IJromnriale .Zeeuws cHe m m a 1 s n IE ft DE OUDE THOMAS No. 27 ZATERDAG 1 FEBRUARI 1930 173e Jaargang Dit nummer bestaat uit 3 Bladen EERSTE BLAD ZUIGELINGENSTERFTE IN ZEELAND. door: ANNY VON PANHUYS. HET ADRES VOOR UW BRIL GOEDKOOP en VAKKUNDIG BEWERKT NAAR DOKTERS RECEPT MIDDELBURG- -VLISSINGEN BINNENLAND MIDDELBURGSCHE COURANT De abonnementsprijs bedraagt voor Middelburg en 't agentschap Vlissingen 2.30, elders 2.50 per kwartaal. Week-abonnementen in Middelburg 18 cent per week. De advertentieprijs is, voor de gewone advertentiën 30 cent per regel; voor ingezonden mededeelingen 60 cent per regel. Bij abonnement voor beide veel lager. Men vrage daarvoor de tarieven. UITGAVE: N.V. -MIDDELBURGSCHE COURANT Lange St. Pieterstraat, Middelburg Telefoonnummers: Redactie 269 Administratie 139 Postchèque en Girorekening 43255 Familieberichten en dankbetuigingen: van 17 regels 2.10; elke regel meer 30 cent. In de rubriek „Kleine Advertentiën" worden, mits uit drukkelijk daarvoor opgegeven, advertentiën, tot niet meer dan 5 regel* opgenomen a 85 cent bij vooruitbetaling. Advertentiën onder „Brieven" of „Bevragen bureau dezer courant" 10 cent extra. Bewijsnummers 5 cent. Br. W. F, Th. van der Bijl, arts te Ar- -nenuaiden, schrijft ons: Uit uw artikel over de zuigelingensterf te Ia Zeeland blijkt, dat overal gelukkig van daling sprake is. Reeds uit de ver anderde opschriften van het bekende 5- jarig statistisch overzicht van den Ne- derlandschen Bond tot Bescherming van Zuigelingen blijkt, dat dit een algemeen verschijnsel is in ons land. Immers van de „Beschamende zuigelingensterfte" in 1915, zijn we na de „Nog altijd bescha mende zuigelingensterfte" in 1920, geko men tot 1924: „Dalende, hoewel nog niet bevredigende zuigelingensterfte", Arnemuiden is wat dit cijfer betreft zeer belangrijk verbeterd, we zijn al van 20.64 gekomen tot 9.6 Inderdaad rijst de vraag: waaraan is dit te danken? en vooral: kan dit cijfer nog meer omlaag gebracht worden? Bij de bestrijding der zuigelingensterf te hebben we met vele factoren te ma ken, o. a, sociale, hygiënische en medi sche factoren. Wat nu de sociale factoren betreft, kunnen wij vaststellen, dat deze in Ar nemuiden na 1909 belangrijk zijn verbe terd, dit voornamelijk wel na den groo- ten oorlog. De gevolgen daarvan hebben zich duidelijk doen gelden in een sterke daling, ook van het algemeene sterftecij fer. Toch zijn hier aangrijpingspunten voor verbetering. Zoo is het nog aan tal van vrouwen onmogelijk hun kinderen borst voeding te geven, of het werk eenigen tijd voor de bevalling te staken. Het is wel niet meer zoo erg als vroeger, maar ik herinner mij toch uit dien „goeden, ouden tijd" verschillende vrouwen, die toch hals over kop naar huis gebracht moesten worden. Onze Ziektewet zal hier zeker goede verbetering kunnen brengen. Immers dan kan de gehuwde arbeidster zonder loonderving 6 weken voor de te verwachten bevalling thuis blijven. Door de hoogte der uitkeering (100 pet, van het loon) onderscheidt on ze wetgeving zich zeer gunstig van die in andere landen. In Duitschland b.v„ waar men reeds van 1880 deze sociale wetge ving kent, krijgt de arbeidster veel min der. Dit had bijv. in Berlijn tengevolge, dat 66 pet. der zwangeren, dus meer dan de helft, nog in de laatste vier weken arbeid had verricht (1928). Wat de borstvoeding betreft, schreef de helaas te vroeg gestorven Dr, Fol- mer in zijn proefschrift (1923): Slechts 'n zéér klein getal kinderen zijn aan de borst gevoed, meer in de latere jaren. Borstvoeding schijnt vooral in Zeelanj slecht aangeschreven. In 1809 vond ko ning Louis van Holland het reeds nood zakelijk een premie ter beschikking te stellen voor de vrouwen, die zeil hun kinderen hadden gezoogd, in den vorm van een pa--.r gouden „stikten" met 'n- scriptie. Hij schrijft ook: het gaat betel en wijt dit ook aan den verbeterden wel stand. Bovendien moeten ernstige voor- oordeelen op dit gebied steeds weer door den medicus worden