L 159. Zaterdag 8 juli 1988, 165e Jaargang BUITENLAND. fEUILLETQK, Zuster Brettan's Liefde. Kt nummer bestaat uit TWEE bladen. EERSTH BLAD. EEN BEZOEK VAN HOLLANDSCHE JOURNALISTEN AAN DENEMARKEN. Kopenhagen 3 Juli. t III. We hebben Zondag een mooien dag gehad, zoo mooi als er sedert lang in Denemarken niet géwéest is, naar ik hoorde. Fraaie toerauto's reden ons al in den koelen ochtend langs de „Deensche Ri viera", de Oostkust van Seeland, vanaf Kopenhagen tot Helsingör, bekend uit Shakespeare's Hamlet. Deze heele kust ter lengte ongeveer van 30 kilometer, is een keten van villa's, pensions, landhuis jes en badhotels, Waar Denen, maar ook Zweden, die de groote stad ontvluchten, een gezellig zömerbuitenverbï'ijf zoeken. Het merkwaardige Wan deze kust is, dat de booméngroei zich1 in de weelderigste vormen voortzet tot dicKjt aan de Sont, wat een gevolg schïjht daarvan, dat de overheerschende wind uit het land komt zoodat de steriele zeewind geen funesten invloed heeft op het blad. Het verschil tusschen eb en vloed op de Sont is ge ring, en het strand is klein en smal, Het maakt op ons, verwende Hollanders, een ietwat pttjlnlijken indruk, wanneer we de Deensqhe families zich zoet zien neer vleien op een .strookje zand van enkele meters,- veel gebeurt dit dan ook niet,, en van pootjebaden komt 'Mijkhiaar heelemaal niets. Maar Wat de Deen aan strandgeneugt mist schenkt de Sont hem overvloedig aan waterschoonheden te rug. Wat kan het Water hier prachtig zijn, en wat was het gisteren mooi! Dicht aan de kust Zag het lichtgroen en glrijls, verderop vertoonde het alle nuances blauw, tot het diepste indigo t,oe. En aan den horizont schemerde de zandige kust van Zweden, die bij Helsingör den Deen- sChen oever heel dicht nadert, zoodat men in twintig minuten overvaart, en de Hollander weer moet denken aan rijn Zeeuwsche stroomen. Gelukkig is de Deen in zijn archi tectuur niet ptrotsig, de meesje villa's 2ien er bescheiden uit, verdienstelijk en rustig van verhouding en kleur, zoodat de kunstzinnige toerist, zonder tot groote bewondering genoopt te worden, zich ook nergens behoeft te ergeren. En het gedoe om en bij de pensions had iets vriende lijks, de weg Werd druk befietst door jon ge menschen, vooral door meisjes, die nog niet grimtaig kijken als een auto passeert. Trouwens veel stof maakten we niet, de weg was namelijk over een belangrijken afstand beteerd. De Deen moet houden van zijn vlag. In iederen hoteltuin en van elk pension van eenig belang hing de Deensche vlag uit, een Wit kruis op een rood veld, of woei een lang stuk wimpeltje aan een hooge witte mast. Helsingör is geen plaats meer Van groot belang, wat het vroeger wel was' ,toen de Denen aan de Sont oppermachtig waren en zij tol hieven van alle passeerende schepen. In den laatsten tijd heeft men de haven meer gemoderniseerd, om' de stad naar boven te helpen, maar 't machtige Kronborg], het beroemde slot staat daar nog, dicht aan de zeébocht, domineerend en imposant in zijn carré-vorimiigen bouw ïnet zijn fantastische torens. Het is een geweldig en gaaf stuk oud-Holland- sehe renaissance in grijzen natuursteen (die in Denemarken niet veel Schijnt (voor te komen), maar die den bezoekers X'inéér dan door zijn stijl beft door den sfeer, den eigenaardigen, gjeheim!zinnjplen sfeer die vooral rondwaart op het plech tige binnenplein Ach de kleine Deen sche soldaatjes die hger in garnizoen liggen deden tegen dat alles wat popperig en mal, miaar blij onze rondwandeling door de vertrekken dacht ik aan Hamlet, den jeugdigen weifelzieken prins, en te vens aan