JJidies
EERSTE BLAD
'I
ZATERDAG
3 NOVEMBER 1928
ROSA MARINA
COOhèINGBId 79 - ROTTERDAM
TELEFOON NS 10Ö32
Grootste inrichting in Nederland
DAMES Indien tijdig bericht ontvangen wordt,
sss is een cabine voor U gereserveerd.
1 I
1
Prijs per kwartaal f 1,—
Losse nummers 0,07s
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
11E JAARGANG.
N°. 1
GODSDIENST EN WETENSCHAP.
II-
Wat is wetenschap en wat is godsdienst?
Ik heb hier een brochuurtje voor mij liggen
van den heer J. Hoving. Deze tracht de on
overbrugbare kloof aan te wijzen die er be
staat (volgens hem) tusschen wetenschap en
godsdienst. Als wetenschap werkelijk bestond
in feitenkennis, een aantoonen van oorzaak
en gevolg; wanneer zij bestond in een kennen
van al het stoffelijke en als de godsdienst
uitsluitend bestond in 't aanbrengen van ge
woonten en overleveringen, dan zou men wel
eens kunnen spreken van een conflict of een
botsing. Dit is echter niet het geval, want
wetenschap is iets hoogers, en het wezen van
den godsdienst heeft absoluut niets te maken
met de altijd wisselende uitwendige gedaante
De wetenschap tracht een verband te leggen
tusschen de zichtbare dingen, en wil de be-
teekenis ervan verstaan. De oude Grieken leg
den den nadruk op het waarom en waartoe.
Als men niet weet waarom en waartoe de
dingen zijn, zeiden zij, dan baat ons ook geen
feitenkennis. De wetenschap streeft niet naar
de werkelijkheid maar tracht de waarheid te
vinden. Maar, die twee dingen dekken zich
niet, omdat de dingen niet zijn zooals ze
schijnen.
Ook de godsdienst zoekt waarheid, en tracht
het verband op te sporen tusschen de ziel en
God en tusschen de zielen onderling.
Wetenschap en godsdienst kunnen we ons
het best voorstellen als groeiende aan een ge-
meenschappelijken stengel. In de middel
eeuwen sloten ze vast in-en aan elkaar; later
echter moesten ze worden gescheiden, maar
toch bleven ze aan elkaar verbonden door het
onbeweeglijk toppunt n.l. de waarheid. Wan
neer we een nog niet ontloken bloempje be
zien, waarvan de blaadjes ineengevouwen zijn,
en die zich later naar alle kanten in prachtige
kleuren ontplooien, dan hebben we een goed
beeld van de verhouding die er bestaat tus
schen wetenschap en godsdienst. Wie echter
dieper ziet, zal tot de overtuiging komen, dat
ze ongescheiden zijn. Hun verenigingspunt is
de waarheid.
Hoe meer echter wetenschap tot feitenken
nis en godsdienst tot een stel overleveringen
en begrippen zich verlagen, hoe verder zij van
elkaar af komen te staan.
We moeten een verschil maken tusschen
godsdienst en godsdienstige begrippen. Ik zal
een en ander trachten nader te omschrijven,
omdat ik vooral voor jonge menschen schrijf
die met moeilijkheden zitten.
De Godsvoorstelling.
Er is een groot verschil tusschen het wezen
Gods en het beeld, dat wij er van maken. Soms
stellen we Hem voor als een ouden man in de
lucht, den wereldbol dragend; soms ook wel
eens als drie geheimzinnige wezens, die ergens
in 't heelal verblijf houden, maar waar, weten
we niet. Die grijsaard en die drie geheimzin
nige wezens zijn heel andere personen dan God-
zelf. God is een geest. We kunnen ons Hem niet
voorstellen. We gebruiken beeldspraak, om
Hem voor te stellen en hoe Hij in betrekking
tot ons staat, anders zouden wij van Hem
moeten zwijgen. Hij is onuitsprekelijk, on
begrepenHij is overal en nergens.
