og één
er stout
K
75 ct.
EERSTE BLAD
i
DUT is thans Hollands
anneer ge in een restau-
1 voor de aardigheid eens
hjes Amstel Super Stout,
eitjes staan ziet; en denk
iden gezinnen, die in hun
uper Stout drinken, des
's avonds bij de krant
'OUT is heerlijk van
Middelharnis
IMWEGEN, Ooltgensplaat.
NG
oning
VERKOOPING
Boeren-inspan.
C. VIS J Z. - TEL. 215
SOM MELS DIJK.
Zie de laatste prijzen in mijn étalage.
t
ZATERDAG
3 FEBRUARI 1923
VRIJE BAAN.
Nationale Btnkralglig
Donderdag, OUDDORPFLOHIL
Vrijdag, OUDE TONGEGELUK
IDRAISitlA-vAN-VALKEflBURQ'S-'
j^- A O LEVÉR'
i
5CHJE VOOR PROEF! 1
ndblad 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12 en 15 cent
AH- en SIGARENFABRIEK te Haarlem.
Dning
n met
ren
land,
r gemeen-
DEN BOM-
ite OUDE
ren
and,
nte OUDE
en Oude
DELHAR-
van Mid-
ELSDIJK,
nalaten-
estr. Heer
lvenhage.
jari 1923,
uari 1923
voorin. 10
r te Mid-
JUREN.
Op Maandag 26 Februari 1923,
des voorm. 10 uur te OUDE TOMirE,
aan den Langeweg, ten verzoeke
van Mejuffrouw Wed. P. W. VAN
VUGT, aldaar, van:
paarden, hoornvee,
wagens, Landbouw
werktuigen, enzoo-
voort.
Notaris VAN BUUREN
De echte
uit voorraad leverbaar bij
Ieder vakman en ieder gebruiker
roemt de onverbeterlijke kwaliteit
en afwerking.
per
halfpondspak
ook in ons
en '/a ons pakjes
Prijs per kwartaal. I,
Losse nummers 0,07'
Advertentiën v. I—6 regels 1,20
Elke regel meer. 0,20
Bij contract aanzienlijk kohing.
Dienstaanbiedingen en Diensiauuvlgen
f 1,i>er nlaatsiiig tot een niaxj,uiii
van 10 regels; elke regel meer lpInt.
Dit blad verschijnt iederen Woens
dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt
uitgegeven deor de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voerstraat Middelharnis.
5E JAARGANG. - N°. 26.
HAAGSCHE BRIEVEN.
en giert en huilt en de meesten kunnen niet
meer van de pret over al deze dwaasheid. Op
zichzelf is het een erg kinderlijk en kinderachtig
en onschuldig genoegen, eens een avond niets
te doen dan lachen. Het is zelfs, als het binnen
de grenzen blijft, gezond.
Maar als men het geval ernstig beschouwt,
bedroeft men zich over de mogelijkheid van
iets dergelijks in onzen tijd. Behalve zijn tijd
offert men een rijksdaalder entreegeld voor
,niets. Dada is niets, zeggen de aanhangers,
Het Haagsche leven is den laatsten tij!
zoo druk bezet, dat het aan de eene zijde nie
moei.ijk is een onderwerp voor een beschoul
winkje te vinden, maar dat er aan de anden
zijde moeilijk valt voor iemand, die er midden!
in staat, om den tijd te vinden tot het schrij-Wvil' niets, kan niets. Dat is nu het uiterste,
ven van een rustigen brief. Ik geloof werke-fyaartoe men gekomen is. Het is een soort
lijk, dat er langzamerhand te veel gebeurt in
een stad als de residentie. Het is niet meer bij
te houden. Het is niet meer mogelijk op de
hoogte van alles te blijven van wat er plaats
heeft op het gebied van vermaak en kunst,
en toch nog tijd over te houden om iets te doen
aan de verdieping van je eigen leven. Ons leven
gaat steeds meer in de breedte en steeds min
der in de diepte.
