wintergroenten
JAT
3°ef
Tandarts J. li. BII IJS
-en
Geeft U op als Abonné.
BLUE BAND,
pep
HALF
POND
Isdijk
EMBER A.S.
(NIS
AAMBEIEN.
DE SALAMANDER Ja
C^dvËRTEÊR^N
I ONZE EILANDEN
WOENSDAG
28 November 1928
11E JAARGANG. - N°. 8
ingezonden stukken
De Flakkeesche Waterleiding.
ROSA MARINA
Handwondjes
BRONCHITIS
ABDIJSIROOP
heeft dr.
waarop
|nten was
al deze
Istalme8t
oof voor
zingt de
I hetzelfde
van ziek-
oen deze
gebruik
berderen.
Ook het
ouwland
?roei ten
jnige be-
I:ERK.
uit Her-
kerk.
ds. Van
leeskerk.
>eren.
uit Lage
iommek-
Ouddorp, vm. leeskerk en nm. ds. Van Ameide
uit Sommelsdijk,
Nieuwe Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Van
der Zee uit Den Bommel.
Oude Tonge, vm. leeskerk en 's av. dhr. Vetter
uit Langstraat.
Ooltgensplaat, vm. leeskerk en 's av. dhr. Zijlstra.
Langstraat, vm. dhr. Vetter.
Den Bommel, vm. ds. v. d. Zee en nm. leeskerk
Stad aan't Haringvliet, vm. en'sav.ds. Polhuijs*
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis, vm. en 's av. dhr. Jansen uit Doorn.
Stellendam, vm. en 'sav. ds. Bouma uit Rijsen-
burg.
Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. De Lange.
Den Bommel, vm. en nam. ds. Schaafsma.
Stad aan 't Haringvliet, vm. en 's av. ds. de Graaff
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk.
Dirksland, vm. en 'sav. ds. de Blois
Herkingen. vm., nam. en 'sav. leeskerk.
Ouddorp, vm. en 's av. leeskerk.
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav. leeskerk
CORRESPONDENTIE.
Wegens plaatsgebrek moeten eDkelearti-
keleD en bet stuk van Dr. v. G. te N.-T. blijven
overstaan. Bed.
De winter staat weer voor de deur
en daarmee de tijd van hutspot en
boerenkool, zuurkool en dergelijke. Met
de koude eischt ons lichaam een krach
tige. vetrijke voeding. BLUE BAND
bevat 84% zuiver vet. Be
reidt dus de gestampte pot
en de wintergroenten met
t)e smakelijkheid
Van het gerecht
wordt er door be
vorderd en het komt
Uw lichaam
ten goede.
)aart van lid
zijn etalage
fring zijn. Er
uitgegeven,
velke uit die
worden bij
blijven. Ter
Ietter. Mocht
Irie aardigste
:rkt. Bij alle
ngen worden
Spreekuren Dagelijks
van 8V2 tot 10 uur voorm. en van
1 tot 2V2 n.m. en volgens afspraak.
Telefoon No. 236.
)N
aan den Oostdijk
SOM AI ELS DIJK,
op VRIJDAG 7 DECEMBER 1928
bij inzet;
op VRIJDAG 14 DECEMBER 1928
bij afslag.
Telkens des avonds 7 uur in het
Hotel Van Meer te Sommelsdijk.
Ten verzoeke van den heer R
DIJKERS te Sommelsdijk.
Notaris VAN BUUREN.
RADICALE GENEZING
de hardnekkigste Aambeien
kunt U genezen binnen enkele weken.
Kipstraat 59, R'dam
Niet goed, geld terug.
Prijs per kwartaal
Losse nummers
ADVERTENTIËN
van I6 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
^Voorstraat Middelharnis.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Stukken die
volgens het oordeel der Redactie niet aan den eisch van
uiterste beknoptheid voldoen, worden terzijde gelegd.
Kopie wordt niet teruggezonden.)
Nieuwe Tonge, 27 Oct. 1928.