Alles wat wij van Hem maken is kinder
voorstelling, poppenkast. En omdat die kinder
achtigheden niet juist zijn, is het toch dwaas
te zeggen: Er is geen God. De grootste werke
lijkheden van ons leven zijn juist die dingen,
die aan onze beredeneeringen ontstijgen.
Het boekje dat hier voor mij ligt, spreekt
van het Scheppingsverhaal als van een sprook
je. De schrijver zegt, dat het den toetssteen
der waarheid niet verdragen kan. Wie echter
de Schrift goed leest, zal zien, dat Genesis 1
en 2 twee verhalen zijn. Dit feit moet ons voor
zichtig doen zijn en vermaant ons, niet bij de
letter te gaan zweren. We moeten doordringen
tot den geest. Hebr. 11:3 leert ons de Schep
ping verstaan door het geloof, 't Geloof brengt
ons tot overtuiging en geen verhaal. De beide
Scheppingsverhalen zijn uitdrukkingen van 't
geloof in de schepping door God, maar geen
historische mededeelingen. Die twee verhalen
dekken zich niet eens in bijzonderheden. We
moeten afstand doen van de letter die doodt,
en gaan tot den geest die levend maakt. De
Joden hebben maar getallen bij elkaar geteld
en zijn tot de slotsom gekomen, dat onze aarde
slechts 6000 jaren bestaat. De Schrift is ons
niet gegeven om den tijdsduur der planeten
aan te geven. Laten wij het berekenen van den
tijdsduur maar gerust over aan de geologie.
Dat in Spitsbergen steenkolen worden ge
vonden bewijst toch reeds, dat daar, een paar
honderdduizend jaren geleden uitgestrekte
bosschen waren. Maar, dat alles heeft toch
niets te maken met ons geloof aan de waarheid
der Schrift.
MIJN HAR DT'S
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-Tabletten 60 ct
Zenuw-Tabletten 75 ct
Staal-Tabletten 90 ct
Maag-Tabletten 75 ci
Bij Apoth. en Drogisten
(Adv.)
Terwijl Zijn hand ,des hemels dans be
stierend,
Het Al regeert tot de allerverste palen."
Nu kan men toch wel vragen, of er werkelijk
nog menschen gevonden worden die deze voor
stelling handhaven.
Omdat we echter hemel en hel niet plaatse
lijk denken, wil dat nog niet zeggen, dat we
niet gelooven aan een voortbestaan hierna
maals, aan een eeuwige zaligheid of eeuwige
wroeging.
Christus, de Stichter van het Christendom,
sprak zoo vaag van den toestand van hierna
maals. Hij gebruikt altijd beelspraak. Nu eens
spreekt Hij van een nimmer doovend vuur,
dan weer van buitenste duisternis; nu eens
spreekt Hij van een paradijs, dan weer van
Vaders huis enz.
De menschelijke fantasie is later een hemel
en hel gaan verdichten, maar daarvoor is het
geloofj niet aansprakelijk, nog minder kan
men zeggen, dat wij het geloof aan hemel en
hel hebben opgegeven. Vele jonge menschen
hebben hun geloof verloren, omdat zij zich
moesten wringen in het Procustesbed van ver
ouderde begrippen en voorstellingen. Het ge
vaar is groot, men gaat spoedig te ver. De
jonge menschen zijn te onervaren en werpen
vaak waardevolle dingen over boord. We
moeten ook niet in de fout vervallen van te
meenen, dat een of andere omschrijving van
het leven hiernamaals de laatste zal zijn.
Velerlei beschrijvingen zijn er reeds, en er zul
len er nog meer komen. Het leven van den
mensch is een stroomende beek gelijk, en geen
stilstaande vijver.
H. Dr. v. O.
(Wordt vervolgd.)
INGEZONDEN MEDEDEELING.
FEUILLETON.
