ibesfedinj
ival Goes
IZIGER
bekwaam
ersoneel
jfo. 63. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Donderdag 30 Mei 1912.
BUITOLAND.
zicli niet herkiesbaar
den lieer A. M. PR.
.KEBEEKE als gezwo-
Breede Watering Bewes-
E. K. LENSHOEK.
sbessenveiling
lRDAG 1 JUNI,
sdag 4 Juni 1912,
d verzoek rekeningen
ivijld in te dienen bij
enningmeester van
istigd te WAALWIJK.
STE POSITIE.
^meubileerde Kamer
met pension.
twaam Schildersknech
l.SNlJDER,Uoes
Een merkwaardige brief.
DE OORLOG
tusschen Italië en Turkije.
De schipbreuk van de „Titanic".
e, wordt met aandran»
ervulling van deze va.
|abevolen de heer
IOTEBOOM,
der gemeente Kloetinge. I
ingsvereeniging
peveland" te Boes.
De eerste a. s.
gehouden worden op
ags om S1/* uur.
;en te verkrijgen bij den vei-
|administrateur F. DoaiiNiCüste
HET BESTUUR,
STUUR van het Waterschap „de
tering bewesten lerseke" zal op
iddags 91/, uur, in het Polder-
K
n bes ted en:
et zuiveren van Water
ingen, Watergangen en
gslooten in 81 perceelen.
en zijn vanaf 29 Mei 1912 gratis
ar bij den gezworene van ieder
en ten kantore van den water-
igen ambtenaar te Goes.
M. PEMAN KAKEBEEKE,
Wd Dijkgraaf.
H. VAN DER MEER MOHR,
Ontvanger-Griffier.
„EUphOHIfl".
oordbraband.
appij van Verzekering op 't leven.
keljjk opgericht 8 Maart 1843.
tgekeurd bij Koninklijk Besluit
van 15 Juli 1895, No. 41.
nd maatschappelijk kapitaal f 300.0(10
'28 October 1911: f2.077.596.32',
Agenten gevraagd.
i, leeftijd 23—28 jaar, tegen tot
voor het bezoeken van winkeliers
niale waren etc.
|o brieven met volledige inlichtin-
Ier No. 1, bureau van dit blad.
Jgelfabriek A. STANDAART, vraag'
:sRaephorststraat 87, Rotterdam-
heer, zjjne b. b. h h., zoekt
iven met opgaaf van prijs onder N
fl-eau van dit blad.
Gevraagd een
en een flinke aankomende.
DE BOOIJ, Mr. Schilder, Hanswe^
Beste soort
__IDEWUN en JENEVER
Een Zeeuwsch missiounaris, tc 's Hee-
renhoek geboren en vandaar in Novem
ber des vorigen jaaïs, na eene vacan-
tie van 7 maanden tot herstel zijner
gezondheid, wederom naar zijne missie
in Zuid-Afrika vertrokken, heeft van uit
zijn standplaats een brief geschreven
aan de 's Heerenhoeksche vrienden en
men is we! zoo vriendelijk geweest dat
even hartelijk als belangwekkend schrij
ven aan de „Nieuwe Zeeuwsche Cou
rant" ter overname af te staan.
Wij laten dan dien brief hieronder
volgen, overtuigd da,t onze lezers er
niet belangstelling kennis van zullen
nemen.
V. J.
Matjeskloof, 25 Maart 1912.
Na.niaquala.rid,
Cape Colony, Zuid-Afrika.
Waarde Vrienden,
Ik had u beloofd eene beschrijving te
geven aangaande de groote reis van 's Hee-
fenhoek naar Matjeskloof. 'tHja&ft langter
geduurd dan ik wel gewild had,,,i
maar belofte maakt schuld; door gezond
heidsredenen heb ik werkelijk niet eerder
kunnen schrijven. Nu is het reeds enkele
maanden geleden, dat ik van u a.llen
scheidde, doch voor mij1 is het, als ware
liet pas gebeurd.
