NIGHT CAR r TWEEDE BLAD TAM DB Zaterdag 1 Sept. 1928 No. 207 VOOR DE VROUWEN LAACLANDEBS. Ze waren het lage land ontstegen,- la ten wc zeggen, dat Westerlee hun banier- raat was, dat is in ieder geval niel in de buurt van Middelburg en voor het verloop van dit onschuldig verhaaltje wel geschikt. Zè, dat waren de hooge be lastingambtenaar, die in zijn vele, vrije uren komische boeken schreef, die altijd netjes bleven en voor iederen leeftijd geschikt, wat op zichzelf al een ver dienste is en verder bracht die litterair- kuudige grappigheid, reisgeld in een apart laad je en bleef des ambtenaars humeur opi peil en zonnig, wat zeker liet aller belangrijkste is. Onder zè, voorts te rekenen de echtgenoole des aihbtenaar- sclirijvers, een beminnelijke, blonde vrouw, die g e n zwak voor vreemde talen koesterde en zich Wonderbaarlijker wijze tot Engelsch of Fransch aange trokken gevoelde, als Duitsch aan de orde was dan hun twee uiterst mo derne. dus actieve en zelfstandige kin deren die hun Ouders zoo ongeveer be schouwden als een goedig-log St. Ber- nard-paar, dat je zoo eens knuffelt, be straft of uitlacht, al naar de stemming is. De rij werd gesloten door een schoon zuster, die tevens tante, tevens officieel aangestelde kofferpaksjer, die eigenlijk Jmeer van laag dan hoog land hield, maar dat werd haar niet gevraagd en na tuurlijk was ze zielsgelukkig dat ze mee mocht, want de eigen familie is toch altijd honderd maal meer te waardeeren dan een hossebossend enorm reisgezel schap, dat gletschers vijftien minuten lang door een roze glasplaat mag aanstaren en dat verder als .„ijlgoed" voorzien van vële labels behandeld wordt Het vijftal hield ten slotte behalve van reizen, stijgen en dalen, ook veel van elkaar, wat zich wel eens uitte in goed moedig krakeel, een donderbui waar geen wolkje nog zoo klein van over bleef Ze hielden ook van thee cu aardbeien- sap met pnkwater, van leuke Kodak kiekjes en grappige quasi louristen die op balschoentjes een geitenpaadje wilden bewandelen, en ze hielden niet van kel derachtige spelonken waar een "brui- scliende waterval in neer donderde en werd tot een donker dreigement; ja, bij de zwart-spokerige Teufelsbrücke, waar de naakte rotswanden donker glimmen en grlezelhislories in je brein opkomen, hadden ze op hun Hollandsche beenen gewoon slaan beven, en ze hadden ook hel land aan vunzig-ruikende tunnels, waar de trein doorraasde- Vooral als er geen licht ontstoken werd, bibberde de schrijver dan romantisch hij zei er evenmin iets van, als de schoonzusier over haar heimelijke adoratie voor door schijnende kralen en grijze poesjes die ze opmerkelijk dikwijls ontmoetten ja. één ervan kwam hen 's avonds trouw gezelschap houden als ze verouderde Hollandsche kranten trachten te lezen maar feitelijk met lucht verzadigde hoof den knikkebolden. Ja, nu zijn er van die sentimenteele, rare menschen die zich ver en vreemd gevoelen bij zoo'n gewel digen, haast vijanciigen berg en meer behagen vinden in de buurt van een kabbelend stroompje, een droomerig, blauw-groen meer, een grijze, meditee- rende Alpenweidekoe, een kinderherder- tje met een wuivend veertje op zijn zwart-versleten hoed Er was eens een klein kind, dat ailijd hel mooist in zijn prentenboek vond, niet de grootë,' glanzende plaat, maar het grappige hon densnuitje om den hoek, het musschen- pootje nog net op den lak. Er zijn menschen die het groote niet best aan kunnen, ze zijn maar een beetje kinder achtig, ook al loopen ze met hogoe spij kerlaarzen en sterke puntstokken en ze zitten liever aan den groen mossigen meerrand, waar iedere halm en iedere bloem een geheim heeft, dan, dat ze hoog- loeren maken waar je van leest in de kranten en waar angst en duizeligheid volstrekt niet geoorloofd zijn. Intus- sclien, ze gingen naar het hooggebergte, want de ambtenaar had een boek ge schreven, dal de menschen geweldig kochten en waar ze zich vervolgens siap om lacljlen en wat nu omgezet was in vele francs, die voerden lol ijle lucht en een zuurstofgehalte wel driemaal zoo groot als aan het Vlissingsche strand, waar het toch ook wel gezond is! 