Een verdieping heeft een mensch toch ook
nu en dan noodig, op gevaar af, dat hij anders
een oppervlakkig wezen wordt zonder een vas
ten kern. En nu moet ge toch ook niet zeggen,
dan men dan maar een beetje minder op de
hoogte van zijn tijd moet zijn. Er zijn zonder
twijfel menschen in de wereld voor wie het er
niet zoo erg op aan komt, of ze weten, wat er
te koop is. En misschien zijn ze tot op zekere
hoogte gelukkig en te benijden. Maar wie mid
den in het volle leven staat en staan moet,
omdat zijn werkkring midden in dat leven ligt,
die kan niet achteraan komen of zich niets
aantrekken van wat er rondom hem gebeurt.
De bioscopen komen elke week met schla
gers. Vroeger, een paar jaar geleden, kwam zoo
iets eens in het halve jaar voor. Dan werd er
bizonder reklame gemaakt voor een bepaalde
film, en dan trok half den Haag naar de zaal
waar die werd gegeven. Wanneer nu een bios
coop een schlager aankondigt, gelooft nie
mand het meer. De concurrentie heeft de fabri
kanten en directies gedwongen om steeds nieu
we dingen te bedenken om den smaak van het
publiek te bevredigen, en we zijn nu op een
hoogte, waar ze zelf moeilijk meer bovenuit
kunnen.
Een nieuw vermaak van den laatsten tijd'
is de Dadaïstische avond.
Over dada valt alles>en niets te zeggen. Al
les wat je ervan zegt, is juist en onjuist tege
lijk. Dada is de ontkenning van alles. Het is
de nonsens tot cultus verheven.
Kurt Schwitters, een Duitscher naar het
schijnt, is de profeet, die dit schoons komt
brengen in deze landen. Er wordt valsche mu
ziek gemaakt. Het lied heet bijvoorbeeld de
treurmarsch van een krokodil. Er wordt voor
gedragen en men noemt het de liefdeshistorie
van een fiets. Daarbij kunt ge de begeleiding
godsdienst van het dwaze in al zijn vormen,
et is opzettelijke, welbewuste krankzinnig-
'id.
k zou er niet over schrijven, als het toch
hlisch niet waard was, er een oogenblik bij
stl te staan, omdat het een teeken is van
dtfen tijd en de verwording ervan.
inzen tijd vervalt in alle dingen steeds in
uitïsten. Dat is de groote kwaal van deze
daan. Men kent in geen enkel opzicht beper
king Men laat zich gaan op eiken weg, dien
meilmaar gaan wil.
H't is zonder twijfel moeilijk, te midden van
al cf^e dingen zijn weg te vinden en dien
trour. te blijven volgen tot het eind.
Ik&gjnog dezer dagen voor een kunsthandel
die afflers altijd ernstige schilderijen exposeert
een stik papier hangen, waarop met zwart
krijt an paar groote oogen waren geteekend,
een sart mondwerk en een leelijke neus. An
ders rits. Het was iets, zooals een jongen
van vil of zes jaar gewoonlijk maakt van een
mensclingezicht. Precies zoo leelijk en onbe-
holpen.lk wou dat ik het hier kon nateekenen
en u laen zien. Het was alleen groot en af
schuweik Dat hing voor een raam van een
kunstharael.
Dat bewijst toch, zou ik zeggen, dat er men
schen ziji, die zoo iets koopen willen. Want
al zulke (itwassen zijn niet de krankzinnig
heden vat enkelingen, maar ze zijn mogelijk,
omdat hd groote publiek elementen bevat,
die ervan jediend zijn. Als de Dadaïsten geen
publiek tukken, zouden ze wel gauw ophou
den met lün fratsen.
Ik ben wn huis uit niét zoo erg conserva
tief. Integendeel, ik moet van conservatisme
niets hebben Ik houd van het leven van dezen
tijd met zijr^geweld en zijn eischen. Ik houd
niet van de afgetreden paden. Ik houd van
alle nieuwe lingen en van het zoeken van
nieuwe mogeljkheden. Maar men moet er geen
bespotting vqi maken. Dan trek ik me terug
en ik wend mé tot hen, die onze wereld groot
hebben gemaakt, of het dan Vondel was, of
Vincent van Gogch, of het van Deyssel was
of Shakespeare! Israels of Michel Angelo. Het
schoone is er glweest in alle tijden.
