4%%
@9%
dat zoovelen aan
BERWOETS
Bleeding
de voorkeur geven
de duurzame afwerking,
ppys waarborgen dat
voor mindergéld'bntvangt
voerd systeem
rqs het beste
irvooróeleveid
'n,heeft
PANDBRIEVEN
6IMBORITS
flfANOL
Huidverzorging
aard.
JACHTRECHT.
INSULAIRE HYPOTHEEKBANK
TE Z1ERIKZEE
WOENSDAG
17 OCTOBER 1928
ROSA MARINA
De Jachtcommissie brengt ter alge-
meene kennis, dat van 13-27 Octo
ber 1928 op de Secretariën der ge
meenten:
Middelharnis
Sommelsdijk en
Stad aan 't Haringvliet
voor een ieder kosteloos ter inzage liggen
de uittreksels van een besluit der com
missie betreffende jachtrecht, welk tot
het in werking treden der Jachtwet 1923
heeft gerust op gronden in die gemeenten
gelegen, en door het In werking treden
dezer wet Is ondergegaan.
De Jachtcommissie:
Mr. P. M. J. E. BLOEMARTS,
Voorzitter,
MR. A. J. ROSMAN,
Secretaris,
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
10E JAARGANG. - N°. 98
Rusland en het Bolsjewisme.
IX.
Misschien worden er onder de lezers gevon
den die zeggen, wat hebben nu al die treurige
toestanden in Rusland met de Bolsjewiki te
maken, die hebben aan dat alles toch immers
geen schuld? Nu, ik moet zeggen, dat de Rus
sische revolutie van de eerste dagen af naar
den afgrond rolde, omdat én de leiders én het
volk absoluut niet voor revolutie rijp waren en
nog niet zijn. Ik zal de laatste zijn, om de
Bolsjewik een verwijt te maken, maar toch
verdienen zij een streng verwijt. Zij, de Bols
jewiki, hebben, toen de revolutie naar den af
grond rolde deze beweging nog verhaast, in
plaats van tegen te houden. In plaats van het
onbezonnen volk af te houden van de ver
keerde richting die het insloeg, hebben zij het
wijs gemaakt, dat juist in die richting een
hemelrijk te vinden was. Nog meer, zij las
terden hen, die het volk van den ondergang
wilden terug houden. Alles, wat het volk uit
lafheid, egoïsme of onverschilligheid deed,
steunden zij en keurden zij goed. Men zou haast
kunnen zeggen, dat zij het proces van anarchie
hebben georganiseerd.
Zonder twijfel dachten de Bolsjewiki dat zij
aan de verwezenlijking van het Socialisme ar
beidden, zelfs toen nog, toen zij overgingen het
leger te ontbinden en het geheele land aan
Duitschland prijs gaven. De beweegredenen
van de Bolsjwistische daden kunnen misschien
wel beschouwd worden als een vergissinghun
daden zelf zijn geen vergissingen, maar afschu
welijke misdaden. Hun daden immers bestaan
in geweld en bloedig terreur.
De burgeroorlog die de Bolsjewiki gevoerd
hebben en nog voeren is zoo vreeselijk, zoo
wreed, dat al de gruwelen van den laatsten
oorlog er nog niets tegen zijn.
Trotzki zelf heeft toch gezegd: ..Bolsjewisme
is niets anders dan burgeroorlog". De laatste
wereldoorlog was een openbaring van het diep
verval en bederf van het imperialisme. En wat
zagen we en zien we nog in ERusland? Dat
juist de zoogenaamde radicale-socialisten door
het imperialisme besmet zijn. Zij, de Bolsje
wiki, zij hebben den Russischen bodem ge
drenkt met broederbloed, zoodat bij het zien
van de Bolsjewistische roode vlag'men niet
denkt aan het symbool van het morgenrood tot
een nieuw leven, maar aan bloed en het roode
hemd van Russische beulen.
Bij nadere beschouwing zou men toch zeg
gen, dat de Bolsjewistische vergissing en mis
daad een en denzelfden wortel hebben.
