og één er stout K 75 ct. EERSTE BLAD i DUT is thans Hollands anneer ge in een restau- 1 voor de aardigheid eens hjes Amstel Super Stout, eitjes staan ziet; en denk iden gezinnen, die in hun uper Stout drinken, des 's avonds bij de krant 'OUT is heerlijk van Middelharnis IMWEGEN, Ooltgensplaat. NG oning VERKOOPING Boeren-inspan. C. VIS J Z. - TEL. 215 SOM MELS DIJK. Zie de laatste prijzen in mijn étalage. t ZATERDAG 3 FEBRUARI 1923 VRIJE BAAN. Nationale Btnkralglig Donderdag, OUDDORPFLOHIL Vrijdag, OUDE TONGEGELUK IDRAISitlA-vAN-VALKEflBURQ'S-' j^- A O LEVÉR' i 5CHJE VOOR PROEF! 1 ndblad 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12 en 15 cent AH- en SIGARENFABRIEK te Haarlem. Dning n met ren land, r gemeen- DEN BOM- ite OUDE ren and, nte OUDE en Oude DELHAR- van Mid- ELSDIJK, nalaten- estr. Heer lvenhage. jari 1923, uari 1923 voorin. 10 r te Mid- JUREN. Op Maandag 26 Februari 1923, des voorm. 10 uur te OUDE TOMirE, aan den Langeweg, ten verzoeke van Mejuffrouw Wed. P. W. VAN VUGT, aldaar, van: paarden, hoornvee, wagens, Landbouw werktuigen, enzoo- voort. Notaris VAN BUUREN De echte uit voorraad leverbaar bij Ieder vakman en ieder gebruiker roemt de onverbeterlijke kwaliteit en afwerking. per halfpondspak ook in ons en '/a ons pakjes Prijs per kwartaal. I, Losse nummers 0,07' Advertentiën v. I—6 regels 1,20 Elke regel meer. 0,20 Bij contract aanzienlijk kohing. Dienstaanbiedingen en Diensiauuvlgen f 1,i>er nlaatsiiig tot een niaxj,uiii van 10 regels; elke regel meer lpInt. Dit blad verschijnt iederen Woens dag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven deor de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voerstraat Middelharnis. 5E JAARGANG. - N°. 26. HAAGSCHE BRIEVEN. en giert en huilt en de meesten kunnen niet meer van de pret over al deze dwaasheid. Op zichzelf is het een erg kinderlijk en kinderachtig en onschuldig genoegen, eens een avond niets te doen dan lachen. Het is zelfs, als het binnen de grenzen blijft, gezond. Maar als men het geval ernstig beschouwt, bedroeft men zich over de mogelijkheid van iets dergelijks in onzen tijd. Behalve zijn tijd offert men een rijksdaalder entreegeld voor ,niets. Dada is niets, zeggen de aanhangers, Het Haagsche leven is den laatsten tij! zoo druk bezet, dat het aan de eene zijde nie moei.ijk is een onderwerp voor een beschoul winkje te vinden, maar dat er aan de anden zijde moeilijk valt voor iemand, die er midden! in staat, om den tijd te vinden tot het schrij-Wvil' niets, kan niets. Dat is nu het uiterste, ven van een rustigen brief. Ik geloof werke-fyaartoe men gekomen is. Het is een soort lijk, dat er langzamerhand te veel gebeurt in een stad als de residentie. Het is niet meer bij te houden. Het is niet meer mogelijk op de hoogte van alles te blijven van wat er plaats heeft op het gebied van vermaak en kunst, en toch nog tijd over te houden om iets te doen aan de verdieping van je eigen leven. Ons leven gaat steeds meer in de breedte en steeds min der in de diepte. Een verdieping heeft een mensch toch ook nu en dan noodig, op gevaar af, dat hij anders een oppervlakkig wezen wordt zonder een vas ten kern. En nu moet ge toch ook niet zeggen, dan men dan maar een beetje minder op de hoogte van zijn tijd moet zijn. Er zijn zonder twijfel menschen in de wereld voor wie het er niet zoo erg op aan komt, of ze weten, wat er te koop is. En misschien zijn