,ür\INDCr\DLADG, rVIDDELDVnC3^ COV-WHANX HET LEELIJKSTE MEISJE VAN DE SCHOOL MOEDER'S SERRE IN DEN OUOEN SCHOEN tóv ZOEKPLAATJE RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER, VOOR GROOTEREN, VOOR KLEINEREN. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. x x >CX X X X X X X X X x x x VOOR KLEINEREN. *[3 VAN DC a> K3 Naar het Engelsch van A. THOMSON. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. (Slot.) .-c— Het strakke touw werd nu slapper en, wij slaakten allen een zucht van ver lichting. De beide mannen bogen zich over de rots heen en keken vol spanning naar beneden. „Bravo, juffie riep de oude visscher uit. „Tot zoover is alles dus goed ge gaan Geen der anderen zei een woord en wij wachtten in een angstig zwijgen; aller oogen waren gevestigd op Chim en hetgeen zij deed. Zij was nog maar net bijtijds, want de vloed steeg tot vlak bij den jongen. Wij zagen, hoe zjj zich over hem heen boog, vlug het touw, dat om haar eigen middel bevestigd was, losmaakte en om dat van den- jongen bevestigde. Daarna keek zij naar boven, stak een hand op ent gaf een ruk aan het touw. Onmiddellijk haalden de beide man nen nu het touw in en wij zagne, hoe de jongen weldra boven het smalle strand hing en al hooger en hooger geheschen werd. Langzaam kwam hij naderbij en eindelijk o, heerlijk oogenblik had hij den rotsVand bereikt en greep één der mannenl hem. En daar lag dan aan onze voeten de doodsbleeke en' be- wustelooze jongen, die door onze Chim, gered was Wij uitten een flauwen kreet van vreugde, welke gehoord werd door het eenzame figuurtje op het strand, want Chim stak opnieuw de hand op. De ge kwetste jongen Werd een eindje van den rand af gelegd en nadat de beide man nen haastig het touw om zijn middel losgemaakt hadden, wijdde Juffrouw Collins zich met een paar onzer aan den nog steeds bewmsteloozen jongen. De oude visscher riep intusschen uit: „Nu de kleine heldin 1" Plotseling echter keek de jongste vis scher, die scherper oogen had dan zijn kameraad vol ontzetting naar het touw eni wees er naar. De oude man bekeek het nu aandachtig en slaakte een kreet van ontzetting. Op één plek was het erg gesleten En het leven van Chim hing aan dat onbetrouwbare touw Het kon geen uitstel velen: er moest hulp komen en wel onmiddellijk Steeds hooger kwam de vloed op Was er dan nergens uitkomst „Ik geloof, dat het haar nog wel hou den zal, Jim," zei de oude visscher ein delijk. „God geve het Er staat ons maar een ding te doen en dat isiets om de zwakke plek te binden. Hebben de jongedames soms iets, dat daarvoor dienst kan doen In het volgend oogenblik werden den visscher van alle kanten zakdoeken, ceintuurs en zelfs kousen aangeboden. De beide mannen konden de laatsle het best gebruiken .en legden een dik ver band om de verraderlijke plek. Daarna werd het touw onder de groot ste spanning opnieuw neergelaten. Het was hoog tijd, want het smalle strookje zand was bijna geheel verdwenen1. Chim stond nu vlak bij de rotsen en het touw kwam in haar onmiddellijke nabijheid neer. Zij greep het en bevestigde het haastig om haar middel. Reeds spoelden de golven over haar voeten. Zij rukte nu aan het touw en de man nen begonnen het weer in te halen, heel langzaam en voorzichtig, met samenge knepen lippen en angst in de oogeü. Langzaam, o, zoo langzaam kwam Chim naar ons toe langs de overhangen de rotsen en struiken. Zij was nu bij het gedeelte van den rotswand, dat een eind terugsprong en hing boven, het vooruit stekende blok. Plotseling gebeurde er iets vreese- lijksl Een doffe slag.... en wij zagen, hoe het touw toch bezweek en de arme Chim juist op het vooruitstekende rotsblok terecht kwam Sommige meisjes begonnen te gillen van ontzetting. Maar.op eens zagen wij, dat de zaak niet zóó hopeloos was, als zij eerst leek, want wonder boven wonder was Chim juist terechtgekomen op een kleinen, misvormden boom, zooals daar beneden