Hare Majesteit de Koningin-Moeder
Predikbeurten.
GiriBORfTS
flfANOL
'S STUDIE-WATERVERF
Het Beste!
aar in eiken boekhandel.
WOENSDAG
1 AUGUSTUS 1928
(1858—1879—1928).
DWAALLICHTEN.
Transpirerende Voeten
DE RIJKSTE MAN IN ZWEDEN IS EEN
HOLLANDER.
„Dagens Nyheter" te Stockholm geeft een
groot speciaal nummer uit over Nederland»
„Dagens Nyheter", het eerste liberale dag
blad van Stockholm, tevens het grootste van
Zweden, zoowel wat oplage als advertenties
en technische inrichting betreft, heeft naar
aanleiding van de opening der Olympische
Spelen zijn geheele in meerdere kleuren
artistiek bewerkte Zon dag-bijlage van den 22
dezer gewijd aan Nederland en de relaties
tusschen ZwedeD en Holland. Het nummer,
dat 24 bladzijden groot is, bevat omtrent
vijftien artikelen en ongeveer 100 illustraties,
daaronder een aantal teekeniDgen van Zwe-
den's beste levende kunstenaars op dit ge
bied: Torsten Schonberg, Eigil Schwab en
Hjalmer Straat.
Onder de artikelen komen voor: schilde
ringen van Amsterdam, de Hollandsche
provincie, alsook beschrijvingen van industrie
en visscherij. Een aardig opstel over Konin
gin Wilhelmina heeft den titel gekregen „De
Koningin van den Haag en Abisko" een toe
spelling op de liefde der Koningin voor het
Zweedsche gebergte, een liefde, die in Zweden
zeer op prijs gesteld wordt. De vooraan
staande kunstcriticus doctor Tor Hedberg
schrijft over de Oud-Hollandsche kunst en
een lang artikel, met den titel „Holland's
veroverde provinciën" behandelt de merk
waardige drooglegging der Zuiderzee.
Een paar artikelen houden zich bezig met
de groote sportgebeurtenis te Amsterdam;
zoo schrijft een der meest betrouwbare sport-
kenners van Zweden, de heer Erik Bergvall,
chef van het Stadion te Stockholm, over de
Hollanders als sportslieden en na een be
schouwing van de kansen der verschillende
naties houdt hij het voor waarschijnlijk, dat
Nederland de tweede plaats zal veroveren.
Van groot interesse voor het Nederlandsch
publiek is een artikel over de Hollanders in
Zweden, waaruit o a. blijkt, dat de rijkste
persoon in het land, de Heer Arend Versteegh,
Hollander is. Een in Nederland wonende
Zweedsche dame, Mevrouw Else Almquist,
draagt bij met een paar sympathieke artikelen
over Hollandsch familieleven en houdt zich
in het bijzonder op bij het in Zweden geheel
onbekende feest, Sinterklaasavond.
Ten slotte heeft „Dagens Nyheter" door
de Vereeniging „Nederland in den Vreemde"
een novelle verworven van den pseudonym
Hendrik van Grave.
Zondag 29 Jnlf 1928.
NEDERLANDSCH HERVORMDE KERK.
Middelham is, vm. en 'sav. ds. Den Oudsten
uit Elburg.
Sommelsdijk, vm. en'sav.(Doop)ds. v. Ameide!
Dirksland, 'sav. ds. v. d. Wal.
Herkingen, vm. en 'sav. dhr. Van Ieperen.
Melissant, nm. ds. Van der Wal uit Dirksland.
Stellendam, vm. ds. Van der Wal uit Dirksland
en 's av. dhr. Bouman.
Goedereede, 'sav. ds. Van der Zee.
Ouddorp, vm. leeskerk en. nm.ds. Van der Zee.
Nieuwe Tonge, geen dienst.
Oude Tonge, geen dienst.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. dhr. Mekenkamp
uit Harderwijk.
Langstraat, vm. en 's av. dhr. Vetter.
Den Bommel, vni.ds. v.d. Zee en'sav. leeskerk.
Stad aan 't Haringvliet, vm. ds. Polhugs en 'a av.
leeskerk.
