wintergroenten JAT 3°ef Tandarts J. li. BII IJS -en Geeft U op als Abonné. BLUE BAND, pep HALF POND Isdijk EMBER A.S. (NIS AAMBEIEN. DE SALAMANDER Ja C^dvËRTEÊR^N I ONZE EILANDEN WOENSDAG 28 November 1928 11E JAARGANG. - N°. 8 ingezonden stukken De Flakkeesche Waterleiding. ROSA MARINA Handwondjes BRONCHITIS ABDIJSIROOP heeft dr. waarop |nten was al deze Istalme8t oof voor zingt de I hetzelfde van ziek- oen deze gebruik berderen. Ook het ouwland ?roei ten jnige be- I:ERK. uit Her- kerk. ds. Van leeskerk. >eren. uit Lage iommek- Ouddorp, vm. leeskerk en nm. ds. Van Ameide uit Sommelsdijk, Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Van der Zee uit Den Bommel. Oude Tonge, vm. leeskerk en 's av. dhr. Vetter uit Langstraat. Ooltgensplaat, vm. leeskerk en 's av. dhr. Zijlstra. Langstraat, vm. dhr. Vetter. Den Bommel, vm. ds. v. d. Zee en nm. leeskerk Stad aan't Haringvliet, vm. en'sav.ds. Polhuijs* GEREFORMEERDE KERK. Middelharnis, vm. en 's av. dhr. Jansen uit Doorn. Stellendam, vm. en 'sav. ds. Bouma uit Rijsen- burg. Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer. Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. De Lange. Den Bommel, vm. en nam. ds. Schaafsma. Stad aan 't Haringvliet, vm. en 's av. ds. de Graaff GEREFORMEERDE GEMEENTEN. Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk. Dirksland, vm. en 'sav. ds. de Blois Herkingen. vm., nam. en 'sav. leeskerk. Ouddorp, vm. en 's av. leeskerk. OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE. Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav. leeskerk CORRESPONDENTIE. Wegens plaatsgebrek moeten eDkelearti- keleD en bet stuk van Dr. v. G. te N.-T. blijven overstaan. Bed. De winter staat weer voor de deur en daarmee de tijd van hutspot en boerenkool, zuurkool en dergelijke. Met de koude eischt ons lichaam een krach tige. vetrijke voeding. BLUE BAND bevat 84% zuiver vet. Be reidt dus de gestampte pot en de wintergroenten met t)e smakelijkheid Van het gerecht wordt er door be vorderd en het komt Uw lichaam ten goede. )aart van lid zijn etalage fring zijn. Er uitgegeven, velke uit die worden bij blijven. Ter Ietter. Mocht Irie aardigste :rkt. Bij alle ngen worden Spreekuren Dagelijks van 8V2 tot 10 uur voorm. en van 1 tot 2V2 n.m. en volgens afspraak. Telefoon No. 236. )N aan den Oostdijk SOM AI ELS DIJK, op VRIJDAG 7 DECEMBER 1928 bij inzet; op VRIJDAG 14 DECEMBER 1928 bij afslag. Telkens des avonds 7 uur in het Hotel Van Meer te Sommelsdijk. Ten verzoeke van den heer R DIJKERS te Sommelsdijk. Notaris VAN BUUREN. RADICALE GENEZING de hardnekkigste Aambeien kunt U genezen binnen enkele weken. Kipstraat 59, R'dam Niet goed, geld terug. Prijs per kwartaal Losse nummers ADVERTENTIËN van I6 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 ^Voorstraat Middelharnis. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Stukken die volgens het oordeel der Redactie niet aan den eisch van uiterste beknoptheid voldoen, worden terzijde gelegd. Kopie wordt niet teruggezonden.) Nieuwe Tonge, 27 Oct. 1928. Het groote belang voor de Volksgezondheid van een waterleiding op ons eiland noopt mij 't ingezonden stuk van den Heer Blokhuis in 't nummer van 24 Oct. 1.1. in Uw blad te be antwoorden, daar ik hierin persooniijk be trokken werd, wel niet met naam en toenaam, maar toch overduidelijk. Dat schrijven maakt op mij een wat dubbelzinnigen indruk en doet de vraag opkomen, nu 't me uit mijn tent ge lokt heeft ter verdediging van het water leidingsplan, met wie of wien moet ik nu de wapenen kruisen? Met de anonyme tegen standers, als wier spreekbuis de Heer Blok huis zich voordoet of met hem zelf. Op een objectieve weergave van hetgeen op de door den Heer Warnaer weken geleden bijeen geroepen vergadering is gesproken, lijkt het toch al heel weinig, want daarvoor zijn er veel te veel eigen beschouwingen van den Heer Blokhuis „ingebracht". Ook het feit, dat dit stuk juist in de bladen geplaatst werd aan den vooravond van de Raadsvergadering te Som melsdijk, waarin over een adres ten opzichte van de waterleiding beslist moest worden, geeft te denken. En wat worden er al niet voor mogelijke en onmogelijke bezwaren tegen het waterleidingsplan ingebracht. 