DOOR
MELATI VAN JAVA.
18,
„Ik vertrouw ze niet, mamal'
Hij zette zich tegenover zijn moeder neer en
streek zijn snor glad.
„Nu jongen, ik luister," en mevrouw trachtte
te "glimlachen, „ik ben nieuwsgierig en... on
gerust!"
„Ik zal uw geduld niet langer op de proef stellen,
moeder, en maar dadelijk met de deur in huis
vallen. Meta heeft het goed geraden. Ik ben van
plan te trouwen."
„Trouwen... en met wie? Ken ik ze?"
„Neen, volstrekt niet! 't Doet er ook weinig
toe; ik ben van plan een vrouw te nemen voor
mijzelf en voor niemand anders. Ik vraag u niet
haar te otvangen, ikwil haar ook niet presenteeren
aan mijn zusters en overige familie, volstrekt niet
Ik heb mijn redenen haar te trouwen, en ik kom
uw toestemming vragen voor de wet, anders
niet."
„O, God... daar heb je 't! Henri had 't mij
altijd voorspeld, wat zal hij nu zeggen? Zeker
iets, waarmee je niet durft voor den dag te komen.
Een vrouw, die je noch aan je zusters, noch aan
je moeder durft voorstellen..."
„Durven is het woord! Ik bid u, agiteer u toch
Wat nu is de Schrift? Wil de Schrift de'
wetenschap aan banden leggen? Zou het soms
een boek zijn, dat door elke nieuwe ontdek
king bestreden wordt? Wel neen! De Schrift
of de Bijbel is een openbaring Gods. De Schrift
is een Oostersch boek; maar toch kan men er
geen kennis mee maken, zonder dat de ziel
daardoor wordt gegrepen. In de Schrift ont
moet men God. De Bijbel is geen rechtstreek
sere openbaring van God, maar men zou kun
nen zeggen een openbaring uit de tweede hand.
In II Tim. 3 10 zien we wat de Schrift is.
In de lange eeuwen die dit boek heeft door
gemaakt is er ontzaggelijk veel van uitgegaan.
Ik wil nog iets zeggen van hemel en hel.
Daarvan vinden we allerlei voorstellingen
bijv. een gloeienden afgrond, duivels met
braadspitten enz. Bij den hemel denkt men
aan een plaats in 't heelal waar God troont.
De dichter Kloos stelt ons den hemel aldus
voor:
-„God is... geen koning, op een troon aan
't pralen
Met, rond Hem, englenstoeten, wijd uit
zwierend,
Die, diep door gouden loftrompetten gierend,
Een enkel ding steeds aan elkaar herhalen.
Daarna, bij hellen klinkslag van cymbalen,
Ten rei geschaard, in d' aether feesten
vierend
zoo niet, dan kan ikjniet voortgaan. Waarom zou
ik 't niet durven? Volgens mijn begrippen is zij
een meisje als elk ander."
„Maar volgens de mijne, volgens de onze is
zij 't zeker niet, stellig beneden onzen stand. Wat
is 't dan toch? Zeg het mij gauw! Een meid, een
model?"
„Toevallig geen van beiden."
„Maar toch van minne afkomst. Is zij fatsoen
lijk tenminste?"
„Fatsoenlijk! Natuurlijk, anders hoefde ik haar
niet te trouwen. Zij is zelfs te fatsoenlijk om mij
haar hoofd tot model te leenen."
„Waar komt ze dan vandaan?"
„Belooft u mij kalm te blijven?"
„Begint u nu al! Laat mij toch zelf beslissen
over mijn leven. Ik vind het noodig, waarom, dat
doet er niet toe en het gaat niemand aan, dit
meisje te trouwen; wat heeft een ander er mee
te maken?"
„Een ander, je eigen moeder!"
„Mijn moeder, evenmin als een ander, heeft
het recht zich te bemoeien met de beslissing die
ik neem over mijn leven."
