ibesfedinj ival Goes IZIGER bekwaam ersoneel jfo. 63. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Donderdag 30 Mei 1912. BUITOLAND. zicli niet herkiesbaar den lieer A. M. PR. .KEBEEKE als gezwo- Breede Watering Bewes- E. K. LENSHOEK. sbessenveiling lRDAG 1 JUNI, sdag 4 Juni 1912, d verzoek rekeningen ivijld in te dienen bij enningmeester van istigd te WAALWIJK. STE POSITIE. ^meubileerde Kamer met pension. twaam Schildersknech l.SNlJDER,Uoes Een merkwaardige brief. DE OORLOG tusschen Italië en Turkije. De schipbreuk van de „Titanic". e, wordt met aandran» ervulling van deze va. |abevolen de heer IOTEBOOM, der gemeente Kloetinge. I ingsvereeniging peveland" te Boes. De eerste a. s. gehouden worden op ags om S1/* uur. ;en te verkrijgen bij den vei- |administrateur F. DoaiiNiCüste HET BESTUUR, STUUR van het Waterschap „de tering bewesten lerseke" zal op iddags 91/, uur, in het Polder- K n bes ted en: et zuiveren van Water ingen, Watergangen en gslooten in 81 perceelen. en zijn vanaf 29 Mei 1912 gratis ar bij den gezworene van ieder en ten kantore van den water- igen ambtenaar te Goes. M. PEMAN KAKEBEEKE, Wd Dijkgraaf. H. VAN DER MEER MOHR, Ontvanger-Griffier. „EUphOHIfl". oordbraband. appij van Verzekering op 't leven. keljjk opgericht 8 Maart 1843. tgekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 Juli 1895, No. 41. nd maatschappelijk kapitaal f 300.0(10 '28 October 1911: f2.077.596.32', Agenten gevraagd. i, leeftijd 23—28 jaar, tegen tot voor het bezoeken van winkeliers niale waren etc. |o brieven met volledige inlichtin- Ier No. 1, bureau van dit blad. Jgelfabriek A. STANDAART, vraag' :sRaephorststraat 87, Rotterdam- heer, zjjne b. b. h h., zoekt iven met opgaaf van prijs onder N fl-eau van dit blad. Gevraagd een en een flinke aankomende. DE BOOIJ, Mr. Schilder, Hanswe^ Beste soort __IDEWUN en JENEVER Een Zeeuwsch missiounaris, tc 's Hee- renhoek geboren en vandaar in Novem ber des vorigen jaaïs, na eene vacan- tie van 7 maanden tot herstel zijner gezondheid, wederom naar zijne missie in Zuid-Afrika vertrokken, heeft van uit zijn standplaats een brief geschreven aan de 's Heerenhoeksche vrienden en men is we! zoo vriendelijk geweest dat even hartelijk als belangwekkend schrij ven aan de „Nieuwe Zeeuwsche Cou rant" ter overname af te staan. Wij laten dan dien brief hieronder volgen, overtuigd da,t onze lezers er niet belangstelling kennis van zullen nemen. V. J. Matjeskloof, 25 Maart 1912. Na.niaquala.rid, Cape Colony, Zuid-Afrika. Waarde Vrienden, Ik had u beloofd eene beschrijving te geven aangaande de groote reis van 's Hee- fenhoek naar Matjeskloof. 'tHja&ft langter geduurd dan ik wel gewild had,,,i maar belofte maakt schuld; door gezond heidsredenen heb ik werkelijk niet eerder kunnen schrijven. Nu is het reeds enkele maanden geleden, dat ik van u a.llen scheidde, doch voor mij1 is het, als ware liet pas gebeurd. Den 19en November 1911 hield ik', in mijne zoo mooie oud-parochiekerk van den H. Willibrordus, mijn afscheidspreek. Ik hield mij uitwendig hard als ijzer, doch het kostte mij ontzettend veel, om ouders, broeder, zusters, familie en vrienden en weldoeners, wellicht voor a It ij d vaarwel te moeten zeggen. Alle burgers van 's Hee- renhoek en elders, waren mijne vrienden geworden. Niemand heeft mij dit gezegd, maar ik heb dit zoo innig gevoeld, ja meer: allen hebben het mij bewezen, want van den rijkste tot den armste allen hebben hunne offers geschonken, geschon ken zonder eenigen drang maar uit zui vere liefde voor God en de „minsten," der Zijnen. Dat heeft mij een rijkdom van Iroost geschonken, Zoodat het mij thans in liet verre Afrika onmogelijk zou zijn u allen niet