't Was 'n wonder zooals ze werkten, want wandelen zou hier een volkomen mis plaatst woord zijn. Ze stegen uren en uren en als ze dan op een geweldig mooi punt waren aangeland en dc zomer- sche wereld lag klein en toch ook on metelijk wijd, diep onder hun spijker laarzen, zuchtten ze diep, keken elkaar verrukt aan en zeiden; Niets moe jij?" Ze werden niet moe, van niets, ze hadden sterke vleugelen aangebonden, maar 's avonds na het lcarafje glanzen- den landwijn, hingen die vederen plot seling prettig siap neer en ze sliepen dan in hun witte bedden, waar de don zige kussendeken over schuimde, als ro zen, wat nu eenmaal de afgesleten zej wijze is. Toen, op den 1 aalsten dag ondernam de schrijver-ambtenaar mej zijn vrouw en kindertweetal een wasch- echtcn gletschertocht die in den Baede ker als ongevaarlijk edoch loonend werd aangeprezen en waartoe eeii grijs ge baarde, hoogst eerbiedwaardige gids word geëngageerd De sterren tintelden not; aan liet firmament, als het enthousiaste gezelschapje, zich, na een bijzonder schraal en vluchtig ontbijt, in het berg- treintje lieesoh, om zichzelf te gaan be wijzen dat ze flinke menschen waren en voor geen kleintje vervaard De schoonzuster-tante zette zich met een breiwerk in den zonuigen tuin van het hotel, omdat zij cr nog niets voor gevoelac om als verongelukte toerisle in „Het Leven" te worden vereeuwigd - Maar het viertal uil Westerlee afkomstig beleel'uen een koninklijken dag, dien hun oneindig veel inspanning, geld, transpi ratie en schrammen kostten, maai wie Iet op bijkomstigheden als een groote taak wordt volbracht Ze overschreden oen spiegelglad ijsveld waar groen-glinslerende spleten hen met peil- looze, duizelende diepten dreigden, waar één enkele misstap hel einde aller din gen beteekende en hel was daar, dat een klein, dapper handje het leeren Rücksackriempje van den rotsvasten gids greep eu zoo stilletjes achter zijn breeden ug aanstapte, in een volkomen vertrou wen in dezen mensch die door zwijgend vóórgaan, zelfvertrouwen wekte en ener gie deen spannen lot het uiterste Hel werd een juichende tocht, hoe wel er haast geen woord gesproken werd, als de korte, vriendelijke bevelen van oen Führer en hel „een moment" van oen eenigszins corpulenten schrijver, wiens adem en pols het gejaagds, wiens voelen het minst sterk, en wiens levendig brein hel snelst werkten Onmiddellijk boven hen de smetloos witte sneeuw, glinsterende toppen, on betreden, alleen doorsneden van lawine en ijswatersporen, omkoepeld door een volmaakt blauwe eindel ioze hemel; een grcotsche luisterende stille als 9P den (lag dal de aarde geschapen was en „God zag dat het goed was In de hoog gelegen Dovalhülte vonden ze na hun urenlangen terugtocht warem pel tante die rood als een pioen zag cn een groote zak met pruimen mee torste ter versterking van de overwin naars En toenvielen ze elkaar in de armen en waren zeer bewogen cn de gids sprak zijn „Grusz Golf' en steeg weer naar die wondere wereld, waar ac mensch leert zijn eenzaamheid lief te hebben, UIT STAD EN PROVINCIE Uit Walcheren. Dinsdagmiddag vergaderde de ge meenteraad van Z o u t e 1 a n d(.e. De heer Maas was niet kennisgeving afwezig. Xa de voorlezing van enkele ingeko men stukken worden er medjedeelingen gedaan van B en W naar aanleidfing van dc vraag van den heer Koppejan. in de vorige vergadering gedaan inzake lipt Vervoer van materiaal voor den vuijput door anderen dan ingezetenen der ge meente Het is B en w bij onderzoek gebleken, dat er bij dfen bouw van den vuilput door anderen dan ingezetenen der gemeente materiaal is aangevoerd De reden hiervan lag <Jaarin, dat de beer Adriaanse met dj" uitvoering be last, op lijd zijn materiaal moest hebben hetgeen de body's beau hiel op tijd kon den bezorgen, zoodjhl er. volgens B. en \V. wel eenige reden voor dfen bouwer was om dezen maatregel te nemen B en Whebben hem echter gezegd bij even.