NIILMU Zeeland en bet vreemdelingenverkeer. Goud in de Wildernis TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI 1940. No. 47. KRONIEK VAN DEN DAB lij, die de klappen krijgen. De Zweedsche minister van buitenland- sche zaken, Günther, heeft deze week in den Zweedsehen Rijksdag, zooals we reeds meld den, een rede gehouden over de positie der neutrale staten in den huidigen oorlog, een positie, welke tamelijk benard is geworden door de wijze, waarop de oorlogvoerenden de zeeën onveilig meenen te moeten ma ken. De minister roerde daarbij ook de kwestie van „het vrije woord" aan. Van ze kere zijde wordt telkens weer de stelling ge poneerd dat het tegen de neutraliteit van een land zou indruischen, indien op bepaal de oorlogshandelingen kritiek wordt ge oefend. Terecht noemde Günther deze be weringen ten eenenmale onjuist. Veeleer zou, naar zijn gevoel, de neutraliteit in gevaar komen, als bijvoorbeeld geen verzet werd aangeteekend tegen het onwettig ver nietigen van Zweedsche koopvaarders. En de Zweedsche pers viel hem hierin bij, de hoop uitsprekende, dat de straks te Kopen hagen vergaderende ministers van Zweden, Noorwegen en Denemarken tot nauwe sa menwerking dezer drie landen tegen de hui dige methoden van den zee-oorlog mogen besluiten. Men herinnert zich, dat ook de Deensche zeelieden, in tot de Britsche en Duitsche regeeringen gerichte vertoogen, op wijziging van die methoden hebben aange drongen. De Vereeniging van Zweedsche zeelui staat een convooistelsel voor en sluit zich verder bij de wenschen der Deensche vakgenooten aan, maar of dit alles veel zal uitwerken moet helaas worden betwijfeld. Terwijl het eenige middel van verweer der neutralen, waarop ook minister Günther zinspeelde: handelsreprésailles, een twee snijdend zwaard is, dat uiterst behoedzame hanteering vereischt. Zoowel het Altmark-incident als de droe vige ervaringen der neutrale scheepvaart bewijzen, hoe de oorlogvoerenden, als 't in hun kraam te pas komt, de wettige aan spraken der niet bij den twist betrokken kleine mogendheden veronachtzamen of erger. In de Fransche pers wordt den kleinen verweten, dat zij Duitschland naar de oogen zien en hun aangeraden, in stede daarvan een „dynamische neutraliteit" te betrachten, m.a.w. een neutraliteit, die zich, zoo noodig, weet „aan te passen". En vol gens Duitsche bladen kan een land niet waarlijk onzijdig heeten, als de organen of voorlichters der openbare meening zich de weelde veroorloven, er over bepaalde daden of feiten een eigen meenïng op na te hou den en deze meening ook wereldkundig te maken. Maar nu is 't al zeer merkwaardig, dat van die organen wèl kritiek op de han delingen der geallieerden wordt verlangd en dat b.v. de „Berliner Börsenztg" de Zwit- sersche kranten ten scherpste heeft ge laakt uithoofde van enkele beschouwingen over de Britsche neutraliteitsschennis in de Noorsche wateren,- die als veel en veel te „tam" worden gekwalificeerd. De logica schiet hier eenigszins te kort en de col lega's in Zwitserland zullen wel zoo ver standig zyn, ondanks de herhaalde terecht wijzingen, den met zorg gekozen weg te blij ven volgen. Zij kunnen zich beroepen op de van regeeringswege by monde van bonds raadlid Baumann in den Nationalen Raad afgelegde verklaring, dat de Zwitsersche burger vrü biyft, zijn oordeel uit te spreken en objectieve kritiek te oefenen. De idee van de „neutraliteit der openbare meening" vindt by de Zwitsersche regeering geen steun en zy behoudt zich ten opzichte der Duitsche persaanvallen t.z.t. de noodige stappen voor! In deze moeiiyke dagen kan zekere terughouding van de pers gewerischt