In de politiek zoowel als in den Godsdienst
speelt het geloof vaak een groote en beslissende
rol. De materiëele afhankelijkheid, de eerzucht
ook wel de geestdrift en drang tot zelfopoffering
van het volk en van de leiders, vervullen de
politieke atmosfeer met vele hartstochten en
vertroebelen het verstand. Politiek is geen
wetenschap die men kan leeren. Het verstand
moet de Politiek beheerschen. Maar/hoe minder
de politiek door 't verstand wordt beheerscht
en hoe meer hartstochten en wenschen vrij
spel hebben, des te grooter is de rol die 't ge
loof er in speelt. Met het geloof zijn fanatisme
en onverdraagzaamheid broertje en zusje. Dat
zien we in den Godsdienst zoowel als in de
politiek, want, waar men weinig kan bewijzen
en men veel gelooven moet, daar zijn onze
wenschen maar alte zeer geneigd den vorm
aan te nemen van onomstootelijke dogma's.
En hoe meer we voor zulke dogma's voelen, en
hoe moeilijker men de waarheid ervan kan be
wijzen, des te onverdraagzamer worden we
tegenover iedere kritiek. Waar men elkaar niet
overtuigen kan, daar komen dc menschen er
gemakkelijk toe om elkaar te haten.
Lenin, Lunatscharski en nog andere Bols
jewistische leiders, waren menschen die vast
geloofden aan hun idee, en tot ieder offer
bereid waren. Zij die de vreeselijke terreur
goedkeurden en alle gruwelen toelieten, waren
toch oprechte menschen en in staat zichzelf op
te offeren, 't Klinkt misschien wel een beetje
vreemd, maar toch is het zoo. Denken we maar
eens terug aan de middeleeuwsche inquisitie.
Onder de inquisitoren waren vele oprechte en
innig geloovende menschen, die er geen oogen-
blik aan twijfelden, dat zij met al hun wreed
heden God dienden en Zijn Rijk verheerlijkten.
De ideologen van 't Bolsjewisme gelijken
volmaakt op de inquisitoren. Deze geloofden
fanatiek dat zij alleen tot de ware kerk be
hoorden, en dat zij alleen de ware Godskennis
bezaten, en dat zij alleen den zaligmakenden
weg gingen. En zoo ook de Bolsjewiki; zij
gelooven vast, dat zij de ware Socialisten zijn.
De inquisitoren wilden geen andere leer erken
nen en allen die het met hun leer niet eens waren
werden gemarteld en ter dood gebracht. En
dat doen ook de Bolsjewiki. De inquisitoren
dachten.daardoor God te dienen, omdat in
hun oog al die ongelukkige, doodgemartelde
menschen ketters en Godslasteraars" waren.
De Bolsjewiki geloofden en gelooven nog steeds
de zaak van het Socialisme te dienen, door
iedereen, die 't niet met hen eens is, te folteren
en neer te schieten.
Voor een gewoon geloovige is alles in de
wereld eenvoudig en duidelijk, en zoo denken
ook de Bolsjewiki, dat hun opvatting van het
Socialisme voor een ieder duidelijk is en met
geweld doorgevoerd moet worden. En juist
het geloof aan de eenvoudigheid der dingen
geeft hun moed en kracht, en spoort hen aan
tot onvermoeid werken.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
In Uw woning behoort op Iedere
waschtafel een doos ol tube
Doos 30 en 60, tube 80 ct. PUROL
FEUILLETON.
DOOR
MELATI VAN JAVA.
Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaren.
13)
„Neen, nu gaat het niet meer! 't Spijt mij vreese
lijk, ik was juist zoo goed aan den gang!"
„Mij ook, maar ik zal voorzichtiger zijn; een
volgenden keer zal ik niet meer zoo echt denken,
dat ik al het andere vergeet."
Van 't poseeren kwam dien dag niets meer;
's middags ging zij naar den dokter om hem een
boek terug te brengen, dat hij haar geleend had;
hij was toevallig thuis en liep met de handen op
den rug zijn ruime kamer op en neer.
Als hij alleen was, toonde dokter Adrichem niet
het opgewekte, aangename gelaat, dat zijn pa-
tienten steeds goeddeed; het was of een masker
van zijn gezicht viel en hij nu onder zijn dikke
grijze haren bijna een oud man scheen; hij hield
het hoofd gebogen als onder een zwaren last, dien
hij alleen torschte, dien niemand hem hielp dragen.