GEREFORMEERDE KERK.
Middelharnis, vm. en 'sav.ds Steenblok uit Lopik
Stellendam, vm. en 'sav. dhr. Schippers, cand.
Ouddorp, vm. en nm. ds. Diemer.
Ooltgensplaat, vm. en 'sav. ds. de Lange.
Den Bommel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma,
Stad a. 't Haringvliet, vm.en'sav. ds.de Graaf.
Hellevoetsluis, 'sav. ds. Westerhuijs.
Nieuw-Helvoet, vm. ds. Westerhuijs.
OUD-GEREFORMEERDE GEMEENTE.
Stad aan 't Haringvliet, vm.,nm.en 'sav.leeskerk
GEREFORMEERDE GEMEENTEN.
Middelharnis, vm. en 's av. leeskerk.
Dirksland, vm. en 'sav. ds. De Blois.
Herkingen, vm., en 'sav. leeskerk.
Ouddorp. vm. en 'sav. leeskerk.
zich met de
ndbouwzaad-,
nenafdeeling
oo noodig de
ich kan nemen.
- per week.
chreven brie-
ARENS,
Zaadteelt
ERT IN
luctrrasM
LAAT NIET LOS
Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaren.
Prijs per kwartaal f 1,—
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
10E JAARGANG. - N°. 76
Een dubbele feestdag, gelijk de Koningin-
Moeder op het punt staat te herdenken,
mag een zeldzaamheid heeten. Dubbele feest
dag dan ook, die niet geheel gelijktijdig valt.
Op 2 Augustus 1928 bereikt zij den zeven
tigjarigen leeftijd, en op 7 Januari 1929 zal
het een halve eeuw geleden zijn, dat Haar
huwelgk met Koning Willem III in de Slot
kapel te Arolsen werd voltrokken, en Haar
tot Nederlandsche maakte. Het spreekt van
zelf, dat uit algemeen oogpunt deze laatste
feestdag de verreweg meest belangrijke is,
en begrijpelgk is daarom de wensch, dooi
de Koningin-Moeder zelve geuit, dat open
baar feestbetoon na dien datum zal worden
verplaatst. Maar de hartelijkheid, waarmede
men zich overal in Nederland opmaakt reeds
dadelijk dien 70sten verjaardag te herdenken,
een mijlpaal nu eenmaal geacht in het leven
van eiken man en elke vrouw, die dezen
leeftijd mag bereiken, spreekt boekdoelen,
en ontneemt daaraan iets van het meer par
ticulier karakter, dat een dergelijke feestdag
voor minder hoog geplaatsten in zich bergt.
Die spontane belangstelling en toewijding
is begrijpelijk. "Want, hoezeer de weg van
de Koningin-Moeder in Nederland niet over
rozen is gegaan, hoezeer zij moeilijkheden
heeft moeten oplossen van groote beteeke-
nis van Haar persoonlijkheid is zooveel
zonneschijn, zooveel echte en eerlijke warmte
uitgegaan, dat deze van den aanvang af ge
leefd heeft in de harten van het Nederland
sche volk. Nauwelgks had zy den voet op
Nederlandschen bodem gezet, of Prins Hen
drik, die een zoo groote plaats in Nederland
innam, kwam onverwacht te overlijden, en
nog was het jaar 1879 niet teneinde of uit
ParQs kwam de ontroerende tg ding, dat de
Prins van Oranje was gestorven. Wel bleef
den Koning nog zijn zoon Alexander over,
maar men kende zijn zwakke gezondheid
en men voorspelde hem geen lang leven.