zijn, maar over 't algemeen wordt die in Zwitserland wel degelijk nagestreefd. Daar mee is echter niet gezegd, dat voor dit stre ven overal de juiste waardeering bestaat. Alweer een der vele problemen, die ver moedelijk onopgelost zullen biyven. En dat is 3eer begrüpeiyk, waar hier niet slechts incidenteele of zelfs principieele opvattin gen tegenover elkaar staan, maar de uit- eenloopende zienswyzen ten nauwste ver band houden met tweeërlei ideologie, door geen compromis tot overeenstemming te brengen. Een goed zomerseizoen in zicht. De Spoor wegen ondersteunen het toerisme naar Zee land. Beleid en bescheidenheid gewenscht! Hoewel het ijs in slooten, kanalen en ri vieren nog niet gesmolten is, houden velen in den lande, en ook in onze provincie zich reeds bezig met plannen voor het zomer seizoen. Over het algemeen zijn de verwachtingen ten aanzien van het seizoen 1940 hoog ge spannen. Men realiseert zich, dat vele lan den in Europa, die in normale tijden hon derdduizenden Nederlanders trokken, ten gevolge van den oorlog niet bereikbaar, moeilijk bereikbaar dan wel door hun geo grafische positie minder aantrekkelijk zijn geworden, en aan de hand van de ervarin gen met het toerisme opgedaan gedurende den wereldoorlog, acht men het geenszins overdreven te veronderstellen, dat de mees te Nederlanders dit jaar de vacantie in eigen land zullen doorbrengen. In verband met deze veronderstelling worden in vrij wel alle deelen van het vaderland thans reeds felle jachten op den vacantie-ganger ontketend. Kleurige folders, de een al mooi er dan de ander, dringen in de huiskamers om Nederland eraan te herinneren, dat het straks zomer wordt, en zy stellen gezins hoofd en lieden zonder gezinsverband voor de moeilijkheid uit een overvloed van kos- telüke oorden hun keuze te doen. Dat velen, buiten Zeeland woonachtig, hun vacantie-plannen op onze provincie zullen projecteeren, kan worden verwacht. Zeeland toch heeft de laatste jaren bekend heid gekregen; menigeen die er eerder ver bleef zal er willen terugkeeren, en tal van Nederlanders, die de roem van het blonde land aan de blauwe Schelde-armen hebben hooren verkondigen, zullen het dit jaar met eigen oogen willen aanschouwen. Er werden al teekenen waargenomen, die erop wijzen dat het een ongewoon druk seizoen voor Zeeland gaat worden. In ver schillende badplaatsen stroomen de aan vragen om logies-pryzen reeds binnen, en men verneemt zelfs al van Walschersche dorpen, die voor bepaalde tijden van den zomer volgeboekt zijn. Ook al zou in dit laatste eenige overdrij ving schuilen, dan nog kan men er zich op voorbereiden, dat de bekende toeristen centra van onze provincie ongewoon druk werk aan den winkel zullen krijgen. 1 Het lijdt geen twijfel, dat de bereidwillig heid van de militaire autoriteiten om het Zeeuwsche strand, waar het eenigszins mo gelijk is, voor badgasten vrij te geven, aan de vroegtijdige besprekingen van hotels en pensions in belangrijke mate hebben bijge dragen. Hoe jammer in dit verband, dat nog steeds niet vaststaat of Zeeland's grootste hotel, „Britannia" hi Vlissingen, dezen zo mer in dienst van het Zeeuwsche toerisme zal kunnen worden gesteld DAGJES-MENSCHEN. Behalve in logeergasten zal onze provin cie dit jaar, naar het zich laat aanzien, een belangrijk aandeel krijgen in de dag-reizi gers, die gedurende de zomermaanden door het land toeren. Zooals reeds gemeld zullen de Nederland- sche spoorwegen in Juni vele duizenden schoolkinderen naar Walcheren brengen. De bemoeiingen der spoorwegen met Zee land beperken zich evenwel niet tot de jeugd. In de zomermaanden zullen elke week niet