(UIL
WOENSDAG
26 September 1928
feuilleton.
ROSA MARINA
Bieten rooien
PUROL
Prijs per kwartaal
Losse nummers
f 1-
0,07'
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
10E JAARGANG. - N°. 92
Op den Uitkijk.
Wij, op ons somber bureau, in een oud
patriciërs huis met een klein torentje, op den
hoek van een straat, juist op de grens van
't voornaamste gedeelte der stad, zitten steeds
op den uitkijk. Onze blikken zweven dan
eens over de prachtige koninklijke bosscheD,
dan weer over het hertenkamp, waar de jonge
kalfjes dartel rondspringen. Alles, de om
geving en het heerlijke groen, past zoo precies
in ons kader. Dat heerlijke groen, teeken van
blyde hoop; in de lente die jonge lieve vogel
tjes van alle kleurendie snoezige lieve jonge
hertjes, alles herinnert ons aan en voert ons
weer voor den geest dien heerlyken tijd der
jeugd, die echte onbezorgde kinderjaren, toen
we nog niets kenden dan dartel spel en genot.
En als ik dan zoo een tijdlaDg voor't venster
heb gestaan, in zoete overweging aan wat
eens was, dan hoor ik achter mij het klokje
aan den wand zijn prachtige Westminster
tonen door het kamertje klinken, als wilde
dat doode instrument mij zeggen, dat de tijd
waaraan ik denk reeds lang tot het verleden
behoort, maar dat het nu tijd is om te werken,
te werken voor de toekomst. En gelijk een
torenuil, symbool van diep nadenken, zich
overdag verbergt, zoo trek ook ik mij terug
in mijn torentje, om mij over den stapel
brieven, rapporten, berichten enz. te buigen,
en mij te verdiepen, vaak in veel leed en
verdriet van anderen, maar ook zeer dikwLjls,
om mij in de verte te verheugen, over al die
blijde verrassingen die soms het leven den
mensch biedt, en de behaalde successen over
haast onoverwinnelijke moeilijkheden, die
eerst moesten overwonnen worden om tot
het doel te geraken.
En zoo kwam dan „Onze Eilanden" de
trouwe en onpartijdige vertolkster van droef
en leed, van vreugde en genot aan de beurt,
om er eens mijn oog op te laten vallen en
te zien, wat de afgeloopen week den Eiland
bewoners van Flakkee wedervaren was. En
daar zag ik, met groote vette letters als
hoofdschotel op het menu staan:
VIJF EN TWINTIG JAREN
AMBACHTSSCHOOL.
Dat vooral trok mijne aandacht. Een paard
op hol, een fiets in het water, een beetje
kibbelen in een gemeenteraadszitting, och,
dat zijn dingen van geen belang. Maar dat,
wat er nu in stond, liet ik niet onopgemerkt
aan mijn oog ontsnappen.
Eenige jaren had ik de gelegenheid dat
leven en drijven op die school op een afstand
gade te slaan en te bewonderen, en al die
jonge menschen als bijtjes in en uit te zien
gaan. Als ik dan dat jonge goedje zag, zoo
badaard, vergenoegd, netjes en ordelijk de
school in- en uitgaan, was ik wel eens
jaloersch en dacht, wat een oneindig verschil
bestaat er tusschen die school en de onze.
Daar, kinderen uit het volk, zich voorbeeldig
gedragend, en bij ons kinderen van elieten,
wie men het soms niet zou aanzien, dat z(j
uit gegoeden huize stammen.
Daar, in die Ambachtsschool, daar moet
toch zeker een goede geest heerschen tus
schen de leeraren onderling, en een trouw,
vriendschappelijk verband bestaan tusschen
leeraar en leerling, tusschen school en ouder
lijke woning.
Ik ken die school maar van den buitenkant
en oordeelde ook maar van den buitenkant
gezien. Ik belde even op om eens te hooren,
DOOR
MELATI VAN JAVA.
7)
Het stond er eenzaam en gloednieuw in de
blakerende zon; de stores hingen neer, het zag er
alles even wit, even warm, even stil en ongebruikt
uit. Het lag boven op een duin, een „terras", waar
over een rood en grijs zonnescherm hing, gaf nog
eenige teekening en kleur aan het gebouw, spichti
ge boompjes schudden erbarmelijk heen en weer
door den termen zeewind; de twaalf badkoetsjes
waren netjes op een rei onder aan het strand
geschikt, de badvrouw zat te breien of te slapen,
in haar hokje; de badstoelen lagen allen nog op
hoopen, slechts vier a vijf stonden verstrooid op
het goudgele zand.