1°. De vrees voor een inzinking op land bouwgebied. 2°. De vermindering van de weide plaats in de Ouddorpsche duinen. 3°. De be perkte waterleiding. 4°. De bewering, dat S'dijk-M'harnis de grootste offers en 't meeste risico zou moeten dragen. 5°: De Kilwater- leiding. 6°. Achterdocht en gebrek aan ver trouwen tegenover „Den Haag". 7°. Den aan val op Prof. Visser. 8°. 't Standpunt van wijlen wethouder G. Joppe ten opzichte van de waterleiding. 9°. De technische kwestie: hoe staat 't met den watervoorraad? Ai of niet watermeters? Welke waterzuivering? 10°. De verplichte aansluiting. 11°. 't Huishoudelijk reglement. 12°. De Waterleiding als volks belang. Als men dien berg van bezwaren zoo nagaat, dan rijst bij mij de vraag op: Willen die be zwaarden eigenlijk wel de waterleiding? Heeft men 't geld er wel voor over? Als dan het tegenovergestelde 't geval is, kon men het maar beter eerlijk zeggen. Ad 1. De tegen de waterleiding ingebrachte a.s. inzinking van onzen landbouw is tot nog toe uitgebleven en de tegenwoordig bestede landprijzen wijzen nu juist niet op vrees daar voor. Dit argument heeft dus thans geen be- teekenis meer. Ad II. Met het gevoelen der betrokken Ouddorpsche boeren, die liever hun land be houden dan er geld voor ontvangen kan ik ten volle meevoelen. Maar ze zullen ook wel toe stemmen, dat het algemeen belang gaat vóór 't persoonlijke. Zoo gaat het overal. Daar geldt het arme duingrond, terwijl b.v. hier in Nieuwe Tonge voor verbetering der volkshuisvesting groote stukken vruchtbare kleigrond ont eigend zijn, zeer tegen den zin der betrokken pachters. In den omtrek der groote steden ge schiedt 't zelfde op reusachtige schaal voor aanleg van havens enz. enz. Natuurlijk mag zoo iets alleen gebeuren voor een algemeen be lang en als er geen andere oplossing bestaat. Ad 111. Volkomen begrijpelijk is, dat het Provinciaal bestuur niet weten wil van een waterleiding alleen voor het Westelijk deel van het eiland. Een zoo natuurlijke eenheid als ons eiland ten opzichte van de waterleiding in tweeën te breken, zou toch erg onnatuurlijk zijn. En daar er in 't Oosten een algemeen ver langen naar de waterleiding bestaat, gezien het zonder uitzondering aanvaarden van 't plan door de gemeenteraden, zou het toch al van heel weinig gemeenschapsgevoel getuigen als 't Westen tegen het Oosten zei: ga heen en wordt warm. 'k Geloof dan ook niet, dat voor het Westen de gedachte hieraan 't genot van de waterleiding zou verhoogen en dat het die beperkte waterleiding ook niet zou willen, ten zij onomstootelijk vaststond, dat voor geheel Flakkee geen voldoende water beschikbaar is. Ad IV. Nu, deze bewering lijkt me toch heel gezocht en weinig om 't lijf te hebben. Dat in een kleine gemeente als b.v. Herkingen met weinig middenstanders en weinig gegoeden een zeer groot deel der bevolking het laagste tarief van 10 a 15 zullen te betalen hebben, en in M'harnis-S'dijk velen in 't middel en hoogste tarief zullen vallen, spreekt van zelf. Maar moesten deze gemeenten zich niet veel meer gelukkig prijzen, dat dit zoo is, dan daarvan een bezwaar maken tegen het waterleidings plan? En is het hoogste tarief-voor een ge goede niet veel 'minder bezwaarlijk dan liet laagste voor de arbeiders? En toch hebben deze laatsten het geld er graag voor over, ter wijl gegoeden vaak uit overdreven zuinigheid het betrekkelijk kleine bedrag, dat de water leiding hun zou kosten, nog stellen boven de vele voordeelen, die deze hun zou brengen. Dat een groote gemeente door haar zielental een veel grooter*bedrag aan de waterleiding zal op brengen dan een kleine, spreekt toch ook van zelf. Maar kan men daarvan een motief maken tegen de waterleiding? 