minder dan vier speciale treinen naar onze provincie loopen met het doel, elders wonenden een dagje met de aantrekkelijk heden van Zeeland in aanraking te bren gen. Er komt weer een trein om toeristen te laten genieten van de bloeiende bongerds op Zuid-Beveland; er wordt een Walcher- ren-trein ingelegd; dan is er een trein, die de passagiers naar Zuid-Beveland' zal bren gen, van waar ze met de provinciale boot een tochtje naar Zierikzee maken, en ten slotte zal elke week nog een trein naar Zee land rollen om elders wonenden van een vaartocht op de Westerschelde en van het Zeeuwsch-Vlaamsche land te doen profi- teeren. De spoorwegen zullen op groote schaal reclame maken om de rest van Nederland den weg naar de Scheldeboorden te doen vinden Voor Walcheren en inzonderheid voor Middelburg, die dit jaar geen groote illu sies moeten koesteren van het dagjesbe- zoek van de Belgische badplaatsen, waar de Engelschen zullen ontbreken, kan de krachtdadige medewerking van de spoorwe gen een waardevolle compensatie vormen. ZACHTJES AAN Hoewel de Zeeuwsche bevolking over het algemeen over den volksaard beschikt, die men als een voorwaarde mag beschouwen van toenemenden bloei van toerisme, kan het geen kwaad er in het kader van dit ar tikel even op te wijzen, dat de verwachte hausse in toeristen enkele gevaarlijke kan ten heeft. Vooral voor degenen onder de bevolking, die meer waarde hechten aan den dag van vandaag dan aan dien van morgen, voor de zwakke broeders, die wel eens uit het oog verliezen, dat toerisme een blijvende, elk jaar weer opborrelende bron van inkomsten moet zijn. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat dit seizoen, nu de vraag naar logies en pensi on het aanbod wellicht aanmex-kelyk zal overtreffen, hier en daar toegegeven zal worden aan de verleiding hoogere prijzen te bedingen dan andere jaren. In het belang van het toerisme in Zee land, en dus in het belang van Zeeland, kan tegen elke poging om „van de gelegenheid te profiteeren" niet scherp genoeg worden gewaarschuwd. Nu Zeeland door buitengewone omstan digheden de kans krijgt enkele treden op de trap van het vreemdelingenverkeer over te slaan, is het zaak te zorgen dat deze stij ging niet te niet gedaan wordt door ver keerde handelingen, die de toerist wellicht noodgedwongen „neemt", maar die een smet op zijn herinnering aan Zeeland zullen werpen. En daarom kan thans, ofschoon de zomer nog niet in aantocht is, maar nu toch al over prijzen wordt onderhandeld, het „zachtjes aan" voor oogen worden gehou den. Belgisch vaartuig op Noordzee beschoten. EEN ANDER SCHIP OPGEBRACHT. De reeders van de Belgische visschers- sloep „Heyst 48" hebben draadloos bericht ontvangen, dat het schip op de Noordzee met mitrailleurs is beschoten, doch dat het zyn weg vervolgde. Aan boord bevinden zich vier man; het vaartuig wordt volgende week te Zeebrugge verwacht. De reeders van de ,,Heyst7S" hebben draadloos, bericht ontvangen, dat dit schip door een oorlogsschip naar een buitenland- sche haven wordt gesleept. Het bericht werd gestoord, zoodat men niet kon hooren, wie het schip had aangehouden en waar heen het werd gebracht. JONGEMAN OP IJSSCHOTS AFGEDREVEN EN VERDRONKEN. Gistermorgen is de achttienjarige J. van der Ploeg te Spijk (gem. Bierum Gr.) op een ijsschots afgedreven achter den zeedijk en verdronken. Een persoon, die he( ongeval zog gebeu ren en hem zwemmende wilde redden, slaag de daarin niet en wist zelf ternauwernood den wal te bereiken. Gistermiddag om ongeveer drie uur is het stoffelijk overschot van den jongen gevon den. Het bleek, dat de jongeman nog ge tracht had