Door als jong meisje de hand te reiken aan
Koning Willem III, verlevendigde de toen
malige Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont
de in Nederland bijna gestorven hoop; ont
nam zij aan de bepalingen in de Grondwet
betreffende de troonopvolging, ingewikkeld
als zij waren, een groot deel van haar be-
teekenis. En toen den 31 Augustus 1880
Prinses Wilhelmina werd geboren, was er
feest in Den Haag en feest door het geheele
land, ongeacht, dat men wellicht liever een
mannelijk troonopvolger had gewenscht. De
beteekenis van de geboorte van dit Konings
kind werd verre buiten de grenzen van ons
land erkend, en kwam in nog helderder licht
te staan toen, nauwelijks vier jaren later,
de Koning nog eens den zwaren gang naar
Delft had te gaan om ook Prins Alexander
te begraven. Inderdaad, de verkilling, die
zich, tengevolge van de omstandigheden, om
ons Vorstenhuis had voltrokken, werd door
de verschijning van Koningin Emma weg
gevaagd. Wie herinnert zich niet den indruk,
dien zjj maakte by haar intrede te 's-Graven-
hage, bij haar offieieele ontvangst te Amster
dam. Het is begrijpelijk, dat zij zich, ge
makkelijker wellicht dan een Prinses, op
gevoed aan een groot en praal vol Hof, bij
ons kon thuis gevoelen. De Oraoje's die den
FEUILLETON.
E. WERNER
VERTALING VAN HERM1NA.
(Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE.)
85)
Hij stond op, om de beide heeren tot aan de
deur uitgeleide te doen, terwijl de vorst achter
bleef. De armen over elkander geslagen, stond hij
bij den haard en staarde in het vuur, waarbij zijn
gelaat een uitdrukking had, weinig in overeen
stemming met den overmoed, dien hij nog zoo
even aan den dag had gelegd. Ernstig, zelfs somber
tuurde hij in de flikkerende vlammen, en de scha
duw wilde nog niet uit zijne anders zoo zonnige
oogen wijken. Egon scheen geheel vergeten te
hebben, dat Stadinger bij hem was; eerst toen
deze door een kuchje zijne aanwezigheid kenbaar
maakte, zag hij op.
„O, zijt gij daar nog? Groet Louis van mij en
zeg hem, dat ik morgen zelf weer eens naar hem
zal komen kijken. Afscheid behoeven we nog niet
te nemen, daar ge onderwijl nog hier blijft. Ge
hebt zeker niet gedacht, dat 't zoo vroolijk bij
ons toegaat? Ja, men neemt het leven maar luch
tig op, ais men zich eiken dag gereed moet houden
't te verliezen."
De oude man stond voor zijn jongen meester
en zag hem vorschend aan. Nu zeide hij halfluid;
Koningskroon hebben gedragen, hebben nooit
vergeten, dat hun voorvaderen Stadhouders
waren, die zich bij voorkeur dienaren van
de Staten-Generaal, vertegenwoordigers van
de natie, noemden. Zy hebben den Konink
lijken luister, waar noodig, niet geschuwd,
maar van een praalrijk Hof heeft men ten
onzent nooit kunnen spreken, en zulk een
praalrjjk Hof zou ook, geheel anders dan
bij Zuidelijke volken, by ons geen ingang
hebben gevonden.
Er was meer, toen 7 Januari 1S79 Ko
ningin Emma aan Koning Willem III de
hand reikte, dat Waldeck-Pyrmont en Oranje-
Nassau verbond. Beide zijn oude en histo-
rierijke geslachten. Beide zijn geslachten,
door den loop der eeuwen gesplitst naar
verschillende takken, die verschillende na
men te dragen hebben gekregen. Meer dan
een Voorvader van de Koningin-Moeder heeft
zich in Nederlandschen dienst onderscheiden
daar is een Graaf van Waldeck, die in 1638
bjj Wouw sneuvelde; daar is een Graaf van
Waldeck, die in 1645 streed in Vlaanderen,
en daar zijn er, die dienden onder Frederik
Hender ik en onder Willem III.