Den 19en November 1911 hield ik', in
mijne zoo mooie oud-parochiekerk van den
H. Willibrordus, mijn afscheidspreek. Ik
hield mij uitwendig hard als ijzer, doch
het kostte mij ontzettend veel, om ouders,
broeder, zusters, familie en vrienden en
weldoeners, wellicht voor a It ij d vaarwel
te moeten zeggen. Alle burgers van 's Hee-
renhoek en elders, waren mijne vrienden
geworden. Niemand heeft mij dit gezegd,
maar ik heb dit zoo innig gevoeld, ja
meer: allen hebben het mij bewezen,
want van den rijkste tot den armste allen
hebben hunne offers geschonken, geschon
ken zonder eenigen drang maar uit zui
vere liefde voor God en de „minsten,"
der Zijnen. Dat heeft mij een rijkdom van
Iroost geschonken, Zoodat het mij thans in
liet verre Afrika onmogelijk zou zijn u
allen niet dagelijks aan het altaar Gods
te gedenken om des Hemels zegen over
n allen af te smeekten. Was 's Heereinhoek
mij dierbaar als geboorteplaats; 'tis mij
nu zoo mogelijk' nog dierbaarder gewor
den.
Den 23en Nov. d.a,.v. was het voor mij
een nog „Harder," dag, want dien dag
moest ik immers scheiden van wat den
mensch het dierbaarst is op aarde
ouders, broer en zusters. Gedurende mijn
H. Mis (de laatste die ik in mijn vader
land zou opdragen) welde menige traan in
mijn oogen op. Onwillekeurig kwam de
gedachte in mij op„Heer, Gij verlangt,
dat een ieder onzer U een offer brenge,
ziehier dan een waar en zuiver offer.
Hel kind verlaat zijne oudere, alleen om U
te volgen, en mijne ouders offeren U hun
kind voor altijd om zielen te winnen
voor U, voor den hemel". Zoo konden
wij getroost ons offer brengen, werd ons
Zijne genade gegeven om dat kruis op
Ie nemen en den Goddelijken Meester te
volgen. Alsof de natuur ons dien dag
wilde tegenwerken voor de komende boot
tocht, zoo stormde en regende het met
heftige vlagen. Niettegenstaande kwam
onze goede parochie-pastoor de Zeereerw
heer Hellegers door zijn bezoek nog een
laatste troost schenken aan mijne dierba
ren en met ons meeleven de laatste oogen-
Tan samenzijn. Persoonlijk hield
®ij maar zooveel mogelijk bezig met
schrijven en inpakken, dat gaf afleiding,
want liet pijnlijke en zware oogenblik
van scheiden naderde meer en meed. Ik
acht het hier de plaats om nogmaals
te herhalen het liartelijk dankwoord aan
mijnheer Pastoor, toen ik' hem uitgeleide
mocht doen bij zijn vertrek'; mijn dank
voor de in zoo ruime mate genoten vriend
schap, tijdens mijne vacantie van Z.eerw
ontvangen.
Eindelijk-, daar hoorde ik: „Het rijtuig
staat voor!" Hard woord, ook' voor den
vertrekkend en Missionnaris. Weer te ge
ven, wat ik toen gevoelde, de smart te
esclmjven van zoo'n oogenblik is mij
onmogelijk. En toch ik moest de sterkste
jn. Daar Z.H. de Paus mij bij mijn be-
,u i TO'mafHt had gegeven, om mijne
ei baren Zijn bijzonderen zegen te schen
1 -n' e" ik op dit gewichtig oogenblik
;t,ui! voldaan. Opstaande, richtte ik
P afscheidswoord tot mijne dierbaren,
was mijn gemoed vol tot berstens
ma, toch kon ik alsof een Hooger We-
v m'i.<'e woorden op de tong legde,
li.ni' vaarwel" uitspreken. Na knie
vin 1 i®"1'8'6 zegen te hebben ont-
<W n"' yer!ieten allerl °P vader en moe-
omrnJ? j'o kamer. Nog enkele hartelijke,
-J woorden, nog eene omhel-
te Len verliet mijns vaders huis, om
netf zou 'laar het land' dat God 'h'j 'tnö'
in1Lfaaa',m niet le bekennen, dat ik
(luionfiA ?ren> sf01*machtigen avond ge-
train ti i G §e f'1- het dorp menige
wen O,''' Geschreid, om het zware gevoel
last weenen> Hat als een centenaars
keus kSt druktemaar ook tel
tend m'a") ai een licJltetraal het troos-
2 K Heeren: ook verliet
elschen Vader, om op aarde ge
hoond, bespot en gekruisigd te worden.