ze tot op zekere hoogte gelukkig en te benijden. Maar wie mid den in het volle leven staat en staan moet, omdat zijn werkkring midden in dat leven ligt, die kan niet achteraan komen of zich niets aantrekken van wat er rondom hem gebeurt. De bioscopen komen elke week met schla gers. Vroeger, een paar jaar geleden, kwam zoo iets eens in het halve jaar voor. Dan werd er bizonder reklame gemaakt voor een bepaalde film, en dan trok half den Haag naar de zaal waar die werd gegeven. Wanneer nu een bios coop een schlager aankondigt, gelooft nie mand het meer. De concurrentie heeft de fabri kanten en directies gedwongen om steeds nieu we dingen te bedenken om den smaak van het publiek te bevredigen, en we zijn nu op een hoogte, waar ze zelf moeilijk meer bovenuit kunnen. Een nieuw vermaak van den laatsten tijd' is de Dadaïstische avond. Over dada valt alles>en niets te zeggen. Al les wat je ervan zegt, is juist en onjuist tege lijk. Dada is de ontkenning van alles. Het is de nonsens tot cultus verheven. Kurt Schwitters, een Duitscher naar het schijnt, is de profeet, die dit schoons komt brengen in deze landen. Er wordt valsche mu ziek gemaakt. Het lied heet bijvoorbeeld de treurmarsch van een krokodil. Er wordt voor gedragen en men noemt het de liefdeshistorie van een fiets. Daarbij kunt ge de begeleiding godsdienst van het dwaze in al zijn vormen, et is opzettelijke, welbewuste krankzinnig- 'id. k zou er niet over schrijven, als het toch hlisch niet waard was, er een oogenblik bij stl te staan, omdat het een teeken is van dtfen tijd en de verwording ervan. inzen tijd vervalt in alle dingen steeds in uitïsten. Dat is de groote kwaal van deze daan. Men kent in geen enkel opzicht beper king Men laat zich gaan op eiken weg, dien meilmaar gaan wil. H't is zonder twijfel moeilijk, te midden van al cf^e dingen zijn weg te vinden en dien trour. te blijven volgen tot het eind. Ik&gjnog dezer dagen voor een kunsthandel die afflers altijd ernstige schilderijen exposeert een stik papier hangen, waarop met zwart krijt an paar groote oogen waren geteekend, een sart mondwerk en een leelijke neus. An ders rits. Het was iets, zooals een jongen van vil of zes jaar gewoonlijk maakt van een mensclingezicht. Precies zoo leelijk en onbe- holpen.lk wou dat ik het hier kon nateekenen en u laen zien. Het was alleen groot en af schuweik Dat hing voor een raam van een kunstharael. Dat bewijst toch, zou ik zeggen, dat er men schen ziji, die zoo iets koopen willen. Want al zulke (itwassen zijn niet de krankzinnig heden vat enkelingen, maar ze zijn mogelijk, omdat hd groote publiek elementen bevat, die ervan jediend zijn. Als de Dadaïsten geen publiek tukken, zouden ze wel gauw ophou den met lün fratsen. Ik ben wn huis uit niét zoo erg conserva tief. Integendeel, ik moet van conservatisme niets hebben Ik houd van het leven van dezen tijd met zijr^geweld en zijn eischen. Ik houd niet van de afgetreden paden. Ik houd van alle nieuwe lingen en van het zoeken van nieuwe mogeljkheden. Maar men moet er geen bespotting vqi maken. Dan trek ik me terug en ik wend mé tot hen, die onze wereld groot hebben gemaakt, of het dan Vondel was, of Vincent van Gogch, of het van Deyssel was of Shakespeare! Israels of Michel Angelo. Het schoone is er glweest in alle tijden. Het is er goddank ook nu nog. Ware dat Ingezonden Mededeeiingen. spelen op een mondharmonica van vijf cent. I