De Groote Oorlog.
No. 63.
Donderdag 30 Mei 1918. Veertiende Jaargang.
ÏMS#t tIkM MAAN9A6-. VIEIS1A6 M TRUBAtAVIRB.
JAN DE WITT.
FEUILLETON.
De strijd in het wssten.
Onder den grond.
Welk weder zullen wij hebben?
UwuuBOBtqn&i p. I Baaaiea mor Ohm 1
UawMkrtpa summn ft cant, dnbWa
Advartenttón word an ingewacht vóör half mi
II JR.
Kantoor4. AdministratisBonde«rl|n da Wlttastraaf A Hi* 9IIS.
Tel. interc.: Directie no. 94. Redactie no. 97.
TM 1-i sspda IA«9.
X geptaafcH,
I.
Na schier, twee eu een halve eeuw
toevens zal dan de Nederlandsche natie
haar schuld van eere betalen aan de na
gedachtenis van den grooten staatsman
Jan De Witt, die met zijn broeder in
het rampjaar 1672 aan de woede van
het Haagsche grauw ten offer viel: den
l2eri Juni zal te 'sGravenhage het stand
beeld van den beroemden raadpensionaris
worden onthuld.
Als vanzelf staat in deze dagen het
beeld van Jan De Witt voor veler geestes
oog. Dat beeld scherper te omlijnen en
het te plaatsen in de passende omlijsting
zijner historische beteekenis, is de be
doeling van dit artikel.
In Sprokkelmaand van het jaar 1653, het
tweede jaar van het eerste stadhouderlooze
tijdperk, benoemden de Staten van Holland
den heer Jan De Witt, zoon v. Jacob de Witt
en Anna van de Corput, tot raadpensiona
ris 1). Zelden werd eene betere keuze
gedaan. Want daar kwam aan het roer
van staat een man, nog jong' van jaren,
maar van Oen gerijpt oordeel en een schit
terend vernuft; begaafd met een ijzeren
wil, een rechtschapen inborst, een onver
zettelijk karakter, kortom, een magistraat
als het Nederlandsche gemeenebest in die
dagen behoefde, toen het van huiten door
een machtigen vijand werd besprongen
en van binnen door den kanker der partij
schappen werd aangevreten. Geen nood!
De Witt zal den buitenland schen vijand
weten te breidelen, de binnenlandsche par
tijgeschillen weten bij te leggen en de
kleine Nederlandsche republiek,
„Dat ongekend kleinood, verscholen in
moerassen,
Uit wier en dras geweld",
zooals Tollens zingt, weten te maken tot
een der machtigste en meest invloedrijke
staten van het Europa der 17e eeuw,
dat onbevlekt en schoon,
Welhaast als keurgesteent zou lonkten
aan heur kroon. 2)
Van den aanvang af toonde de nieuwe
raadpensionaris zich ten volle voor zijn
taak berekend, de rechte man op de rech
te plaats, „vigilant en als een blicksem
in zijn actiën", gelijk een tijdgenoot het
uitdrukt.
Weinig historische personen zijn zoo
uiteenloopend beoordeeld als Jan Dé Witt.
Maar daarin komen allen overeen, dat
hij een man is geweest van geheel buiten
gewone beteekenis, in wien de groote 01-
denbarneveldt herleefde, met wien hij ook
het tragisch einde gemeen had.
Wordt Bilderdijk's scherpe blik door zijn
overdreven voorliefde voor de Oranje's
min of meer beneveld, zoodat hij in het
9e deel van zijn „Geschiedenis des Vader
lands" eer een karikatuur dan een histo
risch beeld van De Witt ophangt, eerlijker
oordeelt de overigens felle Orangist Groen
76). r
Op een tafel etaande, te midden van
die keur van toehoorders, sprak Deles-
cluze ongeveer twintig minuten met scher
pe en metaalachtige stem, de stormach
tige toejuichingen overheerschende, die
zijne voorstellen verwekten.
Met de opeengeklemde tanden, het blee-
ke gelaat, de Vlammende oogen, de ge
balde vuisten, geleek hij den genius van
het kwaad, dé legioenen der hel toespre
kende en door de verfijning zijner boos
heid verbaasde hij zelfs de oude mis
dadigere, die in hem hun meester er
kenden.
fligault juichte toe, Ferré zelfs, als
hij tegenwoordig geweest ware, zou toe
gejuicht hebben.
Zjjn programma was eenvoudig.
De wijk met barricades overdekken,
met vertwijfeling weerstand bieden, niet
dan in de uitemte noodzakelijkheid wig-
ken door zich achter «en dubbel gor
dijn van puinhoopso en vlammen terug
t« trekken.