Het groote belang voor de Volksgezondheid
van een waterleiding op ons eiland noopt mij
't ingezonden stuk van den Heer Blokhuis in
't nummer van 24 Oct. 1.1. in Uw blad te be
antwoorden, daar ik hierin persooniijk be
trokken werd, wel niet met naam en toenaam,
maar toch overduidelijk. Dat schrijven maakt
op mij een wat dubbelzinnigen indruk en doet
de vraag opkomen, nu 't me uit mijn tent ge
lokt heeft ter verdediging van het water
leidingsplan, met wie of wien moet ik nu de
wapenen kruisen? Met de anonyme tegen
standers, als wier spreekbuis de Heer Blok
huis zich voordoet of met hem zelf. Op een
objectieve weergave van hetgeen op de door
den Heer Warnaer weken geleden bijeen
geroepen vergadering is gesproken, lijkt het
toch al heel weinig, want daarvoor zijn er veel
te veel eigen beschouwingen van den Heer
Blokhuis „ingebracht". Ook het feit, dat dit
stuk juist in de bladen geplaatst werd aan den
vooravond van de Raadsvergadering te Som
melsdijk, waarin over een adres ten opzichte
van de waterleiding beslist moest worden, geeft
te denken. En wat worden er al niet voor
mogelijke en onmogelijke bezwaren tegen het
waterleidingsplan ingebracht.
1°. De vrees voor een inzinking op land
bouwgebied. 2°. De vermindering van de weide
plaats in de Ouddorpsche duinen. 3°. De be
perkte waterleiding. 4°. De bewering, dat
S'dijk-M'harnis de grootste offers en 't meeste
risico zou moeten dragen. 5°: De Kilwater-
leiding. 6°. Achterdocht en gebrek aan ver
trouwen tegenover „Den Haag". 7°. Den aan
val op Prof. Visser. 8°. 't Standpunt van wijlen
wethouder G. Joppe ten opzichte van de
waterleiding. 9°. De technische kwestie: hoe
staat 't met den watervoorraad? Ai of niet
watermeters? Welke waterzuivering? 10°. De
verplichte aansluiting. 11°. 't Huishoudelijk
reglement. 12°. De Waterleiding als volks
belang.
Als men dien berg van bezwaren zoo nagaat,
dan rijst bij mij de vraag op: Willen die be
zwaarden eigenlijk wel de waterleiding? Heeft
men 't geld er wel voor over? Als dan het
tegenovergestelde 't geval is, kon men het
maar beter eerlijk zeggen.
Ad 1. De tegen de waterleiding ingebrachte
a.s. inzinking van onzen landbouw is tot nog
toe uitgebleven en de tegenwoordig bestede
landprijzen wijzen nu juist niet op vrees daar
voor. Dit argument heeft dus thans geen be-
teekenis meer.
Ad II. Met het gevoelen der betrokken
Ouddorpsche boeren, die liever hun land be
houden dan er geld voor ontvangen kan ik ten
volle meevoelen. Maar ze zullen ook wel toe
stemmen, dat het algemeen belang gaat vóór
't persoonlijke. Zoo gaat het overal. Daar geldt
het arme duingrond, terwijl b.v. hier in Nieuwe
Tonge voor verbetering der volkshuisvesting
groote stukken vruchtbare kleigrond ont
eigend zijn, zeer tegen den zin der betrokken
pachters. In den omtrek der groote steden ge
schiedt 't zelfde op reusachtige schaal voor
aanleg van havens enz. enz. Natuurlijk mag
zoo iets alleen gebeuren voor een algemeen be
lang en als er geen andere oplossing bestaat.