- lueele dergelijke gevallen overleg te ple gen De lieer Koppejan zegt dat B en W. er in hun toelichting wel wat luchtjes overheen gaan. B. en W hebben zich. er niet veel mee bpmoeiid, hetgeen hieruit blijkt, dat B en W er niets van wisten Spr zegt, dat die hieer Adriaan se willekeurig handelde. De voorz merkt op. dat de handelwijze van den heer Adriaanse is te billijken, en d|at de ver voerders hier ïn di? gemeente geen klach ten hebben ingediend). De lieer Koppe jan vraagt toezegging 'van Bt. en W dat zich zooiels niet meer zal herhalen De oorzilter zegt, dat B,. en W. deze toezeg ging niet kunnen doen, Zij zullen trach ten hel zooveel mogelijk tie voorkomen Dhr. Koppejan meent, dat erin zoo'n geval onmiddellijk dient te worden ingegrepen en *t gemeentewerk zooveel mogelijk aan ingezetenen dient te wordfen gegeven. Volgens den heer Adriaanse is er •voor dit laatste veel te zeggen Spr. meent ook dat die verdiensten zooveel mogelijk in de gemeente dfenen te blij ven. Hij gelooft dat dfen lueer Adriaanse (de bouwer i niet gehandleld heeft met het doel om de Iwde's te benadeelen, maar zcgT dat hij missclhien wel een beetje te strak is geweest. Spr adviseert, ge lijk B en \V„ om deze zaak niel te ern stig op te vatten. Er zijn waarschijnlijk aan beide zijden fouten begaan, zool we! door den bouwer als door de vervoer ders. B en W dfLenen op de wacht te slaan, dat zulke dfngen zicli niet herha len, hoewel ze niet altijd kunnen wordjen voorkometn. De heer Koppejan stemt toe dat het niet altijd! kan worden voort konten maar dringt aan op oplettendheid, Spr zegt nog dat een dier bode's op dracht had gekregen, van den héér Adriaanse. om steen aan tc voeren en loon de bodle ze bracht wilde delieer Adriaanse ze niet hptoben. De heer Von Bruckcn Foclc zegt dat er voor die uit voering der gemeentewerken voorwaar den moeten wordfen gesteld en dat als een bouwer ze niet nakomt dan in het vervolg dient te wordfcn uitgesloten. De heer Slroo vraagt of hetgeen de heer Koppejan het laatst mcedeeldje wel juist is Hij gelooft dat lipt juist andfersomj is gegaan Het is den voorz bij een ge sprek met bode Lieven se gebleken, dat er izooiets als de heer Koppejan mee deelde wel is voorgevallen. Daarna worcft dje rekening 1927 voor- Inopig vastgesteld "Nu kond aan die oiMfe de oaderhpnd schie verhuring van bet gemeentevroon Het loopende huurcontract loopt tot 30 April a.s. Door den huurdfer den heer C. Wondergem, is verzoqjit op dezelfde voorwaarden te kunnen inhuren. B en W. stellen voor om bet verzoek van den li,uurdpr in tie willigen De pacht zal dan weer zijn f115 per jaar De bper Koppejan meent dat het niet wenschelijk is jh|et Zuidervroon ophieuw» te verpach ten aangezien de pachters er toch geen prijs op stellen en dat bij beweidjing bfet rijwielpad wordt stukgeloopen. Dc heer •von Brucken Foei» merkt op dat erin de pachtsvoorwaardlen niet alleen moet ptaan dat die koeien hel verkeer met rijtuigen niet mogen hinderen, maar d)at ook de wandelaars er geen hinder van mogen hebben Het voorstel van den heer Koppejan om hel Zuidervroon niet te verhjuren wordt met 5 tegen 1 slem ver worpen Alleen de voorsteller stemde ,voor Ifel voorstel van B en W wordt Z. hr st aangenomen Nu wordt overgegaan tot bespreking van hel ontworpen bouwplan voor liet te bouwen slachthuis. De totale