niet zoo, dan zonden wij, ziende de uitwassen Ge kunt er bij oo uw handen gaan staan. En- alleen, vertwijfelen aan de toekomst. fin, ge kunt doen wat ge wilt. Als het maar dwaas, onharmonisch, verward en maximaal- nonsens is. Wij hebben hier een paar van die avonden en matinée's gehad, en de heeren organisato ren hebben buitengewoon veel succes gehad. Het publiek kon niet in de zaal, zoozeer liep het storm. Ieder wil er bij zijn, en hoewel ik me ook al bijna heb laten verleiden om een dergelijke voorstelling te gaan bijwonen, ben ik er nog niet toe gekomen, een kostbaren avond te offeren. Maar de verzoeking is dan ook wel zeer groot. Er wordt op die avonden gebruld en gejankt door het publiek, men gilt FEUILLETON. VAN E. WERNER. Geautoriseerde uitgave van D. BOLLE). 30) „Gevaar? Daaraan heb ik volstrekt niet ge dacht. Gij meendet, dat ik dat pad niet zou dur ven gaan of na hoogstens vijf minuten zou om- keeren! Wat zegt ge nu?" Zij zag hem uitdagend aan. Nu moest er toch eindelijk een woord van bewondering over die stroeve lippen komen! Maar zij kreeg niets te hooren dan de koele wedervraag: „Weet men te Odensberg iets van uw tocht hier heen, freule?" „Ja, dat kunt ge denken!" riep de jonge dame lachend. „Dan zou ik wel huisarrest hebben ge kregen of hadden ze mijn gangen wel nagegaan! Van morgen heel in de vroegte, toen alles nog in diepe rust was, ben ik het huis uitgeslopen, heb laten inspannen en ben naar het Kroonsbosch ge reden. Vandaar is de weg gemakkelijk te vinden, en ge ziet dat ik niet verdwaald ben." ..Alléén dien weg! Dat's meer dan onvoorzich tig! Als gij waart gestruikeld of gevallen, was er geen hulp in de nabijheid, en dan „Lieve hemel, begin nu maar niet te preeken!" viel zij hem ongeduldig in de rede. „Ik zal nog ge- koml"7106*6" ll00ren' a's *e Odensberg terug- „Ik heb volstrekt geen plan en evenmini het. Maar met al hun geschetter en geschreeuw nemen ze ons ncjoit het bezit, dat van alle tijden is. Dat maakt ons rustig ook in dezen onrusti- gen tijd. Dat heft ons in de sfeer van het onvergan kelijke en boven Dadaïstisch geknoei. v. Z. Amsterdamse!; Schetsboek. CXIV. Kent u mijn vriend jan van Dalen? Neen? Kijk, dat is nu jammer. Hebt u dan misschien recht om u te berispen, freule. Dit komt alleen Erik toe." „En juist hem zal ik dit het minst toestaan." „Uw aanstaanden man?" „Juist daarom. Ik heb stellig plan de baas te blijven. „Dat zal u niet moeilijk vallen. Erik is zoo goed en meegaand. Hij zal zich zeker nooit verweren." „Zich verweren?" herhaalde Cecilia, knorrig en vroolijk tegelijk. „Gij schijnt onze aanstaande echtverbintenis als een soort van oorlogsstaat op te vatten een vleiend complimentje voor mij!" „Mag ik thans mijn gang gaan en het kruis onder zoeken?" brak Egbert hare woorden af. „Alleen daarvoor ben ik hier gekomen, 't Is zaak een ongeluk te verhinderen, dat noodlottige gevolgen zou kunnen hebben." Cecilia beet zich op de lippen bij deze bedaarde opmerking, 't Was blijkbaar dat hij niets wilde weten van den familiaren toon, dient 't haar be liefde aan te slaan, en een toornige blik trof den man, die haar op deze wijs durfde antwoorden Zwijgend zag zij hem na, terwijl hij op het kruis toestapte, dat aan den naar het dal gekeerden kant, vlak bij de helling stond, en dit onderzocht. Hij deed dit zeer nauwkeurig, zoodat't wel tien minuten duurde, eer hij zich weer omkeerde. „De heeren