^Provinciale j^eeuuisdte he x/'eelt^ Twee bladen. MAANDAG 22 SEPTEMBER 19 3 0. Eerste Blad. 173e Jaargang. BINNENLAND. ZEELAND. ft ft MIDDELBURGSCHE COURANT 'De abonnementsprijs bedraagt voor Middelburg en 't agentschap Vlissingen 2.30, elders 2.50 per kwartaal. Week-abonnementen in Middelburg 18 cent per week. De advertentieprijs is, voor de gewone advertentiën 30 cent per regel; voor ingezonden mededeelingen 60 cent per regel. Bij abonnement voor beide veel lager. Men vrage daarvoor de tarieven. UITG.: N.V. DE MIDDELBURGSCHE COURANT Lange St. Pieterstraat, Middelburg Telefoonnummers: Redactie 269 Administratie 139 Postchèque en Girorekening 43255 Familieberichten en dankbetuigingen: van 17 regels 2.10; elke regi meer 30 cent. In de rubriek „Kleine Advertentiën" worden, mits uil drukkelijk daarvoor opgegeven, advertentiën, tot niet meer dan 5 regel opgenomen a 85 cent bij vooruitbetaling. Advertentiën onder „Brieven" t „Bevragen bureau dezer courant" 10 cent extra. Bewijsnummers 5 cent No, 2 2 2. Geen persoonlijke ongelukken Het tramongeluk nabij de Poelendale- singel-brug, waarover men elders in dit blad van onzen verslaggever uitvoeriger bericht vind, is van hoogst ernstigen aard geweest, zoo ernstig, dat wij te de zer plaatse daar enkele woorden aan moeten wijden. Te half negen vertrok een motorwa gen met 2 bijwagens van het eindpunt Vlissingen; bij de halte-remise vond een personeelswisseling plaats, waarbij de tramtrein voorzien werd van mannen met burgerpakjes aan, terwijl slechts hun pet erop wees, dat zij tot het personeel der tramwegmaatschappij behoorden. 'Behalve dat er vrij snel en niet zon der horten of stooten gereden werd ons is wel eens ter oore gekomen, dat de toegemeten rijtijd zéér krap aan is en dat de bestuurders dus vlug zouden moeten rijden om geen vertraging en ont wrichting in den dienst te brengen had deze rit aanvankelijk een normaal verloop, totdat plotseling, bij het nade ren van Middelburg, een hevige schok gevoeld werd, terwijl meteen het licht uitging. Daarna kregen de inzittenden het gevoel of zij in een nauwen kring in 't rond reden, terwijl de buitenwereld snel om hen heen draaide; onder de wielen van den motorwagen vandaan zag men stralen vonken achteruitschieten en het geruk en gerammel van wagenkop pelingen, het bonzen van de tegen el kaar botsende rijtuigen en het gerinkel van brekend glas vermengden zich met het angstige gegil van de vrouwen en kinderenallen vreesden elk oogen- blik, dat de wagens op elkaar gedrongen zouden worden, tegen de boomen te plet ter zouden slaan of, erger nog, in den pas uitgediepten watergang terecht zouden komen.... Toen de tot een verwaftl kluwen opgerolde tramtrein tot staan was gekomen, verlieten de doodelijk ver schrikte passagiers ijlings de donkere wagens, om te zien wat er gebeurd was. Zij kwamen toen al dra tot de ver- bijsterend-gelukkige ontdekking, dat de ze ernstige ontsporing juist daér had plaats gevonden, waar zulk een déraille ment niet onomstootelijk tot een ca tastrofe behoefde te leiden! Donker, slechts met enkele petroleum lampen nog brandende, stond daar mid den op de straatklinkers, meters uit de rails, een hoopje tramwagens; glasscher ven lagen rondom, met een stuk geiso- leerd draad en een gebroken koppeling bout. Spoedig daarop kwam een tram van de markt, waarop zich een controleur bevond, die dadelijk op rustig-zakelijke wijze de voorloopige leiding nam en maatregelen gelastte, die tot een zoo dra mogelijke