ons een enkele stond en het touw, waarvan nog altijd een stuk om haar middel bevestigd was, in de takken verwafd geraakt Hoewel onze kleine vriendin al haar krachten moest inspan- nenj, gelukte het haar toch zich aan den boom vast te klampen. Zij was verba zend lenig eni goed in gymnastiek en dit kwam haar in deze oogenblikken uit stekend te pas, want zij slaagde er in zich met beide handen in den boom om hoog te werken en wel met een handig heid, die haar naamgenooten haar stel lig niet verbeterd zouden hebben. Zóó bleef zij in den boom zitten Toen wij dit zagen, slaakten wij een kreet van vreugde en begonnen te lachen en te schreien te gelijk. We had den op dat oogeniblik wel kunnen; dan sen' van vreugde. „Goddank riep de oude visscher uit. „Dat is een groot wonder zei zijn kameraad. „Ik dacht niet anders, of zij was verloren „Bravo, juffie riep de oude man nu tegen Chim. „Volhouden en wij rullen je weldra kunnen ophijschen Ondanks de koude stormen, Ondanks den guren wind, Bloeit daar in Moeder's serre Een- paarse hyacint. Zij spot met alle koude, Zij bloeit, dat lentekind, Zij heeft het goed bij Moeder, Die paarse hyacint. Ik moet er steeds naar kijken, Zoo'n wonder ik het vind. Zoo'n glas, zoo'n bol met wortels, Zoo'n paarse hyacint. Wat al kan men bereiken, Met liefde en geduld. Nu is toch Moeder's serre Van lentegeur vervuld. R. ASSCHER—VAN DER MOLEN. „Er gebeurt niet» 1" klonk bet nu van beneden. 0, dat die kleine heldin op dat oogenblik er nog aan dacht, iets te roe pen om ons gerust te stellen I En haar toestand was toch zoo oni- zettena gevaarlijk en onaangenaam I De duisternis viel nu in en alles begon minder duidelijk te worden. Chim werd langzamerhand slechts een witte vlek tegen de donkere rotsen. Angstig vroe gen wij ons af, hoe het haar te moede zou zijn in de toenemende duisternis op den boom boven de zee We wisten, welk een moedig hartje zij bezat en kon den ons daarom niet voorstellen, dat ze erg bang was, ook al leek haar positie ons afschuwelijk. Zoo lang zij zich aan den boom kon vastklemmen, zou er wel niets gebeuren, want de stevige, krom me boom had reeds menigen storm doorstaan, maarzij was toch haar leven niet zeker Eindelijk - eindelijk zagen wij de reddingsbrigade naderen We onder scheidden lichten in de verte en hoor den voetstappen. Weldra kwamen dan ook een zestal kustwachters met touwen en lantaarns naderbij. Kitty en Elly waren bij hen en geheel buiten adem van het harde loo- pem. Er ging geen seconde verloren en het was aardig te zien, hoe alle kust wachters gaa-ne omlaag gelaten wilden worden om Chim uit haar neteligen toe stand te bevrijden. De jongste der beide visschers zei echter vastberaden: „Ze heeft onzen kameraad gered en1 nu wil ik haar redden Hij liet zich dus aan een sterk touw afzakken, een lantaarn om zijn middel gebonden, want het was nu heelemaal donker geworden. Weldra had hij den boom, waaraan Chim zich krampachtig vasthield, be reikt, Wij zagen het licht zakken en eenige oogenblikken later snel heen en weer bewegen, als teeken, dat het touw ingehaald kon worden. Alle handen grepen nu het touw, ook de onze. Het was een ware verlichting na die oogenblikken van spanning mee te kunnen helpen bij het omhoog trek ken van Chim. Weldra kwam de vis scher dan ook boven met ons kame raadje op zijn rug. Stijf klemden haar armen zich om zijn hals en haar korte beemen om zijn middel. Het hoera-geroep der mannen werd geheel overstemd door de opgewonden meisjesstemmen, toen wij Chim met ons allen omringden. Zij scheen, dit erg overdreven te vinden en zei slechts: „Hoe is het met den armen jongen? Wat ben ik blij, dat ik hem heb kun nen redden We omhelsden haar allemaal. Er kwam geen eind aan. Daarna werd de jongen, die langza merhand bij kennis kwam, voorzichtig op een soort brancard van touw gelegd en gingen wij met Juffrouw Collins naar huis. Chim was de eenige van ons, die niet liep. De oude visscher droeg haar op zijn sterke schouders, niettegen staande zij beweerde niets te mankeeren en heel goed te kunnen- loopen. Daar van 'wilde echter niemand iets weten eni zoo werd zij tot het hek der school ge dragen. Het was een ware triomftocht voor Chim of beter gezegd: voor Eva, want zij liet haar bijnaam achter op het strand, aan den voet der rotsen, waar hij door de golven weggespoeld werd. Niemand heeft er ooit meer aan ge dacht haar bij dien leelijken naam te noemen 1. Rusland. Duur, das, lans, laan, rand, 2. Sneeuw, klok, je; sneeuwklokje. 