De geheele inrichting maakte den indruk van
een steedsche dame, die ergens tusschen de duinen
verdwaald is geraakt, haar vervelende positie in
de eenzaamheid verwenscht en zich schaamt over
haar elegant toilet tusschen al dit visschersvolk.
Slechts nu en dan kwam er leven op het strand,
als de stoomtram vreemdelingen aanbracht, die
ook eens „een dag" aan zee wilde doorbrengen.
Dat waren familiën met groote karbiezen, steed
sche kinderen met appelen of boterhammen aan
den mond, luid sprekende mannen en op zijn
Zondagsch gekleede vrquwen. Met hun drieën of
of wjj in ons archief ook iets van die Am
bachtsschool hadden. En jawel, een half uurtje
later werd een dik pak op de tafel gelegd,
en ik kon naar hartelust genieten. Ik zeg,
genieten. Ik zag daar die moeilijkheden, den
strijd, de tegenwerking, die geheime intriges
om toch maar die school van het Eiland weg
te laten en de plannen niet te doen gelukken.
Ik zag teleurstellingen op elk gebied. Met
veel bewondering zag ik dat taaie uithoudings
vermogen van de gangmakers en oprichters
dier school; die ontzettende moeilijkheden,
die én directeur én sommige leeraren daar
soms hebben te verduren gehadook die
minachting en geringschatting van buiten-
staanden. Van geldelijke moeilijkheden spreek
ik nog niet eens.
Toen ik de toespraken bij die gelegenheid
eens doorlas dacht ik bij mijzelf, neen, mijn
waarde heer, U zegt te weinig, U is te be
scheiden in uwe woorden. Maar dat juist was
voor mij een bewijs, dat niet dat eigen Ik
werd gezocht, maar het^uiver-menschelyke,
en dat men er naar streefde, om naast een
goede paedagogische opvoeding, vooral van
de jongens flinke, knappe handwerkers te
maken. Ik zag bij allen, én bij 't bestuur én
bij de leeraren de ijdele eer verdwijnen en
't maatschappelijk doel boven alles uitblin
ken. En dat zal dan ook de kracht zijn ge
weest, die van die school een massief ge
bouw heeft gemaakt. (Ik spreek hier figuur
lijk). Er werd immers met energie, met
vlyt, met groote toewijding en eensgezind
gewerkt.
Alle godsdienstkwesties, die het water,
helaasmaar al te zeer vertroebelen, bleveD
buiten het schoolterrein; en daarom ook
heerschte op die school een vriendelijk, har
telijk en collegiaal samenwerken. En dat is
ook maar alleen mogelijk, wanneer de gods
dienst uitgeschakeld wordt en van het mate-
riëele afgescheiden is. Waar godsdienstige
beginselen op den voorgrond treden is er
ruzie en tweedracht en wordt niets deugde
lijks tot stand gebracht, omdat toch maar
een bepaalde groep er voordeel van heeft en
het algemeen belang daarmede niet is ge
diend. Door dezen onpartijdigen geest was
het mogelijk, dat van die school zooveel
blijvende kracht uitging (ik had haa9t ge
zegd een geest van verbroedering) en dat
die school zoo tot bloei is gestegen. Dat is
stellig ook de oorzaak, dat vele jonge men
schen daar voor 't leven, voor den harden
strjjd om het bestaan werden klaar gemaakt,
waarop de school zelf en het Eiland met
fierheid mogen wijzen. Daar werden en wor
den die jonge menschen niet volgepompt met
feitenkennis en opgeblazen met dingen, die
ze niet begrijpen en in de meeste gevallen
toch ballast voor het practische leven zyo;
maar daar worden goede plannen ontwor
pen, voor een stevig fundament, goed met
gesmede ankers voorzien, opdat het gebouw
sterk naar vaste plannen in elkaar getim
merd en door kunstvaardige hand mooi ge
schilderd eens pry kt als zichtbaar loon van
den arbeid en de toewijding.
