naar Indië getrapt" (geen enkel respect voor
deze lieden, onbekwaam om voor het recht
in te staan).
Onze soldaten hebben het wél beseft, want
toen de trossen losgegooid werden, hebben
zij het uit volle borst gezongen:
„Den Vaderland ghetrouwe
Blijf ick tot in den doet".
Regeringstaak daarom ook rondom
eervol, een eer die aan sommige jonge men
sen, die hun nationale plicht in de moeilijke
jaren niet begrepen hebben, niet waardig
kan worden gekeurd.
Dat zit er in die plunjezak:
de zware, doch heerlijke en eervolle op
dracht der regering.
Maar er zit nog meer in. Toen die jongens
ons vaderlandse lied hebben gezongen, heb
ben zij dat wel uit volle borst gedaan, maar
niet, nadat zij eerst de brok in hun kelen
hebben weggeslikt.
Onze jongens nemen mee de moeilijkheid
van de scheiding, twee jaar uit eigen om
geving, uit eigen huis en dorp en stad en
vaderland twee jaar in Indië waar wel
erg veel interessants te zien is, waar heel
veel te lezen is, maar welk verblijf aldaar,
dan toch maar heel wat verschilt van een
buitenlandse reis.
Daarom zitten er voor velen in die plunje
zak grote moeilijkheden, die nu misschien in
vele opzichten nog sluimeren, maar die
straks hoe langer hoe groter zullen worden,
wanneer zij op een eenzame post zich ook
werkelijk eenzaam zullen veoelen en dikwijls,
naar den mens gesproken, hun moeilijk
heden alleen uit zullen moeten vechten
en dan worden immers de problemen on
eindig veel zwaarder.
Het is of onze jongens daar iets van voor
voeld hebben. We denken aan allen, maar
we zien ze nog gaan, de soldaten uit eigen
gemeente ze zijn goed vertrokken, maar
ze moesten zich door iets heen bijten.
En daarom moet niet alleen de regering
•ets in die plunjezak doen, maar moeten
ook wij daar iets zeer belangrijks instoppen,
n.l.: ons medeleven.
De jongens die gegaan zijn, dat zij niet
alleen de zonen van bepaalde vaders en
moeders, gehuwden of verloofden van be
paalde vrouwen en meisjes maar dat zijn
zonen van ons allen. De soldaten naar
Indië, dat is niet een gebeurtenis Waar we
deze weken wel even in meeleven, en die
we verderalseen afgedane zaak beschouwen,
waar we verder weer rustig aan voorbij
leven, doch ons aller zonen blijven door ons
aller meeleven gedragen.
„Medeleven" dat is een woord, dat is
„maar een woord". Wij moeten nu ook dat
medeleven in de daad omzetten. Maar hoe?
O, daarvoor zijn duizenden mogelijkheden 1
In de eerste plaats een zeer trouwe brief
wisseling waarin niet alleen de ouders en
verwanten maar de brede kring van be
kenden, aan onze soldaten schrijft.
En dan behoeft dat niet telkens hetzelfde
refrein te zijn van: „ik hoop dat je maar
gauw weer terug komt", doch we schrijven
aan hen „van alles en nog wat". Al krijgen
ze uit verschillende brieven hetzelfde te
horen, dat is helemaal niet erg. We schrijven
over gebeurtenissen van ons dorp en eiland,
we schrijven voorvalletjes uit ons eigen
leven, (en we ontdekken daarbij tot onze
verbazing dat we des te meer te verteilen
hebben, naarmate we vaker schrijven).
We vertellen iets wat we in de krant gelezen
hebben, b.v. wat we in Nederland over
Indië en onze jongens horen -- we vertellen
iets over een boek dat we lazen, en we
schrijven vooral ook iets waardevols, iets
waar onze jongens met hun gedachten mee
bezig kunnen zijn en Waardoor zij verrijkt
worden.
We denken natuurlijk aan hun verjaar
dagen en we vergeten hen niet met „Oud
en Nieuw", maar boven alles denken we
ook aan hen op de feestdagen van de kerk:
Kerstfeest, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren.
Dan juist hebben zij nodig te weten dat
wij aan hen denken en dan bewijzen we
dat door hun iets over te sturen dat hun
spreekt van den groten Koning, iets dat hun
de overtuiging geeft dat wij in alles en
boven alles hen dragen door ons gebed,
hen opdragen aan den Heere.
Want dat is het hoogste medeleven
dat onze jongens meer en meer gaan be
seffen dat Zij hier in Holland gedragen
worden door de gebedsgemeenschap der
Kerk, in Welk gebed wij dan niet uitsluitend
meer betrekken, onze jongens, maar de hele
Indische zaak, en onze regering, en niet in
de laatste plaats onze geliefde Koningin.
Onder den zwaren plunjezak gaan zij
scheep. M9ge datgene wat wij er nog bij-
stoppen, juist hun last verlichten!