weggepraat. De eene moeder vindt het lastig (o. a. met de kleeding en omdat men dan niet zoo gemakkelijk uit kan gaan), de ander zegt: „ik heb toch niet" en er is nog een ont aarde categorie van moeders die het in onze verlichte eeuw „vies" vindt. Wat de hygiënische factor betreft, ge loof ik, dat een groot deel van de daling der zuigelingensterfte in deze gemeente op rekening hiervan kan worden gesteld. Hygiënische voorlichting van moeder en zuigeling kon pas goed geschieden toen, dank zij de flinke subsidie, die onze raad aan het Groene Kruis gaf, tot aanstelling van een wijkverpleegster kon worden overgegaan. Door haar arbeid is aan veel misbruiken 'n eind gekomen. U zult zich nauwelijks kunnen voorstellen hoeveel overreding en telkens maar weer hame ren op hetzelfde aambeeld er noodig ge weest is, om bijv. van de „nationale" zui- gelingenkleeding tot het nachtponnetje van wit goed te komen. Voor ongeveer 20 jaar werd de zuigeling in ontvangst geno men door een niet altijd even zindelijke vrouw. De eerste wassching voor ve len de eenige in hun aardsch bestaan was zeer onvoldoende. Met een klein lap je met wat water uit een kom (welk wa ter niet ververscht werd) werd de kleine afgepoetst en de bhker, die dikwijls door ouderdom nog slecht van gezicht was ook, rolde het half vuile kind in dikke lappen (,,pslappen" genaamd), waaromheen enkele luiers (liefst heele dikke). Dan 'n aantal „keuzen", vervolgens gebloemde bovenkleeding en een muts op 't hoofd. De omvang der zuigeling werd voortdu rend grooter en de trots van de baker was als ze om zoo te zeggen het kind in zijn harnas rechtop kon zetten. Een heele brief spelden was noodig om dit heele ge val bij elkaar te houden. Slechts enkele malen per dag werd de peuter uit de wik keling gehaald. Dat door de „vochtige ver banden" den kindertjes ontzaglijk kwaad gedaan werd behoeft nauwelijks gezegd. Door de wijkverpleging is dit totaal ver anderd. Het „pak" is afgeschaft. Zinde lijke witte kleeding, ontbloot hoofdje, 'n enkele luier en een prettige wieg hebben door haar zorg veel ten goede gebracht. Bovendien wordt de kleine door haar de eerste 10 dagen dagelijksch geholpen. Ze strijdt voor borstvoeding en leert de jonge moeders hoe ze met hun kleinen moeten omgaan. Natuurlijk kan ook de wijkverpleging niet altijd alles doen wat noodzakelijk is. Woningomstandigheden maken dikwijls schipperen noodig. Daarom kan niet ge noeg op het ruimer wonen worden aange drongen en op betere ventileering van vertrekken. Waar licht en lucht binnen- Hand'len zónder zelfzucht, Leven onder eigen tucht, Wijl ge 't stille eigen leed, Aan dat van and'ren meet. Thenau. komen, zal ziekte niet zoo gemakkelijk vat hebben. Een andere slechte gewoonte, waarte gen we strijden is het mede naar huis ne men van de kinderen door de bakers (waar ze dan bij in bed slapen). Ten slotte de medische factor. Het sta tistisch cijfermateriaal heeft natuurlijk ook den medischen dienst doordrongen van de noodzakelijkheid om dat te doen, wat noodig was. Zoo hebben wij een viertal jaren een consultatiebureau voor zuigelingen gehouden. We hebben daar veel succes mee gehad. Na een jaar werd daarbij ook medewerking verleend door collega Van den Berg uit Middelburg en geheel belangeloos" werd door ons hier regelmatig consultatief advies gegeven. Door de jongere generatie van moeders werd het zeer op prijs gesteld. Het zou te overwegen zijn wederom hiertoe over te gaan. Het bleek echter noodig door kleinig heden (o. a. het gratis verschaffen van flesschen bij fleschvoeding en dgl.) de ani mo er in te houden. Bovendien kon we der van uit het consultatiebureau pro paganda voor borstvoeding gevoerd wor den. Ieder jaar toch worden weer be keerlingen gemaakt. Een factor die nog niet genoemd is, doch ook wel degelijk van beteekenis is, is de invloed van een goede watervoor ziening. Zooals u bekend is, wil deze ge meente gaarne waterleiding bezitten. Ik meen zelfs, dat in 1929 dienaangaande autoriteiten