De opvoeding der jeugd is een moeilijke
taak, vooral op dat Eiland, omdat men daar
door verschillende godsdienstige richtingen
vaak onnoodige moeilijkheden ondervindt,
maar toch is het een heerlijke taak. Heerlijk
is het, als men later hoort, dat een oud
leerling een behoorlijke plaats in de Maat
schappij heeft weten te veroveren. Ik ont
vang vaak brieven uit verschillende wereld-
deelen; laatst nog een uit Indië van oud
leerlingen. En dat doet zoo goed, als men
dan daarin leest, dat ze nu eerst zien, welke
waarde de gegeven terechtwijzingen voor
het leven hebben; het doet zoo goed, als men
dan uit dat schrijven kan opmaken, dat het
brave, flinke, bruikbare leden van de Maat
schappij zÜn geworden. Dat verzoet alle leed.
Dat is en moet de belooning zijn voor een
paedagoog. En dat ook het doceerend perso
neel dier Ambachtsschool ook zulke brieven
ontvangt, daarvan ben ik wel overtuigd, en
dat dan zulke brieven ook een vergoeding
zijn voor zooveel moeite en inspanning,
daaraan is wel niet te twijfelen. Ik zou haast
kunnen zeggen, zulke brieven zijn een stil
zwijgende verontschuldiging voor alle leed,
want dat de weg der Ambachtsschool-leeraren'
ook niet altyd met rozen is bezaaid dat weten
wij hier maar al te goed.
Het bestuur, voor zfin kranig werk, roep
ik van uit de verte toe: Ad muitos annos!
Nog vele jaren, tot heil der jeugd, tot groei
en bloei van de school en tot welzijn van
het Eiland!
Den Directeur, eens mijn vriend, van over
de kloof toch nog een stevigen, vriendelijken
handdruk, met den wensch en de bede, dat
hij nog vele, vele jongelieden moge opleiden
tot flinke, deugdzame menschenen de Aller
hoogste geve hem de kracht en den moed
nog een lange reeks van jaren zijn moeilijk
en verantwoordingsvol ambt, te midden der
lieve jeugd, in den kring zijner lieve familie
en bijgestaan door een flink personeel te
mogen vervullen.
De HH. leeraren herinner ik aan de spreuk:
„Die met tranen zaaien, zullen met gejuich
maaien."
De geachte voorzitter zeide in zijn rede,
dat de Vereeniging geen gedenkboek uit
geven kon, en dat is wel jammer. Maar dit
tot troost: Die een gedenkteeken krijgt ver
dient het niet, en die er een verdient, die
krfjgt het niet. Toch hoop ik bij gelegenheid,
als de drukte wat voorby is, in dit blad het
nut en de strekking van het Nijverheids
onderwijs wat nader toe te lichten, en te
trachten, de vooroordeelen weg te nemen, en
tevens, aan de hand van het mij ter beschik
king staande materiaal, de Ambachtsschool
te Middelharnis in haar volle licht te laten
schitteren.
Ik sluit voorloopig, met den wensch en
de bede, God zegene de Ambachtsschool, en
geleide haar, al is het ook door soms moei
lijke en donkere wegen, tot die hoogte,
waarop zulk een school behoort te staan,
door iedereen gezien, geacht en geëerd.
H. Dr. v. O.
vieren werd een badstoel gehuurd, de kinderen
gingen spelen aan het strand, trokken de kousen
uit en plasten in het water; de ouderen zaten te
praten en uit hun eetvoorraad te putten.
Dan kwamen potverteersters van een kaart-
partijtje, zanggezelschappen of kerkbesturen, die
hun,dagje buiten hielden. Zelden had het Kurhaus
er groot voordeel van; de meesten brachten hun
provisies mee; ten hoogste werd een kopje koffie
besteld, waarbij men zijn boterhammen at, de
heeren namen soms een borreltje en de dames een
glaasje rood of spuitwater.
Het dienstpersoneel was op twee kelners terug
gebracht en deze hadden nog haast niets te doen
dan van de zaal naar het terras te slenteren, met
het servet op den rug of zwaaiend in de hand.
In den vacantietijd werd het wat beter, dan
kwamen families, die graag op een koopje aan zee
wilden zijn, over met kinderen en meiden zelfs,
doch dan regende het gewoonlijk dag aan dag;
nu echter in de heerlijke, zonnige maand Juni
was het er op vollen middag stil als in een woestijn.