De brawitticbting liet hü aan de vxou-
van Prinsterer, als hij schrijft: „De Witt
stond als raadpensionaris aan het hoofd
der Republiek. Met zeldzaamheid van
geestvermogens heeft hij uitgebreide, ook
wetenschappelijke kennis gepaard. Hij wist
hetgeen onder de kenmerken van het
genie behoort ook tot bijzonderheden
af te dalen, terwijl zijn blik den geheelen
omvang der Staatsaangelegenheden over
zag."
Een geschiedschrijver van den nieuwe-
ren tijd, de Amsterdamsche hoogleeraar
dr. Theodoor Jorissen, weigert in zijn
„Historische Bladen" 3) in De'Witt een
staatsman te zien, erkent in 'hem slechts
een partijhoofd. Toch noemt hij Dé Witt
„geniaal, eerlijk en kundig bovenmate".
Vooral dat „eerlijk" is een bëteek'enisvolle
hulde aan het karakter van den staats
man die leefde in een- tijd, toen de diplo
matie nog meer dan tegenwoordig en
wij weten hoe zij thans in discrediet is
in intriges, omkooperij en gunstbetoon
verstrikt lag. Nooit heeft De Witt zich
in den diplomatieken omgang tot eenige
oneerlijkheid, laat staan tot erger, laten
verleid/en. Hij was en bleef absoluut on
omkoopbaar.
De Engelschman William Temple, zelf
een staatsman van beteekenis, getuigde
van De Witt: „niemand kan meer recht
schapen en billijk zijn, niemand heeft ooit
meer behendigheid en bekwaamheid ge
toond."
D'Estrades, gezant van bodewijk XIV
.bij onze Republiek, schreef in 1663 aan
zijn vorst het volgende over Jan De Witt:
,,een groot rrian, van uitstekende be
kwaamheid, bestuurt hij nu al tien jaar
alle, zoowel buiten- als binnenlandsche
zaken met kracht, behendigheid en, waar
het noodig is, met doordrijvend gezag.
Het is niet mogelijk een bekwamer en
scherpzinniger man te vinden dan hij is."
Ook bij Mazarin, Frankrijks eersten mi
nister, stond De Witt - om zijn geniale
staatsmansgaven hoog aangeschreven.
En die uitspraken zijn niet te beschou
wen als de wierookwolken eener ijdele
loftuiterij, maar steunen op de feiten van
De Witt's leven en werken in dienst der
Republiek. Zoolang hij het roer van staat
in handen had, dat is gedurende een tijds
ruimte van schier twintig jaren, heeft
ons land vijf zware oorlogen te voeren
gehad. Op hem, die door de Staten van
zijn gewest de andere provinciën be-
heerschte 4), ruste steeds de leiding, soms
zelfs de zorg voor de uitvoering. Waar
het gold de voorbereiding tot den strijd of
het herstel der geleden schade, was hij
onvermoeid en spreidde een zeldzame
energie ten toon. Hoe dreigend het er
bij wijlen voor de Republiek ook uitzag,
zijn vertrouwen op de uitredding bleef
ongeschokt, zijn veerkracht ongebroken,
bereid als hij was om, zoo noodig, zijn
leven te offeren voor het heil des lands,
gelijk in 1666, toen hij zelf met de vloot
in zee ging.
In zijn ziel kwam moedeloosheid zelden
op, won er nooit veld. Zijn bewustzijn,
van het overwicht dat hij had op de Sta
ten en het gevoel van zijn persoonlijke
kracht deden hem dingen tot stand bren-
wen en kinderen over; het betrof toch
niets anders dan de vooraf met petro
leum begoten huizen met een fakkel in
brand te steken, de spuiten te vernie
len, de waterleidingen af te snijden.'
Voor de mannen bestemde hij de ge
weren en de kanonnen; en ais ten laat
ste de plaats niet meer houdbaar zou
zijn, zouden eiectrische geleidingen de
met kruitvaten gevulde imjhkamers en
kelders in vulkanen veranderen.
Dit was nog niet genoeg; onder Parijs
strekken zich ruime galerijen uit, waar
van de burger Rouzier, luitenant der mi
neurs, de kronkelingen kende; hiervan
moest partij getrokken, worden door de
steunpilaren te ondermijnen, de 'honder
den met dynamiet geladen mijnkamers
met eiectrische 'draden te verbinden en
wanneer het leger van Versailles, door
de vlammen verblind, door het schroot
vuur weggemaaid, door de loopgraven en
barricades opgehouden' het Pantneon zou
bereiken, de wrekende vonk afzenden: al
de pijlers zouden gelijktijdig bezvyijken,
het door den schok scheurende verwulf
sel zou instorten en met een ontzettend
gekraak zouden tempels en gedenkteeke-
nen, paleizen, huizen en leger in den
afgrond, veranderd in een vuurpoel van
honderd vost diepte, verzwolgen jyorden
gen ,die men in den gewonen loop van
zaken onmogelijk zou hebben geacht.
