VOOR GOEREE EN OVERFLAKKEE
et Indonesische vraagstuk
ONZE PRINS VERJAART
seren
29 JUNI
ANJERDAG
Q MEDITATIE VOOR DEN ZONDAG^)
ZITTING TRIBUNAAL TE MIDDELHARNIS
Irlaiid zal
Ihet
mge-
Ichte vlas
iBelgische
tIJDAG 28 JUNI 1946
kijs per kwartaal f 1,50
OPBOUW
ntract aanzienlijke korting CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD
sse nummers f 0,15
leer 2.200 ftvertentieprijs 1—30 mm
I en 2.000 14 cent per mm. Elke mm
Ir Neder- larboven 10 cent. Bij
t te leve-
lal. Hier- :0
lie officie-
Iterd met
lindel en
Tweede jaargang - No. 12
Adres der redactie en Ad
ministratie Zandpad B 282
Middelharnis Tel. No. 332
Dit blad verschijnt iedere
Dinsdag en Vrijdag
■viorgen, 29 Juni, is het feest.
|Srgeti verjaart onze Prins.
Mlt recht zeggen we onze Prins,
pij us Bern hard heeft zich, sinds
hij als de verloofde van Prinses
■liana ons land betrad, een
pilots veroverd in ons hart.
Bv'ij zijn hem dankbaar voor
alk wat hij deed voor ons Vader-
8 leeft het ons niet met trots
Iviilil, dat Prins Bcrnhard in
i 1940 naar Zeeland toog, om
ar de strijd voort te zetten
n de overweldigers, overweldi-
inet wie hij toch eigenlijk
uw verbonden was.
Hoe voelden we toen dat hij
ii Nederlandse Prins was, die
een echte Oranje zich inzette
nu liet Nederlandse volk, streed
lor de vrijheid van ons, maar
>k van zijn Vaderland.
Dit toonde hij de gehele oorlog
Lor. Spreek eens met de jongens
m de Prinses Irene brigade, die
Brabant, toen de rest van ons
■int nog bezet was, onder aan
voering van den Prins, vochten
voor de algehele bevrijding van
ons land. Zij zullen U glunderend
vertellen, dat hij geen aanvoerder
achter de schermen was, een
aanvoerder die op verre afstand
zijn bevelen gaf, maar een com
mandant, die in de voorste linies
zijn jongens kwam opzoeken, met
hen praatte als soldaat tot soldaat,
zich met hen één voelende in het
gevecht.
Dat is onze Prins. Dat is het,
wat wij van alle aanvoerders
verlangen en bij hem vonden.
Daarom zullen wij morgen met
een anjer op onze revers of blouse
vol enthousiasme roepen: „leve
Prins Bcrnhard".
Daarom zullen wij morgen God
danken uit hel diepst van ons hart
voor hetgeen Hij ons in den Prins
schonk.
Wij zullen onzen Prins opdra
gen aan den Koning der koningen,
van dien Koning smeken of Zijn
oog wil zijn op Bcrnhard, Prins
der Nederlanden.
in de nummers van i8 en 25
l.iiiuari j.l. van ons blad schreven
He enkele artikelen over Neder-
Lnilsch Indië onder de titels:
■Indiciii nood"en „Hoe moet het
li Indië?" Daarin gaven we een
liirt historisch overzicht, een
Jcschrijving van de groote moci-
fcjiiheili'ii thans en de oorzaken
d.iarvan, terwijl we ook de ver
schillende standpunten weergaven
die in deze zaak worden ingeno
men, en ook onze meening be
paalden.
Sedertdien is er weinig of niets
cranderd. Maar de redactie was
[an meeningdat het wel goed was,
gmaals op deze zaak de aan-
icht tc vestigen. De aanleiding
aartoe ligt dan ook voornamelijk
i het hooge belang van deze
wistic. Wie niet persoonlijk en
chtstreeks bij Indië betrokken
is allicht geneigd in deze
irwarde tijd met zijn vele
(ïueilijkheden en vraagstukken,
Indische zaken langs zich heen
laten gaan. Maar dat mag niet,
laar is heel dit probleem te ernstig
Huor. Ook de groote roeping die
Hliderland tegenover ons Indië
Hteft, brengt mede, dat heel ons
Bolk met levendige belangstelling
mrvulil blijft voor de vraagstuk-
ki n die hier aan de orde zijn, en
[B>oral dat het gebied van christe
lijk Nederland niet verslappe,
■■och integendeel toeneme in
Bracht en vurigheid.
