^ïrouinciale jSeiuuusche
No. 57
ZATERDAG 8 MAART 1930
173e Jaargang
Dit nummer bestaat uit 2 Bladen
EERSTE BLAD
Voortschrijdende
vrijheidsbeperking
IN ONZE
STATEN-GENERAAL.
BINNENLAND
MIDDELBURGSCHE COURANT
De abonnementsprijs bedraagt voor Middelburg en 't agentschap Vlissingen
2.30, elders 2.50 per kwartaal. Week-abonnementen in Middelburg
18 cent per week. De advertentieprijs is, voor de gewone advertentiën
30 cent per regel; voor ingezonden mededeelingen 60 cent per regel.
Bij abonnement voor beide veel lager. Men vrage daarvoor de tarieven.
UITG.: N.V. DE MIDDELBURGSCHE COURANT
Lange St. Pieterstraat, Middelburg
Telefoonnummers:
Redactie 269 Administratie 139
Postchèque en Girorekening 43255
Familieberichten en dankbetuigingen: van 17 regels 2.10; elke regel
meer 30 cent. In de rubriek „Kleine Advertentiën" worden, mits uit
drukkelijk daarvoor opgegeven, advertentiën, tot niet meer dan 5 regels
opgenomen a 85 cent bij vooruitbetaling. Advertentiën onder „Brieven" of
„Bevragen bureau dezer courant" 10 cent extra. Bewijsnummers 5 cent.
sssm
Constructief zal ons betoog ditmaal
weinig kunnen zijn, want het pleit' lijkt
reeds beslist: de winkelsluitingswet zal,
als zoovele a,ndere bedrijfsknottende wet
ten, Wel in het Staatsblad komen. Dan
is het knellende keurslijfje weer wat
strakker aangetrokken, de gezonde
bloedsomloop in 't bedrijfsleven wéét 'n
klein beetje meer belemmerd en rood
en rechts kunnen wederom vreugdevu
ren ontsteken, omdat zij de vaderland-
sche vrijheid weer wat meer aan ban
den hebben gelegd.
Neen, wij gelooven niet, dat er nog
iets tegen te doen is, behalve: getuigen.
En dat zullen we, bij tijd en wijle en
wanneer zulks pas geeft, niet nalaten te
doen: opkomen voor de individueele vrij
heid en protesteeren tegen die richtin
gen, van rechts of links, welke wijl
zij gezamenlijk over een parlementaire of
gemeenteradelijke meerderheid beschik
ken maatregelen doordrijven, die op
o. i. ongeoorloofde wijze de persoonlijke
vrijheid aan banden leggen en die be
paalde Nederlanders dwingen, tegen hun
overtuiging in iets te doen of te laten.
Want men houde wél voor oogen:
wanneer b.v. een rechts-roode meerder
heid decreteert, dat den Zondag de win
kels dicht moeten zijn, dan heet dat no
bele staatsmanswijsheid en -politiek, en
het wordt gewoonweg onbegrijpelijk ge
acht, dat een niet al te godsdienstig of
een godsdienstloosmensch, mort, wijl hij
op den Zondag niet mag verkoopen.
Doch keert de zaak veronderstellen-
derwijze nu eens om! Laten we eens aan
nemen, dat de een of andere wet zou
worden aangenomen, waarbij alle win
kels op den Zondag verplicht zou
den wezen hun klanten te bedienen!
Dat zou me een herrie geven, en
voor zoo verheugend beginselvast zien
we een groot deel onzer rechtsche land-
genooten stellig aan talloos velen zou
den niet aldus in strijd met hun gods
dienstige overtuiging willen handelen
en Gods gebod boven het menschelijke
stellende, weigeren hun winkels te ope
nen. Ondanks het wettelijk voorschrift.
En, hoewel hun argumentatie misschien
niet de onze zou kunnen zijn, we zou
den waarlijk eerbied voor dezulken heb
ben.
Maar nu:
Heeft de mensch van vrijzinnige op
vattingen dan langzamerhand géén rech
ten meer in Nederland?
