,Ur\INDCr\DLADÏÏ
REBUS
A\IDDELBVBC2C-HE
COWWrtANT.
EEN BRETONSCHE SAGE.
Kousen stoppen.
Najaar in het Bosch
Vaders Thuiskomst
xxxxxxxxx
x
x
H van dc eh
RAADSELHOEKJE.
x
x
in geprotesteerd wordt tegen, de genomen
maatregelen, die volgens voorstellers niet
aan het doel beantwoorden, doch land
bouw en handel dupeeren, inzonderheid
wat betreft den herfstafzet van het vee.
Den minister van binnenlandsche zakée
en landbouw wordt voprts verzocht om' singe n,
onmiddellijke opheffing v,an de genomen
maatregelen.
Deze motie z,al telegrafisch ter ken
nis van den minister worden gebracht en
een delegatie zal haar persoonlijk toe
lichten.
Bij beschikking van den Minister
van Defensie is de luitenant ter zee cler
3e klasse, E. Dankmeyer, dienende aan
boord van Hr. Ms. Wachtschip te Vlis.
den 10 Oct. a.s. ter beschik
king gesteld.
APOTHEKEN.
Zondag en de nachten der volgende
week is te Middelburg geopend de apo
theek van de firma wed. A. A. Non
hebei en Zn. (C. H. Koers).
E3>
(SJot.) i
Bevreesd als hij was, dat werkelijk
moeder en grootmoeder hem straks
overal zouden zoeken, had Yanic niets
begrepen van alles, wat het elfje tot hem
zeide. Zonder zijn klompjes mee te ne
men, was hij naar huis gehold, en reeds
eenigszins voelde hij zich gerust gesteld,
toen hij moeder en grootmoeder daar in
slaap vond. Nog niet denkende aan zijn
klompjes, kroop hij dadelijk in zijn bed
en sliep door, totdat moeder hem den
volgenden dag kwam wekken. Denken
de, dat hij gedroomd had, sprong Yanic
uit bed. Maar ach, nergens vond hij zijn
klompjes! 't Was dus geen droom! Was
hij dan zóó ongehoorzaam geweest?
Daar zag grootmoeder op eens den
knoop in Yanic's kruinharen. Zij gaf een
gil van schrik en daarna kermde zij:
„Ach, onze jongen is bij de bosch-elfjes
geweest! Wat zal er nu met hem ge
beuren? Ach, laten wij toch vanavond,
vóórdat de weidevrouw in haar wazig
nevel-kleed over het weiland zweeft,
onze hut sluiten met stevige grendels,
opdat de booze elfen-koningin niet kan
binnenkomen, om onzen jongen van ons
weg te nemen!"
Dien dag zaten de twee vrouwen van
alles te bedenken, waardoor zij de elfjes
buiten de hut konden houden. Alle kieren
en reten stopten zij dicht.
Nauwelijks was het uur van midder
nacht gekomen, of daar kwamen wer
kelijk de bosch-elfjes, met hun koningin
over het weiland gezweefd en wel recht
op de hut af.
„Wij zijn gekomen uit het bosch!"
riep de elfen-koningin de beide vrouwen
toe, die in de hut angstig bijeen zaten,
„Wij willen met Yanic dansen! De knoop
in zijn kruinharen is het bewijs, dat hij,
ons toebehoort! Kom, brengt hem
hier!"
„Mijn kleinzoon krijgt ge niet; hij
slaapt reeds!" was het luid geroepen
antwoord der grootmoeder. „En nooit
meer zult gij hem in uw macht krijgen!"
Deze woorden schenen de elfen-ko
ningin zóó vertoornd te hebben, dat zij
boos uitriep: ,,'t Is goed! Gij kunt den
jongen houden, doch op voorwaarde, dat
gij voor ons allen een kleedje weeft.
Een kleedje, fijn als spinrag, zult gij voor
cns weven. En denk er wèl aan, dat
morgen tegen middernacht het werk, dat
ik u thans opdraag, gereed moet zijn.
Als wij het ragfijne weefsel niet zien
hangen over de heg, nemen wij uw klein
zoon mee, en nimmer ziet ge hem terug!"
Radeloos van droefheid hadden de
twee vrouwen deze woorden aangehoord,
„Hoe konden zij, die zóó arm waren,
zoo iets weven?" vroegen zij zich af.