50—10.
*Sf* De Kamer verwierp met 50 tégen 10
stemmen de Communistische motie. Dat
waseengroote meerderheid. Maarae Kamer
telt 100 leden, dus waren 40 Kamerleden
bij de stemming niet aanwezig.
Wij betreuren dit zeer.
We erkennen, dat er omstandigheden
kunnen zijn, dat Kamerleden elders ver
antwoordelijk werk moeten doen. Bij deze
aangelegenheid had, terwijl de Communisten
allen aanwezig waren, ook tegenover Indië
en het buitenland moeten blijken, dat vrij
wel de geheele Volksvertegenwoordiging
achter de uitzending staat.
5010 is overtuigend.
8510 was sprekender geweest.
Er tegen de Revolutie en al haar uitingen
past een krachtig geluid en een passende
daad.
Dankbaar maar niet voldaan.
De Communisten hebben in de Tweede
Kamer een interpellatie aangevraagd inzake
de gebeurtenissen in Amsterdam. Na eerst
in hun orgaan „de Waarheid" den voedings
bodem te hebben gelegd voor deze revolutio
naire agitatie probeert men thans de regee
ring aansprakelijk te sttllen.
De verschillende sprekers der Kamer-
fractie's hebben zich onomwonden achter
de regeering gesteld en de door de Commu
nisten ingediende motie werd alleen met de
Communistische stemmen voor verworpen.
We zijn dankbaar, dat Regeering en
Volksvertegenwoordiging duidelijk uitspra
ken dat we een taak in Indië te vervullen
hebben, dat onze jongens gaan met een
ideaal voor oogen.
Toch voldaan zijn we niet.
Hoe komt het, dat zelfs bij onze beste
jongens het idealisme om naar Indië te gaan
gedoofd was?
Is het niet, omdat de Regeering niet klaar
en duidelijk gezegd heeft, wat zij wil.
Wil zij, zoo noodig met haar mach:, hand
haven de eenheid van het Koninkrijk met
erkenning van rechten der rijksdeelen.?
Is het niet zoo, dat onze jongens zich af
vroegen, voor wien gaan we?
De Overheid zal duidelijk moeten be
lijden, dat zjj zich weet dienaresse Gods,
derhalve het gezag zal handhaven en het
recht, ook van het zwakke, zal beschermen.
Leven uit het Woord Gods is nog altijd de
beste waarborg voor cie erkenning van de
menschelijke waarden. Eenerzijds hand
haven haar goddelijke roeping als hand
haafster van het gezag, zal zij tevens werk
zaam moeten zijn aan de ontwikkeling van
goede rechtsverhoudingen ook in Indië.
Levende naar het Woord Gods, zijn we
afkeerig van volksch conservatisme, doch
even afkeerigvan.de beginselen der revolutie.
Revolutie is naaf het woord van Groen van
Prirsterer niet steeds een bloedige opstand,
doch dé stelselmatige omkeering van be
grippen, waardoor in plaats van de orde
ningen Gods, de eigenwijsheid en willekeur
van den mensch ten grondslag van Staat
en Maatschappij, van recht er. waarheid,
gelegd wordt.
.Gebondenheid van overheid en onderdaan
aan Gods Woora geeft regeerkracht en ge
hoorzaamheid.
Voldaan zijn we, wanneer de Overheid
dit belijdt, en duidelijk zegt, wat de taak
van Overheid en onderdaan is, hier en in
Indië en die lijn krachtig vasthoudt.
22 millioen genoemde en meer dan 2 mil-
lioen ongenoemde Duitsers, leden van de
diverse Nazi-organisaties, wachten op hun
lot, uitgesproken door de Neurenberger
rechtbank, de meest betekenisvolle, die de
Wereld gekend heeft. Ten eerste door zijn
ongekende duurmeer dan 200 zitdagen
en meer dan 1200 uren heeft het proces in
beslag genomen. Reeds meer dan 1700 dui
zend. bladzijden waarop 6 millioen Woorden
vermeid, zijn geschreven. 2100 documenten
hebben de aanklachten vergezeld en 140
getuigen zijn gehoord. Waarom heeft deze
rechtspraak zo lang geduurd?
Niet door welsprekende speeches, neen,
maar door zijn kolossaalheid, want deze
rechtbank is slechts een afspiegeling van de
kolossale misdaden die zijn gepleegd. Mis
daden in drie woorden gegoten:
Wereldoorlogontketening,
Wereldcultuurvernieling,
Wereldmassamoord.
En bij deze rechtspraak komen één voor
één de bewijsstukken, beestachtig en huive
ringwekkend.
Daar is in de eerste plaats een door
Hitier persoonlijk ondertekende order, waar
in hij opdracht geeft om gevangen genomen
Britse commandotroepen te vermoorden,
wat ook is gebeurd.