Waarom moet ons toch het een na het
ander alles verboden worden?
Dat is toch nergens voor noodig?
42
door: ANNY VON PANHUYS.
Erger: het is ongeoorloofde economi
sche dwingelandij ter bevoordeeling, resp.
ter mindere benadeeling, van Nederlan
ders van een bepaalde gezindheid.
Want voor ons staat de zaak zoo:
Er zijn Nederlandsche middenstanders
winkeliers in hoofdzaak welke
krachtens hun godsdienstige opvattingen
op den Zondag (of den Zaterdag) niet
mogen en/of niet wenschen te arbeiden.
Welnu: zij aanvaarden blijmoedig de
gevolgen van deze hunne diepste over
tuiging, laten dien Zondag de gordijnen
neer, doen de winkeldeur op slot, en
hangen er desgewenscht nog een kaart
voor: Zondags gesloten.
Iedereen zal dat respecteeren een
enkele zal zich een anderen leverancier
zoeken, maar de meesten zullen wel klant
blijven, als men het hun overigens naar
den zin maakt.
En dan is de zaak in orde. Niemand
of niets belet zónder Winkelsluitings
wet den winkelier des avonds om 8 uur,
des Zaterdagsavonds om 10 uur en Zon
dags den geheelen dag te sluiten.
Waarom moet dat nu tóch nog in de
wet vastgelegd worden?
Om het economisch nadeel, dat uit de
godsdienstige gezindheid der bovenge
noemde winkeliers yoortspruit, op te
heffen. Want zij willen, dat óók de
anderen sluiten zullen.
En daartegen gaat ons verweer.
Er is voor dezen dwang van rechts en
rood geen enkele redelijke grond aan te
voeren; het is pure dwingelandij.
Wij weten het zeer wel: verweer zal
niet veel helpen. Want het is de geest
van den tijd.
Maar wij weten toch dat velen het in
den grond huns harten met ons eens
zijn: dat de voortschrijdende beknotting
en kortwieking van bedrijf en midden
stand een voor het Nederlandsche be
drijfsleven hoogst bedenkelijk verschijn
sel is.
Waartegen getuigd moet worden.
Al zal het ook niet helpen.
Althans nu niet.
EERSTE KAMER,
Jusütie-begrooting.
Bij de voortgezette debatten over de
begrooting van justitie zeide de heer
Heer kens Thijssen (r.k.) het
instituut der rechter-plaatsvervangers af
te keuren. Hij behandelde daarop de
verbetering van het gevangeniswezen,
bevordering van de vakbekwaamheid der
gevangenbewaarders, uitbreiding van het
instituut der voorwaardelijke veroordee
ling en aanstelling van meer reclassee-
ringsambtenaren.
De heer Hermans (s.d.) besprak het
transport van gevangenen buiten den cel
wagen, dikwijls geboeid over de straat.
Hij wil meer sociaal-democratie in de
colleges van regenten.
V/ie waarlijk gelooft, en in oprecht
heid lief heeft, bezit in zijn hart een
beginsel van eeuwige kracht, eeuwige
jeugd en eeuwige vreugde.
Beynen.
Voorts besprak hij daarna de zaak
Giessen-Nieuwkerk en de behandeling
van verdachten en getuigen voor de
rechtbahken, Hij huldigde de houding van
het Amsterdamsche hof.Den rijksre
chercheur De Jong had de minister geen
vertrouwensfunctie moeten geven.
Hij klaagde bovendien over de manier,
waarop soms verdachten en getuigen
voor de rechtbank worden uitgeveterd.
De heer Janssen (r.-k.) betuigde
evenzoo zijn ingenomenheid met den mi
nister, en bracht evenzoo het rapport
van den advocaat-geperaal bij het Hof
te Den Bosch ter sprake. De heer D i e-
penhorst(a.-r.) besprak ook Giessen-
Nieuwkerk.