't is maar de vraag, of het geld goed besteed is. Stel dat Middel harnis om maar iets te noemen 30.000 jaar lijks zal besteden aan goed leidingswater, dan zou men kunnen vragen, hoeveel besteedt het aan onnoodige en voor 't lichaam zelfs schade lijke stoffen als alkoholische dranken en tabak? Vast veel en veel meer. Ad V. De Kilwaterleiding maant tot voor- l zichtigheid. Nu, daar ga ik meê accoord. Voor zichtigheid en goede voorbereiding zijn voor zoo'n groote onderneming, waarmee zulke be langrijke uitgaven gepaard zullen gaan, na tuurlijk noodig. Maar worden de tegenvallers van de Kilwaterleiding door sommige tegen- j standers nu niet wat overdreven? Wat nu dien I Klaaswaalschen landbouwer betreft, die 4 1 per week moet betalen, zoo zouden we om dit geval te beoordeelen, moeten weten, of die man b.v. niet zóó afgelegen woonde, dat daar door dat bedrag zóó hoog werd. Een uitzonde ringsgeval zal dat in ieder geval wel zijn, want anders zou men wel zeggen: zoo hoog is daar 't normale tarief voor landbouwers. Het be drag, dat daar ook genoemd wordt voor ar- FEU I LLETON. DOOR MELATI VAN JAVA. doen pijn bij den arbeid en leiden vaak tot verzwering of bloed vergiftiging. Reinig ze altijd dade lijk en behandel ze verder met Doos 30-60-90 ct. PUROL (Adv.) beiderswoningen n.l. ƒ50, is vast en zeker ook wel niet 't normale. En daar komt 't op aan en niet op uitzonderingstarieven in bijzondere gevallen. Bovendien is 't nog de vraag, of die landbouwer ondanks dat hooge tarief niet zeer gebaat is met de Waterleiding. Zoo hoorde ik hier onlangs nog van een boer, dat hij wel 300 per jaar voor de waterleiding over had. Hij moest toen dagelijks om water er op uit voor zijn vee en van zijn buurman waren 2 koeien gestorven door liet slechte drinkwater op liet Stadsche Gors. En men moet niet alleen naar de Kilwaterleiding zien, maar ook eens naar die van de 10 gemeenten in Z. Holland, waarvan Ir. Goldberg Directeur is, die hiervan zooveel goeds verteld heeft op die vergadering. Wie zou gedacht hebben, dat het lang gestrek te Fiakkee, wat 't buizennet betreft, nog in gunstiger voorwaarden verkeert dan die ge meenten en dat 't aantal betrokken inwoners bovendien maar 60 bedraagt van onze be volking. Daar hoort men geen klachten en onze waterleiding zou volgens 't bovenstaande zeker niet minder rendeeren. Ad VI. Misschien is ondergeteekende in 't algemeen te goed van vertrouwen, en iemand noemde me naar aanleiding van mijn optimis tische beschouwing over 't waterieidingsplan eenigszins verwijtend eenidealist, maar met dat al vind ik geen steekhoudende reden om „Den Haag" in dit opzicht te wantrouwen. En van overrompeling is m.i. in 't geheel geen sprake, want, terwijl in de zuster-provincie Noord- Holland de waterleiding van boven af de ge meenten wordt opgelegd zonder zich veel ge legen te laten leggen aan allerlei bezwaren van plattelandsgemeenten, laat ons Provinciaal Bestuur de gemeenten hierin vrij en tracht heil er met geduld en overreding toe te brengen. Eerst heeft het Prof. Visser aan de gemeente besturen en belangstellenden het waterleidings plan zoo volledig mogelijk doen uiteenzetten en de bezwaren bespreken; onlangs heeft de Ingenieur van de waterleiding van de 10 meenten in 't midden van Z. Holland, waar over men geen enkele klacht verneemt, het zelfde gedaan en nog blijven sommigen ach terdochtig en vreesachtig. En in plaats van flink met zijn gevoelens voor den dag te komen, houdt men zijn mond op zoo'n vergadering en maakt