Hoewel hij te werken had met de stroe
ve regeeringsmachine van tal van regenten
en grootere en kleinere stedelijke potenta
ten, die hij allen ambtelijk had te erken
nen, wist hij toch in 1654 de Staten
van Holland tot de „Acte van Seclusie'
over te halen, en daardoor een oorlog
te beëindigen, die 's lands krachten ten
eenemale dreigde uit te putten. Kundig
financier als hij was, wist De Witt bij
de regenten, die een groot deel van hun
vermogen in Hollandsche staatspapieren
belegd hadden, een conversie der Hohand-
sche schuld, door te drijven, waarbij de
rente van 5 op 4 pet. werd verlaagd,
wat der schatkist eene jaarljjksche be
sparing van 'f 1.400.000 gaf. Bij het uit
breken van' den tweeden Engelschen oor
log (1665) wist hij door een kunstgreep
van de Algemeene Staten een lastgeving
voor De Ruijter geteekend te krijgen, die
hij in "s lands belang noodig achtte. Een
tractaat met Denemarken liet hij door de
provinciën goedkeuren zonder ze de ge
heime artikelen te doen kennen. De ,,1'nple
Alliantie" sloot hij met Temple zonder
ruggespraak met dè Staten 'en zonder dat
men hem zulks euvel duidde.
Een staatsman die dit alles kon, is
toch wel iets meer geweest dan „dienaar"
dér Staten. Ongetwijfeld heeft De Witt
nimmer eene absolute macht bezeten,
noch kon hij het woord van den Zonne
koning: „l'état c'est moi", „de staat, dat
beu ik" tot het zijne maken'. Maar dit is
toch zeker, dat hij zijn wil en zijn in
zicht tot wil en inzicht der Staten wist
te maken én met grooter macht dan me
nig stadhouder voor en na hem in binnen-
en buitenlandsche zaken gelijktijdig heeft
geheerscht. Voeg daarbij, dat De Witt die
macht uitoefende, ontdaan van alle uit
wendige praal en luister, zelf tot'zijn
dienst niemand hebbende dan één knecht
en in levenswijze en optreden naar buiten
in niets van den gewonen deftigan bur
ger van 'sGravenhage verschillende. Is
het dan niet, alsof men, de persoonlijkheid
van Jan De Witt beschouwende, een dier
eerbiedwaardige oud-Romeinsche senato
ren voor zich meent te zien, die wars
van alle geldbejag of eerzucht maar1 één
verlangen hadden„consulere reipublicae",
„het welzijn van den staat te behartigen",
hun vaderland groot en geducht te ma
ken? Is het te verwonderen, dat Vondel,
die zoo gaarne de groote mannen onzer
gouden eeuw bezong, in de rots het beeld
ziet, waarmede hij Jan De Witt heeft te
vergelijken, als hij hem na den Eersten
Engelschen oorlog toezingt:
In 't midden van die baren,
Dien zeebrant stond De Witt in 't op
gaan van zijn jaren
Gelijk een rots, aan 't roer van onzen
vrijen Staat,
Bekoord door niemants gunst, verschrikt
door niemants haat."
Ten slotte om het beeld van den groo
ten raadpensionaris ten voeten uit te ge
ven, zij nog gewezen op zijn huiselijkheid.
en verdwijnen in een zee van vuur, die
het derde gedeelte van de ruimte door
het Parijs van den linkeroever ingeno
men, zou overdekken.
De zaal dreigjde in te storten onder
de geestdriftige toejuichingen; het was
als hoorde men een gebral van talloo-
ze wilde dieren.
Een petroleuse klom op de toonbank,
loste haar revolver in. de lucht om zich
gehoor te verschaffen en krijschte met
schelle stem
„Ik vraag, dat alvorens met het groo
te werk der brandstichting;' een aanvang
gemaakt worde, al de priesters, al de
gijzelaars, al de verraders zonder erbar
men doodgeschoten worden, opdat elke
patriot een glas bloed kunne drinken van
die eeuwige vijanden der republiek".
„Gij kunt op terré rekenen", antwoord
de de generaal der gefedereerd*®; „hij
heeft de 'lijst der booswichten: hij zal
er geen een laten ontsnappen".