Een Vorst van Waldeck maakte als veld
maarschalk van het Staatsche leger den
Oostenrijkschen Successie-oorlog in Vlaan
deren mede. Maar toch, de nauwste banden,
die een der Voorvaderen van de Koningin-
Moeder aan Nederland bonden, zijn wel gelegd
door Georg Friedrich, Graaf van Waldeck,
die aan de zijde van Koning-Stadhouder
Willem III heeft geleefd en gestreden. Willem
III waardeerde hem in booge mate, en dat
is wel in het bgzonder gebleken by zijn over
lijden, toen deze Oranje, weinig gewoon om
woorden van lof te uiten, deze aan Georg
Friedrich zeker niet onthield. Zoowel op
staatkundig als op militair gebied heeft deze
Waldeck zich in hooge mate onderscheiden,
en indien Willem III een medewerker heeft
gevonden, die de plannen van den tóenmaligen
Franschen Koning verydelde, dan is het wel
Waldeck geweest. Dergelijke dingen komen
naarvoren op het oogenblik, dat een nazaat
zich verbindt aan het land dat hij diende,
maar toch is het helaas nog onbekend
Men mag aannemen, dat de verbintenis
tusschen Koning Willem III en Prinses
Emma van Waldeck-Pyrmont ook in Duitsch-
land, en zeker in Waldeck, met groote belang
stelling en ingenomenheid werd gezien. Op
1 October 1878 verscheen in het bijzonder
nummer van de Staatscourant, waarin de
Koning mededeeling van zijn voornemen
deed. Koningin Emma was in den kring der
Waldeck's eenvoudig opgevoed; men zou
Haar ook in dat opzicht kunnen vergelijken
met Carmen Sylva; de begaafde latere Konin
gin van Roemenië, haar als Prinses von Wied
na verwant, welk verwantschap ook in het
uiterlijk is terug te vinden. Zij heeft reeds
vroeg de weldadigheid en liefdadigheid ver
raden, die haar zooveel rozen heeft doen
strooien op het pad van anderen.
Van het leven van Koningin Emma aan
de zijde van Koning Wilem III valt uiteraard
niet veel te zeggen. Een groot deel van dien
tyd werd in beslag genomen door de zorg
voor en de opvoeding van Koningin Wilhel
mina. Want, al leefde de Koning nog en ai
genoot hij in het algemeen een goede gezond
heid, toch stond wel toen reeds vast, dat zijn
dochter op jongen leeftyd zou worden geroe
pen tot den troon, en dat dus geheel hare
opvoeding erop diende ingericht om haar voor
die hooge waardigheid te bestemmen. Het
is, in het by zonder in de dagen van 1901,
bij het huwelijk van de Koningin, uit menig
geschrift gebleken hoe groot en regelmatig
de belangstelling was, die Koningin Emma
toonde voor de opvoeding van haar dochter;
hoe zij zelf het programma niet slechts op
stelde, maar ook leidde en de uitvoering
ervan gadesloeg. Later, tegeiyk Regentes en
Voogdes geworden, zou dit nog sterker spre
ken, maar reeds toen werd de grondslag
gelegd voor de banden, die Koningin Emma
gedurende geheel de opvoeding van haar doch
ter hebben gebonden met de leeraren en lee-
raressen, tot deze eervolle, maar moeilijke
k geroepen. Nauwelijks tien jaren ge
trouwd, bleek wel, dat de Koningin een nog
moeilgker taak zou hebben te vervullen. In
de zitting van de Tweede Kamer van 26 Maart
1889 moest de Regeering ertoe overgaan om
de grondwettelgk voorgeschreven mededee
ling te doen, dat de Ministers, in Raad ver-
lerd, den Koning buiten staat hadden
bevonden de Regeering waar te nemen. Aan
het, door het advies van den Raad van State
bekrachtigd besluit, behoefde echter toen
geen uitvoering te worden gegeven, aangezien
een tijdelijke, onverwachte verbetering in
den gezondheidstoestand van den Koning
zich voordeed, die tengevolge had dat de reeds
in het Groothertogdom Luxemburg opgetre
den Regent, Hertog Adolf van Nassau, weer
spoedig naar zgne Nassausche bezittingen
terugkeerde. Maar toch, op 29 October 1890
moest wel tot eene beslissing in den aan
vankelijk gedachten zin worden overgegaan.