Welk'e smart kan met de Mijne vergeleken
worden?" En dat opbeurend woord deed
mij uit de volheid des harten zeggen:
Heer, hier ben ik, doe met mij wat Gij
wilt, nu en altijd".
Weldra arriveerden wij in 'sHeeren-
hoek, waar ik nog enkele vrienden, o.m.
de eerwaarde zustere en het lioofd der
jongensschool, een laatst vaarwel toeriep.
Zij waren de laatsten mijner oud-paro
chianen, die ik van mijn geboortedorp
gezien en gesproken heb'. En nu voor
waarts naar bet station Arendskerke, waal
de goede chef mij ten sterkste aanraadde
dien nacht te Vlissingen te blijven lo-
geeren, daar de storm steeds heviger werd
en een tocht met de nachtboot mij min
stens een slapeloozten nacht bezorgen zou.
Maar als missionniaris had ik wel Voor
groote gevaren gestaan; hoe goed bedoeld
ook, dien raad mocht ik niet opvolgen:
slechts de wil van God Zou mij k'unnen
terughouden. Mijn broer, vergezelde mij
tot aan boord van de mailbootdaar kon
ik hem nog mijn slaap( ?)plaat.s aanwijzen.
Mij aanziende, was het of hij mij zeggen
wou: „Nu, heerbroer, liever da,t u daar
moet logeeren, dan ik". Nu van zijn stand
punt had hij wel gelijk, want het spookte
geducht op zee; doch ik als priester-
missionnaris volgde de roepstem van den
Meester en al vond ik ook mijn graf in
de golven, niemand of niets liet ik ach
ter, daar ik toch van allen en alles af
stand had gedaan. In tegenstelling met
mijne medepassagiers, begaf ik mij aan
stonds te bed, toen mijn broer Piet de
boot verlaten had. Ik' was oververmoeid
van -de inspanning der laatste uren en
met de gedachte „weder een stapje nader
tot den Hemel; en Vergaat de boot, dan
ben ik er nog korter hij" dommelde ik
in, zoo rustig als een kind op> moeders
schoot. De gebeden voor mij; op deze
©ogenblikken thuis en elders, gestort, von
den gewis verhooring. Ondanks het storm
achtig weer sliep ik rustig voort, om te
Folkenstone pas te ontwaken. Ik gevoelde
mij nu een geheel ander mensch, zoo
rustig en kalm was het nu in mij, en
vurig bedankte ik God voor Zijne zicht
bare bescherming, want terwijl anderen
klaagden over den vreeselijken nacht, de
doorgestane zeeziekte, en scheen ik alleen
verkwikt door deze zeereis. Gauw mij
ontnuchterd en den gereedstaanden trein
in, die ons naar Liverpool-station bren
gen zou. Om 8 uur daar aangekomen,
spoedde ik mij naar Mr. Harth, die ge
huwd is met een dochter van wijlen Mr.