Rose-Marie klopte aan de deur; hij hoorde het
niet en zij, denkende dat er niemand binnen was,
trad binnen; zij had haar stroohoedje op, dat zij
zelf met ecnige wilde rozen had versierd, en in
haar hand droeg zij een groot bouquet woudbloe
men. 's Middags, terwijl Jansje sliep, was zij naar
een boschje gegaan ergens tusschen de duinen om
ze te plukken.
De ware Godsdienst echter is, in tegenstel
ling met blind geloof verdraagzaam. Wie van
dezen Godsdienst werkelijk doordrongen is,
ziet duidelijk het verschil tusschen God zelf
en een individuëele beperkte voorstelling van
Hem. Het objectieve Wezen Gods gaat boven
alles; tegenover dit oneindig hooger Wezen,
leert hij zijn eigen persoonlijkheid kennen, en
op grond daarvan komt hij er toe ook andere
voorstellingen van God, en om andere wegen
om Hem te leeren kennen te aanvaarden, in
één woord: hij wordt verdraagzaam.
De onverdraagzaamheid berust op zelf
verheerlijking en zelfvergoddelijking; zij laat
het Wezen Gods opgaan in een enkele subjec
tieve voorstelling van Hem. Daarom ook was
de ideologie van de inquisitoren niet religieus,
omdat zij niet doordrongen was van de Idee:
God, maar zelfvergoddelijking. Zij vond haar
steunpunt in een louter menschelijke Gods
voorstelling. En dit is ook op de Bolsjewiki van
toepassing. Het Bolsjewisme is een blind fana
tiek geloof, maar alleen aan hun Socialisme en
den weg daarheen. Zij, even zoo goed als de
oprichters van de inquisitie en de inquisitoren
zelf zijn een betreurenswaardig beeld van
onbewust egoïsme en grenzenlooze bekrompen
heid, en dat hebben ze getoond en toonen ze
nog steeds door ontelbare menschen ter dood
te brengen.
En dit verklaart ook, hoe 't komt, dat de
ideologen van het Bolsjewisme, deze eerlijke
menschen, door zulk een aanhang van dieven,
roovers en schurken omgeven zijn. Zij zijn
blind door hun eigenliefde, 't Is voldoende, dat
iemand tot hen zegt, dat hij het volkomen met
hen eens is; dat zij, de Bolsjewiki, een prachtig
werk op touw hebben gezet en zij hen daarbij
willen helpen, om dadelijk een mooi winst
gevend baantje te krijgen. Dat ook hij eerlijk
is, dat spreekt toch van zelf, en dat hij be
kwaam is, daar is immers niet aan te twijfelen,
want, hoe zou hij het anders met hen eens zijn
en hen kunnen begrijpen? Maar de bloedlucht
lokt alle jakhalzen en hygena's van 't mensche-
lijk geslacht naderbij, en doet een vreeselijke
macht, van alle dierlijke instinkten in den
mensch ontketenen, 't Is dus niet te verwon
deren dat de Sowjet-republiek in een folter
kamer veranderd is.
En nu de politiek. Wordt deze zoo volkomen
door den Godsdienst overtroffen dat zij niets
objectiefs kan scheppen, en dat ook hier voor
waarde van verdraagzaamheid kan zijn? Neen,
ook in de politiek kan men verdraagzaam zijn.
Wie doordrongen is van de gedachte, dat de
menschheid van hooger orde is dan de enke
ling, en met zijn eigenliefde heeft gebroken;
wie niet voor zichzelf of voor zijn kring het
beste wenscht, en-ook niet aan zichzelf alle
gezag toekent, d.w.z. wie in staat is, het egoïs
me en alle geestelijke overschatting van eigen
persoonlijkheid te laten inperken en temperen,
zal in de politiek ook verdraagzaam zijn. Hij
is er van overtuigd dat, al wil hij heel de
wereld gelukkig maken, slechts zijn wil en zijn
wenschen zijn. Hij komt er gemakkelijk toe,
ook aan alle andere menschen hetzelfde recht
toe te kennen als aan zichzelf n.l.: het recht
van te denken en te willen.