hebben zich vergist," zeidc hij be daard „het kruis staat onwrikbaar vast en van verzakken is geen sprake. Misschien zult gij wel zoo goed zijn, dat te Oldensbcrg mee te deelen; ik korn niet voor overmorgen daér en onderstel, dat gij uw waagstuk niet geheim zult willen houden." .Integendeel! Ik zal daarmee eens geducht bluffen Kijk mij maar niet zoo verbaasd aan, Kantoor MI0BELHARNÏS. ZITDAGEN - tijdens BEURS. Woensdag, SOMELSDIJKTflBBERS Donderdag, DIRKSLANDv. d. DOEL president Wilson gekend, toen hij zoo omstreek 35 jaar was? Ook niet? Zie, dat is nu dubbel jammer. Want nu ben ik wel verplicht om een beschrijving van hem te geven, wilt u zich tenminste een klein beetje een voorstelling er van kunnen maken, hoe Jan er eigenlijk uitziet. En 't vervelendste is, dat ik zoo weinig sterk ben in 't weergeven van iemands uiter lijk, vooral als je met dien iemand bijna dage lijks omgaat en hij bovendien geen bijzondere afwijkingen vertoont van het gewone soort menschen. Enfin, ik zal probeeren er iets van terecht te brengen. Kunt u zich, na mijn beschrijving gelezen te hebben, nog volstrekt niet voor stellen wat voor een snuiter het eigenlijk is, dan moet u 't me maar vergeven. Ik, van mijn kant, zal er al mijn best op doen. Jan, mijn vriend, is, zooals u begrepen zult hebben, omstreeks 35 jaar oud. Hij is slank gebouwd, waarmede bedoeld wordt, dat hij nog geenerlei neiging vertoontjom te gaan groei en naar de iniddelbare-leeftijd-dikte. Zijn ha ren, die hij in een schuine scheiding draagt, zijn blond. Daarbij heeft hij een open, frisch gezicht met een paar glundere blauw-grijze oogen. Van die oogen, waarvoor een meisje van twintig lentes de oogen neerslaat, om er onmiddellijk daarna tersluiks toch weer eens een blik in te slaan. Een knevel houdt hij er niet op na. Een tijdje heeft hij 't geprobeerd, met een klein blond borsteltje recht onder den neus, maar dit onmogelijke ding heeft hij weer laten verdwijnen, toen hem eens de vraag ge daan werd, of hij van plan was Charley Chaplin te imiteeren. Degeen die de vraag aan hem deed, had daarbij meteen 't oog gevestigd gehouden op zijn voeten. Nu zijn de voeten van Jan inderdaad wat groot, maar hij draagt ze behoorlijk en niet zoo onmundig als Charly Maar, niet waar, als iemand ook onschuldig- weg een kleine toespeling maakt, dan denk je voor jezelf, dat 't al heel erg gesteld is met de eenige afwijking die je vertoont van 't nor male. En zoo verdween 't Chaplin-snorretje mijnheer Runeck. Zie, dit wit kanten sjaaltje be hoort juist niet tot het kostuum van een berg- beklimster; maar ik heb 't alleen meegenomen om te bewijzen, dat ik wezenlijk op den Albenstein ben geweest. Ik had niet kunnen denken, dat ik u hier zou ontmoeten en mij op uw getuigenis zou kunnen beroepen." Met deze woorden knoopte Cecilia de kanten sjaal los, die zij luchtig om schouder en taille had geslagen, en stapte op het kruis toe. „Wat wilt ge daarmee doen?" vroeg Egbert, haar verwonderd naziende. „Dat heb ik u immers gezegd: een zichtbaar teeken achterlaten, zoodat ze te Odensberg ge- looven, dat ik er hcusch geweest ben. Mijn sluier moet daar waaien van het kruis." „Waarom? Dat's vermetel dat's waaghalzerij. Kom terug!" Zijn stem klonk bevelend en angstig, maar Cecilia luisterde niet. Vlak aan den rand van den afgrond staande, slingerde zij het dunne weef sel om het kruis, 't Was een angstig gezicht éene