Vier lessen heeft de zaak Giessen-
Nieuwkerk geleerd: éénheid bij het .on-
derzoek is noodig; geheime dossiers jjijn
eenparig veroordeeld. Een tweede les
is. dat op pijnlijke \yijze is gebleken, dat
aan den eed zoo weinig waarde wordt
gehecht. Vrijstelling van den, eed moet
exceptie zijn en het afleggen, van tien
eed moet op plechtige wijze worden ge
daan. Een derde les is, dat aangetoond is
de hooge waardij van het instituut der
verdediging'. De vierde en meest vér
strekkende les is de tekortkoming in
de samenstelling van de rechterlijke
macht. Men ieide hieruit niet af, dat het
aantal rechterlijke dwalingen hier zoo
grool is. Dat blijkt uit de weinige aan
vragen om revisie.
Over de benoemingen bij de rechter-
lijke_macht heeft spr. vier wenschen: ten
eerste de aanbeveling door bet betrok
ken college, welk stelsel in de praktijk
leidt tot co-optatie, tot een bepaalde
kaste.
Ten tweede: het vermijden van alle
automatische aanstelling en opklimming,
met name van de a.s. magistratuur.
Ten derde dat de onafzetbaarheid van
de leden der rechterlijke macht geen be
letsel mag zijn voor het geven van ont
slag bij het bereiken van een bepaalden
leeftijd.
En voorts nog een wensch betreffende
de specialiseering van den strafrechter.
De heer v. d. Hoeven (c.h.) keerde
zich tegen de critiek op de handelingen
van rechters.
De minister van justitie, de heer D o n-
n e r, heeft toen de verschillende spre
kers beantwoord.
Tegenover het instituut der aanbeve
lingen staat de minister niet zoo afwij
zend, Het recht om daarvan af te wijken
werkt zoowel depressief als preventief.
Een leeftijdsgrens van 70 jaar zou hij
voor zich wenschelijk achten, maar lie
ver zou hij zien, dat een Minister van
hoogeren leeftijd daartoe een voorstel
zou doen. De onontbindbaarheid van het
huwelijk moet een rem zijn voor onbe
raden huwelijken; de gemakkelijke ont
Dat was al veel. Hij zag er !zeer respec
tabel uit en was wat men noemt een
forsch gebouwde man. Zijn kansen waren
dus zoo slecht nog niet. Hij onderbrak
zich zelf in zijn droomerijen. Waar stuur
de zijn fantasie toch op aan? Hij had
nog ruim den tijd, alvorens zich met
dergelijke ideeën het hoofd te breken.
Zijn arme vriend lag nauwelijk onder
de aarde en de 'kransen op zijn '<maf
waren nauwelijks verwelkt. Maar hij was
blij mevrouw Berner te zullen weerzien-
hij was blij, dat zij zelf hem' (tof zichtriep.'
Met al zijn krachten jou hij haar ten
dienste staan. Hij vond het een genot,
dat zij hem', zijn raad, zijn bijstand noo
dig had en hoe meer de trein zijn doel
naderde, des te meer ontwaakte in hem
een zeker gevoel van ongeduld. En toen
kwam de herinnering, dat hij zich een
maal in zijn leven net eender te moede
had gevoeld. O, dat was al heel lang ge
leden. j
Uit teere sluiers zweefde die herinne
ring opwaarts.
De gymnasiaslenpet tooide nog zijn
hoofd, toen hij op een lentedag tegen
schemerdonker uit huis sloop, om in hel
achterkamertje van een taartjeswinkel
zijn eerste rendez-vous te hebben. H,et
was een klein winkeltje, waar een meisjje
met bruine 'krullen op hem wachtte.
Hij was zeventien, zij vijftien en haar
witte tantjes liet zij bij het spreken zoo
aardig tusschen haar roode lippen zien.