dagelijks aan het altaar Gods te gedenken om des Hemels zegen over n allen af te smeekten. Was 's Heereinhoek mij dierbaar als geboorteplaats; 'tis mij nu zoo mogelijk' nog dierbaarder gewor den. Den 23en Nov. d.a,.v. was het voor mij een nog „Harder," dag, want dien dag moest ik immers scheiden van wat den mensch het dierbaarst is op aarde ouders, broer en zusters. Gedurende mijn H. Mis (de laatste die ik in mijn vader land zou opdragen) welde menige traan in mijn oogen op. Onwillekeurig kwam de gedachte in mij op„Heer, Gij verlangt, dat een ieder onzer U een offer brenge, ziehier dan een waar en zuiver offer. Hel kind verlaat zijne oudere, alleen om U te volgen, en mijne ouders offeren U hun kind voor altijd om zielen te winnen voor U, voor den hemel". Zoo konden wij getroost ons offer brengen, werd ons Zijne genade gegeven om dat kruis op Ie nemen en den Goddelijken Meester te volgen. Alsof de natuur ons dien dag wilde tegenwerken voor de komende boot tocht, zoo stormde en regende het met heftige vlagen. Niettegenstaande kwam onze goede parochie-pastoor de Zeereerw heer Hellegers door zijn bezoek nog een laatste troost schenken aan mijne dierba ren en met ons meeleven de laatste oogen- Tan samenzijn. Persoonlijk hield ®ij maar zooveel mogelijk bezig met schrijven en inpakken, dat gaf afleiding, want liet pijnlijke en zware oogenblik van scheiden naderde meer en meed. Ik acht het hier de plaats om nogmaals te herhalen het liartelijk dankwoord aan mijnheer Pastoor, toen ik' hem uitgeleide mocht doen bij zijn vertrek'; mijn dank voor de in zoo ruime mate genoten vriend schap, tijdens mijne vacantie van Z.eerw ontvangen. Eindelijk-, daar hoorde ik: „Het rijtuig staat voor!" Hard woord, ook' voor den vertrekkend en Missionnaris. Weer te ge ven, wat ik toen gevoelde, de smart te esclmjven van zoo'n oogenblik is mij onmogelijk. En toch ik moest de sterkste jn. Daar Z.H. de Paus mij bij mijn be- ,u i TO'mafHt had gegeven, om mijne ei baren Zijn bijzonderen zegen te schen 1 -n' e" ik op dit gewichtig oogenblik ;t,ui! voldaan. Opstaande, richtte ik P afscheidswoord tot mijne dierbaren, was mijn gemoed vol tot berstens ma, toch kon ik alsof een Hooger We- v m'i.<'e woorden op de tong legde, li.ni' vaarwel" uitspreken. Na knie vin 1 i®"1'8'6 zegen te hebben ont- <W n"' yer!ieten allerl °P vader en moe- omrnJ? j'o kamer. Nog enkele hartelijke, -J woorden, nog eene omhel- te Len verliet mijns vaders huis, om netf zou 'laar het land' dat God 'h'j 'tnö' in1Lfaaa',m niet le bekennen, dat ik (luionfiA ?ren> sf01*machtigen avond ge- train ti i G §e f'1- het dorp menige wen O,''' Geschreid, om het zware gevoel last weenen> Hat als een centenaars keus kSt druktemaar ook tel tend m'a") ai een licJltetraal het troos- 2 K Heeren: ook verliet elschen Vader, om op aarde ge hoond, bespot en gekruisigd te worden. Welk'e smart kan met de Mijne vergeleken worden?" En dat opbeurend woord deed mij uit de volheid des harten zeggen: Heer, hier ben ik, doe met mij wat Gij wilt, nu en altijd". Weldra arriveerden wij in 'sHeeren- hoek, waar ik nog enkele vrienden, o.m. de eerwaarde zustere en het lioofd der jongensschool, een laatst vaarwel toeriep. Zij waren de laatsten mijner oud-paro chianen, die ik van mijn geboortedorp gezien en gesproken heb'. En nu voor waarts naar bet station Arendskerke, waal de goede chef mij ten sterkste aanraadde dien nacht te Vlissingen te blijven lo- geeren, daar de storm steeds heviger werd en een tocht met de nachtboot mij min stens een slapeloozten nacht bezorgen zou. Maar als missionniaris had ik wel Voor groote gevaren gestaan; hoe goed bedoeld ook, dien raad mocht ik niet opvolgen: slechts de wil van