I Nog afgezien van alle andere
Belangen, uie hierbij op het spel
liaan, mag het ons toch niet
■iiversehillig laten, dat daar in
julië nog iedere dag duizenden,
a tienduizenden iandgenooten
doodsgevaren verkeeren in de
anccntratiekampen der extre-
isttn, vaak onder Japansche
'ding. En niet minder, dat in
(tie plaatsen en streken vooral op
;iva, de Christen-inlanders aan
jhirhanile vervolging blootstaan,
'aatkundig en economisch zijn
fwte belangen in het geding,
aar bovenal moet het ons zwaar
[cgen,dat de positie van christen-
>m en zendingswerk op het spel
aan> ja heel de geestelijke en
delijke roeping van Nederland
gennver Indië. En voor het
inblik denken wc speciaal met
rg aan de vele menschenlevens,
ie worden bedreigd door een
volulionaire, extremistische
Minderheid, die bezield met een
anatieke haat tegen al wat
h ris te lijk en Westersch is, niet
terugschrikken voor de gruwe
lijkste terreurmethoden. Gelukkig
komen er gaandeweg wel iicel
wat gevangenen uit de kampen
vrij (en er wordt beweerd, dat dit
vooral te danken is aan de in
vloed van Sjahrir), maar nog
bevinden zich vele tienduizenden
Europeesche vrouwen en kinderen
in de macht der door Japan
opgezweepte' barbaren. En wat
deze nienschen te lijden hebben,
gaat onze ergste voorstellingen
te boven. In de laatste tijd komen
berichten door uit Indië in parti
culiere correspondentie, die ons
met ontzetting en huivering ver
vullen. Een officier schreef: „we
hebben onder de Duitschers in
een paradijs geleefd". In zijn brief
geeft hij 'dan enkele staaltjes,
waarvan sommige te gruwelijk
zijn om hier door te geven. Uit
al dat verschrikkelijke noemen
we dit:
„In Soerabaja is een overval
geweest op een groot transport
van 1500 vrouwen en kinderen.
Slechts 17 vrouwen bleven in
leven, allen werden afgemaakt.
De heeren hebben ongeveer een
uur lang gevoetbald met kinder
hoofdjes". Dit was begin Januari.
Deze officier schreef dan ook
als zijn conclusie„Onze taal
moet zijn: uitroeien en geen on
derhandelingen met deze roovers"
„Moet je nog met één extremist
medelijden hebben? Het cenige
zwakke punt is dat ze op geheel
Java 75 a 80.000 vrouwen en
kinderen in hun macht hebben".
We ontleenen de^e gegevens en
citaten aan een brief, gepubliceerd
in het blad „Belijden en Beleven"
van 14 Juni 1946.
Het is verschrikkelijk, dat het
zoo ver gekomen is in liet mooie
Indië, waar liet Nederlandsche
bewind, ondanks gemaakte fouten
en tekortkomingen, jaren lang
zoo zegenrijk heeft gewerkt. Het
is verschrikkelijk, dat deze gruwe
lijke toestanden konden ontstaan,
mede tengevolge van verzuimen
en vergissingen onzer
bondgeuooten.
Jammer is ook, dat onder de
Nederlandsche christenen verschil
van meening is over de houding,
die ons land en volk moet aan
nemen tot oplossing der moeilijk
heden. Ge weet, dat aan de eeue
kant staat ons huidige kabinet,
daarin gesteund door vele zen-
dingsvoormannen, maar ook door
vrijwel de geheele linkerzijde in de
politieke wereld (uitgezonderd de
liberalen), die door onderhandelen
met de „regeering" van de
„Indonesische republiek" onder
leiding van de Jappenvriend en
aartscollaborateur Ir. Soekarno,
tot een oplossing begeeren te
geraken. En daartegenover staat
een zeergroot deel van de Christe
lijke politieke partijen in ons land,
die van onderhandelingen met
Soekarno-Sjahrir en andere revo
lutionairen niet willen weten,
maar aandringen op doortasten
om eerst gezag en recht en orde
te herstellen. Dan pas achten zij
de tijd gekomen voor samen-
sprekingen. En dan niet niet
menschen als Soekarno en Sjahrir,
die zichzelf hebben opgeworpen,
maar met de wettige vertegen
woordigers van de Indonesische
volkeren. Deze laatste meening
wordt niet alleen aangehangen
door de meeste politieke voorman
nen onzer christelijke partijen,
maar ook door vele andere
zeiidingsmanneri. En zooals we in
Januari in ons blad betoogden,
I ij kt -ons deze laatste meening de
juiste. Maar duidelijk is voor
ieder, dat er een zware noodtoe
stand nog steeds heerscht, dat er
voel gebed noodig is voor liet
zwaar beproefde Indië, veel gebed
ook om wijsheid voor allen, die
hierin leiding te geven hebben.