later „Den Haag" er een verwijt van, dat het die menschen op Flakkee niet begrijpt. Mij dunkt, het verwijt konden die menschen beter tegen zich zeiven richten. Ad VII. Prof. Visser heeft op mij op de eerste vergadering, waarin hij 't waterleidings plan uitlegde den indruk gemaakt van een eerlijk „all round man", maar, zooals gezegd, ben ik wellicht te veel geneigd, iemand's eer lijkheid reeds bij voorbaat aan te nemen. Dat hij verschillende werkzaamheden heeft gehad, die bij een zwak karakter aanleiding zouden kunnen geven tot incorrecte transacties, is mogelijk, maar zonder nader bewijs mag men van die mogelijkheid zoo maar geen waar schijnlijkheid maken. De booze wereld zegt echter, dat de Heer Blokhuis een veete heeft tegen Prof. Visser en dat hem dit parten speelt bij 't vellen van een onpartijdig oordeel, waar bij personen en zaken uit elkaar gehouden moeten worden. Dat hij opzettelijk Prof. Visser verdacht wil maken, wil ik niet aannemen. Wel gaat hij m.i. reeds te ver, als hij uit 't feit, dat de Provinc. Staten de werkzaamheid van Prof. Visser als hun adviseur gescheiden heb ben van de uitvoering der geadvizeerde plan nen, reeds ten halve destilleert, dat Prof. Vis ser blijkbaar een feit gepleegd zou hebben, dat hij niet geheel als eerlijk man zou kunnen ver antwoorden. Men behoeft hier m.i. niets bij zonders achter te zoeken, in 't algemeen is zoo'n samenbrenging van verschillende werk zaamheden in één hand minder gewenscht en daarom is er een eind aan gemaakt, om den argwaan van achterdochtige menschen zooveel mogelijk weg te nemen. Zooveel mogelijk, zeg ik, omdat sommige menschen daarvan niet ge makkelijk zijn te genezen en zoo schijnt deze goed bedoelde maatregel der Provinc. Staten bij die personen averechts gewerkt te hebben volgens den Heer Blokhuis. Nu, iaten die dan hun eigen adviseur nemen of Ir. Goldberg erbij in consult. Wat mij betreft zou ik het even goed durven wagen op de persoonlijkheid als de technische bekwaamheid van Prof. Visser en de verdachtmaking van zijn karakter heeft op mij een zeer onsympathieken indruk gemaakt. Ad VIII. De mortuis nil nisi bene, zegt een Latijnsch spreekwoord. „Over de dooden niets tenzij goed". Niets valt' me makkelijker dan dit hier toe te passen. Want niet alleen, dat ik niets ten kwade van wijlen Wethouder Joppe zou willen zeggen, 'k zou 't zelfs niet kunnen. De keeren, dat ik het genoegen had met hem een gesprek te voeren, maakte hij ook op mij den indruk van een degelijk en bekwaam man, wien men de gemeentezaken wél toevertrou wen kon. Maar dit sluit toch niet in, dat zijn INGEZONDEN MEDEDEELING. Tegen Los het in de bronches vastzittende slijm op, ver gemakkelijk het opgeven, verzacht de snijdende pijn van het veelvuldig hoesten en versterk Uw ademhalingsorganen met de snel en krachtig ingrijpende, onschadelijke AKKER'* Voor de Borst 25) „Ja zeker, ik ga slapen, ik ga rusten en als ik wat opgeknapt ben, dan moet ik weer voor je zitten. Nu het is goed; je hebt duur genoeg je model gekocht. Ik zal het doen zoolang.totdat... ik het niet meer kan." En zij ging de kamer uit, trad in de sterfkamer, wierp zich iri een fauteuil en schreide zichzelf in slaap. Hoelang zij, overmand door aandoening en vermoeienis, zoo rustte, wist zij niet; zij werd wakker door een zware, vettige stem, waarvan zij de onaangenamen klank maar al te goed kende; daar tusschenin klonken de bedaarde, beschaafde, afgemeten woorden van Frank. „Wat komt hij hier doen, Jans?" riep zij, nog duizelig van den slaap. Toen kwam de bezinning langzamerhand terug: „Jansje is van morgen begraven en nu heeft Gresinger zich bedronken en komt het Frank lastig maken." Zij stond op, stak haar verwarde haren vast en liep naar de huiskamer, waar Gresinger tegenover Frank stond, en op huilenden, jammerenden