Ad 111. Volkomen begrijpelijk is, dat het
Provinciaal bestuur niet weten wil van een
waterleiding alleen voor het Westelijk deel van
het eiland. Een zoo natuurlijke eenheid als ons
eiland ten opzichte van de waterleiding in
tweeën te breken, zou toch erg onnatuurlijk
zijn. En daar er in 't Oosten een algemeen ver
langen naar de waterleiding bestaat, gezien het
zonder uitzondering aanvaarden van 't plan
door de gemeenteraden, zou het toch al van
heel weinig gemeenschapsgevoel getuigen als
't Westen tegen het Oosten zei: ga heen en
wordt warm. 'k Geloof dan ook niet, dat voor
het Westen de gedachte hieraan 't genot van
de waterleiding zou verhoogen en dat het die
beperkte waterleiding ook niet zou willen, ten
zij onomstootelijk vaststond, dat voor geheel
Flakkee geen voldoende water beschikbaar is.
Ad IV. Nu, deze bewering lijkt me toch heel
gezocht en weinig om 't lijf te hebben. Dat in
een kleine gemeente als b.v. Herkingen met
weinig middenstanders en weinig gegoeden
een zeer groot deel der bevolking het laagste
tarief van 10 a 15 zullen te betalen hebben, en
in M'harnis-S'dijk velen in 't middel en hoogste
tarief zullen vallen, spreekt van zelf. Maar
moesten deze gemeenten zich niet veel meer
gelukkig prijzen, dat dit zoo is, dan daarvan
een bezwaar maken tegen het waterleidings
plan? En is het hoogste tarief-voor een ge
goede niet veel 'minder bezwaarlijk dan liet
laagste voor de arbeiders? En toch hebben
deze laatsten het geld er graag voor over, ter
wijl gegoeden vaak uit overdreven zuinigheid
het betrekkelijk kleine bedrag, dat de water
leiding hun zou kosten, nog stellen boven de
vele voordeelen, die deze hun zou brengen. Dat
een groote gemeente door haar zielental een
veel grooter*bedrag aan de waterleiding zal op
brengen dan een kleine, spreekt toch ook van
zelf. Maar kan men daarvan een motief maken
tegen de waterleiding? 't is maar de vraag,
of het geld goed besteed is. Stel dat Middel
harnis om maar iets te noemen 30.000 jaar
lijks zal besteden aan goed leidingswater, dan
zou men kunnen vragen, hoeveel besteedt het
aan onnoodige en voor 't lichaam zelfs schade
lijke stoffen als alkoholische dranken en tabak?
Vast veel en veel meer.
Ad V. De Kilwaterleiding maant tot voor-
l zichtigheid. Nu, daar ga ik meê accoord. Voor
zichtigheid en goede voorbereiding zijn voor
zoo'n groote onderneming, waarmee zulke be
langrijke uitgaven gepaard zullen gaan, na
tuurlijk noodig. Maar worden de tegenvallers
van de Kilwaterleiding door sommige tegen-
j standers nu niet wat overdreven? Wat nu dien
I Klaaswaalschen landbouwer betreft, die 4
1 per week moet betalen, zoo zouden we om dit
geval te beoordeelen, moeten weten, of die
man b.v. niet zóó afgelegen woonde, dat daar
door dat bedrag zóó hoog werd. Een uitzonde
ringsgeval zal dat in ieder geval wel zijn, want
anders zou men wel zeggen: zoo hoog is daar
't normale tarief voor landbouwers. Het be
drag, dat daar ook genoemd wordt voor ar-
FEU I LLETON.
DOOR
MELATI VAN JAVA.
doen pijn bij den arbeid en leiden
vaak tot verzwering of bloed
vergiftiging. Reinig ze altijd dade
lijk en behandel ze verder met
Doos 30-60-90 ct. PUROL
(Adv.)
beiderswoningen n.l. ƒ50, is vast en zeker ook
wel niet 't normale. En daar komt 't op aan
en niet op uitzonderingstarieven in bijzondere
gevallen. Bovendien is 't nog de vraag, of die
landbouwer ondanks dat hooge tarief niet zeer
gebaat is met de Waterleiding. Zoo hoorde ik
hier onlangs nog van een boer, dat hij wel
300 per jaar voor de waterleiding over had.