Koningin Emma werd tot Koningin-Regentes
benoemd; nauwelijks had zij, op 20 November
d.a.v. het Regentschap aanvaard., of de Koning
kwam, op 23 November, te overlijden, en
tengevolge daarvan had reeds op 9 December
1890 haar beëediging als Regentes en Voogdes
gelijktijdig plaats. Het waren sombere plech
tigheden, die zich voltrokken, en de jonge
Koningin, die uiteraard den ernst des levens
reeds had leeren kennen, toonde zich door
de waardigheid, waarmede zij in die dagen
optrad, geheel voor haar moeilijke taak be
rekend. Er moet warmte geklonken hebben
in de stem van den President der Eerste
Kamer, die op sobere, maar welsprekende
wijze de Grondwetteiyke formaliteiten vol
trok, bij die gelegenheid op zijn schouders
gelegd. Warmte, die werd ingegeven door
het bewustzijn, dat Koningin-Emma zou zijn
een goede Regentes, van wie het Nederland
sche volk met dankbaarheid heeft afscheid
genomen.
En inderdaad, die verwachtingen, zij zyn
tenvolle vervuld. Van 23 November 1890 tot
31 Augustus 1898, nog niet tenvolle acht
jaren heeft Koningin Emma het Regentschap
gevoerd, maar zij heeft een onuitwischbaren
indruk in Nederland achtergelaten. Al reeds
dadelgk daarom, wyi zy met een zeldzame
tact en een nog sprekender fijn gevoel zicb-
zelve, waar mogeiyk, op den achtergrond
plaatste, en telken male deed gevoelen, dat
zij daar stond als plaatsvervangster van de
jonge Koningin, niet als Koningin zelve.
Wanneer de omstandigheden het maar
„Ja, vroolijk waren de heeren wel en Uwe Hoog
heid was de vroolijkste van allen; maar recht
opgeruimd en tevreden zijt ge toch niet!"
„Ik niet? Hoe komt 't je in de gedachte? Waar
om zou ik dat niet zijn?"
„Ik weet 't niet, maar ik merk 't toch wel
hield Stadinger vol. „Als Uwe Hoogheid anders
van Furstenstein kwaamt of op Rodeck met mijn
heer Rojanow alles op stelten deedt rijden, zaagt
gij er geheel anders uit en lachtet ge ook geheel
anders, en toen ge daar zoo even in het vuur stondt
te kijken, was 't alsof Uwe Hoogheid iets zwaars
op het hart drukte."
„Blijf mij van het lijf met je opmerkingen en
bevindingen!" riep Egon knorrig, wien zijn oude
„boschgeest" weer het vuur voor de schenen
wierp. „Denkt ge soms, dat wij altijd zoo uitge
laten zijn? Als men dat bloedige oorlogsspel onop
houdelijk voor oogen heeft, komen er ook wel eens
ernstige gedachten in iemands ziel op."
Hiertegen viel niets in te brengen en Stadinger
zweeg dan ook; maar om den tuin leiden liet hij
zich niet. Hij wist best, dat er aan zijn jonge Hoog
heid het een of ander haperde en dat zich achter die
overmoedige stemming iets anders verborg. Nu
trad luitenant Waldorf weer binnen, maar liet
de deur achter zich open.
„Kom maar binnen!" riep hij iemand toe, die
buiten stond. „Daar is een ordonnans van het zeven
de regiment met een metding. Nu, ordonnans, hoort
ge niet? Ge moet binnenkomen!"