Grimminok uit 's Heerenhoek, en waar ik
altijd welkom ben. Dien gunsohen dag
bleef ik in het woelige Londen, waar
men zich verbazen moet, dat in het ge
wirwar van menschen en allerlei denk
bare voertuigen toch geen ongelukken
plaats hebben. Na den nacht nog bij mijn
vriendelijken gastheer te hebben doorge
bracht, vertrok ik van het Victoria-sta
tion met den express voor die reizigers
van de Saxonboot. Wat een zee van men
schen! Wel een drie kwartier! duurde het
voor ik' een plaats in den trein was mach
tig geworden. Was het weèr hier erg guur,
ik kon nu bij mij zelf denken, wacht
maar man, nog enkele dagen en dan zit
je in de tropen, Madeira zal wel ver
andering brengen ten goede, want ge
moet weten ik ben een vogel der warme
landen, koud weèr kan ik niet meer ver
dragen. Na 2 uur spoirens k'wamen wij
te Southampton ongeveer 11 uur aan,
Daar ik' nog geen mijner kisten en kof
fers (en er was heel wat bagage voor
mij verzonden) bespeurd bad, wendde ik
mij tot den 'ontvanger der Saxon-boot,
om inlichtingen. En met de hulpvaardig
heid, den Engelschman eigen, vooral te
genover de geestelijkheid, bracht hij mij
de geruststellende tijding, dat alles aan
boord was. Met een hartgrondig „Deo
Gratias", kon ik nu 17 dagen lang gaan
rusten. Mijn cabine (dooi- een No. op
het reisbiljet aangegeven) thans opge
zocht: het was er eene voor vier per
sonen doch Goddank', die ik slechts met
tweeën had te deelen. Die kennismaking
met mijn buurman was gauw geschied,
wharbij we zeer natuurlijk den w'ensch
deelden maar saampjes te blijven. Er wa,-
ren ruim 200 passagiers, die elkander do
eerste dagen aankijken en becritisee-
ren, zoo hoor je wel eens hard op- den
ken: „hé wat een vreemde sinjeur", of
„nou, aan zijn neus te zien, lijkt het
een jood". Achter mijn rug dachten ze
natuurlijk ook hard op: „kijk, die heeft
een Romeinscben boord aan, tot Welke
kerk zou, die behoorenwiellicht 'n Room-
schell" „God weet het" II Maar na ette
lijk'e dagen is het vreemde er af, en men
begint met elkaar een praatje, men amu
seert elkander, het wordt een prettig
onder-ons-je, ja, men wordt de beste vrien
den.
Nog even wil ik teruggaan tot het ver
trek van de mailboot. Om 4 uur in den
namiddag van den 21en November vertok
de boot onder de tonen van het volkslied
„God save the King". Ieder, die geen
vreemdeling is iu Engeland, ontdekt zich
het hoofd, en zingt uit volie borst mede.
Mijn medepassagiers namen afscheid van
hunne dierbaren en ik behoefde niet
te wuivenniemand toch was er om vaar
wel toe te roepen, of ja htet z'ou Europa
moeten zijn. Mijne gedachten echter gin
gen de breede wateren den Noordzee over
en nogmaals nam mijn hart afscheid
van ,alle dierbaren, die ik ginds in Ne
derland h'ad achtergelaten.
Den eersten Zondag kon ik, daar alles
nog te veel overhoop lag, geen H. Mis
lezen. I'k heb nu eens uitgeslapen, ©n
dat djeed mij werkelijk goed, ik was als
oververmoeid en een lange slaap had
mij bepaald verkwikt. Op den eersten
avond wei-den alle passagiers hunne vaste
plaatsen voor de geheele reis aangewezen.
Ik kreeg een plaats tegenover twee
Hollandsche ziekenverpleegsters, beide
protestant, zooals mij bleek. Aan mijne
ikleeding konden zij natuurlijk niet zien of
ik tot de Roomsche, dan wel tot d|e An-
glieaiansohe geestelijkheid behoorde, noch
konden zij' weten, dat ik Hollander was.