Heel den nacht zaten zij schreiende
bijeen, en terwijl Yanic rustig sliep, be
dachten zij van alles, waardoor zij den
jongen uit de macht der bosch-elfen kon
den houden. En ziet, Yanic zelf vond
een oplossing voor dit moeilijke geval,
want toen hij den volgenden morgen
ontwaakte en daarna de hut uitliep, be
merkte hij, dat de heg, die aan twee
kanten het weiland omzoomde, bijna
geheel overdekt was met lange, zilver
witte draden, die ook in massa's over
het weiland zweefden.
Hij riep toen zijn moeder en groot
moeder toe „O, komt u eens ziea, wat
een mooie, fijne draden daar zweven!"
Verheugd over wat zij zagen, verza
melden toen Yanic's moeder en groot
moeder de draden en weefden daarvan,
heel den dag, fijne elfenkleedjes, die zij,
nog lang vóór middernacht, over de heg
uitspreiden.
Door deze kleedjes aan te trekken,
hadden toen voor altijd de bosch-elfje?
hun macht over de menschen verloren,
zegt de sage. Want in de zilverwitte
draden, die overal neerzweefden, zagen
de bewoners der streek een Godsge
schenk, bestemd om de streek van de
booze bosch-elfjes te verlossen. En om
dat zij dachten, dat het de Heilige Maagd
was, die hen deze draden had gezon
den, noemden zij ze: „De draden van
Onze Lieve Vrouw". En ook soms wel:
„Maria-draden!"
Doch wij kennen óók deze draden, en
wij weten, dat zij niet rechtstreeks uit*
den hemel, doch wèl van de spinnen j
komen. Vooral tegen den herfst zien wij
ze veel. Daarom noemen wij ze dan ook
herfstdraden!
TANTE JOH.
De Fransche les was afgeloopen. Het
wachten was op de handwerkonderwij-
zeres. De meisjes zetten haar mandjes of
kistjes gereed en diepten haar werk op
uit haar boekentasschen, want ze hadden
het mee naar huis moeten nemen om er
wat aan te doen.
„Hemel, Kitty, ik heb mijn handwerk
vergeten," zei Elly, die overal in haar
tasch zocht.
„Kijk eens goed, El, 't zit misschien
ergens tusschen," hernam Kitty.
Elly haalde één voor een al haar boe
ken uit haar tasch. Maar 't zat nergens
tusschen. Zóó klein was het trouwens
ook niét. Bah, wat vervelend!
„Heb je 't dan soms laten vallen?" op
perde Kitty. En samen verdwenen ze
op den grond om te zoeken. Maar 't
werk lag er niet. In den lessenaar was
het ook niet,
„Zit het misschien in je mandje? Heb
je 't wel mee naar huis genomen?"
„Zeker heb ik het mee naar huis ge
nomen. Ik heb er gisteravond nog aan
zitten werken, toen Moeder kousen zat
te stoppen.
„Poeh! kousen stoppen. Dat heb ik
gisteravond ook nog zitten doen,"
„Jij, Kit
„Ja zeker. Ik! Dacht je, dat mijn Moe
der al die kousen van zes kinderen al
leen kon stoppen? 'k Help altijd mee,
maar prettig vind ik het niet. Toch
neemt Mam altijd die 't ergste kapot zijn.
Echt moedermanier, hè?"
De juffrouw kwam binnen.
„Wat zou juffrouw de Ru zeggen? Zou
ze woedend zijn?" vroeg Elly,
„Ik weet het niet," zei Kitty. „Mis
schien mag je wel gaan lezen of je werk
maken. Dat mocht ik verleden jaar ook
eens, toen ik mijn handwerk vergeten
had"
„Dat is zoo," antwoordde Kitty. Ze
was dit jaar niet overgegaan en had het
vorig jaar een andere handwerkonder-
wijzeres gehad.
De bel ging. Nog even praatten de
meisjes door, j
„Stilte, meisjes, hebben jullie de bel j
niet gehoord?" zei de juffrouw.
Alle meisjes begonnen. Alleen Elly
bleef stil met haar armen op de bank
zitten.
„Waar is je werk, Elly?" vroeg de
leerares.
„Ik heb het vergeten, juffrouw."
„Vergeten?"
„Ja, juffrouw. Ik dacht vast, dat ik het
in mijn tasch gedaan had."
„Nu, dan moet je maar wat anders
gaan doen." Juffrouw de Ru stond op en
ging naar de tafel.
„Zou ze een boek zoeken?" dacht
Elly. 't Was echter geen boek, dat voor
den dag kwam, maar een hengselmandje,
het mandje, waarmee de juffrouw
morgens altijd op school kwam.
„Kom maar eens hier, Elly," zei de
leerares.