God Zou mij k'unnen terughouden. Mijn broer, vergezelde mij tot aan boord van de mailbootdaar kon ik hem nog mijn slaap( ?)plaat.s aanwijzen. Mij aanziende, was het of hij mij zeggen wou: „Nu, heerbroer, liever da,t u daar moet logeeren, dan ik". Nu van zijn stand punt had hij wel gelijk, want het spookte geducht op zee; doch ik als priester- missionnaris volgde de roepstem van den Meester en al vond ik ook mijn graf in de golven, niemand of niets liet ik ach ter, daar ik toch van allen en alles af stand had gedaan. In tegenstelling met mijne medepassagiers, begaf ik mij aan stonds te bed, toen mijn broer Piet de boot verlaten had. Ik' was oververmoeid van -de inspanning der laatste uren en met de gedachte „weder een stapje nader tot den Hemel; en Vergaat de boot, dan ben ik er nog korter hij" dommelde ik in, zoo rustig als een kind op> moeders schoot. De gebeden voor mij; op deze ©ogenblikken thuis en elders, gestort, von den gewis verhooring. Ondanks het storm achtig weer sliep ik rustig voort, om te Folkenstone pas te ontwaken. Ik gevoelde mij nu een geheel ander mensch, zoo rustig en kalm was het nu in mij, en vurig bedankte ik God voor Zijne zicht bare bescherming, want terwijl anderen klaagden over den vreeselijken nacht, de doorgestane zeeziekte, en scheen ik alleen verkwikt door deze zeereis. Gauw mij ontnuchterd en den gereedstaanden trein in, die ons naar Liverpool-station bren gen zou. Om 8 uur daar aangekomen, spoedde ik mij naar Mr. Harth, die ge huwd is met een dochter van wijlen Mr. Grimminok uit 's Heerenhoek, en waar ik altijd welkom ben. Dien gunsohen dag bleef ik in het woelige Londen, waar men zich verbazen moet, dat in het ge wirwar van menschen en allerlei denk bare voertuigen toch geen ongelukken plaats hebben. Na den nacht nog bij mijn vriendelijken gastheer te hebben doorge bracht, vertrok ik van het Victoria-sta tion met den express voor die reizigers van de Saxonboot. Wat een zee van men schen! Wel een drie kwartier! duurde het voor ik' een plaats in den trein was mach tig geworden. Was het weèr hier erg guur, ik kon nu bij mij zelf denken, wacht maar man, nog enkele dagen en dan zit je in de tropen, Madeira zal wel ver andering brengen ten goede, want ge moet weten ik ben een vogel der warme landen, koud weèr kan ik niet meer ver dragen. Na 2 uur spoirens k'wamen wij te Southampton ongeveer 11 uur aan, Daar ik' nog geen mijner kisten en kof fers (en er was heel wat bagage voor mij verzonden) bespeurd bad, wendde ik mij tot den 'ontvanger der Saxon-boot, om inlichtingen. En met de hulpvaardig heid, den Engelschman eigen, vooral te genover de geestelijkheid, bracht hij mij de geruststellende tijding, dat alles aan boord was. Met een hartgrondig „Deo Gratias", kon ik nu 17 dagen lang gaan rusten. Mijn cabine (dooi- een No. op het reisbiljet aangegeven) thans opge zocht: het was er eene voor vier per sonen doch Goddank', die ik slechts met tweeën had te deelen. Die kennismaking met mijn buurman was gauw geschied, wharbij we zeer natuurlijk den w'ensch deelden maar saampjes te blijven. Er wa,- ren ruim 200 passagiers, die elkander do eerste dagen aankijken en becritisee- ren, zoo hoor je wel eens hard op- den ken: „hé wat een vreemde sinjeur", of „nou, aan zijn neus te zien, lijkt het een jood". Achter mijn rug dachten ze natuurlijk ook hard op: „kijk, die heeft een Romeinscben boord aan, tot Welke kerk zou, die behoorenwiellicht 'n Room- schell" „God weet het" II Maar na ette lijk'e dagen is het vreemde er af, en men begint met elkaar een praatje, men amu seert elkander, het wordt een prettig onder-ons-je, ja, men wordt de beste vrien den. Nog even wil ik teruggaan tot het