Mijn 'kruisteeken voor het a,vondeten
bracht hen van mijne religie op de hoog
te en in geen tw|eie "dageu lang, sprak
een haner inij aan. Dia gelegenheid deed
zich voor, dat ik! haai" met het menu
van dienst kon zijn, daar mij bleek, dat
ze geen voldoende Engielsch kenden. Je
had die verbazing moeten zien, toen ze
mij zeiden, -dat ze dat wel aardig vonden
van een Pastoor Het ijs was nu ge
broken; later wenden wij bepaald be
vriend, en gingen ze mij Heeroom noe
men. De betoonde afkeer was zoozeer
veranderd, dat we na de maaltijden wan
delingen op het dek! maakten; ja stel u
voor, er waïlen onder mijne medepassa
giers, die meenden, da,t i'k een dominete
was, die met zijne vrouw en dochter op
reis wasZoo 'kwam eindelijk bij de
dames in eene vertrouwelijke bui het
ho-oge woord er uit, dat zij in Holland
steeds uit afschuw van een Roomschl
geestelijke gewoon waren geweest wol tien
stappen uit te wijken, als zij bet onge
luk hadden zoo'n wezen te ontmoeten.
Maar nu bekenden zij spijt, «i zieiden
nu een geheel ander idee van een
Roomsch geestelijke gekregen te hebben,
oprecht zeiden ze: haar meening totaal
gewijzigd te hebben. En inderdaad, toen
we later aan de Kaap afscheid genomen
hadden, beloofden ze mij te zullen schrij
ven en werkelijk een Roomsch Mis
sio-nnaris 'kreeg uit Pretoria een brief van
twee Protestantsche ziek'enverpleegsteWs,
die odk hij weer moest beantwoorden.
God z'egene haarl
Vijf dagen na het vertrek uit Southamp
ton 'kwamen wij te Madeira aan, een
heerlijk-mooi eiland, 120.000 bewoners,
die meestal leven van den handel; niatte-n-
stoelen, en -tafeltjes en geweven kant ©n
den genoeg bekenden Madeira-wijn. De
boot zou daar 6 uren vertoeven, en ieder,
die 'kon, ging idus aan land. Menigeen
onzer maakte gebruik van de aangebo
den gelegenheid, om voor f 6 met den
trein den berg te bestijgen, en dahr genie
tend van een heerlijk ver gezicht de mee
genomen lunch te verorberen. Maar nu
de tocht naar beneden, dat gaat met een
soort van slee, die wel eens wa.t snel
naai- omlaag glijdt, doch' dan door een
paar stevige jongens moet worden tegen
gehouden. Maar, helaas I soms zijn die
mannetjes wat men in Holland noemt:
„over hun thee", of te wel half dronken
en dan laten ze je gewoonweg aan je
lot over, zoodat je tegen het een of ander
uitstekend punt aanbonst en een flinke
huiteling op je f6 toekrijgt. Ik voor mij
meende verstandiger te doen dooi) hier
een paar Madeira-stoelen te koopen (ééne
voor mijn Heerbroer), die wij in ons Mis
sieleven wel gebruiken kunnen, daar wij
soms in geen drie weten achtereen eene
andere rustplaats hebben dan den grond,
en da.n is een stoel een echt luxe-artiktel,
waarvan je in beschaafde landen geen
idee kunt krijgen. Voor het verlaten van
Madeira werd onze boot omringd door
kleine roeibootjes, gevuld met bet echte
straat- (of beter gezegd) zeejongenstyp©.
Zij bedelen om een aalmoes en de gegoede
passagiers werpen hun de geldstukjes toe,
maar niet in hun bootje, doch in de zee.
Op bewonderenswaardige wijze duiken ze
in troepen de muntstukjes achterna, en
een of ander temt met het geldstukje
tusschen de lipipen geklemd, terug, oan
opnieuw zijn bedelgeroep te beginnen.
Ge behoeft niet te gelooven, dat een enkel
geldstukje verloren gaat. De overige twaalf
dagen gingen vlug voorbijde zee was zoo
kalm mogelijk en interessante gebeurte
nissen deden zich' niet voor. Gedurende
mijn bootreis heb ik Goddank vele malen
de H. Mis kunnen lezen doch er wm
ren bijna geene Katholiekten aan boord
alleen de scheepsdokter was -een brave
Roomsche met wien ik' menigmaal confe
reerde, en -die trouw des Zondags in de
H. Mis het Epistel en Evangelie van den
dag in het Engelsch voorlas.