Het bevel werd op zeer ongeduldigen toon her
haald. De soldaat, die al op den .drempel stond,
had hier geaarzeld en was zelfs eensklaps achter
uitgeweken, alsof hij zich weer in de duisternis
wilde terugtrekken. Nu gehoorzaamde hij; maar
eenigszins mogeiyk maakten, kwam zij niet
alleen, maar steeds vergezeld van Koningin
Wilhelmina, en ook dan, wanneer de leeftijd
van Koningin "Wilhelmina het noodzakelijk
maakte, dat zy afwezig was, liet de Koningin-
Regentes steeds doorschemeren, dat zy zich
als bewaarster van het Koninlgk gezag, niet
als uitoefenster daarvan beschouwde. Zij
kreeg in de acht jaren, die verliepen, moei
lijke staatkundige vraagstukken op te los
sen; zij werd geplaatst voor zuiver constitu
tioneels verhoudingen, die haar, dochter
van Duitsch Vorstendom, na met Pruisen
verwant, wel vreemd moeten hebben geleken
In die jaren toch is gestreden de felle strgd
om het kiesrecht; zijn Tak's voorstellen ver
worpen, en zijn Ministeriën als die van Roëll
en Pierson opgetreden. In die jaren ook be
gon zich het democratisch beginsel baan te
breken, en dit geschiedde bier te lande, gelijk
het wel overal geschied is, niet dan nadat
harde en bittere woorden van weerszgden
waren gevallen en vrienden, die bestemd
schenen voor het leven vrienden te biyven,
van elkander waren verwgderd. De Koningin-
Regentes is in alle die omstandigheden den
eenig juisten weg, den zuiver constitu-
tioneelen, gegaan. Wie ook over het Regent
schap van onze tegenwoordige Koningin-
Moeder schrijft, en tot welke partij hij of zy
behoort, doet dit met de volledige erkenning,
dat de constitutioneele beginselen door haar
zijn in acht genomen, en dat lijkt gemak
kelijker dan het is. Het kwam daarbij waar-
lgk niet steeds op negatieve, maar ook op
zuiver positieve beginselen aan. Het zal haar
niet altijd gemakkelijk gevallen zyn om die
te volgenzij zal haar eigen meening gehad
hebben over de aanhangige vraagstukken en
over de beste wyze om deze op te lossen
van een Koningin, die zoozeer de constitu
tioneele begrippen in het oog hield, valt niet
anders te verwachten. Maar welke meening
zij moge hebben gehad, het is naar buiten
niet gebleken, en eigeniyk tast de openbare
meening te dien aanzien nog steeds in het
duister.
hij kwam niet verder dan de deur, zoodat zijn aan
gezicht in de schaduw bleef.
„Komt ge van de voorposten ginds bij den Ka-
pellenberg?" vroeg Waldorf.
„Ja, luitenanti"
Egon, die zich onverschillig had omgewend,
ontstelde bij het geluid van die stem. Hij deed
haastig een stap voorwaarts en bleef toen staan,
alsof hij zich op eens bedacht, maar vestigde de
oogen bijna met een uitdrukking van ontzetting
op den spreker, 't Was, zoover men in het half
donker kon onderscheiden, een nog jong en rijzig
militair, in den groven mantel van den gemeen
soldaat, den helm op het kort afgesneden zwarte
haar. Hij stond kaarsrecht en onbeweeglijk en
bracht op de hem voorgeschreven wijs zijne bood
schap over. Alleen had zijn stem een wonderlijk
doffen, half gesmoorden klank.
„Van kapitein Salfeld!" berichtte hij. „Wij heb
ben een verdacht persoon aangehouden, als boer
verkleed, maar waarschijnlijk van het ontzettings-
leger, dat de vesting wilde binnensluipen. Wat hij
schriftelijks bij zich had
„Kom toch wat naderbij!" beval Waldorf ver
stoord. „Men kan je nauwelijks verstaan."
De soldaat gehoorzaamde en trad op de officie
ren toe. Het licht viel nu helder en scherp op zijne
gelaatstrekken; maar dat gelaat was vaalbleek.
De tanden waren op elkander gedrukt en de oog
leden bleven neergeslagen.
Egon's hand omklemde krampachtig het gevest
van zijn degen; met geweld weerhield hij den
onstuimigen uitroep, die hem op de tong brandde,
terwijl Stadinger met opengespalkte oogen den
man aanstaarde, die nu voortging:
„Wat hij schriftelijks bij zich had, was niet van
INGEZONDEN MEDEDEELING.