kosten van b,ouw en inrichting werden dioor den bouwkundige geraamd op f 3350 Hierbij is dan nog niet gerekend! op een Uege'bezetting in den wankel, wat vermoe delijk bij evenlucete verhuring voor dp- jgelijksch gebruik we! noodig zal zijn. De begrooting is B. en W. niet meegeval len Hel za'volgens hpn meening, zeer moeilijk zijn om de inrichting voor diien prijs rendabel te maken. Tocli, meenen zij dat het thans maar liet boste is om tot bouw te besluiten omdat er geen betere oplossing kan gevonden worden. Gaat men over tot het bouwert van een enkele slachtplaats, dus zondjer winkel, dan is het zeker uitgesloten dat die onkosten gedekt worden. Bouwt men een volledige inrichting, dan is er toch altijd! nog kans dal deze verhuurd kan worden. De lieer «von Brucken Foei» zou willen dat B. en W eerst met vaste gegevens voor den dag kwamen alvorens de raad een besluit neemt Do heer Koppejan vraagt ,Ur\INDEr\BLATO VAN DE ./AIDDELDVfTC3^ COVJWRANT- IN DEN BRAMENTIJD. Er waren dat jaar al heel weinig bra men en die er waren, werden later rijp dan gewoonlijk, Toch wilde Jaap van dei- Steen er zoo heel graag wat vinden om ze in nel dorp te verknopen en voor het geld, dat hij er voor krijgen zou, eie ren voor zijn zieke zusije te lcoopen. Op een vrijen Woensdagmiddag ging hij daarom naar het bosch. Het loopen viel hem niet gemakkelijk, want zijn eene been was korter dan het andere. Maar al was nij dus kreupel, zijn zieke zusje wilde hij toch eieren verschaffen Vol moed en vergezeld van zijn hondje Fik trok hij er dus op uit. Doch al zocht hij ook nog zoo ijverig, hij kou maar geen rijpe bramen vinden. „We zullen nog wat verder loopen, ouwe jongen. Kom maar meel" zei bij tegen zijn hond. Tot zijn groote teleurstelling waren de bramen overal hetzelfde: groenachtig- rood; een donkere, die bij zwart af was, vond hij slechts zelden. Reeds uren aan één stuk bfcd hij gezocht, maar zijn mandje was nog niet half vol Nu wist hij één plek, waar de bramen altijd wel een week eerder rijp waren dan ergens anders en waar ze steeds in overvloed te vinden waren. Dat was op een zonnig plekje tegen den spoordijk. Het was echter nog een heel eind loopen daarheen en hij kon bijna niet meer •voort. Jaap aarzelde een oogenblilc, maar de herinnering aan Doorlje's bleeke gezich tje., dat plotseling opgehelderd was bij zijn belofte, voor versche eieren te zul Jen zorgen, deed hem besluiten den groo- len "afstand af le leggen. Wat er ook gebeurde, zijn zieke zusje mocht niel te leurgesteld worden. Arme Jaapt Toen hij de plek naderde, wachtte hem een nieuwe teleurstelling, Onmiddellijk liep hij nu naar het dorp terug Zijn moeheid scheen hij heelemaal vergelen te zijn Voor het op zoo onver wachte wijze gekregen geld kocht hij heel wat versche eitjes, waarmee hij Doorlje gelukkig maakte. Nog nooit had zij er zóóveel bij elkaar gezien, behalve dan natuurlijk in een winkel Jaap vond, dal het voor zijn zusje en hem toch maar een best bramenjaar was. Die middag had hun Icn minste heel wat opgebracht. ANNIE O iets waarop hij heelemaal niel verdacht was. Het bleek namelijk, dat iemand hem vóór geweest was en de struiken kaal geplukt had. Niet één enkele rijpe braam vond hij als belooning voor zijn moeite Hij kou zijn tranen nauwelijks bedwingen. „Wat zou dien armen, kleinen jongen schelen?" vroeg plotseling een meisjes stem, terwijl Jaap voorbij een troepje vroolijke jongens en meisjes kwam, dat in het bosch vlak bij den spoordijk onder ae hooge hoornen picnickle. „Hij loopt heelemaal kreupel en ziet er net uit, alsof hij elk oogenblilc in tranen zal uit barsten." „Laten wij 't hem vragen,' stelde één der jongens voor. „Misschien heeft hij honger en kunnen wij hem wat te telen geven. Wij hebben meer dan genoeg over," Jaap werd geroepen, liet