Op 12 December arriveerden we 's, mor
gens vroeg te Kaapstad, waai- ik' afgehaald
werd door eenen priester, gezonden door
Mgr. Rooncy, Bisschop te Kaapstad. Deze
heeft ontzaglijk veel over voor ons Missie
gebied va,n Namaqualand, wetend, dat het
daar alles behalve een aardsch paradijs
is. Acht volle dagen zou ik in Kaap
stad vertoeven en was al dien tijd de
gast van Z.D.H. den Bisschop. Met 6 k
7 zeer verdienstelijke priesters, die allen
hard te arbeiden hebben en vele bekeerlin
gen maken, bewerkt Mgr. dit gebied. Kaap
stad is een zteer mooie stad, die voor
de mooie streken in Europa niet behoeft
onder te doen. Dat mien in zoo'n rjjifce.
plaats van alles kan hekomen behoef ik
wel niet te zeggen, natuurlijk' mits de
buidel maar gevuld genoeg is.
Mgr. de Bisschop zag al terstond bij
mijne aankomst, dat ik er verre van ge
zond uitzag en raadde mij ten sterkste
aan een speeialen geneesheer te raad
plegen. Zijn raad was mij een bevel;
'sdocters advies luidde ronduit: „Ge
komt van Holland, welnu ge vertrekt met
dezelfde boot weer terug naar Holland,
u is totaal ongeschikt voor Namaquar
land". Kort, maar kifaohfig'.
Teruggekeerd bij Mgr. Roojrcy deelde
ik! hem het „votnnis" mee, en kreeg van
Mgr. tot antwoord: „Ja Pater, 'tis eene
dwaasheid geweest zooi gauw, half her
steld als ge waart, naar Afrika terug te
keeren". Maar ik dacht in God» naam,
ik sta toch al op het Afrikaansehe grond
gebied, op Hem vertrouwend, wijk ik voor
geene gevaren. Vooruit dus naar, mijne
wachtende kudde.
In Kaapstad woonde ik ook des Zondags
in de Kathedraal de H. Mis bij en zag
den stroom van Katholieken, die den
machtigen tempel vulde, en hoorde de
heerlijke gezangen, die met zooveel Gods
vrucht ert kunst de plechtigheden opluis
terden. De hoogeerw. heer! Kolbe, een der
geleerdste mannen van Z.-Afrika is gedu
rende langen tijd de verdienstelijke lei
der en. directeur vap. dit z&ng'k'oor ge
weest.
Den 19en djalv. moest ik mijne reis we
der voortzetten, en ging ik des avonds
5 ure aan boem I van de „Nautilus", in
één adem voeg ik ér hij', een der ellen
digste booten der wereld, een modetti
slavenschip zou ik het willen nolemen.
Op dit pleizierjaoht zou ik minstens 36
uren moeten doorbrengen. Van Kaapstad
uit brachten twee priesters mij naar de
haven. Eén er van zag, als ik', er, zeer
onwel nit en zou tegen Kerstmis a.s. naar
zijn geboorteland Ierland voor herstel zij
ner gezondheid terugkteelien. God echter
had hel anders beschikt. Ik vernam la
ter, dat hij nog binnen de 8 dagen te
Kaapstad overleden was. Van Kaapstad
uit gingen we dan weer Zeewaarts, steeds
vertier en veïider zee in en nu werd ik
zoo zeeziek, dat werkelijk een soort in
stinct me als het ware deed verlangen,
dat de boot maar vergaan moest, om
uit mijn ellende te zijn. Neen zoo ziele
ben ik nooit in mijn leven geweest; ik
zag er uit als een lijk. Niet, dat de zee
onstuimig wa,s, verre van daar, maar die
boot met zijne onwelriekende geurtjes
netjes te blijven kan ik geen ander woord
gebruiken zijne verregaande onrein
heid deed een net mensch walgelijk' aan.