onvoorzichtige beweging, en zc lag verplet terd onder in de diepte. „Freule van Wildenrod ik smeek u, kom terug!" Dc stem van den jongen ingenieur klonk dof en heesch van angst. Cecilia keerde zich glimlachend om. „Kunt ge wezenlijk iets vriendelijk vragen, mijnheer Ru neck? Ja, ik kom dadelijk, maar nog eerst éen blik in de diepte dót kan ik niet weerstaan!" En zij boog zich, den rechterarm om het kruis geslagen, inderdaad over den steilen rotswand heen en keek onbevreesd naar beneden. Egbert kwam onwillekeurig een stap nader; zijn arm trilde, alsof hij haar met geweld van die gevaarlijke plek wilde rukken. Hij deed 't niet, als de wind van onder Jan's neus. En nu hoop ik maar, dat u Jan voor u ziet. Want ik ga voort met te vertellen van hetgeen hem op den laatstvcrloopen Oudejaarsavond is overkomen. Omdat Jan ongetrouwd is en ik getrouwd, hadden we hem met nog enkele vrienden uit- genoodigd om oud-in-nieuw bij ons aan huis te vieren, 't Was werkelijk een gezellige avond. Met bokbier begonnen, werd de feestelijkheid voortgezet door 't aanrichten van een licht souper, besprenkeld met een glas goeden wijn. We kunnen de woorden ook omzetten en spre ken van een goed glas wijn. De gezellige avond werd dan ook tenslotte een vroolijke avond. Nu woont Jan nog al vrij ver uit de buurt en toen 't dan ook tegen éénen liep, moest ik er hem wel attent op maken, dat, wilde hij de laatste tram niet missen, hij haast moest ma ken. Onder muziek en zang heb ik hem per soonlijk in zijn overjas geholpen en omdat hij werkelijk wat ruchtig in zijn bewegingen was, nam ik tevens de voorzorg om hem behouden de trap af te loodsen. Er gingen nog trams. Dus Jan had alle kans om rijdende dicht bij huis te komen. Even later zat hij dan ook goed en wel in een tramwagen van lijn 15. Zacht neuriënd liet hij al hetgeen dien avond was voorgevallen nog eens in gedachten de revue passeeren. Tot bij de volgende halte een jonge dame den wagen kwam binnen stappen. Nu is Jan steeds de hoffelijkheid in persoon. En hoe doodmoe of ellendig hij zich ook ge- gevoeld zou hebben mogen, 't zou niet bij hem zijn opgekomen om op zijn plaats te blijven zitten, als er een dame een vollen wagen bin nenkwam. Zooals immer rees Jan dus overeind. En met een beleefde handbeweging noodigde hij de jonge dame uit om zijn plaats in te nemen. Zijn blauw-grijze oogen gleden daarbij goed keurend over het knappe gezichtje van de nieuwe reisgenoote. Maar, met een wat verwonderde uitdrukking in haar oogen naar hem ziende, gaf het meisje te kennen, dat dit nu toch al te vriendelijk was. „Pardon, dame", kwam Jan terug, „pardon, neemt u gerust plaats. U doet mij heusch een genoegen." „'t Is toch werkelijk niet noodig, mijnheer," verzette zich de ander. „Geeft u zich geen moeite." „Er is geen sprake van moeite, dame," kwam Jan weer. „Ik neem wel een lus." „Als u er dan inderdaad zoo op staat.Ik dank u wel." En een lach, die ondanks alle beheersching in haar oogen glom, verbijtend, nam de jonge dame Jan's plaats in. Hijzelf hechtte zich aan een lus. En weder voortneuriënd zweefde hij in gedachten terug naar de zoo juist verlaten geestduch. Het af roepen der haltes drong telkens flauw tot hem door, maar toch nog wel in die mate, dat hij op 't goede moment de wagen kon verlaten om zijn vrijgezellenkamer op te zoeken. Nu gebeurde het, dat op den Nieuwjaars dag Jan bij een rit met lijn 15 denzelfden