zwemmende den zeedijk te berei ken. Het lijk werd door de strooming tegen den dyk te Holwerda (Gr.) opgeworpen en is daar door voorbijgangers aangetroffen. Minister Steenberghe is niet optimistisch over de economische toekomst van ons land. BoterverstrekUing aan het leger stuit op technische moeilijkheden 48 millioen aan credieten voor de scheepvaart De Eerste Kamer heeft gisteren de be grootingen van Economische Zaken en het Landbouwcnsisfonds voor 1940 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De vier nat. socialistische leden der Kamer verzochten aanteekening, dat zij geacht vvenschten te worden te hebben tegenge stemd. In een rede, die geruimen tijd in beslag nam, beantwoordde minister Steenberghe de sprekers van de beide vorige dagen. Spr. wees er op, dat de landbouw niet organisch in den Economischen Raad is vertegen woordigd, zooals andere bedrijfstakken, daar de landbouw geen Landbouwraad be zit. Wel echter is zij door deskund.gen ver tegenwoordigd, Wat de vergoeding van inundatieschade betreft, indertijd stond niet vast, of er wel in geld zou worden uitge keerd. Thans is besloten in bepaalde gevallen de helft van de gebruikswaarde van het overgenomen vee als voorschot uit te kee- ren. Wat het probleem van boter voor het le ger betreft, dit is een kwestie van nauw persoonlijk overleg tusschen de ministers van Economische Zaken en van Defensie. Afgezien van de financieele consequenties welke de minister op twee of drie millioen per jaar begrootte, welke dan ten laste zouden komên van het Landbouwcrisis fonds ondervindt men veel grootere moeilijkheden van technischen aard. Wan neer eenmaal de boter in plaats van mar garine wordt verstrekt, dan zal dit gedu rende de geheele mobilisatie moeten ge schieden en dan stuit men op groote moei lijkheden ten aanzien van het vervoer in den zomer. De deskundigen hebben voor dit probleem nog geen oplossing welen te ge ven, doch er is hier geen sprake van onwil van de regeering, aldus de minister. De regeering loopt niet aan de leiband van de margarine-industrie. Over het vraagstuk van het kaasverbruik in het leger kon de minister mededeelen, dat binnenkort een legerorder zal ver schijnen, welke een bepaalde verplichting zal inhouden voor het gebruik van kaas. Het gevolg hiervan zal zijn een vaste afzet van drie en een half millioen kg kaas. Ten aanzien van den tuinbouw deelde de mi nister mede, dat belangrijke bedragen hier voor worden uitgetrokken. Dit jaar zal dit twintig millioen zijn tegen twaalf millioen het vorige jaar. DE SUIKERBIETEN. Tegen de bewering van de heeren Maar- singh en van Bönninghausen (N.S.B.), dat de regeering slechts kykt naar de belangen van de margarine-industrie, voerde de mi- nistr aan, dat het grootste deel van den aan den zuivel verleenden steun van 58 millioen wordt opgebracht door die indu strie. Ook de Pachtwet zeide de minister. dat een wetsontwerp tot wijziging daarvan het departement verlaten heeft. Wat de klachten over beperking van de uitbreiding van het suikerbietenareaal tot slechts een jaar betreft, verklaarde de minister, dal de regeering ook rekening moet houden met de belangen van onze overzeesche gebiedsdee- len. De uitbreiding tot twee milliard kilo gram is als reserve bedoeld, doch wij moe ten de Indische suiker gebruiken, zoolang aanvoer nog mogelijk is. Er behoeft geen vrees te bestaan voor te geringe teelt van consumptieaardappelen. De minister zeide gegriefd te zyn door de mededeeling van den hr. Von Bönninghau sen, dat hij een vernietigingspolitiek volgt op landbouwgebied. Door allerlei maatre gelen tracht hij producten voor doordraaien