Eindelijk was -de tocht volbracht en den
22en Dec. in den ochtend arriveerde i'k'
te Port Nolloth, waar wij ook een Missie
post hebben; ik was dus God zij lof in
Namaqualand en ge begrijpt mijn blijd
schap, toen oen onzer paters Rev. Mare-
chaux mij afhaalde. Denzelfden dag zou
Heerbroier met <len trein van vier uur
eveneens hier aankomen. Na enkele uur
tjes eene noodzakelijke rust genoten te
hebben naar het station qm Heerfaroer
zoo spoedig mogelijk weèr te zien. De
vreugde, het zielsgenoegen te beschrijf
ven toen ik mijn s terken en stoeren Heer-
broer op mij zag toetreden, toen ik hem
de broederhand weer k'on drukken is even
onmogelijk, als weer te geven de gesprek
ken, de vragen en antwoorden die we
derzijds gedaan en gegeven werden. Wel
kan ik zeggen, dat de vraag naar huis,
ouders, familie en dorpsgenooten bij hem
domineerde. Wij konden niet uitgepraat
raken. Na den volgenden dag eerst de
H. Mis gelezen te hebben, vertrokken wij
samen naar O'ojkiep; een afstand van
90 Eng. mijlen. Daar aangekomen stond
het rijtuig met onze twee paardjes geiteed.
Spoedig nu ingestapt en naar de eerw.
heer Pastoor van O'okiep; waar we een
uurtje afspanden; en toennaar mijne
zoo dierbare parochianen, naar Ma.tj'es-
Moof, ongeveer nog een uprtje. Om zes
uur bereikte ik het einddoel mijner reis.
En zoo was de herder der parochie, na
eene afwezigheid van zeven lange maan
den weer terug hij de hem toever
trouwde kudde. Alles was op de been
om mij te verwelkomen en tot 's avonds
laat kwamen mijne dierbaren nog den
„Vader" groeten, en hun aller woord was
steeds weer: Vader, u spreekt nu geheel
anders dan vroeger. Sommigen voegden
er bij: De Vader spreekt nu hoog-Hol-
Jandsch. En als een blijde boodschap ging
de tijding steeds verder ï-ond; „Vader Cor
nells is weer thuis I" En van heinde en
verre stroomden ze toe om het grootsche
en H. Kerstfeest te komen vieren. Mgr.
Simon, die tijdens mijne afwezigheid de
parochie had waargenomen, had den 19en
reeds Matjeskloof moeten verlaten otm
met de Kerstdpgen te Pello te k'unnen
zijn. Het speet hem ten zeerste niet pp
mijn terugkeer te hebben kunnen wachten,
mlaar plicht boven liefde" is aan ieder
een doch zeker den Missi on naris voorge
schreven. De vrees van Mgr., dat ik op
Kerstdag nog niet in mijne parochie te
ruggekeerd zou zijn, was door een tele
gram van Mgr. Rooncy uit de Kaapstad
aan Z.D.H. ontnomen en ten Mgr. met
een gerust hart veïttrekken. Vader Corne-
lis vierde met de zijnen het Kerstfeest
weer.
Geiachte Vrienden, ik! ben aan het einde
van mijn taak'. Beschouw deze letteren
als een bewijs van erkentelijkheid voor
de in zoo ruime mate ondervonden Vriend
schap. Ik zal u steeds allen in mijne
gebeden gedenken, maar vergeet dan ook
mij niet. Mijne gezondheid laiat nog te
wenschen over.
Schenke echter de Almachtige God mij
gezondheid en kracht, om nog veel voor
Hem te wekken.
Met de hartelijkste groeten.
Uw vroegere medeburger,
C. v. 'tWESTEINDE.
O. S. H. S.
De „Tribuna" publiceert lange inter
views met Tuiksche officieren, die op
Rhodus meegestreden hebben ©n zich
thans als gevangenen in Palermot bevin
den.
De officieren, die, zoo meldt het blad,
door de Italiaansche collega's zeer vrien
delijk werden opgenomen, vertelden, dat
de Turksch'e troepen in drie dagen niets
gegeten hadden, zoodat hun tegenstand
slechts zwak en zonder geestdrift was.