Mocht het zijn, ook eenheid van
inzicht en handelen tot de op
lossing.
Morgen op de verjaardag van
Prins Bernhard zal in het gehele
land een inzameling gehouden
worden ten bate van liet „Prins
Bernhardfonds".
Dit fonds werd gesticht in
Augustus 1940 en moest dienen
om- het Nederlandse aandeel in de
geallieerde oorlogvoering te ver
groten. in totaal werd door Neder
landers over de gehele wereld
verspreid, ruim 21.000.000,
aan het fonds afgedragen en be
langrijk oorlogsmateriaal kon on
ze regering ter beschikking gesteld
worden.
Het fonds heeft dit doel niet
meer. De oorlog werd gewonnen;
Nederland werd bevrijd.
Nu wil het Prins Bernhardfonds
worden het fonds, dat steun ver
leend aan instellingen die strijden
tegen geestelijke en culturele
noden, die de geestelijke en cul
turele zelfstandigheid van ons
volk krachtig kan stimuleren, als
mede het uitdragen van onze
DE LAATSTE DAGEN.
Het zal zijn in de laatste
dagen, zegt God, Ik zal uit
storten van Mijn Geest op
alle vleesclien Ik zal
geven teekenen op de aarde
beneden, bloed en vuur en
rookdamp.
Hand. 2 17a en 19b.
Het pas gevierde Pinksterfeest
heeft ons weer doen gedenken, dat
de verhoogde Zaligmaker met
groote kracht in onze Wereld
werkt. De uitstorting van de
Heilige Geest luidde immers de
periode in, waarin allen die de
Hecre vreezen, zooveel rijker ken
nis van God en inzicht in Zijn
werken en bedoelingen zouden
ontvangen. De periode ook, waar
in het Evangelie zou verbreid
worden over de geheele aarde,
onder alle volken. Pinksteren Was
dus het begin van een tijd van
overvloediger heil.
Maar Pinksteren wil ook zeg
gen, dat daarmee de periode van
de Wereldgeschiedenis is ingegaan.
Met Pinksteren begonnen „de
laatste dagen", zooals Petrus
reeds bij de uitstorting des Geestes
in Jeruzalem aanhaalde uit Joëls
oude profetie. Onder het Oude
Testament liepen alle lijnen naai
de komst van Christus heen. Het
geloof der Israëlieten moet zich
daarom richten op die toekomst
als de Messias zou komen en Zijn
Zaligmakerswerk zou volbrengen.
Maar nu dat alles is volbracht, nu
zijn we in de laatste dagen, en
heeft het hart der geloovigen zich
te richten naar Christus weder
komst. Dat is het eerstvolgende
groote ingrijpen Gods.
Gods dagen zijn niet gelijk aan
onze dagen. Soms duurt één dag
Gods voor ons 1000 jaren, dan
weer kan het andersom zijn. In de
dagen der Apostelen meende men
ai, dat het einde reeds toen komen
zou. Sedertdien zijn 1900 jaren
verstreken. Maar God vergeet Zijn
woorden niet. We zijn in de laat
ste dagen.
In onze tijden gaan we daarvan
trouwens hoe langer hoe duidelij
ker de teekenen zien. Allerlei
dingen wijzen op een ontwikke
ling naar het einde. Al maar scher
per tcekenen zich de trekken- ai
van de antichristelijke machten,
al maar nader komt de heerschap
pij van den Antichrist.
Dat ai les behoeft ons niet be
angst te maken, want ook in ilr
laatste dagen heeft Christus alle
macht in hemel en op aarde. Hij
zal het winnen, want Hij heeft al
overwonnen. Het volk dat op
Hem bouwt, elk die geloovig Hem
aangrijpt, kan rustig zijn.
Maar ernstig zijn de tijden zeer
zeker. De roeping om de vaste
levenskeus te doen, wordt daar
door al dringender. De roeping
ook, om uit die levenskeus tc
leven met beslistheid en getrouw
heid op elk gebied. Hoe meer de
laatste dagen vorderen, hoe feller
het onderscheid aan de dag zal
treden tusschen hen die Sions
vorst erkennen voor hun Heer,
en degenen die zonder God leven
in hun hart. Kiest U heden wie
gij dienen zult. En het zal ge
schieden dat een ieder die de
naam des Heeren-zal aanroepen,
zalig zal worden.
Stellendam. H. DE VALK-
cultuur in het buitenland bevor
deren.
U kunt daaraan meehelpen door
op de verjaardag van den Prins
een anjer of eenanjer-embleemdje
te kopen of in te tekenen op de
lijsten.