ver trek van de mailboot. Om 4 uur in den namiddag van den 21en November vertok de boot onder de tonen van het volkslied „God save the King". Ieder, die geen vreemdeling is iu Engeland, ontdekt zich het hoofd, en zingt uit volie borst mede. Mijn medepassagiers namen afscheid van hunne dierbaren en ik behoefde niet te wuivenniemand toch was er om vaar wel toe te roepen, of ja htet z'ou Europa moeten zijn. Mijne gedachten echter gin gen de breede wateren den Noordzee over en nogmaals nam mijn hart afscheid van ,alle dierbaren, die ik ginds in Ne derland h'ad achtergelaten. Den eersten Zondag kon ik, daar alles nog te veel overhoop lag, geen H. Mis lezen. I'k heb nu eens uitgeslapen, ©n dat djeed mij werkelijk goed, ik was als oververmoeid en een lange slaap had mij bepaald verkwikt. Op den eersten avond wei-den alle passagiers hunne vaste plaatsen voor de geheele reis aangewezen. Ik kreeg een plaats tegenover twee Hollandsche ziekenverpleegsters, beide protestant, zooals mij bleek. Aan mijne ikleeding konden zij natuurlijk niet zien of ik tot de Roomsche, dan wel tot d|e An- glieaiansohe geestelijkheid behoorde, noch konden zij' weten, dat ik Hollander was. Mijn 'kruisteeken voor het a,vondeten bracht hen van mijne religie op de hoog te en in geen tw|eie "dageu lang, sprak een haner inij aan. Dia gelegenheid deed zich voor, dat ik! haai" met het menu van dienst kon zijn, daar mij bleek, dat ze geen voldoende Engielsch kenden. Je had die verbazing moeten zien, toen ze mij zeiden, -dat ze dat wel aardig vonden van een Pastoor Het ijs was nu ge broken; later wenden wij bepaald be vriend, en gingen ze mij Heeroom noe men. De betoonde afkeer was zoozeer veranderd, dat we na de maaltijden wan delingen op het dek! maakten; ja stel u voor, er waïlen onder mijne medepassa giers, die meenden, da,t i'k een dominete was, die met zijne vrouw en dochter op reis wasZoo 'kwam eindelijk bij de dames in eene vertrouwelijke bui het ho-oge woord er uit, dat zij in Holland steeds uit afschuw van een Roomschl geestelijke gewoon waren geweest wol tien stappen uit te wijken, als zij bet onge luk hadden zoo'n wezen te ontmoeten. Maar nu bekenden zij spijt, «i zieiden nu een geheel ander idee van een Roomsch geestelijke gekregen te hebben, oprecht zeiden ze: haar meening totaal gewijzigd te hebben. En inderdaad, toen we later aan de Kaap afscheid genomen hadden, beloofden ze mij te zullen schrij ven en werkelijk een Roomsch Mis sio-nnaris 'kreeg uit Pretoria een brief van twee Protestantsche ziek'enverpleegsteWs, die odk hij weer moest beantwoorden. God z'egene haarl Vijf dagen na het vertrek uit Southamp ton 'kwamen wij te Madeira aan, een heerlijk-mooi eiland, 120.000 bewoners, die meestal leven van den handel; niatte-n- stoelen, en -tafeltjes en geweven kant ©n den genoeg bekenden Madeira-wijn. De boot zou daar 6 uren vertoeven, en ieder, die 'kon, ging idus aan land. Menigeen onzer maakte gebruik van de aangebo den gelegenheid, om voor f 6 met den trein den berg te bestijgen, en dahr genie tend van een heerlijk ver gezicht de mee genomen lunch te verorberen. Maar nu de tocht naar beneden, dat gaat met een soort van slee, die wel eens wa.t snel naai- omlaag glijdt, doch' dan door een paar stevige jongens moet worden tegen gehouden. Maar, helaas I soms zijn die mannetjes wat men in Holland noemt: „over hun thee", of te wel half dronken en dan laten ze je gewoonweg aan je lot over, zoodat je tegen het een of ander uitstekend punt aanbonst en een flinke huiteling op je f6 toekrijgt. Ik voor mij meende verstandiger te doen dooi) hier een paar Madeira-stoelen te koopen (ééne voor mijn Heerbroer), die wij in ons Mis sieleven wel