De taartjes, die de verlepte, blee'k'é juf
frouw met het oude vrijstersgezicht
bracht, waren oudbakken en droog, maai
de heimelijke, eerste liefde van hén bei
den was j~n,g en frisch en zalig. De groe
ne, versieten sofa, waarop het meisje
zat ,leek' hem een vorsten troon en hij
bewees zijn koningin -met de bruine krul
len de hulde die haar toekwam.
Pohl, de zeer invloedrijke bankdirec
teur, keek in gepeins verzonken naar
het voorbij ijlende landschap. De boven
elkaar gespannen telegraafdraden gle
den -snel voorbij, alsof zij veerden en op
en neer stipten. Net als de wisselingen in
het lot der menschen, moest hij den
ken. Waar zou ze nu wel zijn, idatlmooie
levendige bakvischje van toen, met haar
paarltandjes? Was zeker al lang een
brave, degelijke echlgenoote en moeder,
of misschien een oude vrijster, evenals
de winkeljuffrouw in den kleinen, stof-
figen taartjeswinkel. Misschien echter was
er ergens op aarde een plekje onder (dén
grond, waar het meisje met de bruine
krullen haar eeuwigen slaaap sliep. Mis
schien het eene, misschien het andere
bindbaarheid schept aan den anderen
kant weer ongelukkige huwelijken. De
ontbinding na scheiding van tafel en bed
tast de zedelijkheid niet zoo aan als de
nu gevolgde practijk van ontbinding bij
verstekvonnis.
Wat de zaak Giessen-Nieuwkerk aan
gaat zeide hij dat de toon van zijn cir
culaire anders en krasser kon zijn dan in
de Tweede Kamer, toen hij tegenover
nogal eenzijdige critiek stond. Hij heeft
in deze zaak van den eersten dag af een
bepaalde lijn gevolgd.
Wat de opleiding der politiebeambten
betreft, moet de heer Mendels er toch
rekening mee houden dat pas aangestel
de agenten een speciale opleiding krijgen.
Ten aanzien van de zeden-delicten te
genover kinderen wijst spr, er op, dat
men in de groote steden speciale zeden-
en kinderpolitie heeft. Bijstand van psy
chiaters kan gewenscht zijn.
De begrooting werd z. h. st. goedge
keurd.
-j ft
TWEEDE KAMER.
Het winkelsluitingsontwerp.
Nadat de heer v. d. Heuvel (a.r.)
verlof was verleend te interpelleeren
over de landbouwcrisis, welke interpel
latie op een nader te bepalen dag gehou
den zal worden, worden de algemeene
beschouwingen over het winkelsluitings
ontwerp voortgezet.
De heer Oud (v.d.) meent, dat wan
neer men vrijheid over de geheele linie
wil, men vaag de vrijheid van enkelen
moet beperken. Hij noemde als voor
beeld het bakkersbedrijf. Arbeid is niet
alleen een individueele uiting, maar
heeft ook een maatschappelijken kant,
waarmede de wetgever zich mag bemoei
en. Spr. zette de voordeelen uiteen van
een rijksregeling boven plaatselijke re
gelingen. De plaatselijke verordeningen
loopen te veel uiteen en zouden een
doeltreffende Zondagsluiting verhinde
ren. Echter is Zondagsrust iets anders
dan Zondagsheiliging, die anderen het
volk willen opdringen.
De heer D i s (s.g.) zou over alle be
zwaren heen willen stappen, als de
Zondagssluiting zonder uitzondering zou
worden doorgevoerd.
•De heer v. W ij n b e r g e n sprak zich
vóór het ontwerp uit.
De heer Schokking (c.h.) vroeg
zich af, of 't wel een gelukkige gedachte
was de Zondagssluiting vast te koppelen
aan de winkelsluiting.
De minister van arbeid, m r. Ver
schuur achtte de winkelsluitingswet
een aanvulling van het werktijdenbesluit.
Deze kon de Zondagsrust veel beter ver
zekeren dan laatstgenoemd besluit. Zon
der de Zondagssluiting zou de minister
het ontwerp niet con amore kunnen ver
dedigen. Alle pogingen om die Zondags-
sluiting te verzwakken zal hij naar ver
mogen willen beletten. De winkelsluiting
is een middenstandsbelang bij uitstek.