Er zijn in de politiek maar twee wegen n.l.:
de vrije uiting van den volkswil of de onop
houdelijke, heimelijk of openlijk gevoerde
burgeroorlog. Grof egoïsme, blind fanatisme,
dom geloof, dat brengt den mensch op dezen
laatsten weg. Hoe zal men onaangenaam
heden, strijd, vijandschap en burgeroorlog
kunnen vermijden waar een mensch of men-
schengroep hun theoretische ideeën boven het
algemeene en zuivermenschelijke stelt, en het
recht meent te hebben, deze idealen met ge
weld te" verwezenlijken?
Ik zou nu wel eens in het gezicht willen zien,
van sommige gemeenteraadsleden, ergens op
een dorpje, die eveneens gedreven door grof
egoïsme, fanatisme en dom geloof, het klaar
gespeeld hebben, een hoofd van de politie
quasi onder curateele te stellen, omdat hij aan
de S.D.A.P. verlof had gegeven tot het hou
den van een optocht met muziek. Ook zij
hebben door de zelfde motieven gedreven, hun
eigen idee boven het zuivermenschelijke ge
steld, boven het recht dat ieder burger en
iedere wettig goedgekeurde corporatie heeft.
Indien ze dit opstel lezen, begrijpen ze mis
schien niet eens den zin en de beteekenis. of ze
zijn misschien zóózeer met zichzelf ingenomen
dat ze voor geen verstandige reden vatbaar
en te onverdraagzaam zijn?
Met dwangmaatregelen en geweld is het
kwaad niet te bestrijden of te genezen. Ook in
Rusland niet met wapengeweld te genezen.
Men moet beginnen met de ziekte zelf te ge
nezen. Er moet eerst voor de maatschappelijke
toestanden worden gezorgd en aan de nood
zakelijkste behoeften van het volk worden vol
daan, en dan kan men langzaam beginnen het
staatsgebouw weer op te richten.
De Bolsjewiki hebben van het verwoeste en
verhongerde Rusland voor de oogen der bui
tenlanders het Fata Morgana van een nieuw
wonderbaar leven te voorschijn getooverd.
Maar boven den aardbodem, vanwaar het
broederbloed hoog op spat, vanwaar wan
hoopskreten en smartelijk noodgeschrei hoog
op stijgen, hebben zij een Socialjstisch lucht
kasteel gebouwd. Zij hebben niet gewacht,
totdat de nieuwe boom van het nieuwe leven
diepe wortels had geschoten om eindelijk zijn
heerlijke vruchten aan de menschheid te geven.
Zij hebben met geweld den boom ontworteld,
en daar ligt hij nu, de wortels in de zon, met
verdorde takken en verwelkte bladeren, hij
dood.
H.
Dr. v. O.
Dr. Adrichem bleef staan en schrikte even, toen
zij binnenkwam en hem met haar verwonderde,
lieve oogen aanzag.
„Och, dokter, neem me niet kwalijk. Ik stoor u!"
„Neen, kind! Je stoort me niet. Breng je weer
bloemen? Daar doe je goed aan."
„Ik had niet gedacht dat u thuis was, maar ik
ben er zoo blij om, want ik wilde u wat vertellen."
„Ik luister, Roosje, ik luister!"
Hij zag er nu weer uit als gewoonlijk, vriendelijk
en opgeruimd; glimlachend zag hij haar vlugge
vingertjes werken met de bloemen; een gedeelte
werd in de vaasjes van dertig centen gestoken, die
juffrouw Bol van een pottenvrouw had gekocht
en zoo dol goedkoop en zoo keurig mooi vond;
de anderen schikte ze in een blauw melkkannetje
en zette die op de schrijftafel van den dokter.
„En nu ben ik klaar, mag ik spreken?"
Zij nam een krukje, haar lievelingsstoeltje, en
kwam daarmede vlak voor den dokter zitten; hij
luisterde glimlachend, terwijl zij alles vertelde wat
er dien morgen was gebeurd.