Het is mijn leven; 't is mijn vrouw, ik moet
haar trouwen."
„O, die moderne principes! Henri had gelijk,
ze brengen niets dan ellende.Maar zeg me ten
minste, waar haal je haar dan vandaan, waar
heb je kennis met haar gemaakt?"
„Ik haal haar niet ver van hier, uit de stad,
en kennis heb ik met haar gemaakt in Duinwijk
Wil u nadere inlichtingen, vraag oom ,hij kent
haar misschien beter dan ik!"
Mevrouw Van Haeren brak in tranen uit. Frank
zag haar aan, hij werd vreemd te moede; alles
INGEZONDEN MEDEDEELING.
voor blijvende haargolving systeem „EUGEN"
benevens watergolving, ondulatie „MARCEL",
manicuren, pedicuren, massages, enz.
Week-reviie.
Binnenland.
Den Haag heeft op indrukwekkende wijze
uiting gegeven aan haar gevoelens van aan
hankelijkheid en trouw jegens de Koningin-
Moeder. Waar de Koningin-Moeder op Haar
verjaardag op Haar zomerverblijf te Soest-
dfjk verbleef, moest de huldiging, welke
meo Haar zoo graag had gebracht by het
bereiken van den 70sten verjaardag, achter
wege blijven. Doch uitstel beteekende hier
geen afstel en een groote menschenmenigte
was ondanks het minder gunstige weer op
gekomen, om deze plechtigheid bij te wonen.
Voor het eerst is bij een plechtigheid als
deze gebruik gemaakt van radio-installaties,
waardoor het mogelijk is geweest, dat al de
duizenden, welke gekomen waren om de
sympathieke grijze Vorstin te huldigen, de
machtige en indrukwekkende zangdemon
stratie geheel konden volgen. Hieraan namen
32 zangvereenigingen deel, terwijl de Kon.
Militaire Kapel zich eveneens niet onbetuigd
heeft gelaten.
Heel het Korte en het Lange Voorhout
was een groote onafzienbare menigte en toen
de Koningin-Moeder zich op het balcon ver
toonde brak een geestdriftig gejuich los, dat
langdurig werd aangehouden. Toen dit einde
lijk' was weggestorven, gaf luit. Boer het
teeken voor den inzet en klonk plechtig over
het plein
De Heer is God en niemand meer, enz.
Daarna kwam de verrassing en wel in den
vorm van het volkslied van Waldeck. Het
koor van duizend zangers zette in:
Unter allen Landen Deutscher Arde
Preise ich Waldeck, mein lieb Heimatland.
De uitvoering van dit lied maakte merk
baar indruk op de Koningin-Moeder. Nadat
nog eenige liederen waren gezongen besloten
door het Wilhelmus van Nassau we, dat door
aTe aanwezigen met ongedekten hoofde werd
aangehoord, had het défilé plaats. Daarna
trokken de verschillende groepen door destad.
Alles had een keurig en ordelijk verloop.
Op initiatief van het bestuur van den „Bond
van Mobilisatie-invaliden en van hun nabe
staanden" is opgericht een „alzijdig nationaal
comité van actie", met het doel om recht te
verkrijgen voor mobilisatie-invaliden en hun
nabestaanden. Op een vergadering hierover
te Utrecht gehouden en waar eveneens eenige
leden der Tweede Kamer aanwezig waren,
werden eenige sterke staaltjes aangehaald,
hoe verschillende dezer invaliden indertijd
werden verplicht om een verklaring te onder
teekenen, dat hun ziekte en invaliditeit niet
„door den dienst waren ontstaan". Er werd
zelfs een geval aangehaald, dat een afgekeurd
militair verplicht werd een blanco vel papier
te teekenen. Er zal nu getracht worden dit
onrecht te herstellen en van vadertje staat
wordt verwacht, dat deze personen alsnOL
een billijke schadeloosstelling zullen krijgen
voor de ondervonden nadeelen. De staat is
reeds gedagvaard, om een gerechtelijke uit
spraak uit te lokken, Door het organiseeren
van een groote landelijke actie, hoopt men
hieraan nog meer kracht bij te zetten en de
afwikkeling zoo mogelijk te bespoedigen.
wat hij deed, dacht en sprak, geschiedde volgens
een vooruit beraamd plan, volgens zijn eigen op
vatting van het leven, 't Was nu voor het eerst
dat deze opvatting met die van een ander in bot
sing kwam, en dat 't hem niet onverschillig liet,
verwonderde hem min of meer.