een adres bereikt heeft, maar ik vrees dat 't nog jaren zal duren, (Wij ook! Red,). Mr. H. W. Methorst schreef in 1916 in het Ned, Tijdschr j'oor Geneeskunde, dat het zeer aannemelijk is, dat niet al leen de algemeene, maar ook de zuige lingensterfte is gedaald, waar de drink watervoorziening is verbeterd en door sommigen wordt hieraan inzonderheid voor de jeugdige kinderen groote waarde toegekend. Toch is op de bewerking der statis tische cijfers nog wel iets af te dingen. Ze zouden tóch veel meer waarde gehad hebben als tevens de geboortecijfers in de „donkere" gemeenten genoemd wer den en er is geen rekening gehouden met den invloed,' dien o. a. de bevolking naar ras en stand ongetwijfeld heeft zoo als de ervaring elders heelt geleerd. Zoo lezen we in de Nieuwe Rott. Crt. van 28 Januari, blad C: De oorzaak van een en ander schijnt de primordiale fout te zijn, die zoo vaak bij dergelijke enquêtes wordt gemaakt, n.l. dat men uitgaat van de veronderstelling die men bewijzen wil: in dit geval van de hypothese dat het peil der zuigelingensterfte direct en practisch geheel afhangt van het peil der zuigelingenverzorging, dus om in vak 12 Na de Uiee ging de professor naar liet salon. Het was buiten geheel donker en «de 'blinden en gordijnen waren ge sloten. Hij outtsak een electrisch lampfje in den vorm van een 'bloemscherm, dat op zij stond, en niet de andere lichten, die het vertrek in een zee van liclit Zou den hebben gezet. Het kleine lampjje was hem void >ende. In de hoeken lagen diep en donker de schaduwen en \ie prach- tige met zijden damast overtrokken meu bels en de gebeeldhouwde kasten zagen er lilt als ineen .gedoken dieren,, die voor den sprong gereed zou zjjn, of rechtop staande gestalten. Toen het kleine lampje zijn licht ver spreidde, stond Berner plotseling tegen over zijn dubbelganger. Hij zag een hoo ge gestalte met een gezicht met matte, nerveuze trekken hel was zijn por tret, dat Wielschmann .voor het museum had vervaardigd. Het was voortreffelijk geschilderd. Bewonderenswaardig levend was het voorkomen van het origineel op- gèvat en op het doek gebracht; in het gedempte licht, dat de omtrekken van de mahoniehouten lijst bijna onzichtbaar maakte, was de indruk, dien het portret teweegbracht, zoo plastisch, dat men (had kunnen denken, dat daar een mensch van vleesch en bloed onbeweeglijk ein zwijgend stond. Het portret was op een stevigen, heel laag gestelden ezel ge plaatst en de professor ging er direcl voor .staan, om aandachtig zijn geschil derd ik ie beschouwen. Van hel hoofd !tot de voeten onderzocht zijn blik het en een tevreden uitdrukking vertoonde zich op zijn gelaat, toen hij zich eindelijk van het schilderij verwijderde en op een in de nabijheid staanaen stoel ging zitten. Diep in gepeinzen verzonken, zat hij (daar. Zijn gedachten gingen langs eenza me wegen, verloren zich in een onbe grensde Verte en dwaalden dan zonder ling en sprongsgewijze van het een naar het ander. Tot in zijn kinderjaren ging zijn geest terug en doolden langzaam' door de jongensjaren en den mannelij- ken leeftijd tot heden. Het was of hij zijn gansche leven in korten tijd nog eens doorleefde en er was zoveel, dat reeds lang' in een doodkist, getimmerd door de dagelij ksche sleur, 'begraven lag, dat weer voor zijn geestesog verrees, terwijl zachte stemmen hem toefluister den: weet je nog wel? En de slanke man met het grijze haar luisterde ont- Iroerd naar die stemmen, die uit het 'verleden tot hem kwamen en met hem praatten. Maar toen vertoonde zich plot seling het heden en Thet was hem! als jargon te spreken, van het peil der „kin- derhygiëne". En men neemt dan tevens aan, dat dat peil niet goed kan zijn als er geen speciale organen (consultatiebu reaus e. d.) bestaan. Wat nu de geboor tecijfers betreft vinden we uit de bedoel de statistiek, dat dit in Arnmuiden 28.8 pet. was, bij een kindersterfte 9.6 pet. Clinge 23.3 pet. en 10.77 pet, Eede 23 pet. en 10.48 pet,, Nieuw- en St. Joos- land 