„En nu," eindigde zij, „ben ik zoo bang, dat
mijnheer uw neef boos op mij zal wezen. Ik vind
het toch zoo lastig en vervelend, dat alles wat ik
denk, dadelijk op mijn gezicht staat. Ik kan nooit
geheimen hebben. Ik heb ze wel niet, viel zij zich
zelf in de rede, „maar 't kon toch wel eens noodig
zijn dat ik ze had. Wil u het mijnheer Frank
zeggen, dat ik er niets aan doen kan?"
„Zeker, kind! Maar met artiesten moet men
geduld hebben, die zijn dadelijk kwaad, dat is
hun eigen; zij meenen het daarom niet altijd.'
„Maar het is toch heel lastig! Ik ben ook wel
gauw kwaad, maar doe mijn best het niet altijd
te toonen. Dat is toch zoo moeilijk met mijn naar
De algemeene vergadering van het Onder-
wyzersgezelschap „doeree en Overflakkee'
op Vrydag 12 October 1928 in Hotel Meyer
te Middelharnis.
De morgenvergadering, die alleen toegan
kelijk was voor de leden en een geheel huis
houdelijk karakter droeg, daarvan kunnen
wy niets mededeelen.
Te 1 uur zou het gezelschap in het open
baar vergaderen, zooals dat steeds gebrui
kelijk is.
De Heer Van Ooyen, Inspecteur van het
L. O. in dit district, ambtshalve Voorzitter
van de vereeniging, opende de vergadering
met enkele woorden, niet van humor ont
bloot, en heette in het bijzonder welkom
den H'eer Rienks, Hoofdinspecteur van het
L. O., den Heer Willemse, vertegenwoordiger
van Wolters, den bekenden uitgever, en den
Heer Bergman, die altijd, althans de laatste
jaren, voor de muzikale illustratie van deze
bijeenkomst zorgt.
Punt 2, een paar nummers muziek, konden
toen nog niet worden uitgevoerd, omdat de
pianiste voor dezen middag, Mej. A. Kolff,
nog niet aanwezig was.
Daarna gaf de Voorzitter het woord aan
den Heer 't Hart, Iaspecteur in het district
Dordrecht, die zou spreken over „De 20ste
eeuw en het klassikaal onderwijs".
Voor de vakmenschen was 't een mooie
rede, doch voor buitenstaanders van weinig
belang, redenen waarom wy ook dan geen
resumé zullen geven en het onderwerp is
te uitgebreid om dit in korte woorden weer
te geven.
De Heer Van Ooyen dankte den Heer
't Hart voor zijn rede.
Daarna werden we vergast op het eminente
fluitspel van den Heer Bergman, met aan
de piano Mej. Kolff, waarna Mej. Kolff nog
een tweetal piano-solo's ten gehoore bracht.
Was het andere jaren Mej. Van Neck, die
den Heer Bergman tot partner had, de keuze
van Mej. Kolff bleek niet minder gelukkig
te zyn geweest. Ieder genoot van de uit
voering dezer nummers.
De Heer Rienks sprak daarna als volgt:
Gewoonlijk zit een mensch vast aan zijn
drukke werkzaamheden en valt het altijd
niet gemakkelijk er een dag uit te breken.
Hier gold bet echter een reis voor iets bij
zonders en inderdaad is het afscheid nemen
van den Heer Van Ooyen mijn reden om
gezicht. Maar als ik mij niet een beetje inhield,
dan was het thuis bij Gresinger geen leven. Hij
vliegt dadelijk op en scheldt maar."
De dokter vroeg lachend: „En heb je nu niets
meer op je hart?"
„Toch wel! We zijn hier nu al over de veertien
dagen; ik geloof dat het tijd wordt naar huis te
gaan. Hij heeft gisteren geschreven dat hij niet
langer buiten mij kan."
„Maar moet je dan bedienen in de kroeg?"
„Ja zeker, wie zou het anders doen?"
„En zijn de gasten wel behoorlijk tegen je?"
„Ze moesten het eens anders probeeren!"
Haar oogen fonkelden en haar neusvleugels
trilden.
„Maar als ze teveel ophebben?"