Een nieuwe spreker verscheen op een
tafel; het was Luscipia: „Burgers", riep
hij pit, „ik
Aan alle zijden lipt zich gemor 'hooien.
„Er zijn nu woorden genoeg gesproken",
merkte Delescluze gestreng aan; „het
zijn daden waaraan de republiek behoef
te heeft". En «fin vooraf gereedge-
gijn opgewekte inborst, zijn trouwe vriend
schap, zijn ongeveinsde godsdienstzin, die
hem steeds, maar vooral in de ure des
gevaars, de knie deed buigen voor God
den Heer.
Tgdens de Republiek der Zeven Gerenieerde
Provinciën, was de raadpensionaris ven Holland
volgens de letter zijner aanstelling „de dieDaar
der Staten". In de Statenvergadering kwam h»m
slechts de voordracht der te bebandrlen zaken
toe en had hij er geen beslissende stem. hij
-telde de beslniten op, was stemopnenier, opende
de brieven en stukken, onderhandelde met da
vreemde gezanten en ministers, droeg zorg voor
de iokomsten, waakte voor de handhaving der
rechten en piivelegiën, was permanent lid van
de Staten-Generaal der Veraenigde Nede landen,
Groot Zegelbewaarder en had piactisch in Hol
land en geheel de Unie eeD macht en invloed
welke die van een eersten minister van onzen
ijjd verre overtrof en zulks zeer zeker in de
stadhouderlooze tijdperken.
Jan De Witt werd den 25en September 1C25
te Dordrecht geboren.
-) Tollens, Nova Zembla.
3) Historische Bladen. Deel I blz. 134.
Holland, de machtigste provincie der Unie,
droeg alleen voor 68 pilt. bij in de oorlogs-
onkosten van alle provinciën te zamen.
Het anweer losgebroken.
Het onweer van het dreigend offensief
aan het Westerfront is Maandagmorgen
losgebroken, maar op een ander punt
dan men verwachtte, niet in den sector
AmiensSt. Omer, maar in den sector
Reims—Soiseons, terwijl tegelijkertijd
door de Duitschers een affeidiugsoffensief
wordt ondernomen in Vlaanderen en
Lotharingen. Voor het oogenblik is de
bergrug van de Chemin des
Dames door de Duitschers ver
overd, de Aisne.enhet Aisne—
Marnekauaal geforceerd en
zijn 15000 gevangenen gemaakt.
Men zal zich herinneren dat de fel
omstreden Chemin des Dames in October
1917 door de Franschen werd veroverd
en de Duitschers tot achter het Aisne
Oisekanaal teruggedrongen. Deze succes
sen zijn nu weer ongedaan gemaakt en
de Duitschers in het bezit gekemen van
een sterke natuurlijke verdedigingslinie.
Uit het Duitsche legerbericht dat met
groote breedsprakigheid de verkregen
successen opsomt, blijkt, dat de generaals
Von Boehm en Von Below, de legers op
dit gedeelte van het front aanvoeren.
Evenals vroeger hebben de Duitschers
ook nu na enkele uren van zeer zwaar
artillerievuur den aanval gewaagd.
Het aanvalsfront beslaat een breedte
van 40 kilometer, tusschen Vauxaillonen
Brimont ten Noorden van Reims, dicht
bjj Coucy-le-Chateau, het uiterste puut
waar de "Duitschers bij hun eerste offen
sief zich baan Draken Een kleiu stuk
van dit front tusscben Bermécourt en
Craonelle werd door Britsciie troepen
bezet, de rest door Fransche. De Eugel-
sche zoowel als de Fransche legerberich.
maakte lijst nemende, benoemde hij op
staanden voet een commissie van mineurs,
waarmede hij zich afzonderde om te be
raadslagen, terwijl de rampspoedige Lus
cipia zich onder de bezoekers verloor,
waarboven hij gepoogd had zich te ver
heffen, terwijl hij treurig zijn geliefd woord
mompelde„O noodlot 1"
Op de tafel "in de raadkamer lag een
plan der catacomben uitgespreid. Deles
cluze kende het reedshij wist, dat men
ifit het midden van Parijs langs de on-
deraardsche gewelven~met het fort Van-
yes gemeenschap kon onderhouden. De
generaal nam .een rood potlood en stipte
de voornaamste punten aan,, waar de mijn-
kamers geplaatst moesten womenonder
het Luxemburg1, SainLSulpice, Val-de-
Grace, het Observatorium en hét Od«on.