„Mama, ik begrijp niet, waarom u dat zoo
vreeselijk vindt, 't Zijn immers mijn zaken,"
met de handen in de vestzakken, zag hij op de
schreiende vrouw half medelijdend, half verbaasd
neer.
„Mijn zaken?" Zijn de zaken van mijn kind
niet de mijne?" vroeg zij tusschen twee snikken.
„Wel neen! U heeft het mij altijd gezegd, van
jongs af. De jongen moet zelf weten, wat hij doet."
„Ja, dat heb ik, Henri en Charlotte hebben mij
genoeg gewaarschuwd, dat ik onverstandig han
delde door je in alles je zin te laten doen. Maar
ik vertrouwde op je verstand, je karakter, ik ben
te toegevend geweest!"
„Lieve hemel! moeder! Maak daar toch zoo'n
ophef niet van. Ik dacht dat u moderner was
in uw levensopvattingen. Ieder mensch heeft toch
het recht zijn keuze te doen en te weten wie hij
tot vrouw verlangt. Die malle wet stelt de verplich
ting dat een zoon tot zijn dertigste jaar de toe
stemming zijner ouders noodig heeft. Daarom
kom ik u die vragen; anders zou ik eenvoudig
getrouwd -zijn en 't u misschien later verteld
hebben."
„En waarvan wil je leven? Heeft zij geld?"
„Wei neen! Geen halve cent! Waarvan ik nu
leefl"
„Ja, maar dat is heel anders, nu woon je bij
mij aan huisl"
„'t Zal u geen cerlt meer kosten, we gaan ergens
wonen op het land of aan zee, waar ik rustig en
stil werken kan. Het wordt nu tijd dat ik mijn
impressies benut en wat produceer."
„Dus je hebt alles al besproken?"
„Of bedacht, zooals u wil!"
„Maar zeg me ten minste hoe heet ze en wat
doet haar vader?"
„U kent haar toch niet. Haar vader heet Gre-
singer, en als u 't nu volstrekt weten wil, wat
mijnheer uitvoert: Hij is tapper en woont in de
Jordaan!"
„Een meisje uit een kroeg! 't Is niet om te
overleven!"
„Kom Ma, doe zoo overdreven niet. Wat zou
't nu of ze uit een kroeg komt of uit een villa?
Zij heeft toch twee oogen en een neus. Maar wilt-
u er alles van weten? hier heeft u de verlovings
kaartjes, ik heb ze maar laten drukken, want als
ik met haar loop en ik ontmoet kennissen, dan
weten de menschen meteen dat ik van plan ben
het meisje te trouwen."
Met verglaasde oogen staarde mevrouw op de
eenvoudige kaarten.
Verloofd
FRANK VAN HAEREN
Artist
ROSE MARIE GRESINGER
Amsterdam, Juli
Geen receptie.
Dat was te veel! Met het kaartje in de hand en
den zakdoek voor de oogen, ging mevrouw Van
Haeren door de voorkamer, die echter ledig was.
Zij moest de meisjes spreken en vond haar boven.
Meta was boos, maar Sophie gaf Mama ongelijk.
Buitenland.