„Ik blijf altijd achter de toonbank en doe alsof
ik niets hoor of zie. Het ergste zijn niet de mannen
uit het gewone volk, die alleen een slokje komen
drinken, maar de heeren! O, die zijn heel anders
dan mijnheer Frank en u. Ik antwoord ze nooit;
ik snauw ze af, en dikwijls krijg ik hierover standjes
van Gresinger, doch het is of ze steeds brutaler
worden; een paar keer heb ik zoo'n fat een klap
gegeven, dat hij het zeker nog wel acht dagen
later gevoeld zal hebben. O, het is zoo vreeselijk!'
„Arm, arm kind!" zeide de dokter, „je plaats
is daar niet!"
„Maar waar moet ik heen? Ik kan Jans niet
alleen laten. Ik heb 't mijn moeder beloofd."
„En als Jans er niet was, wat zou je doen?
Naar je familie gaan?"
„Naar de familie, die niets van moeder heeft
willen weten, dat nooit! Ik zou mijn eigen brood
verdienen."
„En waarmee?"
vandaag hier aanwezig te zyn en iets per-
sooniyks aan zijn scheiden by te voegen.
Het werk van den Inspecteur is niet in
de eerste plaats het toezien op het werk
zelf, als wel de activiteit voor hem op wie
toegezien moet worden. Ieder die werk op
zich neemt voelt zich verantwoordelijk voor
zyn daden. Komt nujzelden of nooit naar Uw
werk iemand omzien, dan gaat men zich in
zyn werk verlaten gevoelen, want ieder
toont graag zijn prestatie. Gelijk Robinson
zocht naar gezelschap in zijn eenzaam oord
en dit vond in Vrydag, zoo is het ook by
het onderwys. Een Onderwijzer gaat contact
zoeken, moet dit vinden in zyn Inspecteur.
De graadmeter voor een goed Inspecteur
ligt daarom niet alleen in zijn dosis geleerd
heid, al moet natuuriyk aan zekere bekwaam
heden eisch gesteld worden, doch de graad
meter voor een goed Inspecteur ligt in het
hart.
Het meevoelen in het lief en leed geeft
vertrouwen. Dat dit vertrouwen hier aan
wezig is heb ik ruimschoots opgemerkt, reeds
bij de ontvangst aan het havenhoofd, waar
de heer Van Ooyen mij twee dames voor
stelde met de namen Suze en Mien, de rest
daar kwam het niet op aan, zoodat ik nu nog
niet weet hoe die dames heeten. De aardige
manier van omgang van zijn menschen hier
op Flakkee, kan niemand hem nadoen. Ik
zou niet weten hoe een ander inspecteur het
beter zou kunnen dan Van Ooyen hier.
Daarna werd een uurtje gepauzeerd.
Na heropening hield de heer Willemse een
leekepraatje over boeken, met lichtbeelden.
De heer Willemse liet het verschil uit
komen in goede en slechte boeken. Het was
een werkelijk amusant en leerrijke causerie.
De heer C. J. Jansen leeraar aan de R. H.
B.S. hield een praatje, op zijn manier, over
de volksproza omstreeks de 17e eeuw.
Zijn talent van spreken en het verwerken
van zijn stof maken een leerzaam en aan
genaam verpoozen.
De heer Jansen doet steeds alsof hij eigen
lijk de geheele vergadering en het bijeen
garen van zijn gegevens vergeten heeft, doch
komt toch beslagen ten ijs. Wij mogen hem
gaarne hooren.
De voorzitter dankte beide sprekers en
hoopte dat zij beiden nog menigmaal in deze
vergaderingen hun werkzaam aandeel mogen
hebben.
Daarna vroeg de heer Buitenhuis, of hy de
leiding eenigen tijd mocht overnemen, om
dat de voorzitter thans zelf het onderwerp
zou vormen.
De heer Buitenhuis sprak daarna als volgt
Geachte Heer Van Ooy,
U zal het mij zeker niet kwalijk duiden,
als ik voor eenige oogenblikken dun Voor
zittershamer van U overneem om een kort
woord tot U te spreken.
Het is voor ons allen een weemoedig
oogenblik. dit oogenblik van afscheid nemen.