con ducteur trof op Oudejaarsavond. Op 't achterbalcon' maakten ze samen een praatje, 't Liep over Nicuwjaarsdrukte en over oudej aarsstemming. „Nou, m'nheer," zei de conducteur, „ik ge loof, dat u 'm gisteravond ook aardig om had." „Ik 'm om hebben?" riposteerde Jan. „Ja, m'nheer," hield de conducteur vol. „Weet u dan niet van die dame?" „Die dame," zei Jan. „Ja, nu herinner ik maar al het bloed scheen uit zijn aangezicht ge weken, toen zij eindelijk haar plaats verliet en weer op hem toetrad. „Gelooft ge nu dat ik durf?" vroeg zij schalks. „Dat vermetel spel was niet noodig geweest om mij daarvan te overtuigen," antwoordde hij bits, en toch haalde hij verruimd adem, toen hij het onbezonnen meisje weer op vasten grond zag staan. „Eén misstap dóar en ge waart verloren geweest!" Zij haalde onbezorgd de schouders op. „Ik ben nooit duizelig en wilde eens het griezelig gevoel leeren kennen, als men daar boven aan den rand van den afgrond staat, 't Is, alsof een onweerstaan bare macht ons daarheen trekt. Hebt gij dat nooit ondervonden?" „Neen," zei Egbert kortaf. „Men moet veel zeer veel tijd hebben om zich aan zulke gevoelens toe te geven." „Die gij verkeerd vindt?" „Ten minste ongezond. Wie zijn leven noodig heeft oih te werken, die weet 't ook te waardcercn en waagt 't alleen ter wille van een plicht." 't Was een strenge terechtwijzing, en als zij een ander over de lippen was gekomen, had Cecilia dien „onbeschaamde" waarschijnlijk verstoord den rug toegekeerd. Nu zweeg zij wel een minuut, maar hield den blik onafgewend gevestigd op het door wind en weer gebruinde gelaat van den jongen man, dat nog altijd vaalbleek zag. Daarop glim lachte zij weer. „Dank u voor het lesje! Wij be grijpen elkaar niet, mijnheer Runeck." „Ik heb u immers al gezegd dat wij tot twee verschillende werelden behooren „En toch staan wij hier nu zoo dicht bij elkaar op den top van den Albenstein!" viel Cecilia spot- me; er was een dame en toen ben ik opgestaan om m'n plaats voor haar in te ruimen..." „Juist, m'nheer, dat was 't. Maar u had 'm toch zeker wel een beetje om. Want weet u wel, dat u met die dame maar héél alleen in den wagen was?K. LANDDAG INZAKE DE BEZUINIGINGS MAATREGELEN BIJ HET M. O. Bijeengeroepen door de Hoofdbesturen van de Algem. Ver. van Leeraren bij het M. O. het Genootschap van Leeraren aan Ned. Gymnasiën, de R. K. Leerarenver. „St. Bona- ventura", de Ver. van Directeuren aan H. B. S. en met 5-j. c. en de Ver. van Rectoren en Con rectoren, werd op Zaterdag 27 Jan. te Utrecht een Landdag van Leeraren gehouden ter be spreking van de bezuinigingsmaatregelen der Regeering: Verhooging van het aantal Ies-uren per leeraar tot 30, vergrooting van de klassen tot 30 leerlingen. Deze vergadering was buiten gewoon druk bezocht. Meer dan 600 leeraren uit alle deelen des lands vulden de balzaal en aangrenzende zaal van het Hotel 'lEurope vol komen. In zijn openingswoord zette de Voor zitter, dr. J. A. Roetert Frederikse, uiteen, dat de leeraren hier niet zijn bijeengekomen als protesteerende, arbeidsschuwe ambtenaren, en gaarne hun evenredig deel in de noodzake lijke bezuiniging zullen bijdragen, doch hunner zijds dan mogen eischen, dat die bezuiniging stelselmatig en in overleg met de officieele vertegenwoordigers van de georganiseerde leeraren worde voorbereid en doorgevoerd en in geen geval zoo ver gaat als hetgeen er thans dreigt. Dr. MOLLER