22.8 pet. en 6.3 pet, Middelburg 19 pet., 4.29 pet. en in andere provincies, bijv. Amsterdam 19 pet. en 4.2 (welk ge boortecijfer door de annexatie van lande lijke gemeenten nog geflatteerd is), Den Haag 18 pet, met een sterfte van 4.02 pet. We zien dus duidelijk dat een deel der hooge cijfers ook wel iets met de hooge geboortecijfers zal te maken heb ben. Ik kan mij voorstellen, dat men een reliëfkaart van Nederland zou kunnen maken, waarbij wat de geboortecijfers betreft, de nu donkere gemeenten hel der licht zouden doen schijnen, In die voortdurende daling van het ge boortecijfer schuilen óók gevaren. Ik wil nu niet over de motieven, die tot die da- ling geleid hebben, spreken, maar de cij fers uit andere landen toonen duidelijk aan, dat daar het geboortecijfer het sterf tecijfer bedenkelijk begint te naderen, zoodat er hier en daar over eenigen tijd van eenig overschot wel geen sprake meer zal zijn. Dat een lager geboortecij fer liet sterftecijfer der zuigelingen gun stig zal beinvloeden is zonder meer dui delijk. De ouders kunnen voor een of twee kinderen dikwijls meer zorg hebben dan voor zes en lichte ongesteldheden bij het eenige kind nopen de ouders dik wijls spoediger tot het inroepen van des kundige hulp. Ook in deze gemeente is het geboorte cijfer sterk gedaald, dus een deel van de zuigelingensterfte is ook daaraan te danken.Of wij echter over dezen factor moeten jubelen is voor mij de groote vraag. In de brochure van de Nederlandsche Vereeniging worden de verschillende we gen aangegeven, die tot daling der sterf te kunnen voeren. Wij hebben in de laat ste 20 jaren ons op verschillende dier wegen georiënteerd en gedaan wat we vonden te doen. Hoofdzaak zal echter zijn, voortdurend in die richting te blij ven werken en we hopen daarbij, wat de algemeene hygiënische voorwaarden be treft (o. a. de door mij genoemde water voorziening) den steun van de overheid te hebben. En dien steun kan ze niet weigeren, omdat het hier gaat om de toekomst van ons volk. Natuurlijk heeft dit vraagstuk in onze gemeente nog tal van andere zijden, ik noem u bijv. de invloed der tuberculose en de vele z.g. onder elkaar gesloten hu welijken, We zijn echter ondanks de nog niet mooie cijfers tevreden, omdat op alge meen hygiënisch gebied en op sociaal gebied in de laatste 20 jaren zooveel is verbeterd. Wanneer men bijv. leest in het reeds genoemde geschrift van collega LANSE DELFT M BELLAMUPARK38 (Ingez, Med.) Folmer, hoe vroeger kraamvrouw en kind verzorgd werden en men ziet hoe het thans is, dank zij tie wijkverpleging, dan hebben onze jonge moeders het heel wat beter dan hunne moeders. Ik be hoef, om dit met een bewijs te staven, slechts te vermelden dat hier- in de laat ste twintig jaar geen barende is over leden. trad achter zijn portret een mager, klein mannetje in kniebroek en schoenen met gespen te voorschijn. in een menuet pas kwam het naar hem toe en wenkte hem met een vertrouwelijken glimlach. Een onderdrukt steunen kwam over Berner's lippen en zijn geest worstel de met demonen, die hem als met blauw achtige vingers in zijn hersens grepen en die in de war brachten. Hij moest weer denken aan dien nacht, toen hij ven het hofbal huiswaarts keer de door de veriaten, donkere straten en den ouden Thomas had gezien. Von Weiden had verteld dat ook anderen hern zouden hebben gezien en toen kon hij dus niet meer aan een hallucinatie ge too1 ven. Het werd dus tijd zich op zijn dood voor te bereiden. De óude Thomas riep en aan dien roepstem zou hij gehoor moeten geven. Hij moest dus gereed zijn, wanneer het uur naderde en dat zou wel spoedig geschieden; dal wist hij heel goed, zijn hart zei net hem, dat soms zoo wild klopte, alsof het zijn hulsel wilde ver breken en dan weer zoo stil werd', (als ging het reeds voor eeuwig rusten. En dat het gevreesde uur naakte, verkon digden :hem ook zijn opgezweepte zenu wen, die thans zijn denken naar een steeds dolleren chaos dreven, in welks midden de oude Thomas