Hoewel U slechts korte jaren onze Iospec-
teur is geweest/zijn er toch banden gegroeid,
die nu verbroken moeten worden, öf althans,
losser gemaakt Die banden waren niet enkel
ambtelijke, neen ze zijn ook vriendschappe-
lyke geworden. Er is een sfeer ontstaan van
vertrouweiyke vriendschap tusschen U en de
onderwijzers van Flakkee.
Misschien herinnert U zich nog Uw eerste
openingsrede, hier in deze zelfde zaal. U
zeide toen, dat U gekomen was met de
„Wel, ik zou gaan dienen 1"
„Als meid?"
„Als wat anders? Thuis werk ik heel wat, haken,
naaien, maar dat is om Jans een extratje te be
zorgen, maar ik verdien niet genoeg om er van te
leven, en dan, een meid leeft in een nette om
geving, zij woont in een mooi, stil huis; zij heeft
een keurige keuken, en als zij maar zelf, vriendelijk,
voorkomend en trouw is, zullen de menschen haar
ook beleefd en fatsoenlijk behandelen. Ik zou geen
ruwe woorden meer hooren en geen gekibbel, maar
vooral behoefde ik die akelige jeneverlucht niet
meer te ruiken."
De dokter liep van het raam naar de tafel, het
voorhoofd gerimpeld door den druk zijner gedach
ten. „Je moet er vandaan!" sprak hij. „Hoe heet
je familie en waar woont ze?"
„O, in Arnhem en Nijmegen, de Zonnevelds en
deIk weet zelf niét hoe ze allen heeten."
,,'t Doet er niet toe! Zou je stiefvader er iets
tegen hebben, als je zuster en jij apart ging
wonen?"
„O ja; vader houdt wel niets van Jans, maar
hij wil haar toch niet missen, en mij nog minder;
een buffetjuffrouw kost geld en mij geeft hij den
kost en met moeite een beetje kieeren, meer niet."
„Is hij je voogd?"
„Ja, dat zegt hij ten minste steeds!"
„Dan is er niets aan te doen, niets, vrees ik!"
„Neen," antwoordde zij treurig, „zoolang Jansje
leeft, geloof ik 't ook niet. Was zij er niet meer,
dan ging ik heen en hij zou het wel laten mij
terug te halen."
Frank kwam binnen; juist zooals de dokter
dacht, had hij het geheele voorval, waarover Rose-
Marie zich zoo ongerust maakte^ reeds vergetem
De dag van vertrek naderde meer en meer;
Jans knorde, klaagde en kermde den heelen dag;
zij was hier zoo .heerlijk, en dat nare huis! Maar
de brieven van Gresinger werden steeds dreigender
en het noodlottige oogenblik brak voor hen aan;
't afscheid van den dokter en zijn neef viel Rose-
Marie het zwaarste. „De heeren zijn zoo goed voor
Jans en mij geweest, als waren wij echte dames,"
zeide zij naïf. De rekening van het hotel was zeer
meegevallen, en toen zij in de tram zaten, drukte
de dokter haar nog op het hart, dat zij, wanneer
de nood aan de deur klopte, gerust op hem rekenen
kon.
Den volgenden dag was ook Frank vertrokken.
VI.
Mevrouw van Haeren bewoonde een fraai,
hoogst modern huis in de Vondelstraat, half villa,
half heerenhuis, met veel bloemen en palmen
achter de groote spiegelruiten, tusschen dc sierlijk
gedrapeerde vitrages. De marmeren gang kwam
uit op een glazen deur, en werd door een veelkleu
rige lamp verlicht, terwijl groote avages de, vesti
bule versierden.
Mevrouw van Haeren was er na de dood van
haar man blijven wonen; zij was nog vennoote in
de handelszaak door hem gedreven, en waar haar
oudste zoon nu aan het hoofd stond. Deze zoon
had een eigen gezin en woonde op een der hoofd
grachten; ook haar oudste dochter was getrouwd;
de twee jongsten woonden bij haar in, evenals
haar tweede zoon, die uit den aard was geslagen
en zich terecht of ten onrechte verbeeldde dat
artistenbloed hem door de aderen vloeide.
(Wordt vervolgd).