Het is er goddank ook nu nog. Ware dat
Ingezonden Mededeeiingen.
spelen op een mondharmonica van vijf cent. I niet zoo, dan zonden wij, ziende de uitwassen
Ge kunt er bij oo uw handen gaan staan. En- alleen, vertwijfelen aan de toekomst.
fin, ge kunt doen wat ge wilt. Als het maar
dwaas, onharmonisch, verward en maximaal-
nonsens is.
Wij hebben hier een paar van die avonden
en matinée's gehad, en de heeren organisato
ren hebben buitengewoon veel succes gehad.
Het publiek kon niet in de zaal, zoozeer liep
het storm. Ieder wil er bij zijn, en hoewel ik
me ook al bijna heb laten verleiden om een
dergelijke voorstelling te gaan bijwonen, ben
ik er nog niet toe gekomen, een kostbaren
avond te offeren. Maar de verzoeking is dan
ook wel zeer groot. Er wordt op die avonden
gebruld en gejankt door het publiek, men gilt
FEUILLETON.
VAN
E. WERNER.
Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE).
30)
„Gevaar? Daaraan heb ik volstrekt niet ge
dacht. Gij meendet, dat ik dat pad niet zou dur
ven gaan of na hoogstens vijf minuten zou om-
keeren! Wat zegt ge nu?"
Zij zag hem uitdagend aan. Nu moest er toch
eindelijk een woord van bewondering over die
stroeve lippen komen! Maar zij kreeg niets te
hooren dan de koele wedervraag:
„Weet men te Odensberg iets van uw tocht hier
heen, freule?"
„Ja, dat kunt ge denken!" riep de jonge dame
lachend. „Dan zou ik wel huisarrest hebben ge
kregen of hadden ze mijn gangen wel nagegaan!
Van morgen heel in de vroegte, toen alles nog in
diepe rust was, ben ik het huis uitgeslopen, heb
laten inspannen en ben naar het Kroonsbosch ge
reden. Vandaar is de weg gemakkelijk te vinden,
en ge ziet dat ik niet verdwaald ben."
..Alléén dien weg! Dat's meer dan onvoorzich
tig! Als gij waart gestruikeld of gevallen, was er
geen hulp in de nabijheid, en dan
„Lieve hemel, begin nu maar niet te preeken!"
viel zij hem ongeduldig in de rede. „Ik zal nog ge-
koml"7106*6" ll00ren' a's *e Odensberg terug-
„Ik heb volstrekt geen plan en evenmini het.
Maar met al hun geschetter en geschreeuw
nemen ze ons ncjoit het bezit, dat van alle
tijden is.
Dat maakt ons rustig ook in dezen onrusti-
gen tijd.
Dat heft ons in de sfeer van het onvergan
kelijke en boven Dadaïstisch geknoei.
v. Z.
Amsterdamse!; Schetsboek.
CXIV.
Kent u mijn vriend jan van Dalen? Neen?
Kijk, dat is nu jammer. Hebt u dan misschien
recht om u te berispen, freule. Dit komt alleen
Erik toe."
„En juist hem zal ik dit het minst toestaan."
„Uw aanstaanden man?"
„Juist daarom. Ik heb stellig plan de baas te
blijven.
„Dat zal u niet moeilijk vallen. Erik is zoo goed
en meegaand. Hij zal zich zeker nooit verweren."
„Zich verweren?" herhaalde Cecilia, knorrig
en vroolijk tegelijk. „Gij schijnt onze aanstaande
echtverbintenis als een soort van oorlogsstaat op
te vatten een vleiend complimentje voor mij!"
„Mag ik thans mijn gang gaan en het kruis onder
zoeken?" brak Egbert hare woorden af. „Alleen
daarvoor ben ik hier gekomen, 't Is zaak een
ongeluk te verhinderen, dat noodlottige gevolgen
zou kunnen hebben."
Cecilia beet zich op de lippen bij deze bedaarde
opmerking, 't Was blijkbaar dat hij niets wilde
weten van den familiaren toon, dient 't haar be
liefde aan te slaan, en een toornige blik trof den
man, die haar op deze wijs durfde antwoorden
Zwijgend zag zij hem na, terwijl hij op het kruis
toestapte, dat aan den naar het dal gekeerden
kant, vlak bij de helling stond, en dit onderzocht.