opheffing van de stagnatie in den dienst zouden kunnen leiden. Hoe men toen verder de zaakjes opknapte, dat vindt men elders in dit blad ver meld; als tragi-komisch intermezzo ver melden we alleen, dat een actief lid van het personeel, direct na het ongeval, „even naar Vlissingen telefoneeren wou". En dat op Zondag in Zeelands hoofdstad Wij achten ons echter verplicht, dit ernstige verkeersongeval niet enkel met een verslag van het gebeurde te doen af- loopen, omdat wij vreezen, dat men den ernst ervan dan wel eens niet voldoende zou beseffen. Het feit nï,, dat allen met den schrik zijn vrijgekomen, is in geen en kel opzicht te danken aan personeel, materieel of di rectie van de tram, het is een zuiver en heel groot toeval. De tros van drie wagens heeft zich, mede doordat de koppelingen het aan vankelijk hielden, ongeveer als een spi raal opgekluwd juist op het ruime open wegvlak, dat gevormd wordt door den oprit van den N. Vlissingschen weg naar de Poelendalesingelbrug. Maar wanneer men de zaak ter plaatse in oogenschouw neemt, dan is het verwonderlijk, dat dit zoo gebeurde: evengoed had de motor wagen rechtuit de Vest in kunnen rij den, al of niet door de bijwagens gevolgd, Dan waren hoogstwaarschijnlijk een groot aantal menschen verdronken. Ver wonderlijk was het al evenzeer, dat zich op dit drukke verkeerspunt geen auto of motorfiets, rijwiel of voetgangers bevon den ook dan waren dood of vermin king ernstig te vreezen geweest. En vrij wel op elk ander punt van de trambaan staan boomen en is het water meer nabij: ook dan zou de omvang van de ramp niet te overzien zijn geweest, Het zuivere toeval dus, dat allen er heelhuids afgekomen zijn, mag niet ver hinderen dat deze ontsporing, ter plaatse waar zulks behoort, behandeld wordt met denzelfden ernst, alsof zij menschen- levens gekost hadde. En dan rijst de vraag van de schuld. Zooals men in het verslag van het ge beurde vinden kan, wordt van hooger- hand royaal erkend, dat „zeer vermoede lijk" te snel rijden de oorzaak is ge weest. Wij hebben enkele minuten na het ongeval de meening gevraagd van iemand, die de personeelverhoudingen zoowel als den bestuurder van dezen motorwagen kende, en deze zeide ons letterlijk: „natuurlijk was het de bestuur der, die te hard gereden heeft, de man kent er geen bl.van, hij is nog maar 'n maand of vier in dienst en bovendien half blind". Uiteraard zal dat, in de opwinding van het oogenblik, wel wat overdreven uit gedrukt zijn, maar ook in rustiger be woordingen getransponeerd, mogen we daaruit afleiden, dat de besturing van een motorwagen met twee bijwagens, waarin gezamenlijk een vrij groot aan tal passagiers, dezen Zondagavond aan een onvoldoend betrouwbare en onvol doend bekwame kracht was toever trouwd. Het spreekt vanzelf, dat het ernstige onderzoek naar de schuldvraag in dezen zich in de eerste plaats zal bepalen tot het individueele geval van dezen hulp of reservebestuurder; wij voegen daar aan echter onmiddellijk toe, dit slechts van bijkomstig belang te achten, want zijn straf zal hij in den doorstanen schrik vermoedelijk reeds gehad heb ben. Van het hoogste belang echter is de vraag en de publieke opinie heeft het recht daarop een antwoord te eischen of de tramwegmaatschappij te allen tijde en met name ge durende hetdrukke Zon- dagsverkeer, haar trams laat be sturen door betrouwbare en voldoende ter zakekundige wagenbestuurders. Mocht dit niet het geval zijn het déraillement van gisteravond schijnt te