Een der stoelen was verhuurd, daarin zat het
ongelukkige Jansje. Haar zuster won het dubbeltje
van den anderen stoel uit, door in het zand naast
haar te zitten; zij was druk aan het haken van
een ster voor een sprei, haar groote strandstoel
lag naast haar-in het zand en een dikke, maar
niet lange vlecht, van kroes bruin haar, viel op
haar rug.
Frank was met zijn schetsboek in de hand lang
zaam van het hotel gedrenteld; hij zag de krukken
bij de stoelen liggen en begreep dat de beide kur-
gastjes nu van de zee genoten.
Zonder dat zij hem opmerkten, kwam hij tot
achter de stoelen en hoorde het gesprek der beide
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Kloven, ontvellingen, schrammen
en andere huidverwondingen ver
zacht en geneest men snel met
Doos 30 en 60 ct.
Voor huis en hof.
Een praatje over Onkruid.
In het begin van September begint het er in
vele tuinen een weinig troosteloos uit te zien
en menigeen die met ijver en liefde zijn tuin of
kinderen.
„Ajakkes," zeide de schelle stem van het bo
cheltje, „ik vind het niets prettig aan zee. Het
waait er altijd en je krijgt je oogen vol zand."
„Maar lieveling! We zijn toch gekomen om aan
zee te zitten."
„O ja, je dweept met de zee, maar ik vind er
niets aan; ik loop nog liever bij ons op de gracht."
„Vooral als 't er zoo naar rozen ruikt."
„En hier ruikt het naar visch, dat komt op het
zelfde neer. Ik wou dat we weer thuis waren; ik
kan niet slapen in die benauwde bedstee, met ons
tweeën; in 't badhotel is 't zeker veel beter, maar
dat kost in één dag meer dan bij Krijns in de week.
Als hij nu maar wat had willen afdokken."
„Ja, dat kan je begrijpen."
„Hij zag mij liever dood. Dan was hij van mij
af en jij ookl Wat zou je doen, Roos, als je niet
meer met mij opgescheept zat?"
„Och foei! praat toch niet zoo, Jans! Je weet,
ik mag het niet hooren."
„Heb je hier pret?"
„Ik? Ja, dol! Ik griezel als ik denk aan huis!"
„En je bent van nacht niet in bed geweest."
„Maar ik heb heerlijk geslapen op den stoel."
„Dat komt er van als men gezond is. Dan kan
men tegen alles, dan kan men een stootje velen.
Maar zoo'n misbaksel als ik ben."
„Och Jans, ik wou dat je eens ophield met altijd
zoo op jezelf te schelden. Dat is nu éénmaal zoo
en niet anders. Onze Lieve Heer heeft het gewild."
„Onze Lieve Heer! Waarom heeft hij 't juist
aan mij gewild? Dat is niets mooi, en dat vind
ik niets aardig. Jij bent zoo mooi dat iedereen je
aankijkt en mij kijken ze ook aan en denken bij
zichzelf: Wat een monster! Een bult op krukken.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
geen vertrouwen,
dat wij gedurende meer dan
anderhalve eeuw en in steeds
toenemende mate tabak vervaar
digen en daarmede voorzien, een
steeds grooter wordend aantal
rookers 5
door een product
te leveren dat door zijn kwaliteit
voldoet aan de hoogste eischen
was het mogelijk, onze positie
175 jaren lang te handhaven
en gestadig te versterken.
zullen de geur
en smaak van onze tabakken ten
Volle bevredigen.
„Tfipdaab van qeumne, tabak!
Echte Friesche HEEREN-BAAI
%)anaf50ctp.1/2pd20 ctp.ons, lOctp. '^ons
N.V. Douwt Egberts Tabaksfabrieken Joure-Utrecht
Amsterdam-dea Haag. - Opgericht 1753.
tuintje tot heden heeft bewerkt, vindt het nu
welletjes, de werkzaamheden worden alleen
beperkt tot het oogsten hetgeen nog aanwezig
is en daarmee is voor hen alles uit. De gevolgen
blijven niet uit en wat voor kort nog het oog
bekoorde, verandert in korten tijd in een halve
wildernis. Het onkruid dat door de voort
durende zorgen was onderdrukt, zoowel door
de activiteit van den verzorger als door de
gekweekte groenten, toen deze hun vólle ont
wikkeling hadden, krijgt nu de kans en laat
deze kans niet onbenut ontglippen.