toon klaagde over zijn verdriet, over de koelheid zijner kinderen, over den dood van Jansje en den haat van Roosje, die hij altijd als zijn eigen dochter had liefgehad... ja zeker, liefgehad. Zijn klacht ein digde in een snik. Met zijn rooden zakdoek veegde hij zich het purperen gelaat af en hij zou nu eens zijn lieven schoonzoon verteilen, hoe hij eigenlijk zoo onge lukkig was geworden, dan zou hij inzien dat het zijn schuld niet was, neen, waarlijk niet, en dat hij wel steun verdiende en hulp. Frank verzekerde tevergeefs dat hij heel goed begreep, en verontschuldigde zich dat hij geen tijd had hem zijn geld en retourkaartje ontstolen, hij zou hier wel slapen, al was het maar op den grond. Frank verzocht hem vriendelijk heen te gaan; hij zou een taxi laten komen en hem geld geven voor de reis. Rosa-Marie luisterde met genot naar zijn zachte, beschaafde stem, die zoo hemelsbreed ver schilde van Gresingers dubbele tong en plotseling overviel haar een gevoel van schaamte en mede lijden, en onder dezen indruk kwam zij de kamer binnen met opgeheven hoofd en gebalde vuisten. „Wat kom je hier doen?" vroeg zij zoo barsch als zij haar lieve stem maken kon, en bleef vlak tegenover hem staan; „je hebt hier niets meer te doen. Je dochter is er niet meer, je dochter, die je ongelukkig hebt gemaakt en wier leven je verbit terde; zij en mijn lieve moeder, die je dood hebt gekweld, zijn beiden weg, waar zij nu zijn, daar kan je ze niet meer plagen, en ik heb niets meer met je te maken en mijn man ook niet. Je bent mijn voogd niet langer, Goddank! Maak dat je wegkomt en probeer het niet ooit weer ons huis te betreden. Wij hebben het ongelukkige oogenblik, dat mama je voor het eerst zag duur genoeg moeten betalen. Nu is het uit, heelemaal uit, en als je niet gauw heengaat, dan roept mijnheer Van Haeren de politie. Je hoeft hem ook niet lastig te vallen, zoo als je ons hebt getergd." Zij zag er allerliefst uit in haar dreigende hou ding, haar krullend haar nog wat verward om het hoofd. Frank dacht niet meer aan Gresinger, hij luisterde niet naar hetgéen zij zeide. Op een cou rant, die onder zijn bereik lag, maakte hij snel een paar krabbels; daar kreeg hij het idee, zoo dacht hij zijn „Rosa-Marina" in opstand tegen de zee, een vloek tegen haar uitsprekend; -ja, zoo, dat moest het worden. Ongelukkig zag Rose-Marie zijn beweging. Alle verontwaardiging tegen haar stiefvader, die het waagde haar man te plagen, zooais hij het haar moeder, haar zuster en haar jeugd had gedaan, verdween. Zij keerde zich om en groote moede loosheid teekende zich in haar geheele Jiouding. „Ga nu heen!" zeide zij tot Gresinger, die luid begon te schreien, „maak het me niet zwaarder." „En dit op den begrafenisdag van mijn eenig kind! O, Roosje, wat ben je hard, wat ben je hard! In plaats dat je me eenigszins mijn verlies vergoed, dat je mij toestaat je als mijn dochter te beschou wen in ruil voor mijn arm Jansje, vaar je zoo tegen mij uit, ben je zoo hard, zoo scherp!" „Bah, comedie, ik haat alle comedie! Hoe je mij als dochter hebt behandeld, mij en je eigen kind, dat weten wij genoeg! Zorg dat hij wegkomt, Frank! Ik duld hem niet in huis." Zij liep weg en Frank gelukte het, hem, door geld en goede woor den, de trap af en het huis uit te krijgen. Eenige dagen gingen voorbij zonder dat Frank pogingen deed om Rose-Marie weer tot poseeren te krijgen. Eindelijk kon hij het niet langer meer uithouden; behalve de aandrift van zijn schep penden geest drong nog een andere reden hem tot werken. Hij kreeg van huis niets dan de renten toenmalige meening omtrent de waterleiding voor ons thans als richtsnoer zou moeten die nen. 