en transpireerende handen en oksels moet men
behandelen met Purol-Strooipoeder, zijnde de
meest afdoende poeder daarvoor. In bussen
van 60 ct. en 1 gld. Bij Apoth. en Drogisten
De groote tact, die de Koningin-Moeder
toonde, kwam ook op andere wijze duidelijk
tot uiting. Men kan niet geheel de juistheid
ontkennen van wat Prof. Dr. H. Brugmans
in 1923 bij het zilveren Regeeringsjubileum
van de Koningin schreef, dat bij het over
lijden van den Koning de band tusschen
Nederland en Oranje wat losser was gewor
den. Niet omdat de gevoelens, die in de
natie leefden, waren gewijzigd, maar omdat
de Koning, mede tengevolge van de politieke
gebeurtenissen der laatste tientallen van
jaren, zich meer en meer op den achtergrond
had gehouden. Tal van deelen des lands had
den den Souverein niet meer in hun midden
gezien, en zelfs een centraal gelegen centrum
als Utrecht had sedert een lange reeks van
jaren geen Koninklijk bezoek meer genoten.
De Koningin-Moeder, die nog als Koningin
twee bezoeken aan Luxemburg bracht, waar
van zij Groothertogin was, heeft terecht
dat met dezen toestand diende te
worden gebroken. Het programma van de
opvoeding van Koningin Wilhelmina was
waarlijk reeds zwaar beladen genoeg, maar
toch heeft zy kans gezien om, zonder dat de
studiën onnoodig werden onderbroken, be
zoeken te brengen overal. Toen op 31 Augus
tus 1898 Koningin Wilhelmina hetKonink-
lyk gezag in handen nam, kende geheel haar
volk haar, en zeldzaam waren degenen onder
het volk, die niet de gelegenheid hadden
gehad haar zelfs van aangezicht tot aange?
zicht te leeren kennen.
Reeds dadeiyk, bij het eerste openbaar
bezoek aan de hoofdstad, dat van 26 tot 29
Mei '1891 werd gebracht, trad de kleine
Koningin in het openbaar op bij de eerste
steenlegging van het naar haar genoemde
gasthuis. Volgende jaren werden gewyd niet
sléchts aan reizen naar het buitenland en
aan bezoeken van vreemde Vorsten, maar in
de allereerste plaats aan bezoeken aan deelen
van Nederland. Zoo was het in 1892, dat de
Koninginnen zich begaven naar Leeuwarden,
Sneek en het verder Friesland en vervolgens
naar Groningen. Zoo werd in 1892 de opening
van het Merwedekanaal bijgewoond; een
officieel bezoek aan Haarlem gebracht en in
den grooten familiekring der Oranje's de
gouden bruiloft van den Groothertog en
Groothertogin van Saxen-Weimar-Eisenach
bijgewoond.
Zoo had op 21 September 1893 de groote
plechtigheid van de uitreiking van nieuwe
vaandels op het Malieveld te 'sGravenhage
plaats. Zoo werd in 1894 Zeeland tot in alle
onderdeelen bezocht, en in hetzelfde jaar
gegaan naar Helder, naar Alkmaar en de
Kadettenschool, en naar Breda en de Mili
taire Academie. Zoo werden in 1895 Noord-
Brabant en Limburg bijkans geheel bezocht,
en overal, gelijk bij deze bezoeken gebrui
kelijk, contact gezocht en gevonden met de
bevolking, terwyi in datzelfde jaar de Konin
ginnen persoonlijk uitreikten de onderschei
dingen, die na het gunstig verloop van de
Lombok-expeditie werden gegeven. Mede in
1895 werd geheel de provincie Overijsel be
zocht, waaraan een bezoek aan Drente werd
verbonden. In 1896, het jaar, waarin de
kerkelijke aanneming der Koningin plaats
had, werd Utrecht ter gelegenheid van de
maskerade der studenten bezocht; in 1897
werden bezoeken aan Gouda, Zutphen, Dor
drecht en Arnhem gebracht, terwijl 1898,
het jaar van de inhuldiging van de Koningin,
feesteiykheden te aanschouwen gaf van eiken
aard, en in elk deel des lands. In het bui
tenland vertoonden de Koninginnen zich
vele malen; uitstapjes naar bekende mooie
gedeelten werden ondernomen; bezoeken
werden gebracht aan Duitschland, Engeland,
Frankrijk en elders, doch overal met den
eenvoud, die nu eenmaal een kenmerk is
van Nederland. Men denke over de regelingen,
die in alle deze gevallen te treffen zijn, niet
gering.