Onkruid groeit onder vrijwel alle omstandig-
Kromme Jans! zooals de jongens aan de gracht
me noemen en moet ik dat nu prettig vinden,
alleen omdat Onze Lieve Heer het goed vond
juist mij zoo en duizend andere menschen recht
van lijf en leden te maken?"
„Maar je zou veel kalmer en gelukkiger zijn als
je eenvoudig je onderwierp aan je lot, dat heel
treurig is, zeker, maar daar kan niemand wat aan
veranderen. Ik verzeker je, ik was duizendmaal
liever in jou plaats."
„Dat kan je makkelijk zeggen."
„Maar ik meen 't gerust, hoor! Me dunkt, ik
zou er veel beter tegen kunnen. Ik had dan stellig
nog zoo'n plezier in alles. De zon is toch altijd
even mooi, of ik recht of krom ben. De hemel is
altijd even blauw en die zee zingt zoo verrukkelijk
nacht en dag. Daar zou ik altijd naar kijken of
ik zou mij bezighouden zooveel ik kon."
„Je moest in mijn plaats een dagje wezen, dan
zou je den lust in al die mooie dingen ook vergaan,
't Zal mijn zorg zijn wat voor kleur de boomen
hebben en hoe de zee er uitziet, 't Eenige waar ik
om geef, is goed eten te hebben en 's nachts lekker
te liggen. Maar dat vind ik hier niet en thuis
ook niet."
„Kon ik je dat toch bezorgen! Maar je ziet wat
een bedroefd beetje ik verdiend heb van den winter
met laat opblijven en vroeg opstaan; maar als
deze sprei klaar is, krijg ik er stellig 20,voor
en dan krijg je wat lekkers."
„Twintig gulden en daar gaat het katoen nog af!
Dat is dadelijk op! Waren wij ten minste maar
rijk, dan had ik ten minste nog eenige vergoeding
van mijn ongelukkige figuur!"
Rose-Marie zuchtte.
„Kon ik 't door wenschen maar worden, Jans!
heden en zoodra onze zorgen ook maar een
oogenblik verslappen, neemt het de kans waar.
In weinig tijd hebben de kwijnende onkruid
plantjes zich niet alleen in aantal belangrijk
vermeerderd, doch een groot percentage schiet
in het zaad en het kwaad is geschied]'de tuin
is bezaaid met een groote hoeveelheid van
allerlei onkuidzaadjes. De wrange vruchten
van onze zorgeloosheid plukken wc het vol
gende jaar als de tuin weer geheel efa al bezet
blijkt met duizenden onkruidjes, ondanks al de
moeiten die we ons tot aan September hebben
getroost, en we vinden dat al onze zorgen al
Zie zoo, weer een sterretje af, dat gaat toch gauw.
Heb je geen trek wat te breien of tc haken?"
„Dank je wel. Ik ben voor mijn pleizier uit
zegge voor mijn pleizier en maak me niet
zenuwachtig met dat gefriemel, 't geeft toch niets
of ik zoo wat knoei."
„Maar als je eens zorgde voor onze kousen. Dan
hoef ik het niet te doen, en je neemt mij werk
uit de hand!"
„'t Zou ook wat! Ik werk niet; ik dank er feeste
lijk voor. Na zoo'n ellendigen nacht ben ik veel
miserabeler en dan zou die zeelucht mij beter
maken? Ik geloof er niets van. Zeg Roos! die
mijnheer, die mij toen geholpen heeft en die jou
zoo aankeek, heb je dien niet meer gezien?"
„Neen Jans!"
„Heusch niet?"
„Zeker niet! Waarom zou ik er om jokken?"
„Zou hij in 't hotel logeeren?"
„Ik weet het niet; misschien kwam hij hier maar
voor een dagje."
„Dat geloof ik niet. Hij had een groot valies
bij zich."
„Daar heb ik niet eens naar gekeken."
„Ik vond hem erg knap. Jij niet?"
„Hij was heel vriendelijk."
„Omdat hij je zoo aankeek?"
„Neen, omdat hij je droeg!" v
„Dat deed hij alleen om jou!"
„Medelijden! Daar heb je 't. Dat is 't eenige,
wat ik opwek; vind je dat zoo prettig? Ik vind
het vreeselijk, ellendig. Ik wou dat ik dood was,
want dan hadden ze eindelijk geen medelijden
meer met mij en zeiden dan: Gelukkig!"
(Wordt vervolgd