uit Tilburg heeft vervolgens op practische gronden betoogd, dat de bij geruchte bekende bezuinigingsmaatregelen, welke, gevoegd bij de omrekening van les-uren in zonne-uren, de 8£ pensioenstorting en de classificatie, voor sommige leeraren een verslechtering tot 40 met zich brengen, moeten leiden tot aanmerkelijke daling van het onderwijspeil, overspanning van het gros der leeraren, desorganisatie van de school, speciaal in den winter als er onder het perso neel vele ziektegevallen zijn, en tenslotte ook tot aantasting van het beschavingspeil van het geheele Nederlandsche volk. Dr. A. H. v. d. HOEVE, Wethouder van Onderwijs te Utrecht, heeft vervolgens be toogd, dat deze zonder overleg met de belang hebbenden tot stand gebrachte ondeskundige bezuinigingsmaatregelen neerkomen op een verkwanseling van het hoogste goed, dat het Nederlandsche volk in dezen verarmden tijd nog bezit, en dat hiervan, nu in deze barre na-oorlogsperiode, zulk een geweldige behoefte bestaat aan grondig opgevoerde, niet mili tair afgerichte jongelieden, die bezield zijn met idealisme, meer dan ooit gevaar voor de Neder landsche cultuur is te duchten. Tenslotte heeft Prof. Ph. KOHNSTAMM uit Amsterdam een zeer scherpe critiek ge oefend op het Departement van Onderwijs, dat zelfs de officieele deskundigen van den Onder wijsraad heeft gepasseerd, en ingrijpt in de arbeidsverhoudingen van de leeraren, op een wijze, die geen enkel leider van een groot be drijf zich tegenover zijn werklieden zou per- mitteeren. Spreker ging uit van de stelling, dat bezuiniging ook op onderwijsgebied moest worden aanvaard, maar betoogde uitvoerig, dat alsdan andere maatregelen, o.a. wellicht invoering van het Amerikaansche stelsel, de tend in. „Wat mij betreft, ik heb dat buitengewoon genoegen nu lang genoeg genoten en ga weer naar beneden!" „Vergun mij dan u te vergezellen! Het afdalen is veel moeilijker dan het opstijgen, en ik zou 't voor Erik niet kunnen verantwoorden, u alleen te laten gaan." „Voor Erik? O zoo!" Trotsch krulden zich hare lippen bij het uitspreken van dien naam; en daarop wierp ze nog een blik omhoog naar het kruis, waar de einden van den kanten sluier in den morgenwind fladderden. „Dat oude verweerde ding is zeker nooit op die manier gedrapeerd ge weest! Ik schenk mijn sjaal aan de geesten van den Albenstein, dan openen ze mij misschien uit dank baarheid de rotsholen en laten ze mij de verzonken schatten vinden." Met een vroolijken lach nam zij den terugtocht aan. Zwijgend liep Runeck vooruit. Hij had ge lijk het afdalen was het gevaarlijkst. Van tijd tot tijd, op bijzonder hachelijke plaat sen, vermaande hij haar kortaf om voorzichtig te zijn of bood met een gebaar van arm of hand zijne hulp aan, die echter niet werd aangenomen. Zijne schoone gezellin stapte op het duizelingwekkend steile pad zoo onbezorgd voort, alsof 't de gemak kelijkste weg geweest was. Haar voet zweefde als het ware over puin en zand, waar Egbert's zware tred geen steunpunt vond, en waar zij moest klauteren of springen, bewoog zij zich met behulp van haar bergstok als een elfe van steen tot steen. Er lag iets uitermate bevalligs en bekoor lijks in elks beweging van de tengere witte ge stalte, maar tevens een overmoed, die alle gevaar trotseerde en den spot dreef met alle voorzich tigheid. (Wordt Vervolgd. j

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1923 | | pagina 1