wijzen in dezelfde richting als de zich reeds eerder op dit punt gevormd heb bende publieke meening dan zal voor geen enkele maatregel mogen worden teruggedeinsd om van stond af aan te zorgen, dat slechts bekwame en be trouwbare bestuurders aan de schakel kast komen te staan. Men laat een sneltreinlokomotief ook niet door een stoker bedienen, als de machinist Zondags met verlof is DE LEGERMANOEVRES. Naar wijl vernemen, 'heeft de Konin gin het voornemen., om op '24 dezier een gedeelte der legermanoeuvres in de omgeving van -Venlo 'hij te wonen'. HENRY FORD NAAR NEDERLAND? Naar V.D. verneemt zal de helkendle 'Amerikaamsche fabrikant van Automobier len Henry Fprd, die op het oogenbTi'k' een rondreis door Europa maa'kt zeer waarschijnlijk pok een 'bezoek aan ons land 'brengen. MIDDELBURG. Op de Internationale tentoonstelling ,;Het Schildersambacht' uitgaamdle van den Biond van Nederlandsche Sehildersf- patroons heeft in de afdleeling voor leden van dien Bond' onze stadgenoot de heer A. Jj, van Miert twee eerv ille vermiejl- dingen behaald' voor een vestibule wand met deur en< kozijn, en voor schildering van een wand met deur en! 'k>zijn voor een badkamer. Voor een zoldering met moer en ki;i4- deihintjes behaalde de heer van Miert den derden prijs, terwijl de eerste en tweede prijs niet werdén toege'kend. De ontzettende hevige regens, die Zaterdagavond te elf uur aanvingen en gedurende ongeveer vier uur niet vap Het is onmogelijk tot een zegen te zijn en zich niet gezegend te gevoelen. beteekenis in hevigheid verminderden, hebben op verschillende pljaatsen de stra ten en pleinen in meren herschapen, omdat de riolen het water niet konden verzwelgen ef wel dat de roosters door zftnd, slijk en blaren verstopt raakten. Zeer erg w,as de toestand in dje Langet- viele, waar het water steeds steeg en reeds in verschillende huizen onder door de deuren binnen drong zonder dat de bewoners het bemerkten. De politie heeft hier ingegrepen en door het trot- seeren van regen en watermassa's is zij er in geslaagd de rioolroosters vrij te maken, waardoor het water de riolen in stroomde en erger ongerief voor 'de bewoners werd voorkomen. De hevige regens, die die Abdij in een modderpoel hadden veranderd, zou]- den ze'ker reeds reden zijn geweest voor het niet doorgaan van het Abdijconcert gisterenmiddag en het weinig mooie weer van gisterenmorgen maakte ook uit stel tot a.s. Zondag noodzakelijk. Zcoals reeds geméld heeft Woensdag avond 't laatste iMolenwaterconcert plaatisl. De salarispositie van het Rijkspersoneel en de onderwijzers. Zaterdag werd vanwege het A.C.O.P. in het Schuttershof de salarisposirie van het Rijkspersoneel en de onderwijzers behandelde door de heeren A C. de Pauw, lid van het Hoofdbestuur van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en C. Marinus, secretaris der afdeeling Amsterdam van den C.N.A.B, De kleine zaal was flink bezet. De voorzitter, de heer Paul leidde met een enkel woord de sprekers in, en zette het doel uiteen: Een protest tegen de huidige bezoldiging van het overheidspersoneel. Het rijk is wel een, heel slechte werkgever. Verschillende verbetreingen zijn afgestuit op het finan- tieele motief. Ook de Troonrede is tegen gevallen in dit verband, vooral dunkt spr. voor de katholieke onderwijzers. Het is dan ook de taak dezer organisaties deze zaak zelf aan te pakken. De heer de Pauw betoogde dat de onderwijzers in 1928 niets liever had den gewild dan een afdoende regeling van