gebruiken kunnen, daar wij soms in geen drie weten achtereen eene andere rustplaats hebben dan den grond, en da.n is een stoel een echt luxe-artiktel, waarvan je in beschaafde landen geen idee kunt krijgen. Voor het verlaten van Madeira werd onze boot omringd door kleine roeibootjes, gevuld met bet echte straat- (of beter gezegd) zeejongenstyp©. Zij bedelen om een aalmoes en de gegoede passagiers werpen hun de geldstukjes toe, maar niet in hun bootje, doch in de zee. Op bewonderenswaardige wijze duiken ze in troepen de muntstukjes achterna, en een of ander temt met het geldstukje tusschen de lipipen geklemd, terug, oan opnieuw zijn bedelgeroep te beginnen. Ge behoeft niet te gelooven, dat een enkel geldstukje verloren gaat. De overige twaalf dagen gingen vlug voorbijde zee was zoo kalm mogelijk en interessante gebeurte nissen deden zich' niet voor. Gedurende mijn bootreis heb ik Goddank vele malen de H. Mis kunnen lezen doch er wm ren bijna geene Katholiekten aan boord alleen de scheepsdokter was -een brave Roomsche met wien ik' menigmaal confe reerde, en -die trouw des Zondags in de H. Mis het Epistel en Evangelie van den dag in het Engelsch voorlas. Op 12 December arriveerden we 's, mor gens vroeg te Kaapstad, waai- ik' afgehaald werd door eenen priester, gezonden door Mgr. Rooncy, Bisschop te Kaapstad. Deze heeft ontzaglijk veel over voor ons Missie gebied va,n Namaqualand, wetend, dat het daar alles behalve een aardsch paradijs is. Acht volle dagen zou ik in Kaap stad vertoeven en was al dien tijd de gast van Z.D.H. den Bisschop. Met 6 k 7 zeer verdienstelijke priesters, die allen hard te arbeiden hebben en vele bekeerlin gen maken, bewerkt Mgr. dit gebied. Kaap stad is een zteer mooie stad, die voor de mooie streken in Europa niet behoeft onder te doen. Dat mien in zoo'n rjjifce. plaats van alles kan hekomen behoef ik wel niet te zeggen, natuurlijk' mits de buidel maar gevuld genoeg is. Mgr. de Bisschop zag al terstond bij mijne aankomst, dat ik er verre van ge zond uitzag en raadde mij ten sterkste aan een speeialen geneesheer te raad plegen. Zijn raad was mij een bevel; 'sdocters advies luidde ronduit: „Ge komt van Holland, welnu ge vertrekt met dezelfde boot weer terug naar Holland, u is totaal ongeschikt voor Namaquar land". Kort, maar kifaohfig'. Teruggekeerd bij Mgr. Roojrcy deelde ik! hem het „votnnis" mee, en kreeg van Mgr. tot antwoord: „Ja Pater, 'tis eene dwaasheid geweest zooi gauw, half her steld als ge waart, naar Afrika terug te keeren". Maar ik dacht in God» naam, ik sta toch al op het Afrikaansehe grond gebied, op Hem vertrouwend, wijk ik voor geene gevaren. Vooruit dus naar, mijne wachtende kudde. In Kaapstad woonde ik ook des Zondags in de Kathedraal de H. Mis bij en zag den stroom van Katholieken, die den machtigen tempel vulde, en hoorde de heerlijke gezangen, die met zooveel Gods vrucht ert kunst de plechtigheden opluis terden. De hoogeerw. heer! Kolbe, een der geleerdste mannen van Z.-Afrika is gedu rende langen tijd de verdienstelijke lei der en. directeur vap. dit z&ng'k'oor ge weest. Den 19en djalv. moest ik mijne reis we der voortzetten, en ging ik des avonds 5 ure aan boem I van de „Nautilus", in één adem voeg ik ér hij', een der ellen digste booten der wereld, een modetti slavenschip zou ik het willen nolemen. Op dit pleizierjaoht zou ik minstens 36 uren moeten doorbrengen. Van Kaapstad uit brachten twee priesters mij naar de haven. Eén er van zag, als ik', er, zeer onwel nit en zou tegen Kerstmis a.s. naar zijn geboorteland Ierland voor herstel zij ner gezondheid terugkteelien. God echter had hel anders beschikt. Ik vernam la ter, dat hij nog binnen de 8 dagen te