te behoeden, zoo ook zelfs de bloemen. SCHEEPVAARTCREDIETEN. Op een vraag van den heeer Heldring omtrent de voorwaarden voor de credieten aan de scheepvaart kon de minister geen antwoord geven, daar het overleg met fi nanciën in het laatste stadium is. Zij zul len dezer dagen worden bekend gemaakt. Wel kon de minister mededeelen, dat ten volle rekening zou worden gehouden met het feit, dat de vaste lasten zoo mm mo gelijk moeten worden verzwaard Dit zal geschieden door een belangrijke verminde ring van de renteverplichtingen in de ja ren van veriles of geringe winsten. Onder deze voorwaarden zal 48 millioen worden opgenomen, waarvan 16 millioen voor den bouw. Dit beteekent werkgele genheid voor 8000 arbeiders gedurende an derhalf jaar. PERSPECTIEVEN UITERST ONGUNSTIG. In het vervolg van zijn rede toonde de minister zich niet optimistisch ten aanzien van de economische toekomst van ons land. Hij noemde de perspectieven uiterst ongunstig en achtte het niet uitgesloten, dat binnen eenige maanden de versobering vanzelf zal moeten komen. De minst draag- krachtigen zullen voor de moeilijkheden gespaard moeten worden. Heftig kwam de minister op tegen de rede van den heer Von Bönninghausen, die gesproken had over ons land als van een kerkhof met een dikken muur er om heen. De minister noemde dit geen hoon voor de regeering, doch voor ons Nederlandsche volk, voor de zeelieden, die de gevaren van de zee trotseeren, voor de boeren en de arbeiders, voor de ondernemers en de middenstanders. Laten deze heeren niet zeggen, dat de re- geering hen buiten het volk wil plaatsen, aldus de minister, zij plaatsen zich zelf er buiten door zoo te spreken- Wij staan thans aan het begin van de moeilijkheden; doch het Nederlandsche volk is in den loop van eeuwen nooit verslagen geweest. Re geering en volk zullen in eensgezindheid de economische moeilijkheden te boven ko men. Op deze rede volgde applaus van bijna alle banken. Na replieken van de heeren de la Bel- 1 a (s.d.Von Bönninghausen (n.s.b.), Maarsingh (n.s.b.) en Ter Haar (ch.) en dupliek van den minister, werden beide begrootingen zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Zonder debat en stemming werden ver volgens goedgekeurd het wetsontwerp, waarbij een buitengewoon crediet van hon derd millioen gulden wordt aangevraagd op de begrooting van Economische Zaken voor 1939 en het wetsontwerp goedkeuring van het Nederlandsch-Duitsch verdrag no pens de regeling van het goederenverkeer, op 25 Maart 1939 te Berlijn gesloten. Verboden eieren rapen. In het geheele rijk is het zoeken, rapen en buiten openbare wegen en voetpaden vervoeren van eieren van kemphanen, wul pen, scholeksters, grutto's, tureluurs, meer koeten en waterhoentjes toegestaan van 1 Maart tot en met 19 April 1940. Met dien verstande evenwel, dat het vervoeren ge durende de data 20 en 21 April is toege staan binnen de bebouwde kom der gemeen ten en langs openbare wegen en voetpaden. Het zoeken, rapen, ten verkoop in voor raad hebben, te koop aanbieden, verkoopen, afleveren of vervoeren van eieren van zwanen,wilde eenden (alle soorten), gan zen, duikers, watersnippen en goudplevieren is niet toegestaan. Neem een polis van VAN 1859 1MB Naar het Engelsch van C. VANDERBELT Jr. in. „Al hun tochten waren niet op onheil ge richt", antwoordde Jim. „Ze hadden vaak veel plezier. Denk maar eens aan dat troep je, dat op het feest verscheen en den heelen nacht met de levenden danste en „Van dansen gesproken", viel Mimi hem in de rede. .Wordt op dat Treaty feest soms ook gedanst? Als dat zoo is, dan is het jammer, dat ik myn avondjapon niet mee genomen