ambtenaren en onderwijzers. Rust is er sedert 1928 niet gekomen: nieuwe middelen dienden beraamd om de nieuwe salarisactie te voeren, en zoo hebben on derwijzers en ambtenaren zich thans op gemaakt om tot herziening van het be zoldigingsbesluit te komen. Verschillende groepen hebben daarin niet de plaats waarop zij meenen aan spraak te hebben. Zij willen de afzon derlijke behandeling niet meer, maar een behoorlijke plaats in het bezoldigings besluiten. De A.C.O.P, heeft steeds ach ter die eischen gestaan, die heeft de eischen zeker niet verwaarloosd.. De bond heeft niets dan lof over de wijze waarop door het A. C. O. P. voor den onderwijzer in de commissie voor het G.O., is gestreden. Spr. zegt, dat de onderwijzersstand nooit van te veel waardeering last heeft gehad, en toont dit met voorbeelden aan. Deze protestvergadering is niet ge noeg; er zal nog veel over de onder wijzers te doen zijn, want in geen land is de Hetze tegen de onderwijzers als hier. Ook dit lichtte de heer de Pauw met een voorbeeld toe. Het jaar 1920 is voor den onderwijzer een overwinning geweest, door de opne ming in het bezoldigingsbesluit. Finan- tieel hebben zij echter de nederlaag ge leden. Spr. herinnerde hierbij aan de motie-Ossendorp. En sinds werden, de onderwijzers in het bezoldigingsbesluit uweggestopt" in een afzonderlijke bijlage. Debeslissing van 1920 bracht dat de onderwijzers in geen enkele verhouding kwamen tot de overige ambtenaren. En nu hebben we den eisch van 1920 weer opgenomen. De onderwijzers gunnen de ambtenaren hun plaats, doch eischen omgekeerd de waardeering van hun ar beid. Met en naast hen willen de onderwij zers strijden voor uitbreiding van macht. Want 't gaat om een machtskwestie, die gezeteld is in het A.C.O.P, 1920 gaf een g roote teleurstelling, ook bij de katholieke en christelijke onder wijzers. In 1920 zijn wij nauwelijks ont snapt aan een onderwijzersstaking. Veel idealisme is in die dagen te niet gedaan. 1923 en 1924 liggen nog versch in het ge heugen. Spr. haalde de diverse data aan, die verslechteringen beteekenen, door intrekking van diverse artikelen. O.a. het berucht intrekken van art. 40. In 1925 leefden de onderwijzers op om het verloren gebied te heroveren en er kwamen kleine verbeteringen voor de onderwijzers. De donkere schaduw van 1920 begint zoo zachtjes aan duidelijk te worden. Het verwachte onderwijzerstekort wordt merkbaar. In verschillende scholen in Friesland waren geen onderwijzers te krijgen. Ook in Amsterdam zijn maar weinig sollicitanten. Het aantal kweeke- lingen wordt steeds minder. Wat is dan ook het bestaan van den jongen onder wijzer? Het salaris mag geen salaris meer heeten. De jonge onderwijzer begint met 21 jaar op f 1350, op 18-jarigen leef tijd f 1050. Voor de plattelandsonderwijzers wordt dit nog verminderd tot f 960, waar nog 8% pensioensaftrek af moet! Wat blijft er over na kostgeld, cursusgeld, boeken? Hij komt nog hoopen te kort. Ook een onderwijzer in Amsterdam kan er niet van leven. Een onderwijzer op 23-jarigen leeftijd krijgt f 25 per week, een straatveger f 28, Op 30-jari- gen leeftijd verdient hij hetzelfde. Op 43-jarigen leeftijd is hij eindelijk aan het z'n maximum. Spr. gaf hierop nog verschillende voor beelden ter vergelijking. In het onderwijzersambt zit zoo niet de meeste perspectief meer, oordeelt spr. Het ambt is niet meer dat wat 't is geweest. Als de eischen der onderwijzers billijk en rechtvaardig zijn, moet men het finan cieele bezwaar op