Elly kwam vóór de k las en zag, dat
het een mand met kousen was: grijze en
beige en bruine kousen, 't Leek Moeders
kousenmand wel. Wat zou de juffrouw
daarmee willen?
Juffrouw de Ru haalde een paar beige
kousen te voorschijn. Toen zocht ze een
kaartje stopgaren op, dat in kleur met de
kousen overeenkwam en gaf de kousen
en het garen aan Elly.
„Ziezoo," zei de juffrouw. „Ga jij dan
die kousen vanmorgen maar stoppen."
Elly trok een lang gezicht, toen zij
naar haar plaats ging. De meisjes keken
haar veelzeggend aan.
„Dat is wat anders dan lezen, hè," zei
Elly tegen Kit, „maar ik kan het niet,
Elly duwde den maasbal in de kous en
zocht de gaatjes op. Toen deed ze een
draad in de naald.
Maar wat nu? Op de lagere school
had ze wel eens een stop op haar maas
lap gemaakt. Maar dit was zoo fijn,
„Zal ik het je eens voordoen?" vroeg
Kitty, toen ze zag, hoe ongelukkig haar
buurvrouw er bij zat.
„Hè, ja!" zei Elly blij.
En handig deed Kitty haar voor, hoe
ze een net stopje moest maken.
„Kijk," zei ze, „daar zit nog zoon
klein gaatje. Probeer je dat nu eens,"
Elly probeerde het. Het werd wel niet
zoo mooi als dat van Kit, maar 't viel
nogal mee. De volgende stopjes gelukten
al beter. En toen de les afgeloopen was,
waren de kousen heel. Juffrouw de Ru
keek het na en knikte tevreden.
„Zie zoo!" zei ze. „Die kan ik morgen
weer aan."
Toen Elly thuis kwam, zei Moeder:
„Je had je handwerk op tafel laten
liggen."
„Ja, dat merkte ik ook. En u raadt
nooit, wat ik nu hem moeten doen," zei
Elly.
„Nu, misschien heb je moeten bordu
ren aan het werk van een meisje, dat
ziek was," zei Moeder,
„Neen, 'k heb kousen gestopt."
„Echte kousen gestopt?" vroeg Moe
der verwonderd..
„Ja, beige kousen van de juffrouw.
Ze had een heele mand vol."
,Ik heb ook een heele mand vol," zei
Moeder, „maar ik heb geen H, B. S
meisjes, die ze voor me maken."
„Toch wel," zei El. „Ik ben toch ook
een H. B. S meisje. Ik ken 't nu. En nu
zal ik u ook helpen,"
„Lieverd," zei Moeder, terwijl ze Elly
een kus gaf,
's Avonds zaten Moeder en El gezellig
bij elkaar met de kousenmand tusschen
zich in. Het schoolwerk was af en de
kleintjes waren naar bed. Het theewater
raasde zachtjes op de kachel. En de rook
van Vaders sigaar hing zoo vertrouwelijk
in de kamer.
„Ik heb nooit geweten, dat kousen
stoppen zóó gezellig was," zei Elly,
,,lk ook niet", zei Moeder.
Maar ze begrepen beiden, waardoor
het nu zoo gezellig was geworden,
J. H. BRINKGREVE—ENTROP.
door
C, E. de Lille Hogerwaard.
Als 't najaar is en zonneschijn,
Dan wil ik gaarne buiten zijn.
In 't bosch is het dan najaarsfeest.
Zijn jullie daar wel eens geweest?
De boomen hebben 't feestkleed aan,
Wie zou nu naar een feest toe gaan
In 't daagsche pak? O, vast niet één
Ging er in daagsche kleeren heen!
Het feestkleed van het bosch is bruin.
Zie maar eens naar die beukekruinl
En gindsche Am'rikaansche eik
Is stellig wel drie kleuren rijk
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Zeg, jongetje uit Volendam,
Wat kijk je toch. naar zee!
Denk jijAls vader thuis komt, io!
Dan brengt hij vast wat mee:?
Veel visch die hij gevangen heeft
In 't groot en stevig net
En dat hij midden in de zee
Heeft handig uitgezet I
Dat vader dan die visch verkoopt
Aan wie het meeste biedt
En dat zijn beurs dan zwaarder wordt
't Is of je het al ziet!
Je gaat, ben j'eenmaal grooter, vast
Ook visschen in de zee,
Verdient daar dan voor vrouw en kind
Een massa duiten mee.
Dat duurt nog lang begin dus maar
Rood, bruin en geel is 't, waar j'
ook kijkt
Niet één, die op den ander lijkt.