Hij moest toen dagelijks om water er op uit
voor zijn vee en van zijn buurman waren 2
koeien gestorven door liet slechte drinkwater
op liet Stadsche Gors. En men moet niet alleen
naar de Kilwaterleiding zien, maar ook eens
naar die van de 10 gemeenten in Z. Holland,
waarvan Ir. Goldberg Directeur is, die hiervan
zooveel goeds verteld heeft op die vergadering.
Wie zou gedacht hebben, dat het lang gestrek
te Fiakkee, wat 't buizennet betreft, nog in
gunstiger voorwaarden verkeert dan die ge
meenten en dat 't aantal betrokken inwoners
bovendien maar 60 bedraagt van onze be
volking. Daar hoort men geen klachten en
onze waterleiding zou volgens 't bovenstaande
zeker niet minder rendeeren.
Ad VI. Misschien is ondergeteekende in 't
algemeen te goed van vertrouwen, en iemand
noemde me naar aanleiding van mijn optimis
tische beschouwing over 't waterieidingsplan
eenigszins verwijtend eenidealist, maar met dat
al vind ik geen steekhoudende reden om „Den
Haag" in dit opzicht te wantrouwen. En van
overrompeling is m.i. in 't geheel geen sprake,
want, terwijl in de zuster-provincie Noord-
Holland de waterleiding van boven af de ge
meenten wordt opgelegd zonder zich veel ge
legen te laten leggen aan allerlei bezwaren van
plattelandsgemeenten, laat ons Provinciaal
Bestuur de gemeenten hierin vrij en tracht heil
er met geduld en overreding toe te brengen.
Eerst heeft het Prof. Visser aan de gemeente
besturen en belangstellenden het waterleidings
plan zoo volledig mogelijk doen uiteenzetten
en de bezwaren bespreken; onlangs heeft de
Ingenieur van de waterleiding van de 10
meenten in 't midden van Z. Holland, waar
over men geen enkele klacht verneemt, het
zelfde gedaan en nog blijven sommigen ach
terdochtig en vreesachtig. En in plaats van
flink met zijn gevoelens voor den dag te komen,
houdt men zijn mond op zoo'n vergadering en
maakt later „Den Haag" er een verwijt van,
dat het die menschen op Flakkee niet begrijpt.
Mij dunkt, het verwijt konden die menschen
beter tegen zich zeiven richten.
Ad VII. Prof. Visser heeft op mij op de
eerste vergadering, waarin hij 't waterleidings
plan uitlegde den indruk gemaakt van een
eerlijk „all round man", maar, zooals gezegd,
ben ik wellicht te veel geneigd, iemand's eer
lijkheid reeds bij voorbaat aan te nemen. Dat
hij verschillende werkzaamheden heeft gehad,
die bij een zwak karakter aanleiding zouden
kunnen geven tot incorrecte transacties, is
mogelijk, maar zonder nader bewijs mag men
van die mogelijkheid zoo maar geen waar
schijnlijkheid maken. De booze wereld zegt
echter, dat de Heer Blokhuis een veete heeft
tegen Prof. Visser en dat hem dit parten speelt
bij 't vellen van een onpartijdig oordeel, waar
bij personen en zaken uit elkaar gehouden
moeten worden. Dat hij opzettelijk Prof. Visser
verdacht wil maken, wil ik niet aannemen.
Wel gaat hij m.i. reeds te ver, als hij uit 't feit,
dat de Provinc. Staten de werkzaamheid van
Prof. Visser als hun adviseur gescheiden heb
ben van de uitvoering der geadvizeerde plan
nen, reeds ten halve destilleert, dat Prof. Vis
ser blijkbaar een feit gepleegd zou hebben, dat
hij niet geheel als eerlijk man zou kunnen ver
antwoorden. Men behoeft hier m.i. niets bij
zonders achter te zoeken, in 't algemeen is
zoo'n samenbrenging van verschillende werk
zaamheden in één hand minder gewenscht en
daarom is er een eind aan gemaakt, om den
argwaan van achterdochtige menschen zooveel
mogelijk weg te nemen. Zooveel mogelijk, zeg
ik, omdat sommige menschen daarvan niet ge
makkelijk zijn te genezen en zoo schijnt deze
goed bedoelde maatregel der Provinc. Staten
bij die personen averechts gewerkt te hebben
volgens den Heer Blokhuis. Nu, iaten die dan
hun eigen adviseur nemen of Ir. Goldberg erbij
in consult. Wat mij betreft zou ik het even
goed durven wagen op de persoonlijkheid als de
technische bekwaamheid van Prof. Visser en
de verdachtmaking van zijn karakter heeft op
mij een zeer onsympathieken indruk gemaakt.