Daar is het rapport van S.S.-officier
Becker uit Berlijn, die proeven met gas op
zijn slachtoffers heeft genomen.
In een ander rapport wordt medegedeeld
dat een Joodse tandmeester in tegenwoor
digheid van een S.S.-man, alle Duitse en
Russische Joden, gouden tanden en vullings
uit htm mond moest breken, alvorens ze
werden geëxecuteerd. Er zijn rapporten die
aantonen dat de ene gevangene gedwongen
werd de andere te executeren, dat, terwijl
er slechts orders Waren om er 180 te ver
moorden, er 186 werden vermoord. Het
kwam er zo precies niet.
Een document toont aan dat er in 1942
vijf mark betaald werd voor elke executie.
Op 27 Juni van dat jaar gaf S.S. Generaal
Gluecks het bevel uit, dit te verminderen tot
3 cigaretten.
En dan zijn er de mondelinge bewijzen,
zoals Hoess, de Commandant van Ausch
witz die geeft. Hij vertelt geheel onbewogen
meer dan twee millioen mensen te hebben
vermoord.
Nog afschuwelijker bewijzen leveren de
foto's.
De huiden van getatoueerde Polen Werden
afgestroopt en dienden als lampekappen of
andere versierselen voor de vrouw van Koch
of van een of andere sadist.
De flessen niet uit mensen bereide zeep
zijn vreselijke, stille getuigen, maar bovenal
rilt men van afschuw ais men het hoofd van
een jongen Pool ziet, dat is omgewerkt tot
een voorwerp dat een schrijfbureau als
presse-papier moet vercieren.
En zo zijn duizenden afgeslacht. Ontel
bare bewijsstukken ontbreken nog, maar
reeds één is genoeg om over deze mensen
het ongetwijfeld rechtvaardig vonnis uit te
sprekende dood.
Het had mij al verscheidene weken* ge
ërgerd, maar verandering wist ik er niet
in te brengen, ik bezat maar één mantel
en beschikte niet over punten om mij een
tweede aan te schaffen. We zullen wit geen
zwart noemen, maar voor iemand die
zichzelf respecteert en dit respect voor zijn
persoon ook van anderen verwacht, is een
mantel te weinig. Dus besloot ik, punten
te kopenin het zwart.
Toen ik echter de marktprijs van 65 ct.
per stuk hoorde, Werd ik toch wel een beetje
wit om mijn neus. Ik ben maar een doodge
woon kantoormeisje en mijn salaris laat
geen buitensporigheden toe. Toch kocht ik
de punten na lang aarzelen van een collega
van een kennis van een vriend die inmiddels
naar Ned. Indië is vertrokken (dit als toe
lichting, voor het geval er zich een ambte
naar van de prijsbeheersing onder mijn
lezers mocht bevinden).
Gewapend met mijn „4 plus 10 extra"
toog ik naar Rotterdam, waar ik weldra
als de befaamde ezel stond tussen felgroen-
knalrood en kanariegeel en ik haalde
medelijdend mijn schouders op over mijn
nachtelijke bespiegelingen van diepbruin,
zachtbeige of donkergrijs.
Blijkens een mededeling van officiële
zijde zijn er duizenden en nog eens duizen
den valse punten in omloop, dus ik moest
de mijne kwijt en wel zo gauw mogelijk.
Ten einde raad besloot ik daarom tot
knalgroen, welk besluit ik vijf minuten
later herriep in kanariegeel.
Toen kwam het critieke moment: Met
een gracieus gebaar bood ik de cassière
mijn punten aan. Ze legde ze achteloos
terzijde; ik herademde, betaalde en wilde
met mijn nieuw verworven kledingstuk het
magazijn verlaten. Maar men moet de dag
niet prijzen voor de avond gevallen is.
„Pardon dame" zei plots de cassière."
Deze punten zijn eh... niet goed." Ik
verschoot van kleur, want 40 maal 65 is
26,„U zegt.wat blieft U" vroeg ik,
tamelijk onnozel, want mijn blozen bewees,
dat ik haar heel goed had verstaan.
„Ik kan deze punten niet aannemen.
De donkere achtergrond bij het rood van
de opdruk bewijst duidelijk, dat deze pun
ten niet op legale wijze in Uw bezit zijn
gekomen. De punten met rode opdruk
moeten een lichte achtergrond hebben,
anders zijn ze zwart... vals begrijpt U?"
Ik begreep het, al te goed zelfs, reikte mijn
pakje over, kreeg geld en punten terug en
g'ing ergens anders mijn geluk opnieuw
Deproevèn.
Waarmee ik maar zeggen wil, dat men
ais leek wel erg zwart moet zijn, om donker
met rood als zwart vais, en zwart zonder
rood ais echt zwart te herkennen.
Schacht, Von Papen en Fritsche
vrijgesproken. Alle anderen schuldig
bevonden.