zij zetten. Juist in crisistijd komt bet er op aan een goed onderlegd volk te hebben! Laten we toenemen in kracht naar mate 't noodig, zei Mutatuli, doch de Geer geve, dat het niet noodig zij. Het terugloopen der leden van den bond werd uitgelegd als een teeken van te vredenheid. Inderdaad was 't een van desillusie. Doch de kentering vertoont zich op blijde wijze. Misschien zal 't niet zoolang meer duren, dat we aan de conferentie zitten met de regeering. Is de Nederlandsche onderwijzer pa raat, vraagt spr. Wat de bondsleden be treffen kan spr, zeggen: Ja. Het N.O.G. zoekt nog naar een organi satievorm, wat spr. aantoont. De bond zal rustig zijn werk doen, wat hij meent dat juist is, Spr. wekt tenslotte krachtig op den bond te steunen. Hierna was het woord aan den heer Marinus. Deze wees op de passage in de troonrede handelend over de crisis, dat van een eerlange stijging der midde len voorloopig geen sprake meer zal zijn, en over de verplichte versobering. Wat bijzonder treft, is dat in de troon rede met geen enkel woord gesproken werd over het rijkspersoneel. Edoch een herziening van het bezoldigingsbesluit is desondanks onvermijdelijk. Want over lange jaren is het rijkspersoneel met lapmiddelen geholpen. Voor 1918 hadden we 1600 salaris groepen. De salarissen werden bepaald door de hoofden van de betrokken dien sten. De verhooging was toen dikwijls afhankelijk van de goede gezindheid van het bedrijfshoofd. In 1918 hebben we door den noodtoe stand van het rijkspersoneel het begin der lapmiddelen. In 1927 was er al een commissie dienaangaande. De commissie-Stork kwam tot de conclusie dat er een groot tekort was in de salaris sen. Bij het bezoldigingsbesluit 1918 kregen de ambtenaren niet wat in die commissie was voorgesteld. Ook dat van 1920 voldeed niet aan de redelijke eischen. Toen had de commissie voorge steld premieVÏ-ij pensioen; de regeering ging echter over tot een pensioenheffing, die zoo veel storm opwekte. In October 1920 kregen we poststaking in Amster dam. Minister de Vries voerde toen het premievrij pensioen in. De strijd tegen het bezoldigingsbesluH i920 ging rustig voort, en de regeering begon den loop van 1922 de verbete ringen stop te zetten. Toen begonnen de pensioenskortingen voor weduwen en weezen (1 Jan. 1923). Spr, wees ook op de beruchte intrekking van art. 40 van het bezoldigingsbesluit. 1 Mei 1924 zijn de salarissen met 5 en 10 pet. vermin derd. Toen begon het nieuwe instituut te werken van de arbeidscontractanten; met salarissen beduidend lager dan in het bezoldigingsbesluit. Het vorig jaar werkten 17000 arbeidscontractanten, die geen pensioenrecht hadden, zonder be hoorlijke rechtspositie. Spr. toonde dit met een enkel voorbeeld aan. Inmiddels kwam een bezoldigingsbesluit 1925, daï spr. nader behandelde. Het bracht geen rust, waarnaar werd verlangd. In 1925 verklaarde de regeering niet bereid te zijn tot herziening van het bezoldigings besluit. In dat jaar kwam een „gladstrij ken van plooien" dat de kleine ambte naren niets bracht. Wel kwam tpen de herziening der classificatie, doch ook a! weer een lapmiddel. In 1926 werd in de Tweede Kamer een motie-Bulten aangenomen, voor een toe slag aan het rijkspersoneel over 1925. De regeering verklaarde zich echter niet bereid die uit te voeren. De vakorganisaties zaten echter niet stil, in Juni 1927 liet de regeering weten, dat ze inzage wilde nemen van de eischen der organisaties voor herziening van het bezoldigingsbesluit. Aan