Ad VIII. De mortuis nil nisi bene, zegt een
Latijnsch spreekwoord. „Over de dooden niets
tenzij goed". Niets valt' me makkelijker dan
dit hier toe te passen. Want niet alleen, dat ik
niets ten kwade van wijlen Wethouder Joppe
zou willen zeggen, 'k zou 't zelfs niet kunnen.
De keeren, dat ik het genoegen had met hem
een gesprek te voeren, maakte hij ook op mij
den indruk van een degelijk en bekwaam man,
wien men de gemeentezaken wél toevertrou
wen kon. Maar dit sluit toch niet in, dat zijn
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Tegen
Los het in de bronches
vastzittende slijm op, ver
gemakkelijk het opgeven,
verzacht de snijdende pijn
van het veelvuldig hoesten en versterk
Uw ademhalingsorganen met de snel en
krachtig ingrijpende, onschadelijke
AKKER'*
Voor de Borst
25)
„Ja zeker, ik ga slapen, ik ga rusten en als ik
wat opgeknapt ben, dan moet ik weer voor je
zitten. Nu het is goed; je hebt duur genoeg je
model gekocht. Ik zal het doen zoolang.totdat...
ik het niet meer kan."
En zij ging de kamer uit, trad in de sterfkamer,
wierp zich iri een fauteuil en schreide zichzelf in
slaap. Hoelang zij, overmand door aandoening en
vermoeienis, zoo rustte, wist zij niet; zij werd
wakker door een zware, vettige stem, waarvan zij
de onaangenamen klank maar al te goed kende;
daar tusschenin klonken de bedaarde, beschaafde,
afgemeten woorden van Frank.
„Wat komt hij hier doen, Jans?" riep zij, nog
duizelig van den slaap. Toen kwam de bezinning
langzamerhand terug:
„Jansje is van morgen begraven en nu heeft
Gresinger zich bedronken en komt het Frank lastig
maken."
Zij stond op, stak haar verwarde haren vast en
liep naar de huiskamer, waar Gresinger tegenover
Frank stond, en op huilenden, jammerenden toon
klaagde over zijn verdriet, over de koelheid zijner
kinderen, over den dood van Jansje en den haat
van Roosje, die hij altijd als zijn eigen dochter had
liefgehad... ja zeker, liefgehad. Zijn klacht ein
digde in een snik.
Met zijn rooden zakdoek veegde hij zich het
purperen gelaat af en hij zou nu eens zijn lieven
schoonzoon verteilen, hoe hij eigenlijk zoo onge
lukkig was geworden, dan zou hij inzien dat het
zijn schuld niet was, neen, waarlijk niet, en dat hij
wel steun verdiende en hulp.
Frank verzekerde tevergeefs dat hij heel goed
begreep, en verontschuldigde zich dat hij geen tijd
had hem zijn geld en retourkaartje ontstolen, hij
zou hier wel slapen, al was het maar op den grond.
Frank verzocht hem vriendelijk heen te gaan; hij
zou een taxi laten komen en hem geld geven voor
de reis. Rosa-Marie luisterde met genot naar zijn
zachte, beschaafde stem, die zoo hemelsbreed ver
schilde van Gresingers dubbele tong en plotseling
overviel haar een gevoel van schaamte en mede
lijden, en onder dezen indruk kwam zij de kamer
binnen met opgeheven hoofd en gebalde vuisten.