Hij deed dit zeer nauwkeurig, zoodat't wel tien
minuten duurde, eer hij zich weer omkeerde.
„De heeren hebben zich vergist," zeidc hij be
daard „het kruis staat onwrikbaar vast en van
verzakken is geen sprake. Misschien zult gij wel
zoo goed zijn, dat te Oldensbcrg mee te deelen;
ik korn niet voor overmorgen daér en onderstel,
dat gij uw waagstuk niet geheim zult willen
houden."
.Integendeel! Ik zal daarmee eens geducht
bluffen Kijk mij maar niet zoo verbaasd aan,
Kantoor MI0BELHARNÏS.
ZITDAGEN - tijdens BEURS.
Woensdag, SOMELSDIJKTflBBERS
Donderdag, DIRKSLANDv. d. DOEL
president Wilson gekend, toen hij zoo omstreek
35 jaar was? Ook niet? Zie, dat is nu dubbel
jammer. Want nu ben ik wel verplicht om
een beschrijving van hem te geven, wilt u zich
tenminste een klein beetje een voorstelling
er van kunnen maken, hoe Jan er eigenlijk
uitziet. En 't vervelendste is, dat ik zoo weinig
sterk ben in 't weergeven van iemands uiter
lijk, vooral als je met dien iemand bijna dage
lijks omgaat en hij bovendien geen bijzondere
afwijkingen vertoont van het gewone soort
menschen.
Enfin, ik zal probeeren er iets van terecht
te brengen. Kunt u zich, na mijn beschrijving
gelezen te hebben, nog volstrekt niet voor
stellen wat voor een snuiter het eigenlijk is,
dan moet u 't me maar vergeven. Ik, van mijn
kant, zal er al mijn best op doen.
Jan, mijn vriend, is, zooals u begrepen zult
hebben, omstreeks 35 jaar oud. Hij is slank
gebouwd, waarmede bedoeld wordt, dat hij
nog geenerlei neiging vertoontjom te gaan groei
en naar de iniddelbare-leeftijd-dikte. Zijn ha
ren, die hij in een schuine scheiding draagt,
zijn blond. Daarbij heeft hij een open, frisch
gezicht met een paar glundere blauw-grijze
oogen. Van die oogen, waarvoor een meisje
van twintig lentes de oogen neerslaat, om
er onmiddellijk daarna tersluiks toch weer
eens een blik in te slaan. Een knevel houdt hij
er niet op na. Een tijdje heeft hij 't geprobeerd,
met een klein blond borsteltje recht onder den
neus, maar dit onmogelijke ding heeft hij weer
laten verdwijnen, toen hem eens de vraag ge
daan werd, of hij van plan was Charley Chaplin
te imiteeren. Degeen die de vraag aan hem
deed, had daarbij meteen 't oog gevestigd
gehouden op zijn voeten. Nu zijn de voeten
van Jan inderdaad wat groot, maar hij draagt
ze behoorlijk en niet zoo onmundig als Charly
Maar, niet waar, als iemand ook onschuldig-
weg een kleine toespeling maakt, dan denk je
voor jezelf, dat 't al heel erg gesteld is met de
eenige afwijking die je vertoont van 't nor
male. En zoo verdween 't Chaplin-snorretje
mijnheer Runeck. Zie, dit wit kanten sjaaltje be
hoort juist niet tot het kostuum van een berg-
beklimster; maar ik heb 't alleen meegenomen om
te bewijzen, dat ik wezenlijk op den Albenstein
ben geweest. Ik had niet kunnen denken, dat
ik u hier zou ontmoeten en mij op uw getuigenis
zou kunnen beroepen."
Met deze woorden knoopte Cecilia de kanten
sjaal los, die zij luchtig om schouder en taille had
geslagen, en stapte op het kruis toe.
„Wat wilt ge daarmee doen?" vroeg Egbert,
haar verwonderd naziende.
„Dat heb ik u immers gezegd: een zichtbaar
teeken achterlaten, zoodat ze te Odensberg ge-
looven, dat ik er hcusch geweest ben. Mijn sluier
moet daar waaien van het kruis."
„Waarom? Dat's vermetel dat's waaghalzerij.