De besprekingen van Parker Gilibert te
Parijs, waarover wij in onze voorgaande
overzicht hebben geschreven, zjjn reeds door
officieele Duitsche stappen te Parijs, Londen,
Borne, Brussel, Tokio en Washington ge
volgd, waarbij voorstellen zyn gedaan, om
een commissie te benoemen van financieels
deskundigen, die het reparatieprobleem de
finitief tot oplossing zal brengen.
De Duitschers hebben er te Washington
nog eens extra den nadruk op gelegd, dat
medewerking der Vereenigde Staten hierbij
van groote beteekenis zou zijn. Voor de bij
eenkomst der commissie, die dus niet uit
regeeringsgedelegeerden, doch uitsluitend uit
financieele experts zal bestaan, is nog geen
datum genoemd, doch het ligt in de bedoe
ling deze bpeenkomst zoo spoedig mogelijk
te doen plaats hebben.
De oplossing van dit vraagstuk, de poli
tiek is hierbij verder van onderschikte
beteekenis, is dus zuiver een financieele
kwestie. Het gaat om de dubbelt)eó en als
de vele berichten hierover leest, dan krijgt
men nu reeds den indruk, dat de respectie
velijke landen al aan het loven en bieden
zijn, dat de koehandel al in vollen gang is
en dat het eenigste verschil hier is met een
werkelijke markthandel, dat het in eikaars
handen slaan (eerst even spuwen) hier ach
terwege biyft.
Van Eugelsche zijde is reeds verklaard,
dat Engeland genoegen neemt met betalin
gen van zijn vroegere bondgenooten en van
Duitschland tot een zoodanig bedrag, dat
hiermede de aflossing der Engelsche oorlogs-
schulden aan Amerika mogelijk is. Deze
toestand is nagenoeg bereikt en dus betee-
kent dit voor Duitschland dat de Engelschen
niets van hun eischen zullen afdoen en ook
de bondgenooten kunnen deze verklaring in
hun oor knoopen.
De Franschen verlangen een zoodanig be
drag, dat hiervan de schuldtermijnen aan
de Vereenigde Staten en aan Engeland kun
nen worden voldaan en dat er dan tevens
nog zooveel overschiet, dat de opbouw der
„Frank was nu eenmaal artist en artisten doen
alles anders, zelfs trouwen! Hij moest weten, wat
hij deed! 't Was zeker een heel mooi meisje, en
dat ze niet precies van adel was, nu ja, dat kon
hij niet helpen."
Maar Meta vond er slechts één ding goed aan,
dat hij haar niet aan dejfamilie wilde presenteeren;
zij wilde geen zuster hebben uit een kroeg; de arme
jongen was zeker betooverd door de listen van
een sirene uit den Jordaan, dat schepsel had het
er op aangelegd hem te vangen, want met al
zijn praats was Frank toch eigenlijk nog zoo on-
noozel. Nadat mevrouw haar leed aan de meisjes
had uitgeklaagd, voelde zij behoefte naar Henri
te gaan; zij liet de auto voorkomen en reed naar
de Keizersgracht, waar zijn kantoor en huis ston
den.
Natuurlijk stoof Henri bij het hooren der onge
looflijke mededeeling op; zijn vrouw kwam er bij
en de oude mevrouw van Haeren had een kwaad
halfuurtje te doorstaan. Zij hadden het altijd ge
zegd en mama bijtijds gewaarschuwd, maar nu
gaf de uitkomst hun gelijk; inplaats van haar jon
sten zoon behoorlijk te leiden, liet zij hem de ge-
heele vrijheid, nu zag zij waar die vrijheid op
uitliep, een meisje uit een kroeg van den Jordaan
Maar zij mocht in geen geval haar toestemming
geven, neen, in geen geval.
„Ach! wat helpt me dat?" zuchtte mevrouw
Van Haeren, „wat helpt me dat? 't Maakt het
schandaal nog grooter, dan trouwt hij met een
acte van eerbied, ik zal voor het gerecht moeten
komen en eindigen met toch toe te geven."
(Wordt vervolgd).
icn«
IM.
Jr~ r
.X