Elk struikj' is zelfs in najaarstooi
Wat is bet bosch nu wondermooi
Maar als het windje 't is een guit!
Slechts even blaast, dan is het uit.
Dan fladd'ren blaad'ren heen en weer,
Het windje jaagt hen op en neer.
Van al die boomen, rijk belaan,
Zijn blaad'ren op den loop gegaan.
Wie éénmaal weggeloopen is,
Komt nooit weer thuis, dat is gewis.
Wijd spreidt de boom zijn takken uit
Én eenzaam zucht hij overluidt:
Wil jullie dan op reis graag gaan,
Ik, oude boom, zal blijven staan.
Ik houd de wacht in 't wintersch
bosch
Als sneeuw ligt over blad en mos,
Want éénmaal zal het voorjaar zijn
Met zachten wind en zonneschijn
Dan kom 'k weer volop in mijn blad,
Ben heel teer groen. Hoe
mooi is dat
Geduld dus maar. Eens komt de tijd,
Dat Lente mensch en boom verblijdt'
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. De jurk lijkt heel anders van kleur
bij avond. (eland en bij).
Ze moest even voor Tante Hendrikia
meel aan den overkant halen.
(hen en kameel).
Je kunt ook nooit scherts van ernst
onderscheiden. (hert).
Jenny was heel laat klaar en daarom
moesten wij ons haasten, (arend)>
2. S Sopraan,
kop
koper
Sopraan
piano
lam
m
3. Limburg. Luim. buur, rug, gril, guur.
4. Neer, lang, broek; Neerlangbroek.
VOOR KLEINEREN.
1, Het pijpje, of dopje, waarin de eikel
zit.
2, Licht, nicht, jicht, wicht.
3 Mot Tom.
4. Purmerend,
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
met
Mijn geheel is een zee, welke
7 letters geschreven wordt.
4, 1, 2, 3 is een meisjesnaam.
5, 2, 4 is een ander woord voor
dwaas.
Een 3, 1, 7, 3 is gebak.
5, 6, 3 is een getal.
Te helpen met de vracht^
Als Vader strakjes binnenzeilt,
Hij weet, dat j'op hem wacht.
Zoo moet je toch beginnen, baas:
Beginnen onderop.
Kijk dus maar beide oogen uit,
Jij visscher in den dop.
D;ag jongetje uit Volendam!
'k Maak even je portret.
Waarom 'k dat die? Och,
In 't Kinderblad gezet!
'k Denk!: alle jonge lezertjes
En lezeressen klein,
Die zouden zeker, net als jij
Een visschertje graag zijn!
'k had ja
graag
2.
Mijn eerste bevindt zich tusschen
bergen, mijn tweede en derde vor
men samen een volksoverlevering
en mijn geheel is een vreemd
woord voor overtocht
Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een dorp in Zuid-
Holland.
X
7. X
X -
le regel een medeklinker.
2e een deel van een gebouw.
3e een vogel.
4e een dier, dat groote voor
raden voedsel verzamelt.
5e 't gevraagde woord,
6e een mooi diertje.
7e een rond voorwerp,
8e een jongensnaam,
9e. een medeklinker.
Verborgen kleedingstukken.
Wat is deze halve stuiver dun en
versleten
Ik had het al vooruit gezegd: Caro
kon onmogelijk zoo ver met de
fiets meeloopen.
Onverstoord hoorde ik den ouden
man tellen; hij scheen nooit op te
zullen houden.
Wist je dan niet, hoe dom Anton
was?
Hij liep ettelijke malen voorbij zon
der ons te zien.
VOOR KLEINEREN.
'k Draag een groene jas vol prikkels
En mijn huid is glanzend bruin.
In het najaar lig 'k in parken,
In een bosch of in een tuin.
Zeg eens even: hoe zou k heeten,
O, je zoekt mij stellig graag!
En je geeft met acht letters
Heel vlug antwoord op mijn vraag!
Mijn eerste is, als men er een b vóór
zet, een stroomend water, mijn
tweede ligt in Noord-Holland en
mijn geheel is een mooi diertje,
dat men soms in het bosch aan
treft.
Toen ik koos een ander hoofd gaf,
werd hij een bloem, Hoe kan dat?
Vul in deze vakjes
4 A IB ID 2 L 1 M
zóó in, dat je van links naar
rechts en van boven naar beneden
te lezen krijgt:
le een rond voorwerp.
2e een meisjesnaam.
3e een jong, viervoetig dier.