't Is trouwens de vraag, of wijlen de Heer Joppe thans hierover niet anders zou oor- deelen. Hoe vaak komt 't niet voor, dat we eerst onverschillig of zelfs afkeurend staan tegenover een zaak en later er groote voor standers van zijn, als we eenmaal van het nut of de noodzakelijkheid ervan overtuigd zijn geworden. Hoe dikwijls b.v. hebben niet dege lijke geneesheeren eerst hun stem verheven tegen de oprichting van Consultatiebureaux ter bestrijding der tuberculose, der zuige lingensterfte, het geneeskundig schooltoezicht, enz., terwijl ze later 't nut er van volmondig erkenden en er krachtdadig aan meê werkten? Niet zelden werden de aanvankelijke tegen standers tenslotte de grootste voorvechters. Ad IX. Wat die technische kwesties betreft, men moet zich hierbij laten leiden door zijn technische vertrouwensmannen. Wat betreft de vraag, wie gelijk had ten opzichte van de hoeveelheid van 't te winnen water, de Staats commissie of Prof. Visser en de Mabeg, zou ik willen vragen: wie zal dat van te voren precies kunnen uitmaken? Men moet werken met de gegevens van den gemiddelden regenval. Welke regenhoeveelheid er werkelijk vallen zal, is evenmin te voorspellen als vruchtbare en on vruchtbare jaren, zoodat de berekening toch altijd nogal wat speling moet toelaten. En wat betreft de vraag, of de watervoorraad niet uitgeput zou kunnen raken en of deze voor ons nageslacht wel voldoende zal zijn, daarop zou ik willen antwoorden: men moet zorgen vol doende duinland in optie te kunnen krijgen, om bij gebleken behoefte 't winningsveld te kunnen uitbreiden, zooaJs dit vaak ook noodig is voor de snel in inwonerstal toenemende groote steden. Waar het hier op aankomt is, dat zoowel volgens de Staatscommissie als de Mabeg en Prof. tot 't besluit kwam, dat er ruimschoots voldoende water te krijgen is. Verder de vraag: al of geen watermeters? Voor beide standpunten zijn argumenten voor en tegen aan te brengen. Persoonlijk zou ik het met Prof. Visser 't mooist vinden, als de menschen niet behoefden te bezuinigen op 't gebruik van water en waterverspilling zooveel mogelijk beperkt werd door eenige controle, die de beambten van de waterleiding door eigen oogen of die van anderen kunnen uit oefenen, zooals dit in Oud Beijerland ook wel gebeurt. Wat de zuivering van 't water betreft, zoo heeft de prise d'eau of waterwinplaats te Ouddorp het groote voordeel een afgesloten terrein te zijn, wat veel grooter zuiverheid waarborgt, dan wanneer 't water moet ont nomen worden aan openbare, drukbevaren wateren, die door de schepelingen op allerlei rfianieren verontreinigd kunnen worden, zooais te Rotterdam of Oud Beijerland. De daar toe gepaste filtratie is blijkbaar toch in staat 't winwater voldoende te zuiveren. Hoewel ik me hierover geen bepaalde uitspraak, als zijnde niet voldoende deskundig, wil aanmatigen, zoo lijkt ook mij zorgvuldige filtratie te verkiezen boven behandeling met chloor. Ad X. Gelukkig beginnen de bezwaren tegen de verplichte aansluiting minder ernstig be keken te worden, nu de ervaring geleerd heeft, dat 3)4 of meer der bevolking reeds aansluiting verlangt, vóór de yvaterleïding in werking treedt. Vindt men in M'harnis-S'dijk het toch nog een groot bezwaar, om tenslotte de overi gen tot aansluiting te dwingen, dan zou ik het volgende denkbeeld in overweging willen geven, om uit de moeilijkheid te komen. Men late daar de verplichte aansluiting vallen en men brenge het bedrag, dat hierdoor de water leiding de eerste jaren na het tijdstip van de verplichte aansluiting in die gemeenten zou te kort komen, eenvoudig op de gemeente- begrooting. Waarom niet! In de steden worden de diensten, die betrekking hebben op de ge zondheid der inwoners als geneeskundige dienst, ziekenhuizen, waterleiding enz. inge steld van gemeentewege, hoeveel dit die steden ook moge kosten. Men moet b.v. niet denken, dat de stadsziekenhuizen in Rotterdam zich z.g. kunnen bedruipen. Ze kosten