Kom terug!" Zijn stem klonk bevelend en angstig,
maar Cecilia luisterde niet. Vlak aan den rand van
den afgrond staande, slingerde zij het dunne weef
sel om het kruis, 't Was een angstig gezicht
éene onvoorzichtige beweging, en zc lag verplet
terd onder in de diepte.
„Freule van Wildenrod ik smeek u, kom
terug!" Dc stem van den jongen ingenieur klonk
dof en heesch van angst.
Cecilia keerde zich glimlachend om. „Kunt ge
wezenlijk iets vriendelijk vragen, mijnheer Ru
neck? Ja, ik kom dadelijk, maar nog eerst éen
blik in de diepte dót kan ik niet weerstaan!"
En zij boog zich, den rechterarm om het kruis
geslagen, inderdaad over den steilen rotswand
heen en keek onbevreesd naar beneden.
Egbert kwam onwillekeurig een stap nader;
zijn arm trilde, alsof hij haar met geweld van die
gevaarlijke plek wilde rukken. Hij deed 't niet,
als de wind van onder Jan's neus.
En nu hoop ik maar, dat u Jan voor u ziet.
Want ik ga voort met te vertellen van hetgeen
hem op den laatstvcrloopen Oudejaarsavond
is overkomen.
Omdat Jan ongetrouwd is en ik getrouwd,
hadden we hem met nog enkele vrienden uit-
genoodigd om oud-in-nieuw bij ons aan huis
te vieren, 't Was werkelijk een gezellige avond.
Met bokbier begonnen, werd de feestelijkheid
voortgezet door 't aanrichten van een licht
souper, besprenkeld met een glas goeden wijn.
We kunnen de woorden ook omzetten en spre
ken van een goed glas wijn. De gezellige avond
werd dan ook tenslotte een vroolijke avond.
Nu woont Jan nog al vrij ver uit de buurt en
toen 't dan ook tegen éénen liep, moest ik er
hem wel attent op maken, dat, wilde hij de
laatste tram niet missen, hij haast moest ma
ken. Onder muziek en zang heb ik hem per
soonlijk in zijn overjas geholpen en omdat hij
werkelijk wat ruchtig in zijn bewegingen was,
nam ik tevens de voorzorg om hem behouden
de trap af te loodsen.
Er gingen nog trams. Dus Jan had alle kans
om rijdende dicht bij huis te komen.
Even later zat hij dan ook goed en wel in
een tramwagen van lijn 15. Zacht neuriënd
liet hij al hetgeen dien avond was voorgevallen
nog eens in gedachten de revue passeeren.
Tot bij de volgende halte een jonge dame den
wagen kwam binnen stappen.
Nu is Jan steeds de hoffelijkheid in persoon.
En hoe doodmoe of ellendig hij zich ook ge-
gevoeld zou hebben mogen, 't zou niet bij hem
zijn opgekomen om op zijn plaats te blijven
zitten, als er een dame een vollen wagen bin
nenkwam.
Zooals immer rees Jan dus overeind. En
met een beleefde handbeweging noodigde hij
de jonge dame uit om zijn plaats in te nemen.
Zijn blauw-grijze oogen gleden daarbij goed
keurend over het knappe gezichtje van de
nieuwe reisgenoote.
Maar, met een wat verwonderde uitdrukking
in haar oogen naar hem ziende, gaf het meisje
te kennen, dat dit nu toch al te vriendelijk was.
„Pardon, dame", kwam Jan terug, „pardon,
neemt u gerust plaats. U doet mij heusch een
genoegen."
„'t Is toch werkelijk niet noodig, mijnheer,"
verzette zich de ander. „Geeft u zich geen
moeite."
„Er is geen sprake van moeite, dame," kwam
Jan weer. „Ik neem wel een lus."
„Als u er dan inderdaad zoo op staat.Ik
dank u wel." En een lach, die ondanks alle
beheersching in haar oogen glom, verbijtend,
nam de jonge dame Jan's plaats in.
Hijzelf hechtte zich aan een lus. En weder
voortneuriënd zweefde hij in gedachten terug
naar de zoo juist verlaten geestduch. Het af
roepen der haltes drong telkens flauw tot hem
door, maar toch nog wel in die mate, dat hij
op 't goede moment de wagen kon verlaten
om zijn vrijgezellenkamer op te zoeken.