Wie de offieieele taal der staatsstukken
weet te beluisteren, zal zich in de proclamatie
van 31 Augustus 1898 van Koningin Wil
helmina herinneren de wel zeer bgzondere
zinsnede, gewijd aan haar Moeder en aan
de wijze waarop deze haar moeilijke taak
had volbracht, zal het verklaarbaar vinden,
dat niet dadeiyk de band tusschen Moeder
en Dochter in het openbaar werd doorgesne
den, en dat beiden samen bleven wonen,
totdat het oogenblik naderde, waarop de
belang, maar bevatte eenige aanwijzingen, die hij
waarschijnlijk mondeling zou aanvullen. De kapi
tein meent, dat als hij in streng verhoor wordt
genomen, men 't misschien wel uit hem zal kunnen
krijgen, en vraagt of hij den gevangene hier afle
veren kan of naar het hoofdkwartier moet sturen?"
Deze melding had niets bijzonders om het lijf.
't Kwam dagelijks voor, dat men verdachte per
sonen oppakte. Het ontzettingsleger trachtte tel
kens weer opnieuw verkeer met de vesting aan te
knoopen en onderhield dit misschien ook inderdaad,
ondanks alle waakzaamheid van de belegeraars;
maar vorst Adelsberg scheen eerst tot adem te
moeten komen, eer hij antwoordde:
„Ik Iaat den kapitein verzoeken, den gevangene
hierheen te sturen. Wij worden binnen twee uur
afgelost en marcheeren recht toe recht aan naar
het hoofdkwartier. Ik neem al het verdere op mij."
,,'t Is te hopen, dat de vent aan het praten is te
krijgen, als hij ernstig onder handen wordt ge
nomen," zeide Waldorf. „Hij zou niet de eerste zijn,
wien het hart in de schoenen zinkt, als men hem
volgens de krijgswet ter dood veroordeelt. Nu, we
zullen zien!"
De soldaat stond nog op zijn ontslag te wachten;
geen spier vertrok op zijn gelaat, maar nog altijd
hield hij de oogen op den grond gevestigd! Egon
had zich thans hersteld; ook van zijn kant nam
hij den schijn aan alsof hij hem niet kende, maar
vroeg kortaf, zooals een meerdere tot zijn onder
geschikte:
„Zijt gij bij het zevende regiment?"
„Ja, luitenanti"
„Je naam?"
„Jozef Tanner!"
„Opgeroepen?"
„Neen, vrijwilliger!"
„Sedert wanneer?"
„Sedert den dertigsten Juli."
„Hebt ge dus den geheelen veldtocht meege
maakt?"
„Ja, luitenanti"
,,'t Is goed. Breng mijn antwoord aan den kapi
tein over."
De soldaat maakte rechtsomkeert en verwijderde
zich. Waldorf, wien dit onderzoek wel eenigszins
verwonderde, maar die overigens geen gewicht
daaraan hechtte, zag hem na en zeide, de schou
ders ophalende:
„Die daar aan den Kapelienberg zijn er het slechts
aan toe. Dag noch nacht rust, onophoudelijk inge
spannen arbeid, en bovendien worden ze nog dik
wijls genoeg als schansgravers geprest. Die arme
drommels werken daar in den stijf bevroren grond,
dat het zweet hen van het voorhoofd en het bloed
hen langs de handen loopt. Dan hebben onze sol
daten 't vrij wat minder erg!"
Hij trad de belendende loods binnen, om aan
een vice-korporaa! de bewaking van den te ver
wachten gevangene op te dragen en hem de noodige
instructies te geven. Egon stiet echter het venster
open en stak het hoofd naar buiten; 't was alsof
hij zou stikken. Nu hoorde hij achter zich de stem
va\ i Stadinger, half gesmoord, maar toch met een
uitdrukking van onverholen schrik:
„Hoogheid I"
„Wat is er?" vroeg hij, zonder zich om te keeren.
„Maar heeft Uwe Hoogheid dan niet gezien
„Wat gezien?"
{Wordt vèïvolgd).