In het algemeen is er een groot verlan
gen naar een wettelijke winkelsluiting.
Indien ooit urgent, dan is zij dit nu als
compensatie van het werktijdenbesluit.
wat deed het er ook toe (in .'zijn
herinnering bleef het meisje altijd zooals
het toen was, lachend en met bruine
krullen. Ja, zooals toen, dien dag, waar
op hij naar dat slanke, kleine ding 'ging,
was het hem' llians te moede. Verwach
ting, vermengd met onzekerheid vervulde
als een lichLe onbehaaglijkheid zijn ge
moed en heel op den achtergrond be
woog zich iets hoopvols, zóóals men dat
slechts tweemaal in zijn leven waar
neemt: bij de eerste liefde ook wel
kalverliefde genaamd en hij de eerste
werkelijke liefde. Fn zelf bewust stond
daar de blonde mevrouw 'Berner plot
seling voor zijn geestesoog en verdrong
het tengere meisje met de bruine krul
len, joeg het inet een gebiedenden blik jlmij duidelijk, nat de door uw man fc,agela-
Aan het kiezen van een beroep
voor Uw kind, kan niet genoeg
zorg worden besteed. De Vereeni-
ging voor Beroepskeuze (Bureau
Arbeidsbeurs) wil er U behulp
zaam bij zijn.
(Ingez. Med.)
Zij wilde nog meer zeggen, maar Pohl
viel haar in de rede: .„Beveel over mij.,
mevrouw."
Buitengewoon eerbiedig en levens on
stuimig zei hij dit en om de lippen dei-
blende vrouw trilde even een glimlach
al lang wist ze, hoe deze man haar
vereerde.
„Overigens begrijp ik wel ongeveer,
'mevrouw, waarover u mij wenscht te
spreken."
Vol verwachting keek mevrouw Ber
ner den man, die tegenover haai- zat,
aan en dit was Pohl voldoende o'm voort
te gaan. ,„De telegrammen van den ad
vocaat, eigenlijk' eerst het tweede, zoo
wel als uw daarop volgende brief zeiden
Een gestoorde concurrentieverhouding is
voor den minister echter geen voldoende
rcehtsgrond. Die rechtsgrond ligt hierin,
dat de bedrijfsgemeenschap een eenheid,
een realiteit is, waarbij de handeling van
den één van invloed is op de omstandig
heden van den ander. Wanneer er een
hoogere macht was, die dat kon verhin
deren, zou ieder die macht zegenen. Zoo
is het met de winkeliers, zij hebben een
vrees voor elkaar. De overheid kan al
leen het verlossende woord spreken. Nu
mag men spreken van „dwang", maar
ook de verkeersagent, dat nuttige meu
bel in onze straten, oefent dwang, al zal
de Vrijheidsbond misschien tegen dit in
stituut zijn. In de vrijheid moet krachtens
haar begrip de sociale orde worden ver
werkt. Door weg te nemen die vrees van
allen voor allen zal het middenstandsbe-
drijf op een hooger niveau gebracht wor
den, waar het nu door onwil van enkelen
niet komen kan. Aan de Joodsche win
keliers moet een absoluut redelijk equi
valent worden gegeven. Dit ontwerp
heeft zeer vele instanties doorloopen-, het
heeft alle bedrijfsorganisaties doorloo
pen. Daarom moeten er niet bruusk wij
zigingen in gebracht worden. Dit geldt
ook voor de regeling voor de Joodsche
winkeliers.
Door al die instanties is ook bereikt,
dat de juiste middenweg is gevonden
tusschen de noodige uniformiteit en de
eveneens noodige differentiatie. Hij
hoopt, dat de Kamer zich zooveel- moge
lijk zal houden aan hetgeen is vastge
steld in overleg met het bedrijfsleven.