„Wat kom je hier doen?" vroeg zij zoo barsch
als zij haar lieve stem maken kon, en bleef vlak
tegenover hem staan; „je hebt hier niets meer te
doen. Je dochter is er niet meer, je dochter, die je
ongelukkig hebt gemaakt en wier leven je verbit
terde; zij en mijn lieve moeder, die je dood hebt
gekweld, zijn beiden weg, waar zij nu zijn, daar kan
je ze niet meer plagen, en ik heb niets meer met je
te maken en mijn man ook niet. Je bent mijn voogd
niet langer, Goddank! Maak dat je wegkomt en
probeer het niet ooit weer ons huis te betreden.
Wij hebben het ongelukkige oogenblik, dat mama
je voor het eerst zag duur genoeg moeten betalen.
Nu is het uit, heelemaal uit, en als je niet gauw
heengaat, dan roept mijnheer Van Haeren de
politie. Je hoeft hem ook niet lastig te vallen, zoo
als je ons hebt getergd."
Zij zag er allerliefst uit in haar dreigende hou
ding, haar krullend haar nog wat verward om het
hoofd. Frank dacht niet meer aan Gresinger, hij
luisterde niet naar hetgéen zij zeide. Op een cou
rant, die onder zijn bereik lag, maakte hij snel een
paar krabbels; daar kreeg hij het idee, zoo dacht
hij zijn „Rosa-Marina" in opstand tegen de zee,
een vloek tegen haar uitsprekend; -ja, zoo, dat
moest het worden.
Ongelukkig zag Rose-Marie zijn beweging. Alle
verontwaardiging tegen haar stiefvader, die het
waagde haar man te plagen, zooais hij het haar
moeder, haar zuster en haar jeugd had gedaan,
verdween. Zij keerde zich om en groote moede
loosheid teekende zich in haar geheele Jiouding.
„Ga nu heen!" zeide zij tot Gresinger, die luid
begon te schreien, „maak het me niet zwaarder."
„En dit op den begrafenisdag van mijn eenig
kind! O, Roosje, wat ben je hard, wat ben je hard!
In plaats dat je me eenigszins mijn verlies vergoed,
dat je mij toestaat je als mijn dochter te beschou
wen in ruil voor mijn arm Jansje, vaar je zoo
tegen mij uit, ben je zoo hard, zoo scherp!"
„Bah, comedie, ik haat alle comedie! Hoe je mij
als dochter hebt behandeld, mij en je eigen kind,
dat weten wij genoeg! Zorg dat hij wegkomt,
Frank! Ik duld hem niet in huis." Zij liep weg en
Frank gelukte het, hem, door geld en goede woor
den, de trap af en het huis uit te krijgen.
Eenige dagen gingen voorbij zonder dat Frank
pogingen deed om Rose-Marie weer tot poseeren
te krijgen. Eindelijk kon hij het niet langer meer
uithouden; behalve de aandrift van zijn schep
penden geest drong nog een andere reden hem tot
werken. Hij kreeg van huis niets dan de renten
toenmalige meening omtrent de waterleiding
voor ons thans als richtsnoer zou moeten die
nen. 't Is trouwens de vraag, of wijlen de Heer
Joppe thans hierover niet anders zou oor-
deelen. Hoe vaak komt 't niet voor, dat we
eerst onverschillig of zelfs afkeurend staan
tegenover een zaak en later er groote voor
standers van zijn, als we eenmaal van het nut
of de noodzakelijkheid ervan overtuigd zijn
geworden. Hoe dikwijls b.v. hebben niet dege
lijke geneesheeren eerst hun stem verheven
tegen de oprichting van Consultatiebureaux
ter bestrijding der tuberculose, der zuige
lingensterfte, het geneeskundig schooltoezicht,
enz., terwijl ze later 't nut er van volmondig
erkenden en er krachtdadig aan meê werkten?
Niet zelden werden de aanvankelijke tegen
standers tenslotte de grootste voorvechters.