Slechts twee kapiteins hadden zich te
gen de overgave verzet en wilden met
hun compagnieën een haadnekkigen te
genstand bieden en door de vijandelijke
gelederen trachten heen te breken. Maar
hunne luitenants verklaarden niet te wil
len gehoorzamen en ook de soldaten sloe
gen aan het muiten. Na de overgave was
ren de soldaten zoo uitgeput, dat vele
voor dood naar het. ziektenhuis werden
vervoerd.
Op Rhodos.
Volgens een bericht uit Turksche bron,
heeft een deel van het Turksche gar
nizoen, dat nog juist bijtijds zich aan
de omsingeling van de Italianen heeft
weten te onttrekken, op Rhodos een gue
rilla op touw gezet..
In Tripoli.
Een Turksch officier uit het leger in
Tripoli, die te Koinstantinopel is aange
komen, heeft medegedeeld, da.t men daar
uit de bonding der Italianen opmaakt,
dat ze voor dit jaar van veüder krijgs
bedrijf hebben afgezien. De oorzaak zou
zijn: de hitte, ziekte en de tegenstand
van Turkten en Arabieren. In het Turk
sche ka,mp maakte men toebereidselen,
om van deze omstandigheid gebruik' te
maken.
Het rapport der Amerik'aansche onder
zoekingscommissie inzake de ramp met de
„Titanic", zoo weet de Washingtonsche
correspondent van een der New-Yoik-
sche bladen te melden, is thans gereédl.
Het is, naar" de correspondent meedeelt,
zeer bezwarend voor Mr. Ismay en som
mige emploiyé's der White Star Company
te New-York. Verder wordt kapitein Smith'
er in genoemd als de man, die de schuld
is geweest van !de ramp;
Volgens het rapport heeft de tegenwoor
digheid van Mr. Ismay op het schip de
gezagvoerende personen aan boord aange
zet de „Titanic" met de grootst mogelijke
snelheid te doen varen.
Verder wondt in het rapport geconsta
teerd, dat meer dan driehonderd perso
nen moesten verdrinken wegens het ont
breken van discipline onder de beman
ning en de wanorde, die onder de matro
zen heerschte.
De „Olympic", het zusterschip van
de „Titanic", is Zaterdag een uur over tijd
van New-York vertrokken, doordat sena
tor Smith onverwachts uit Washington
was overgekomen om een paar getuigen
te hooren, van wie de voornaamste de
hoofdstoker Barrett was. Barrett, die op
het oogenblik', dat de „Titanic" op den Ijs
berg voer, het toezicht op de stokers in
de machinekamer had, verklaarde onder
eede, dat de „Titanic" op den dag van het
ongeluk voor het eerst alle vierentwintig
ketels 'gebruikte en met volle vaart, on
geveer 23 knoopen, liep. Die snelheid
had het schip nog op het oogenblik van
de botsing.
BELGIË.
De bevolking van Brussel heeft op tref
fende wijze uiting gegeven aan haar, alles
zins te begrijpen, verontwaardiging ovter
de verspreiding der vuile lasterpraatjes
aangaande het particuliere leven van den
jongen vorst.
Toen het koninklijk echtpaar Donderdag
middag zou uitrijden voor een officieel
bezoek, verzamelde zich' zulk een gewel
dige menigte voor het paleis, dat bijzon
dere politiemaatregelen moesten worden
genomen.
Op het oogenblik, dat die koninklijke
rijtuigen het paleis verlieten, steeg een
geweldig gejuich op, het volk verbrak het
cordon en drong door tot vlak hij het
staatsierijtuig, waarin de koning en de
koningin met prins Karei hadden plaats
genomen.
Er scheen alan hiet gerotep van „leve de
koning, leve de koningin 1" geen eind te
zuilen komen; vooral koningin Elizabeth
bleek zeer getroffen en ontroerd door
deze spontane uiting van waarachtige
symplathie.
De schuldigen zullen zicïh nu wel stil
houden,