hebt". „Toch niet", zei Laura stijf. „Een derge lijk soort feest is hét niet!" En toen het vliegtuig in het sombere, ar moedige mijnwerkersstadje was aangeko men zag Mimi op slag, dat de Blanke Squaw gelijk had. Dit werd geen feest, dat ook maar eenigszins geleek op die, welke Mimi tot nogtoe meegemaakt had. Het plaatsje, dat slechts één hoofdstraat had, die op het meer uitkwam, waaraan het zen dingsgebouwtje, het uit zware balken op getrokken „hospitaal", het kantoor van de Hudson's Baai Compagnie en een flink do zijn gammele hutten en huisjes stonden, bracht Mimi de verhalen van haar vader over zyn jonge jaren in herinnering. Ver halen, die hem telkens weer de ergenis en verontwaardiging van haar moeder op den hals haalden. „Maar Rob, waarom mogen we nou toch nooit den tyd vergeten van je houweel en mynwerkersschop!" Ja, dit was echt 'n houweel-en-schop stadje! En voor het moment de plaats, waar een Indiaansch Treaty-feest gegeven werd. Toen Mimi uit het vliegtuig klom en op de kale vlakte stond, zag ze, hoe Indianen van allerlei slag, postuur en kleeding langs het meer bezig waren met het opslaan hunner tenten. „Zyn dit vriendelijke Indianen of net zul ke mormels, als de jouwe?" vroeg ze aan Jim. „Als jy jezelf behoorlijk gedraagt zyn ze heel vriendelyk", antwoordde hij, zonder om te kijken, terwyl hy haastig achter Lau ra aan naar het primitieve hospitaal liep. Mimi haalde haar schouders op en draaide zich met een ruk om, zoodat ze tegenover een grinnikenden jongen goudzoeker kwam te staan, die tergend langzaam opmerkte: „Uw vriend schijnt geen hoogen dunk van uw gedrag te hebben". „O, dat was maar een grapje", zei Mimi. „Ik ben heusch een engel". „Wat jammer! Ik had u juist willen aan bieden, u hier in de plaats rond te gelei den". Zijn innemende eenzijdige glimlach, die een gouden tand te voorschijn deed ko men, ontnam elke onpassende vrypostig- heid aan zijn aanbod. Mimi behoefde echter geen bescheid te geven, want Laura riep haar luidkeels van uit de openstaande deur van het zieken huis. „Die oude man zou u graag even zien", zei ze. „Hij heeft uw vader nog gekend". Met tegenzin trad Mimi het ziekenhuis binnen. Ze had een afschuw van ziekenhui zen en wist nooit, wat ze daar zeggen moest. Doch toen ze den vriendelyken ouden man op het bed zag liggen, voelde ze zich byna geheel op haar gemak. Hy deed haar denken aan een ouden bekende uit haar jeugd, van wien ze veel gehouden had. Let wel toeval is niets anders dan het ruwe materiaal onder de hand van den kunstenaar. De Voorzienig heid schenkt ons het toeval; wij moe ten het omvormen tot een doel. iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiH „Wacht nu weet ik al wie Jiy is!" riep ze uit, toen Jim hen aan elkaar voorgesteld had. „Sinterklaas!" De oude man glimlachte zwakjes, „Het is lang geleden, dat iemand me zoo ge noemd heeft.Zoo, ben jy nou Robbie's dochter? Laat me je eens bekijken! Wat ben je knap, kindje! Je moet voor je va der wel een groote vreugde en een goeie kameraad zijn. Hij was toch zoo'n kranige kerel. Beter vind je ze nietEn onze Jim hier is er net zoo eentje, als jouw va der waseen van dat reuzenslag, dat aan het uitsterven isNee, ik houd m'n mond niet Jamie! Jij bent een kranige jon gen en we zijn hier in de buurt allemaal dankbaar, voor wat jy hier doet en gedaan hebt!Nou, goed, dan zal ik probeeren in slaap te komenWacht evenDoe je myn hartelijke groeten aan je vader. Mimihy is een gelukkige kerel!" Mimi, Laura en Jim liepen op hun tee- nen naar buiten. De zon scheen stralend. Laura kneep Jim in z'n arm. „Het is je al weer gelukt!" zei ze bly. „Nog