Ad IX. Wat die technische kwesties betreft,
men moet zich hierbij laten leiden door zijn
technische vertrouwensmannen. Wat betreft
de vraag, wie gelijk had ten opzichte van de
hoeveelheid van 't te winnen water, de Staats
commissie of Prof. Visser en de Mabeg, zou ik
willen vragen: wie zal dat van te voren precies
kunnen uitmaken? Men moet werken met de
gegevens van den gemiddelden regenval. Welke
regenhoeveelheid er werkelijk vallen zal, is
evenmin te voorspellen als vruchtbare en on
vruchtbare jaren, zoodat de berekening toch
altijd nogal wat speling moet toelaten. En
wat betreft de vraag, of de watervoorraad niet
uitgeput zou kunnen raken en of deze voor ons
nageslacht wel voldoende zal zijn, daarop zou
ik willen antwoorden: men moet zorgen vol
doende duinland in optie te kunnen krijgen,
om bij gebleken behoefte 't winningsveld te
kunnen uitbreiden, zooaJs dit vaak ook noodig
is voor de snel in inwonerstal toenemende
groote steden. Waar het hier op aankomt is,
dat zoowel volgens de Staatscommissie als de
Mabeg en Prof. tot 't besluit kwam, dat er
ruimschoots voldoende water te krijgen is.
Verder de vraag: al of geen watermeters?
Voor beide standpunten zijn argumenten voor
en tegen aan te brengen. Persoonlijk zou ik het
met Prof. Visser 't mooist vinden, als de
menschen niet behoefden te bezuinigen op 't
gebruik van water en waterverspilling zooveel
mogelijk beperkt werd door eenige controle,
die de beambten van de waterleiding door
eigen oogen of die van anderen kunnen uit
oefenen, zooals dit in Oud Beijerland ook wel
gebeurt. Wat de zuivering van 't water betreft,
zoo heeft de prise d'eau of waterwinplaats te
Ouddorp het groote voordeel een afgesloten
terrein te zijn, wat veel grooter zuiverheid
waarborgt, dan wanneer 't water moet ont
nomen worden aan openbare, drukbevaren
wateren, die door de schepelingen op allerlei
rfianieren verontreinigd kunnen worden, zooais
te Rotterdam of Oud Beijerland. De daar toe
gepaste filtratie is blijkbaar toch in staat 't
winwater voldoende te zuiveren. Hoewel ik me
hierover geen bepaalde uitspraak, als zijnde
niet voldoende deskundig, wil aanmatigen, zoo
lijkt ook mij zorgvuldige filtratie te verkiezen
boven behandeling met chloor.
Ad X. Gelukkig beginnen de bezwaren tegen
de verplichte aansluiting minder ernstig be
keken te worden, nu de ervaring geleerd heeft,
dat 3)4 of meer der bevolking reeds aansluiting
verlangt, vóór de yvaterleïding in werking
treedt. Vindt men in M'harnis-S'dijk het toch
nog een groot bezwaar, om tenslotte de overi
gen tot aansluiting te dwingen, dan zou ik het
volgende denkbeeld in overweging willen
geven, om uit de moeilijkheid te komen. Men
late daar de verplichte aansluiting vallen en
men brenge het bedrag, dat hierdoor de water
leiding de eerste jaren na het tijdstip van de
verplichte aansluiting in die gemeenten zou te
kort komen, eenvoudig op de gemeente-
begrooting. Waarom niet! In de steden worden
de diensten, die betrekking hebben op de ge
zondheid der inwoners als geneeskundige
dienst, ziekenhuizen, waterleiding enz. inge
steld van gemeentewege, hoeveel dit die steden
ook moge kosten. Men moet b.v. niet denken,
dat de stadsziekenhuizen in Rotterdam zich
z.g. kunnen bedruipen. Ze kosten de stad jaar
lijks millioenen. Het stadsbestuur gaat een
voudig uit van de steLling, dat ze er moeten
zijn, 't koste, wat 't kost. M.i. hebben de
plattelandsgemeentebesturen volkomen 't zelf
de recht, zooal niet de verplichting, even zoo
te handelen. Bovendien zou deze post op de be
grooting na een paar jaren reeds zoo goed als
niets meer te beteekenen hebben.