Een bijzonderheid, die hij nog niet be
merkt had en zijn» berekeningen in de
war bracht, was,, dat de onderaaxdsch»
gangen, in plaats van onder het Panthe
on door te gaan om dat gedeelte van,
den berg heenliepen, daar de rotsbank-
van geen deugdelijke hoedanigheid had
geschenen om die uit te kappen.
Delescluze troostte er zich over met
de óverweging, dat het gemakkelijk zou
zijn gebruik te maken van de kelder»
van bet ruime gebouw en «r genoeg kguit
Verwachting tot den avond van 30 Mei
Zwakke tot matigen wind uli Noordelijke
riehting, half tot zwaarbewolkt; weinig of
geen ragon. Weinig verandering van tem-
peratunr.
ten erkennen de Duitsche successen, a'
laten zij uitkomen, dat zij in volmaakt
verband en volgens methode op eene
tweede linie terugtrokken Alleen op den
rechtervleugel konden de Engelschen
hunne posities behouden, evenals de
Franschen in de streek van Brimont,
Aan het Lijefrout in Vlaanderen hadden
de Duitschers weinig succes. Alleen bij
het meer van Dikkebusch konden zij de
stellingen der Franschen binnendringen.
Uf de Duitsche successen bij de Aisne
zich zullen uitbreiden tot een strategisch
succes, dieut afgewacht.
Inmiddels zijn de Duiischers bjj Fismes
de Vesle overgetrokken. Het Fransche
middag-communiqué van 28 Mei zegt
la den avond van 27 Mei hebben de
Duitschers, tengevolge van de aankomst
van versterkingen tusschen Vaüly en
Berry au-Bac de Aisne kunnen over
trekken.
De tegenover den zeer overmachtigen
vijand staande Frausch-Eiigelsche troe
pen trekken stelselmatig terug. De strijd
wordt verwoed voortgezet tusscnen de
Vesle en de Aisne en iu de streek der
hoogvlakten, waarachter de Fransche
reserves staan.
In Lhampagne, op den rechter Maas
oever en iu VVoeuvre houdt de weder-
zijdsche artiilerieactie vrij hevig aan.
Een krachtige vijandelijke coup de
main tegen de Fransche troepen in den
sector van de Chauibrettes mislukte
door het vuur der Franschen.
Havas seint uit Parijs o.m. het vol
gende
Het front vormt een nieuwe onafge
broken linie, die geen enkele bres open
laat voor een doortocht.
Voldoende reserves zijn ter plaatse.
Het opperbevel heeft alle maatregelen
genomen om aan den toestand het hoofd
te bieden.
Het is overigens waarschijnlijk dat de
vjjand zich zal moeten tevreden stellen
met zijn winst van den eersten dag,
daar de Aisneiinie een hindernis vormt,
op welker sterkte de geallieerden kun
nen rekenen.
Alle persbeschouwingen getuigen van
absoluut vertrouwen in den toestand.
Men is overtuigd, dat de Duitsche avance
na de onvermijdelijke opeenvolgende
successen »van den eersten geweldigen
aanval, zal worden tot staan gebracht
door het krijgsspel van h»t oppercom
mando.
Evenals bij het eerste offensief poogt
de vijand de bevolking achter het front
te demoraliseeren door een beschieting
van Parijs.
bijeen te brengen om de pilaren van den
koepel te schokken en dien op de sol
daten, die het gebouw bezet zouden heh-
ben, te doen neerploffen.
Over het plan heengebogen, verklaar
de de Gezouten Schelviseh den generaal
de overeengekomen teekens, die deze niet
kon begrijperi: hij wees hem en zijmie
medeplichtigen de plaats aan, waar da
weg naar Orleans over reusachtige uit
gravingen loopt, waarin een geheel re
giment gemakkelijk verzwolgen zou wor
den; de pijlers, die de waterleiding van
Arcueil steunen en die, bezwijkende, plot
seling alle fonteinen zouden doen op
drogen, de eigenlijke catacomben, waar
de beenderen van verscheiden© millioe-
nen lijken opgestapeld zijn, een dooden-
stad, waarvan de stralen ommuurd zijn
met doodsbeenderen bezet m»t doodshoof
den en waarin m»n langs drie hoofdtrap
pen afdaalt; waarvan de eerst» aan de
barière d'Enfer, de tweed» hij' de Issoi-
re-graftombe «a de derde iu de vlakt»
van Montsouris ligt.
„Zijn de versterkingsmetselwerken ste
vig?" vroeg de burger generaal.
„Om zoo te zeggen onwrikbaar", ant
woordde Rouzier.
l I _t ;...i i li i i i
(WMit WDOitf-l