net op tyd gekomen! Binnen een paar dagen is hij weer zoo gezond als 'n visch!" „Je bedoelt, dat het jou alweer goed ge lukt is", zei hij, haar hand streelend. Mimi verwijderde zich, zoo gauw ze maar gelegen heid vond. Ze voelde zich rusteloos, onze ker van zichzelf en ontzaggelijk klein. De oude man had gezegd: „Je moet voor je va der wel een groote vreugde en een goeie kameraad zyn!" Wanneer dan wel? In ja ren was ze het niet geweest. Doelloos slen terde ze het dorp rond, bekeek de Indianen en luisterde naar hun tromgeroffel. Jim, die door iedereen in de nederzetting met onder scheiding werd behandeld, zat urenlang in gesprek met enkele leden van de Canadee- sche Bereden Politie. Mimi vond hen schit terend mooi in hun roode uniformen, die ze ter eere van de feestelijkheid hadden aan getrokken. Maar voor de conversatie had ze niets aan hen, omdat ze zoo geheel opgin gen in hun besprekingen over de gepleegde en nog dreigende sabotage. Iedereen was druk bezig, iedereen wist zyn plaatsbehalve Mimi. Ze begaf zich naar den oever, ging op een omgekeerde kano zitten en steunde haar ovale kin in haar handen. „Ik geef een penny "als ik weten mag, wat. u denkt!" De vrijpostige jonge goud zoeker met zijn gullen glimlach kwam naar haar toe. Mimi voelde zich plotseling blij over zijn komst en zyn gezelschap. „Ik zat erover te denken, hoe heel anders dit alles is, dan wat ik ooit heb meegemaakt". „Dat dacht ik ook", antwoordde hy met instemming. „En dat is de reden, waarom ik u dadelijk ontdekte, toen u uit dat vlieg tuig klauterde U bent een Amerikaansche niet waai'?" Ze knikte van ja. „Ik ook. Uit Chicago". En daarop begonnen ze meteen te praten over de Winderige Stad, alsof ze er al eeuwenlang weg waren. „Kijk eens", zei hij na een poosje, „ik weet wel. dat het vrijpostig van me was, u zoo maar aan te klampen; en misschien zal. wat ik nu ga zeggen, ook wel erg vrij postig klinkenmaar ik zeg het toch. Ik heb in mijn hut nog een flesch whisky staan. Hoe zoudt u erover denken, als we nu meteen een drupje namen?terwyl die malle roodgezichten daar aan het dan sen zijn?" Hy wees op de plechtig dansende Indianen langs den oever van het meer. Mi mi volgde hem naar zijn belachelijk kleine hut, waar ze eenglas in één teug naar binnen sloegwat haar aanmerkelijk op knapte. „Laat uw vriend vooral niet merken dat ik u dit gegeven heb", waarschuwde haar nieuwe kennis. „Drank is bij deze Treaty- feesten absoluut verboden. Om de Indianen begrijpt u? Die zyn er krankzinnig dol op en tot alles in staat om drank te bemach tigen. Nog eentje?" Mimi dronk er nog een. „Hij is mijn vriend niet", antwoordde ze toen. Opeens riep de goudzoeker, naar buiten kijkend: ,Nou goed, wat hy dan ook is, maar hy loopt je te zoeken. Hier, 'n stukje kauwgom!" Mimi nam het lachend aan. Toen ze bui ten op de zonnige straat liepen, zei haar gastheer: „Weet je wie dol op kauwgom zijn? De Eskimo's. Ik heb 'n winter pels- handel ondet hen gedreven. Als ze de uiter ste ellende willen beschrijven, dan zeggen ze: „Arme kleine Eskimo geen vader, geen moeder, geen kauwgom!" Mimi moest er om lachen en van dat oogenblik af begon ze pret in het geval te krygen, hoewel Jim steeds grooter ont stemming over haar gedrag toonde. Zijn be sprekingen met de Bereden Politie hadden tot ver in den namiddag geduurd, zoodat Jim besloot, dien nacht over te blijven. Toen hy dit tegen Mimi vertelde, zei ze, dat ze er geen bezwaar tegen had: feitelijk vond ze het veel prettiger dan op zijn eiland te moeten vechten tegen honden, muskieten. Indianen en petroleumstellen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5