Kaapstad overleden was. Van Kaapstad uit gingen we dan weer Zeewaarts, steeds vertier en veïider zee in en nu werd ik zoo zeeziek, dat werkelijk een soort in stinct me als het ware deed verlangen, dat de boot maar vergaan moest, om uit mijn ellende te zijn. Neen zoo ziele ben ik nooit in mijn leven geweest; ik zag er uit als een lijk. Niet, dat de zee onstuimig wa,s, verre van daar, maar die boot met zijne onwelriekende geurtjes netjes te blijven kan ik geen ander woord gebruiken zijne verregaande onrein heid deed een net mensch walgelijk' aan. Eindelijk was -de tocht volbracht en den 22en Dec. in den ochtend arriveerde i'k' te Port Nolloth, waar wij ook een Missie post hebben; ik was dus God zij lof in Namaqualand en ge begrijpt mijn blijd schap, toen oen onzer paters Rev. Mare- chaux mij afhaalde. Denzelfden dag zou Heerbroier met <len trein van vier uur eveneens hier aankomen. Na enkele uur tjes eene noodzakelijke rust genoten te hebben naar het station qm Heerfaroer zoo spoedig mogelijk weèr te zien. De vreugde, het zielsgenoegen te beschrijf ven toen ik mijn s terken en stoeren Heer- broer op mij zag toetreden, toen ik hem de broederhand weer k'on drukken is even onmogelijk, als weer te geven de gesprek ken, de vragen en antwoorden die we derzijds gedaan en gegeven werden. Wel kan ik zeggen, dat de vraag naar huis, ouders, familie en dorpsgenooten bij hem domineerde. Wij konden niet uitgepraat raken. Na den volgenden dag eerst de H. Mis gelezen te hebben, vertrokken wij samen naar O'ojkiep; een afstand van 90 Eng. mijlen. Daar aangekomen stond het rijtuig met onze twee paardjes geiteed. Spoedig nu ingestapt en naar de eerw. heer Pastoor van O'okiep; waar we een uurtje afspanden; en toennaar mijne zoo dierbare parochianen, naar Ma.tj'es- Moof, ongeveer nog een uprtje. Om zes uur bereikte ik het einddoel mijner reis. En zoo was de herder der parochie, na eene afwezigheid van zeven lange maan den weer terug hij de hem toever trouwde kudde. Alles was op de been om mij te verwelkomen en tot 's avonds laat kwamen mijne dierbaren nog den „Vader" groeten, en hun aller woord was steeds weer: Vader, u spreekt nu geheel anders dan vroeger. Sommigen voegden er bij: De Vader spreekt nu hoog-Hol- Jandsch. En als een blijde boodschap ging de tijding steeds verder ï-ond; „Vader Cor nells is weer thuis I" En van heinde en verre stroomden ze toe om het grootsche en H. Kerstfeest te komen vieren. Mgr. Simon, die tijdens mijne afwezigheid de parochie had waargenomen, had den 19en reeds Matjeskloof moeten verlaten otm met de Kerstdpgen te Pello te k'unnen zijn. Het speet hem ten zeerste niet pp mijn terugkeer te hebben kunnen wachten, mlaar plicht boven liefde" is aan ieder een doch zeker den Missi on naris voorge schreven. De vrees van Mgr., dat ik op Kerstdag nog niet in mijne parochie te ruggekeerd zou zijn, was door een tele gram van Mgr. Rooncy uit de Kaapstad aan Z.D.H. ontnomen en ten Mgr. met een gerust hart veïttrekken. Vader Corne- lis vierde met de zijnen het Kerstfeest weer. Geiachte Vrienden, ik! ben aan het einde van mijn taak'. Beschouw deze letteren als een bewijs van erkentelijkheid voor de in zoo ruime mate ondervonden Vriend schap. Ik zal u steeds allen in mijne gebeden gedenken, maar vergeet dan ook mij niet. Mijne gezondheid laiat nog te wenschen over. Schenke echter de Almachtige God mij gezondheid en kracht, om nog veel voor Hem te wekken. Met de hartelijkste groeten. Uw vroegere medeburger, C. v. 