Nu gebeurde het, dat op den Nieuwjaars
dag Jan bij een rit met lijn 15 denzelfden con
ducteur trof op Oudejaarsavond.
Op 't achterbalcon' maakten ze samen een
praatje, 't Liep over Nicuwjaarsdrukte en over
oudej aarsstemming.
„Nou, m'nheer," zei de conducteur, „ik ge
loof, dat u 'm gisteravond ook aardig om had."
„Ik 'm om hebben?" riposteerde Jan.
„Ja, m'nheer," hield de conducteur vol.
„Weet u dan niet van die dame?"
„Die dame," zei Jan. „Ja, nu herinner ik
maar al het bloed scheen uit zijn aangezicht ge
weken, toen zij eindelijk haar plaats verliet en
weer op hem toetrad.
„Gelooft ge nu dat ik durf?" vroeg zij schalks.
„Dat vermetel spel was niet noodig geweest
om mij daarvan te overtuigen," antwoordde hij
bits, en toch haalde hij verruimd adem, toen hij
het onbezonnen meisje weer op vasten grond zag
staan. „Eén misstap dóar en ge waart verloren
geweest!"
Zij haalde onbezorgd de schouders op. „Ik ben
nooit duizelig en wilde eens het griezelig gevoel
leeren kennen, als men daar boven aan den rand
van den afgrond staat, 't Is, alsof een onweerstaan
bare macht ons daarheen trekt. Hebt gij dat nooit
ondervonden?"
„Neen," zei Egbert kortaf. „Men moet veel
zeer veel tijd hebben om zich aan zulke gevoelens
toe te geven."
„Die gij verkeerd vindt?"
„Ten minste ongezond. Wie zijn leven noodig
heeft oih te werken, die weet 't ook te waardcercn
en waagt 't alleen ter wille van een plicht."
't Was een strenge terechtwijzing, en als zij een
ander over de lippen was gekomen, had Cecilia
dien „onbeschaamde" waarschijnlijk verstoord den
rug toegekeerd. Nu zweeg zij wel een minuut,
maar hield den blik onafgewend gevestigd op het
door wind en weer gebruinde gelaat van den jongen
man, dat nog altijd vaalbleek zag. Daarop glim
lachte zij weer. „Dank u voor het lesje! Wij be
grijpen elkaar niet, mijnheer Runeck."
„Ik heb u immers al gezegd dat wij tot twee
verschillende werelden behooren
„En toch staan wij hier nu zoo dicht bij elkaar
op den top van den Albenstein!" viel Cecilia spot-
me; er was een dame en toen ben ik opgestaan
om m'n plaats voor haar in te ruimen..."
„Juist, m'nheer, dat was 't. Maar u had 'm
toch zeker wel een beetje om. Want weet u
wel, dat u met die dame maar héél alleen in
den wagen was?K.
LANDDAG INZAKE DE BEZUINIGINGS
MAATREGELEN BIJ HET M. O.
Bijeengeroepen door de Hoofdbesturen van
de Algem. Ver. van Leeraren bij het M. O.
het Genootschap van Leeraren aan Ned.
Gymnasiën, de R. K. Leerarenver. „St. Bona-
ventura", de Ver. van Directeuren aan H. B. S.
en met 5-j. c. en de Ver. van Rectoren en Con
rectoren, werd op Zaterdag 27 Jan. te Utrecht
een Landdag van Leeraren gehouden ter be
spreking van de bezuinigingsmaatregelen der
Regeering: Verhooging van het aantal Ies-uren
per leeraar tot 30, vergrooting van de klassen
tot 30 leerlingen. Deze vergadering was buiten
gewoon druk bezocht. Meer dan 600 leeraren
uit alle deelen des lands vulden de balzaal en
aangrenzende zaal van het Hotel 'lEurope vol
komen. In zijn openingswoord zette de Voor
zitter, dr. J. A. Roetert Frederikse, uiteen,
dat de leeraren hier niet zijn bijeengekomen
als protesteerende, arbeidsschuwe ambtenaren,
en gaarne hun evenredig deel in de noodzake
lijke bezuiniging zullen bijdragen, doch hunner
zijds dan mogen eischen, dat die bezuiniging
stelselmatig en in overleg met de officieele
vertegenwoordigers van de georganiseerde
leeraren worde voorbereid en doorgevoerd en
in geen geval zoo ver gaat als hetgeen er thans
dreigt.