zijn half ge vulde mand zien en vertelde den kinde ren van zijn zieke zusje en zijn groote teleurstelling „Och, lieve help!" riep nu een ander meisje uit „Dan hebben wij de bramen die hij zocht, geplukt en.,., opgegeten! Er is dus niets meer aan te doen! Wat jammer! Hadden we 't maar geweten!' „Hier zijn nog een paar; broodjes en een stuitje cake," zei wéér één andér. „Laat hij die meenemen voor zijn zus|je". „Die mag ze misschien niet eens heb ben", zei nu het meisje, dat Jaap het eerst opgemerkt had „Hier is een kwar tje als schadevergoeding voor de bra men die wij opgegeven hebben?' „En hier heb je een dubbeltje!" „Van mij krijg je ook watt" „Alsjeblieft!" Zoo klonk het van alle kanten Jaap wist een oogenblilc niet hoe hij het had. Hij voelde zich den koning te rijk en Ikon geen woorden vinden om zijn dank baarheid te uiten. Zijn stralende oogen zeiden echter genoeg DE MAAN EN DE DIEREN. Een oude uil. die alom hekend was om zijn buitengewoon groote wijsheid, riep op zekeren avond alle dieren bijeen Hij stelde hun slechts éétt vraag en deze luidde „Waarom schijnt de maan?" Allen gaven een verschillend antwoord, maar al mocht de vorm dan ook nog zoo uiteenloopend zijn, de inhoud kwam toch steeds op hetzelfde ueer Dc naCntegaal antwoordde: „De maan schijnt, opdat ik mij ver- lieuge in haar helder licht, als ik 'iss avonds zing voor mijn lieve bruid, de roos". De lelie zei ,De maan schijnt, omdat ik van haar zilveren stralen houd De haas beweerde- „De maan schijnt, opdat er 's morgens genoeg dauw zij om mij aan het oog der gevaarlijke jagers Ie onttrekken Het antwoord van den hond luidde „De maan schijnt om mij gemakkelijk de dieren le laten ontdekken, die om het huis van mijn meester rondsluipen Het verwaande glimwormpje ging zelfs zóó ver met tc zeggen: „De maan schijnt alleen om mij in de schaduw te -stellen, want zij is ja- 1-oersch van liet licht ,dat ik verspreid.*' De vos antwoordde: „De maan schijnt om mij den weg te wijzen naar het kippenhokv „Genoeg!" riep de wijze, oude uit nu uit „Er is maar één maan. die schijnt en iéder van jullie denkt, dat zij alleen voor hem schijnt, om slechts zijn belan gen te behartigen dus. De dieren zijn al niet veel beter dan de menschen; die denken ook alleen maar aan zich zelf Heer Uil had geen al te besten dunk van de menschen Zouden zij het er mis- scliien naar gemaakt hebben0 - X, „Hi! Hi! wie ben jij. waggell-beest;, Kom jij vandaag te gast? Is nooit zoo'n stromp IJaar hier geweest, Die zoó in modder plast'!" Arm gansje huivend', schokt' en beeft'. Kon gakken, nóch vertreên, Met poolen vast in 't slikje kleefd' Wijl pronker praalde héén Méér, schrik bedaard' en geeVgans kend' Alras haar nieuwe vrouw, Aan 't paard en "t hupp'lend veulen wend'. Niet meer naar Lulland wou Héél vaak, ja, véak! naijv'rig dacht Aan 't schoon van 'l krijschend spook, Zoo'n Irotsche kuif' Wat wensch'bre dracht Achdroeg een gans die óók 't Werd voorjaar in haar strootjes- nest Geelgans vijf kinders voerd', Wild' rakkers, groeiend bovenst-best. Die danig druk rumoerd' Om hapjes, hapjes, al maar méér, En zóo gauw peuzelü' op. Wat moeke aanbracht keer op keer, Dal wanhoop steeg ten top Door, diep vennoeinis overmacht Nog vóór ze l zélve wïsty Door, diep veitooeinis óvermacht Scherp: „Giilzigaardensist' Daar happens werden honger-boos Héél dreigend plots, iéts wuifd' O schrik schouwd' moeke radeloos Vijf kinders hóóg-gekuifd In dat héél oud, vreemd, sclirikkeljaar ('k Weel niet meer, wanneer t was!) Bekuifd', - .vraagt "t sonun'gen boeren maar, Op eens 't geel-ganzen-ras. Het volgend jaar, gewoon als óóit, Werd 't al weer als voordien, Zóo 't komt, dat jelui ganzen nooit Met kuiven hebt gezien! CLARA WITTE-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1928 | | pagina 5