de Ka mer werd gevraagd de herziening van 'f bezoldigingsbesluit niet te beperken tot het gladstrijken van plooien. De re geering wenschte een loyaal overleg tus- schen beide partijen, waar door het A. C. O. P. besloot dit adres terug te ne men. Men moet er rekening mee houden* dat een eventueel debat in de Kamer toen geen zekerheid zou brengen voor de noodige verbeteringen. Men verwachtte meer van een behan deling in de centrale commissie. Voor die verbetering zou een bedrag van zes mil- lioen noodig zijn, wat te hoog werd be vonden, Het A. C, O, P. heeft zich toen op het standpunt gesteld dat 't noodig zal zijn met wat minder genoegen te ne men. 1 November 1928 is weer een bezol digingsbesluit in werking getreden, doch 't was weer onbevredigd, geen salaris om behoorlijk rond te komen. Spr. wees op de eigenaardigheid, dat in iedere Troonrede gesproken wordt van de noodige bezuinigingen, want wa ren 's lands financiën wel zoo slecht? In 1923 werd een tekort geraamd van 52.7 millioen gulden, doch 't bleek te zijn slechts 14,2 millioen; 1924 werd een te kort geraamd van 98.3 millioen, er bleek te zijn een overschot van 2,7 millioen; 1925 raming 15,3 millioen te kort, 't overschot bleek 44,3 millioen. Zoo bleek dat 't ieder jaar zeer meeviel. Zoo bleek dus ook dat er geld over was voor het overheidspersoneel. In die jaren zijn veel verbeteringen ingevoerd voor het Nederlandsche volk in belastingverlaging, doch aan verbete ring der salarissen werd niet gedacht. Als wij dat alles rekenen, dan meent spr. zijn de verslechteringen ten onrechte geschied, omdat 's lands finantiën dat noodzakelijk maakten. Spr. behandelt de motie-Ter Laan bij de begrooting 1930, toen de katholieken tegen stem den. Thans komen ook de confessioneele vakbonden in beweging, wat spr. met voorbeelden aantoont, Spr. noemt grieven tegen het bezoldi gingsbesluit 1928: te lage salarissen, te veel salarisschalen, tijdperk voor perio dieke verhoogingen. Van 1928 tot nu is het leven van het overheidspersoneel een leven van strijd geweest. De regeering houdt altijd reke ning met de macht, die de eischende par tij heeft. Spr. roept daarom allen tot den strijd op voor de herziening van het bezoldi gingsbesluit, opdat de regeering eindelijk zwichte en het personeel een behoor lijk salaris krijgt. Hierop werd de volgende motie aan genomen: „De openbare vergadering van het A. C. O. P., gehouden op 20 September '30, gehoord de inleidingen over de wen- schelijkheid eener spoedige algemeene herziennig van de salarissen en loonen van het Rijkspersoneel en de onderwij zers, constateerende:: le, dat de positie van dit personeel door salarisverlaging en heffing van pen sioenpremie ongunstiger, in verschillen de gevallen zelfs veel ongunstiger is dan in 1920, toen ook van bevrediging van jredelijke cultuurbehoeften weinig spra ke kon zijn; 2e. dat in verschillende groepen in het bijzonder bij de onderwijzers en het technisch personeel gerechtvaardigde klachten leven over onjuiste loonregelin gen voor het Rijkspersoneel; spreken als haar oordeel uit dat de salarieering van het Rijkspersoneel en de onderwijzers dringend verbetering be hoeft waarbij tevens een einde dient te worden gemaakt aan de versnipperde titulatuur en de verouderde rangindee- ling, terwijl het veel te groote aantal salarisschalen, thans niet minder dan 261, alleen voor de ambtenaren op jaarloon, sterk dient te worden ingekrompen;

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 1