lachend en wenkend ronddanste. De professor streek met de handover zijn (voorhoofd, alsof hij daar iets wilde wegjagen, want het was hem als hoorde DE EERE-PRQMQTIE VAN PRINSES JULIANA. Aan wat wij gister over de eere-pro- motie van Prinses Juliana schreven kan nog worden toegevoegd-, dat Prinses Ju liana, lhans ook doctor honoris causa een woord van dank tot den senaat der Leidsche Universiteit heeft gesproken. In het 'bijzonder sprak de Prinses haar erkentelijkheid uit jegens de hoogleera ren, die haar de tentamina hadden af genomen en haar studies hadden geleid. Zij sprak voorts dankwoorden tot alle hoogleeraren 'bij wie zij de colleges- had gevolgd. De Prinses verklaarde het eere doctoraat hoogelijk te waaxdeeren en zei- de zich 'bewust te zijn van de verplich tingen, welke dit eere-doctoraat vóórhaar in de toekomst zou meebrengen. Mijn streven, aldus de Prinses, zal zijn, mij deze onderscheiding waardig le toonen. H.K.H. besloot met de verklaring, dat zij zich met groote dankbaarheid in het hart immer haar studiejaren aan de Leidsche Universiteit zou blijven her inneren. De rede, werd met een duidelijke, lieve stem uitgesproken, zeer goed te volgen door de radio. Ook naar Indië werd de plechtigheid uitgesproken. Nadat de rector magnificus de jonge doctor had geluk gewenscfit, werd in het klein-auditorium de thee gedronken. Omstreeks half vijf zijn de Koningin} ,hij weer de woorden, die de hertog óver de familie-ijdelheid haid gezegd, die zelf de woorden, welke hem hadden gekrenkt, omdat hij vond ,d'at die de liefde van vrouw en dochter in twijfel trokken. Na zijn dood zullen die twee lieve wezens zijn portret wel uit 'het museum terugvragen, daarvan was hij zeker en juist daarom wilde hij iels doen, dat .liem een noodzakelijkheid toescheen, iets dat hem fa macht verleende nog na zijn dood den levenden hertog toe te roepen: „U dwaaldet hoogheid, toen u dacht, dat de ijdelheid van het gezin grooter was dan haar liefde." Wie weet hoe spoedig het laatste uur zou slaan. Het was dus zaak [gauw aan den ahbeid te gaan en te verrichten wal verricht moest worden. Maar nu nog niet: het was nog te vroeg in den avond en hij had dus geen ze kerheid niet gestoord te zullen worden,. Vannacht zou hij het doen: dan sliep in <de villa iedereen en dan zou hij op soe pele zolen weer naar het salon gaan en bij het licht van het lam'pye, waarvan het flauwe schijnsel niet door de reet van de deur drong zijn plan volvoeren Niemand zou hem dan storen. Hij stond van zijn stoel op en [na een 'blik nog eens .over het schilderij te heb ben laten gaan, draaide hij het licht uit en iging tastend door de donkere kamer. i Bij het avondeten was hij heel opge wekt en vroolijk. Hij zag er als Ver jong uit en plaagde Else met haar en gagement. waarbij zijn vrouw meermalen gelegenheid had in 't midden te brengen, dat het woord „engagement" nog voor- harig door hem werd gebruikt. Toen zei hij„Ja Magda, je bent IWfal- ter iets schuldig, want die proeftijd tot Kerstmis 'bevalt mij heele-maal niet; het zou mij aangenamer zijn. indien het en gagement dadelijk publiek werd, want ge durende zoo'n proeftijd zijn de jongelui noch vleesch, noch vischi". Mevrouw Berner antwoordde slechts niet een schouderophalen. Dat er echter geen directe tegenspraak kwam), gaf hem den moed te vérvolgen,,N aar mijn oor deel ware het best. Else en Whiter dien tijd te schenken. Laat dat engagement in 's hemelsnaam gauw publiek worden, laat hen gauw trouwen en een eigen nestye bouwen, als zij daarin hun geluk zien." Else had met glinsterende oogen de woorden van haar vader gevolgd en om klemde toen met warmte zijn rechter hand en zei innig: „Wat bent u toch een schat van een vadertje!" „[Geluk 1" Op spottende toon herhaal de de moeder het laatste woord van [haar man, „wat weten jonge menschen van hun geluk? W|at zij daarvoor houden ?blijkt later, meestal het tegendeel van geluk te zijn." I VWordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 1