'tWESTEINDE. O. S. H. S. De „Tribuna" publiceert lange inter views met Tuiksche officieren, die op Rhodus meegestreden hebben ©n zich thans als gevangenen in Palermot bevin den. De officieren, die, zoo meldt het blad, door de Italiaansche collega's zeer vrien delijk werden opgenomen, vertelden, dat de Turksch'e troepen in drie dagen niets gegeten hadden, zoodat hun tegenstand slechts zwak en zonder geestdrift was. Slechts twee kapiteins hadden zich te gen de overgave verzet en wilden met hun compagnieën een haadnekkigen te genstand bieden en door de vijandelijke gelederen trachten heen te breken. Maar hunne luitenants verklaarden niet te wil len gehoorzamen en ook de soldaten sloe gen aan het muiten. Na de overgave was ren de soldaten zoo uitgeput, dat vele voor dood naar het. ziektenhuis werden vervoerd. Op Rhodos. Volgens een bericht uit Turksche bron, heeft een deel van het Turksche gar nizoen, dat nog juist bijtijds zich aan de omsingeling van de Italianen heeft weten te onttrekken, op Rhodos een gue rilla op touw gezet.. In Tripoli. Een Turksch officier uit het leger in Tripoli, die te Koinstantinopel is aange komen, heeft medegedeeld, da.t men daar uit de bonding der Italianen opmaakt, dat ze voor dit jaar van veüder krijgs bedrijf hebben afgezien. De oorzaak zou zijn: de hitte, ziekte en de tegenstand van Turkten en Arabieren. In het Turk sche ka,mp maakte men toebereidselen, om van deze omstandigheid gebruik' te maken. Het rapport der Amerik'aansche onder zoekingscommissie inzake de ramp met de „Titanic", zoo weet de Washingtonsche correspondent van een der New-Yoik- sche bladen te melden, is thans gereédl. Het is, naar" de correspondent meedeelt, zeer bezwarend voor Mr. Ismay en som mige emploiyé's der White Star Company te New-York. Verder wordt kapitein Smith' er in genoemd als de man, die de schuld is geweest van !de ramp; Volgens het rapport heeft de tegenwoor digheid van Mr. Ismay op het schip de gezagvoerende personen aan boord aange zet de „Titanic" met de grootst mogelijke snelheid te doen varen. Verder wondt in het rapport geconsta teerd, dat meer dan driehonderd perso nen moesten verdrinken wegens het ont breken van discipline onder de beman ning en de wanorde, die onder de matro zen heerschte. De „Olympic", het zusterschip van de „Titanic", is Zaterdag een uur over tijd van New-York vertrokken, doordat sena tor Smith onverwachts uit Washington was overgekomen om een paar getuigen te hooren, van wie de voornaamste de hoofdstoker Barrett was. Barrett, die op het oogenblik', dat de „Titanic" op den Ijs berg voer, het toezicht op de stokers in de machinekamer had, verklaarde onder eede, dat de „Titanic" op den dag van het ongeluk voor het eerst alle vierentwintig ketels 'gebruikte en met volle vaart, on geveer 23 knoopen, liep. Die snelheid had het schip nog op het oogenblik van de botsing. BELGIË. De bevolking van Brussel heeft op tref fende wijze uiting gegeven aan haar, alles zins te begrijpen, verontwaardiging ovter de verspreiding der vuile lasterpraatjes aangaande het particuliere leven van den jongen vorst. Toen het koninklijk echtpaar Donderdag middag zou uitrijden voor een officieel bezoek, verzamelde zich' zulk een gewel dige menigte voor het paleis, dat bijzon dere politiemaatregelen moesten worden genomen. Op het oogenblik, dat die koninklijke rijtuigen het paleis verlieten, steeg een geweldig gejuich op, het volk verbrak het cordon en drong door tot vlak hij het staatsierijtuig, waarin de koning en de koningin met prins Karei hadden plaats genomen. Er scheen alan hiet gerotep van „leve de koning, leve de koningin 1" geen eind te zuilen komen; vooral koningin Elizabeth bleek zeer getroffen en ontroerd door deze spontane uiting van waarachtige symplathie. De schuldigen zullen zicïh nu wel stil houden,

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1912 | | pagina 5