3. Stam, mast. D 0 R A 0 D E R R E E T A R T S Waal, aal. Weet je soms, of Mien klaar is? Ja, ze staat al op je te wachten, (zes en. acht). Tante en Oom de Raad riepen den hond om het hardst, (een en drie). Wat gaat deze ventilator stroef (zeven). Een ei. (Paaschei). Leeuw, ar, den; Leeuwarden, 1. Ik vroeg eens eenige meisjes en jongens, wat zij worden wilden. Ze schreven het antwoord op en wilden dit laten drukken, maar de letters werden in verkeerde volgorde gezet, al bleven ze van elk antwoord bij elkaar. Ziehier, 3oor C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Ieder slaapt iri 't groote huis Midden in den nacht Daar komt plots een muis: Spits, Uit zijn hol, heel zacht. Piept: Och, ik verveel me zoo 1 Had 'k maar wat te doen Wel, zegt Grijsje. i In de kast Staat een oude schoen. 'k Weet een spel: verstoppertje, Maar eerst maak ik licht. Grijsje steekt een kaars vlug aan, Vindt 't een mooi gezicht. Want bij 't kleine vlammetje Ziet hij daz(d'lijk al, Wat een pret die oude schoen Hun vast geven zal Spitsje zet een ladder nu Vlug er tegen aan, Denkt: 'k Zal in dat vreemde huis Maar eens binnen gaan. - Stellig vindt me hier geen muis, Langstaart in dan hoek - Met zijn bol diep in een doos Is hem Toe dan, zoek In de kast speelt 't muizenvolk Wat leuk heel den nacht. Muisjes tripp'len, hebben/ pret, P Maar doen alles zacht. 's Morgens zegt de vrouw verba**d, Staande vóór de kast Wat een rommel 1 Foei, voort*** Beter opgepast Vlug ruimt zij dan alles op 't Muizenvolkje lacht En in 't donker holletje Piept nu Grijsje zacht Ach, het helpt je toch ijMMjilfar I Foei, wat ben Als het heel'maal Komen we weerorrfl 2 toen eronff - En we spelen samen weer In den ouden schoen. - Zouden menschenkind'ren ooit Zoo iets leuks wel doen? - Och, die slapen allen nu, ï.iggen zoet in bed, Jwst als 't kleine muizenvolk Heeft de grootste pret Waar is de tolbazin wat ik te lezen kreeg. En vertel len; jullie mij nu eens wat ik er van maken kon; arts ee lam ranestia mmm nr te ai beest rug meer Weerzon rijd t o r d e k. Mijn eerste is nooit recht, mijn tweede en derde vormen samen een verfstof en mijn geheel is'een plaats in Noord-Holland. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een groote bloem. X X le rij een medeklinker. 2e rij een geneesmiddel. 3e rij een meubelstuk. 4e rij een' stad in Gelderland. 5e rij 't gevraagde woord. 6e rij hemellichamen, 7e rij iets wat dagelijks door ons gegeten wordt. 8e rij iets wat men vooral bosch aantreft. 9e rij een medeklinker. ia hei Drie letters noemen een rivier. Een heel eind hier vandaan. Verandert men) de eerst' ervan, Dan ziet men 'n wapen staan. Wat staat tusschen maan en aarde? ■Welke schoenen scheuren -nooit aan de voeten Zoek uit een der onderstaande zin nen één woord, maar doe het zóó, dat deze woorden, in dezelfde volgorde genomen, een bekend spreekwoord vormen. Ga je een Wandeling maken Het is nu goed weer daarvoor. Ik versta geen woord van hetgeen je zegt. Hij vindt dit boek het mooiste. Bob gaat altijd graag ,naar school, maar ik niet. Lezen is een heel genot. Dit is een goede inval geweest. Zet de stoelen weer netjes op hun plaats. Vier pooten, romp, kop, staartje; Een krulletje daarin. Noem nu heel gauw mijn naam maar! Met v is 't, dat 'k begin.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 6