Dr. MOLLER uit Tilburg heeft vervolgens
op practische gronden betoogd, dat de bij
geruchte bekende bezuinigingsmaatregelen,
welke, gevoegd bij de omrekening van les-uren
in zonne-uren, de 8£ pensioenstorting en
de classificatie, voor sommige leeraren een
verslechtering tot 40 met zich brengen,
moeten leiden tot aanmerkelijke daling van
het onderwijspeil, overspanning van het gros
der leeraren, desorganisatie van de school,
speciaal in den winter als er onder het perso
neel vele ziektegevallen zijn, en tenslotte ook
tot aantasting van het beschavingspeil van
het geheele Nederlandsche volk.
Dr. A. H. v. d. HOEVE, Wethouder van
Onderwijs te Utrecht, heeft vervolgens be
toogd, dat deze zonder overleg met de belang
hebbenden tot stand gebrachte ondeskundige
bezuinigingsmaatregelen neerkomen op een
verkwanseling van het hoogste goed, dat het
Nederlandsche volk in dezen verarmden tijd
nog bezit, en dat hiervan, nu in deze barre
na-oorlogsperiode, zulk een geweldige behoefte
bestaat aan grondig opgevoerde, niet mili
tair afgerichte jongelieden, die bezield zijn met
idealisme, meer dan ooit gevaar voor de Neder
landsche cultuur is te duchten.
Tenslotte heeft Prof. Ph. KOHNSTAMM
uit Amsterdam een zeer scherpe critiek ge
oefend op het Departement van Onderwijs, dat
zelfs de officieele deskundigen van den Onder
wijsraad heeft gepasseerd, en ingrijpt in de
arbeidsverhoudingen van de leeraren, op een
wijze, die geen enkel leider van een groot be
drijf zich tegenover zijn werklieden zou per-
mitteeren. Spreker ging uit van de stelling,
dat bezuiniging ook op onderwijsgebied moest
worden aanvaard, maar betoogde uitvoerig,
dat alsdan andere maatregelen, o.a. wellicht
invoering van het Amerikaansche stelsel, de
tend in. „Wat mij betreft, ik heb dat buitengewoon
genoegen nu lang genoeg genoten en ga weer
naar beneden!"
„Vergun mij dan u te vergezellen! Het afdalen
is veel moeilijker dan het opstijgen, en ik zou 't
voor Erik niet kunnen verantwoorden, u alleen
te laten gaan."
„Voor Erik? O zoo!" Trotsch krulden zich hare
lippen bij het uitspreken van dien naam; en daarop
wierp ze nog een blik omhoog naar het kruis,
waar de einden van den kanten sluier in den
morgenwind fladderden. „Dat oude verweerde
ding is zeker nooit op die manier gedrapeerd ge
weest! Ik schenk mijn sjaal aan de geesten van den
Albenstein, dan openen ze mij misschien uit dank
baarheid de rotsholen en laten ze mij de verzonken
schatten vinden."
Met een vroolijken lach nam zij den terugtocht
aan. Zwijgend liep Runeck vooruit. Hij had ge
lijk het afdalen was het gevaarlijkst.
Van tijd tot tijd, op bijzonder hachelijke plaat
sen, vermaande hij haar kortaf om voorzichtig te
zijn of bood met een gebaar van arm of hand zijne
hulp aan, die echter niet werd aangenomen. Zijne
schoone gezellin stapte op het duizelingwekkend
steile pad zoo onbezorgd voort, alsof 't de gemak
kelijkste weg geweest was. Haar voet zweefde
als het ware over puin en zand, waar Egbert's
zware tred geen steunpunt vond, en waar zij
moest klauteren of springen, bewoog zij zich met
behulp van haar bergstok als een elfe van steen
tot steen. Er lag iets uitermate bevalligs en bekoor
lijks in elks beweging van de tengere witte ge
stalte, maar tevens een overmoed, die alle gevaar
trotseerde en den spot dreef met alle voorzich
tigheid. (Wordt Vervolgd.
j