Ad XI. Wat omtrent de reglementen van de
a.s. waterleidingschap in 't stuk van den Heer
Blokhuis gezegd wordt, verdient zeker aller
aandacht, 't Is natuurlijk van groot belang,
van zijn vaders erfdeel; op zijn bedreiging dat hij
het kapitaal zou terugvragen, had Henri hem geant
woord door de toezending van een rekening-cou
rant, waaruit bleek dat hij het grootste gedeelte
van zijn portie reeds had genoten, en dat hij veel
verstandiger deed zich tevreden te stellen met de
renten, die hem geregeld werden toegezonden.
Maar het „binnenshuis" wonen met drie menschen
kostte veel geld; daarenboven waren Jansje's
ziekte en begrafenis duurder gebleken dan hij
dacht, en geld aan zijn schilderijen had Frank nog
niet verdiend, om de eenvoudige reden dat hij
nog nooit een doek voltooide.
Hij moest iets afmaken, iets verkoopen en geld
verdienen; maar zijn onrustige geest kon zich
nooit tot een enkele zaak bepalen. Eindelijk be
sloot hij zijn „Rosa Marina" te laten wachten en
intusschen aan zijn Amsterdamsche weezen te
werken, waarvoor hem door een kunstkooper reeds
een aardig sommetje was toegezegd.
„Wanneer het model nu maar wil," dacht hij en
vroeg Rose-Marie zeer vriendelijk of zij morgen
weer in zijn atelier wilde komen. Zij had sinds lang
haar boosheid van dien avond vergeten en trad
met de beste voornemens bezield in het atelier;
eerst wilde hij haar als wees Iaten zitten en gaf
haar de geschikte kleeding om aan te trekken.
Rose-Marie verkleedde zich en lachte hartelijk,
toen zij zich in dat toilet zag; hij lachte mede,
liet haar nu zitten op een laag bankje, haar hoofd
leunend tegen een schut, de handen gevouwen in
den schoot leggen en begon toen over Jansje en
haar moeder te spreken. Hij liet haar allerlei
bijzonderheden vertellen over haar treurige jeugd,
over haar beider samenleven, en ondertusschen
zat hij met het hoofd op beide handen geleund haar
aandachtig te beschouwen. Meegesleept door zijn
belangstelling, blijde haar hart eens te kunnen
openen, vertelde zij altijd maar door, en op de
meest ongekunstelde wijze sprak haar gelaat met
haar woorden mee; lang bleef zij al pratende in de
houding, die hij haar had aangegeven, maar toen
dikke tranen voor den dag kwamen en zij, om deze
af te wisschen, even haar houding wilde verande
ren, sprong Frank op en riep uit:
„Neen, ik bid je! Blijf nu zoo! Het is prachtig!"
Nu begreep zij zijn bedoeling en verbaasde zich
er over, dat zij zich zoo onnoozel door hem had
laten vangen; haar bloed kookte en zij wierp hem
een blik toe vol verwijt.
„Mooi, mooi!" riep hij vol verrukking. „Dat is
het juist!"
Zij bleef zitten, diep neergeslagen, inwendig
wanhopig, de handen nog altijd op den schoot, en
Frank werkte voort„ uren lang. Eindelijk gaf hij
haar verlof op te staan, en met een hartelijkheid,
die zij niet van hem gewoon was, nam hij na
afloop der zitting haar handen in de zijne, kuste
haar en sprak:
„Nu ben je vandaag mijn lief, gehoorzaam
vrouwtje geweest; ik heb heerlijk gewerkt en dat
heb ik aan jou te danken, aan niemand anders!"
Zij keerde haar gelaat af en ging zonder een
woord te spreken naar buiten; haar hart was tot
brekens vol; verontwaardiging, medelijden,
schaamte, wroeging vervulden haar ziel, en zij
kon er geen uitdrukking aan geven.
„Ik ben hem dank schuldig, ik ben het verplicht
mij door hem als een modepop te laten gebruiken,"
mompelde zij.
(Wordt vervolgd.)