Op 29 Juni 1940 demönsteerde
ons volk door het dragen vair een
witte anjer zijn geestelijke weer
baarheid. Het was een demon
stratie tegen de vreemde invloed.
Dat ieder zich nu, 29 Juni,
6 jaar later, met een anjer of
anjer-embleem tooie, als een be
wijs van een klein offer voor de
geestelijke en culturele opbouw.
Dinsdag 25 Juni had de vijfde
zitting plaats van het Tribunaal
te Middelharnis.
President: Mr. C. R. F. van
Roggen; Adj.-Secr.: Mej. Mr. J.
M. HovenkampLeden: de heren
L. Kreeft en A. Ris.
De uitspraken van het tribu
naal betreffende de zaken, die hot
op de zitting van I I Juni heeft
behandeld, hebben wc reeds in
het No. van j.l. Dinsdag opge
nomen.
Op de zitting van j.l. Dinsdag
werd slechts één zaak in behande
ling genomen. De oorzaak hiervan
is, dat de president Mr. v. Roggen
liet Elakkeese tribunaal gaat
verlaten. In zijn plaats in be
noemd Mr. Jonker uit Gouda.
I*. Mierop te Ouddorp
had zich Ie verantwoorden, omdat
hij iu de oorlog voordeel heeft
getrokken uit de door de oorlog
geschapen en feitelijke toestand.
In de ten-laste-legging wordt
aangevoerd, dat hij goederen
heeft geruild met leden van de
Duitse weermacht, aan hen heeft
verkocht en gekocht, dat hij, toen
de C.C.D. goederen van lieni in
beslag had genomen, de Duitsers
te hulp geroepen heeft, niet het
gevolg dat de maatregel van de
C.C.D. ongedaan gemaakt werd.
Op de zitting van 14 Mei is
deze zaak reeds voor geweest.
Teneinde een onderzoek in te
stellen naar het vermogen van
M., werd toen de zaak aangehou
den. Op die zitting bekende M.
dat hij bonen, ganzen, olie,
konijnen, eieren en kippen aan
de Duitsers had verkocht. De
affaire met de C.C.D. was even
eens behandeld. De president
roert dit nog even aan.
President: U hebt op iie vorige
zitting bekend, dat U goederen
geruild heeft niet jenever en dat
U levensmiddelen verkocht voor
zwarte prijzen. U kocht voor de
Duitsers oliezaad en een zak witte
bonen. Hebt U die spullen
betaald?
Mierop: ll< heb daarvoor 660
uitbetaald, dat is precies het
bedrag wat ik van de Duitsers
ontvangen heb.
President: Toen de C.C.D. die
appelen in beslag genomen heeft,
hebt U de commandant van de
Grenz-polizci, Bergmans, in de
arm genomen.
Mierop: De Duitsers informeer
den wat er aan de hand was.
Ik kon toen niet anders vertellen
dan dat de C.C.D. er beslag op
gelegd had.
Na deze korte ondervraging
krijgt de raadsman van Mierop,
Mr. L. J. den Hollander, liet woord.
Mr. den Hollander bespreekt
na een korte inleiding het ver
kopen van bonen aan de Duitse
weermacht. Mierop moest ai liet
zaad leveren aan dr. Korf. Nu
heeft Mierop Bergmans bij hem
gehad, die zeide, dat hij niet aan
dr. K. maar aan hem moest
afleveren. Bergmans zeide, dat hij
het wel met dr. K. in orde zou
maken. Het kon M. onverschillig
laten aan wien hij leverde, lii
beide gevallen waren het Duitsers.
Er is ook een groot gedeelte aan
dr. Korf geleverd, dat is hem niet
ten laste gelegd. Dat was toch
ook leveren aan de Duitsers.
Er is in Nederland een geweldi
ge hoeveelheid zaad gegroeid en
naai Duitsland, de Oekraine en
de Oost-compagnie geëxporteerd.
Tegen al de grote handelaren zijn
geen maatregelen genomen. Ze
verdienden kapitalen. Daarover
wordt niet gesproken. Zij worden
niet vervolgd. Iemand die enkele
zakken verkocht heeft, moet zich
verantwoorden. Maakt het ver
schil of men verkoopt aan een
Duitser met een hoed of een niuf
met een pet?
Het verkopen van eieren, gan
zen, enz., zijn zwarte piekjes aan
Mierop die niet alleen bij hem
voorkwamen.
Het in beslagnenien van de
appelen was niet redelijk. In
Schouwen woonde.iiieniand meer.
De Duitsers vervoerden de appe
len naar Ouddorp. Mierop kon
daardoor de appelen aan de
mensen verkopen. De omstandig
heden waren zeer abnormaal.
Volgens art. 43 van liet land