de stad jaar lijks millioenen. Het stadsbestuur gaat een voudig uit van de steLling, dat ze er moeten zijn, 't koste, wat 't kost. M.i. hebben de plattelandsgemeentebesturen volkomen 't zelf de recht, zooal niet de verplichting, even zoo te handelen. Bovendien zou deze post op de be grooting na een paar jaren reeds zoo goed als niets meer te beteekenen hebben. Ad XI. Wat omtrent de reglementen van de a.s. waterleidingschap in 't stuk van den Heer Blokhuis gezegd wordt, verdient zeker aller aandacht, 't Is natuurlijk van groot belang, van zijn vaders erfdeel; op zijn bedreiging dat hij het kapitaal zou terugvragen, had Henri hem geant woord door de toezending van een rekening-cou rant, waaruit bleek dat hij het grootste gedeelte van zijn portie reeds had genoten, en dat hij veel verstandiger deed zich tevreden te stellen met de renten, die hem geregeld werden toegezonden. Maar het „binnenshuis" wonen met drie menschen kostte veel geld; daarenboven waren Jansje's ziekte en begrafenis duurder gebleken dan hij dacht, en geld aan zijn schilderijen had Frank nog niet verdiend, om de eenvoudige reden dat hij nog nooit een doek voltooide. Hij moest iets afmaken, iets verkoopen en geld verdienen; maar zijn onrustige geest kon zich nooit tot een enkele zaak bepalen. Eindelijk be sloot hij zijn „Rosa Marina" te laten wachten en intusschen aan zijn Amsterdamsche weezen te werken, waarvoor hem door een kunstkooper reeds een aardig sommetje was toegezegd. „Wanneer het model nu maar wil," dacht hij en vroeg Rose-Marie zeer vriendelijk of zij morgen weer in zijn atelier wilde komen. Zij had sinds lang haar boosheid van dien avond vergeten en trad met de beste voornemens bezield in het atelier; eerst wilde hij haar als wees Iaten zitten en gaf haar de geschikte kleeding om aan te trekken. Rose-Marie verkleedde zich en lachte hartelijk, toen zij zich in dat toilet zag; hij lachte mede, liet haar nu zitten op een laag bankje, haar hoofd leunend tegen een schut, de handen gevouwen in den schoot leggen en begon toen over Jansje en haar moeder te spreken. Hij liet haar allerlei bijzonderheden vertellen over haar treurige jeugd, over haar beider samenleven, en ondertusschen zat hij met het hoofd op beide handen geleund haar aandachtig te beschouwen. Meegesleept door zijn belangstelling, blijde haar hart eens te kunnen openen, vertelde zij altijd maar door, en op de meest ongekunstelde wijze sprak haar gelaat met haar woorden mee; lang bleef zij al pratende in de houding, die hij haar had aangegeven, maar toen dikke tranen voor den dag kwamen en zij, om deze af te wisschen, even haar houding wilde verande ren, sprong Frank op en riep uit: „Neen, ik bid je! Blijf nu zoo! Het is prachtig!" Nu begreep zij zijn bedoeling en verbaasde zich er over, dat zij zich zoo onnoozel door hem had laten vangen; haar bloed kookte en zij wierp hem een blik toe vol verwijt. „Mooi, mooi!" riep hij vol verrukking. „Dat is het juist!" Zij bleef zitten, diep neergeslagen, inwendig wanhopig, de handen nog altijd op den schoot, en Frank werkte voort„ uren lang. Eindelijk gaf hij haar verlof op te staan, en met een hartelijkheid, die zij niet van hem gewoon was, nam hij na afloop der zitting haar handen in de zijne, kuste haar en sprak: „Nu ben je vandaag mijn lief, gehoorzaam vrouwtje geweest; ik heb heerlijk gewerkt en dat heb ik aan jou te danken, aan niemand anders!" Zij keerde haar gelaat af en ging zonder een woord te spreken naar buiten; haar hart was tot brekens vol; verontwaardiging, medelijden, schaamte, wroeging vervulden haar ziel, en zij kon er geen uitdrukking aan geven. „Ik ben hem dank schuldig, ik ben het verplicht mij door hem als een modepop te laten gebruiken," mompelde zij. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1928 | | pagina 1