Voor een soepele toepassing is geen
beter middel, dan het inschakelen van
de locale overheden, zooals in art. 9 is
geschied. Het is dan ook de bedoeling
van dit artikel een ruim gebruik te ma
ken.
Hierna werd gerepliceerd.
Dinsdag voortzetting.
DE BEGROOTING VAN BUITEN-
LANDSCHE ZAKEN.
In de Memorie van Antwoord qp liet
voor] o o pig verslag der negrooting van
builenlandsche zaken staat, dat met be
trekking tot de publicatie van den brief
van prof. Van Eysinga, ondanks uitge
breid onderzoek, nog niet "kon. wor
den opgehelderd door wie(n) het moge
lijk is (gemaakt dat een afschrift van dien
brief in onbevoegde handen kwam. Als
vaststaande mag wel worden aan|geinomen
dat zulks alleen met schending van
ver weg', terug naar het verleden
Het heden legde heerschzuchtig be
slag op hem.
Innerlijk bijna koortsachtig opgewon
den het gewichtige bezoek van den bank
directeur Legiemoetziend, hield de mooie
vrouw uiterlijk zich volkomen in be
dwang, toen Mam-er haar het kaartje van
den verwachten bezoeker aanbood. Zoo
snel bad zij nauwelijks zijn bezoek ver
wacht, al zei haar ook een heimelijke
stem1, dat Pohl niet lang zou talmen aan
haar wensch te voldoen.
„Ik maak u wel mijn excuus, mijnheer
Pohl", begon mevrouw Berner na de
begroeting, „dat ik' ,u last veroorzaakte,
maar daar u onlangs zoo vriendelijk uw
bijstand ter mijner beschikking hebt ge
steld
ten sorni gelds, althans voor zoover het
op de Spreebank is gedeponeerd, niet
overeenkomt met het door u verwachte
bedrag."
Mevrouw Berner boog even het hoofd
ten teekeu, dat de bankdirecteur zich
in zijn onderstelling niet vergiste en zei
toen half vragend: „Blijkens uw tele
grammen liggen er op de Spreebank
honderdduizend mark."
„Ja mevrouw, om en bij honderddui
zend mark."
„Heel 'krrt geleden waren het twee
maal honderdvijftigduizend mark; toeval
lig wist ik dat", zei ze snel. -
„Dat is volkomen juist", antwoord
de Pohl vriendelijk, „maar in de vorige
week haalde mijn vriend Alex zonder
voorafgaande opzegging het gróótste deel
van het geld er af, honderdvijftigduizend,
mark. Daar er haast bij was, liet ik; het
hem' aa.delijk uitbetalen."
„,'Hionderdvijftigduizend mark?" vroeg
mevrouw Berner. alsof zij de zooeven
vernomen woorden niet goed begreep,
jWaarV'-or had mijn man zoo'n sóm
noodig?"
Pohl haalde zijn schouders op. „Ik
verbaasde 'mij er ook' over en maakte
een daarmee verband houdende opmer
king, maar met een vergenoegden glim
lach verklaarde hij het -geld ten bate van
zijn gezin noodig te hebben maar
halt!" Pohl streek over zijn voorhoofd.
„Alex zei nog, dat ik daarover noch anet
u, noch met uw dochter mocht sprekfen,
maar dit verbod zal wel niet na zijn
dood nog van kracht zijn", stelde hij
zichzelf gerust.
„Ik begrijp van dat alles niets", me
vrouw Bemei- verloor nu wel wat van
ha(ar uiterlijke kalmte, „en ik weet waar
lijk niet wat ik doen moet om 'te weten
te komen waar mijn' man dat geld heeft
gelaten. In net testament is sprake van
zijn gezamenlijke vermogen dat op de
Spreebank is gedeponeerd."
„Ligt het geld niet in zijn schrijftafel?"
„Neen, die heb it al grondig door
zocht", was het antwoord, en al® tot
zichzelf mompelde zij: „Waarom heeft
hij al dat geld er afgehaald?".
(Wordt vervolgd).