Holiijer Danske, den Geweldige, die nog altijd in de kelders zit, en eerst dan weer opstaat als de Denen in gevaar zijn, om hen bij te istaan en te helpen. De zalen zijn thans ten deele ingericht als museum' op historisch zeevaartkundig gebied, en op een kolom wees men ons de puste van admiraal "Wassenaar van Ob t dam, den Holliand&chen vlootheer, die in 1659 de Denen hielp in hjun strijd met de Zweden. De bluste, die nog een geschenk is van graaf van Bentinck via®. Amerongen is' gericht naar hjet venster, waardoor men op de zee uitziet ,waar het krijgs- feit zich heeft a^gpspeeld. Aan den lunch in Marienlyst (lySt lust) herinnerde de heer UMchsen van de Toeristenvereeniging, waarvan de Hol- landsohe journalisten de gasten zijn, aan deze sympathieke relatie tusschten de twee landen ,die injgevoljge de historie dus al d-'cht bij elkander hjooren. Denemarken heeft fameuze badhotels, en Mar'enlyst is een v|an de grootste en rijkste. Het hotelpark 's schitterend, en wij gebruikten den lunch in een serre, ge keerd naar de zee, die letterlijk onaf zienbaar was! Door het heerlijke Seel'ands'che land schap met zijn wijdschte golving, zijn groene gras- en jakkerlanden toerden we naar het oude Friederiksborg|slot, even machtig en groot als Kronborg, maar wat vroolijker en intiemter van aanzien, een bewonderïngiswaardig staal Zuid-Neder- landSche renaissance. Honderden Kopen- hagers' trekken iederen zonnigen Zondag naar dit kasteel, dat een van de geliefste musea voor Kopenhagen geworden is en en tal van schilderijen, meubels, en go belins bevat. De schilderijen en gobelins zijn niet grandioos, behalve o.a. het werk van Jens Juel, mjapr de meubels zijn on jgeloofllj'k'! Er zijn kasten, dressoirs en ki? ten uit de (middeleeuwen, die door hun snijwerk verstomd doen staan. Helaas is hel inwendigte van het kasteel in 1859 af gebrand en later gerestaureerd, met het noodlottige 19e-eeuwsche gevolg dat de vermoedelijke vroeger zeer innige en die pe kleuren van wand- en plafondbeschil dering door ordinairdere vervangen zijn. De slotkerk is evenwel ongerept geble ven, maar we konden haar slechts even zien. Er werd juist getrouwd. (In Dene marken heeft tot nog toe voor alle bij de kerk aangeslotenen het gedwongen kerkelijk huwelijk bestaan. De sociaal- democraten vechten voor het verplich te burgerlijk huwelijk, de conservatieven hebben de facultatief-stelling verlangd). De familieleden van het bruidspaar kwa men na elkaar (niet in één stoet) per rijtuig, terwijl bruid en bruigom loopen- de het slotplein overkwamen. Iedere beer geleidde aan rechter- en linkerarm een dame door de kerk naar het gereserveer de gedeelte. k De kerk vereenigde rijke, vergulde re- naissance-weelde met rustige proporties en bevalligheid van lijn. Ten slotte bezichtigden we in Roskilde, niet ver van Kopenhagen, na een schit terende autotocht één van de vier Doms die Denemarken heeft. Een zeer inte ressante kerk, in verschillende periodes en stijlen opgebouwd, uit- en inwendig van baksteen, alle.en inwendig zijn enkele onderdeelen gepleisterd. Van e'en fabel achtige rijkdom is het altaar van verguld houtsnijwerk, iniddeleeuWsche Neder- landsche kunst. Wanneer de zon erop schijnt, beleeft men een wonderlijk schouwspel. Het is de kerk, waar Dene marken zijn koningen begraven heeft, en in grafkapellen onder en boven den grond staan ettelijke catafalken, w.o. öok die van Christiaan IV. De kapellen zijn door hekken afgesloten, waarvan het smeedwerk buitengewooon voortreffelijk is. Het eenvoudige publiek komt altijd met graagte luisteren naar een curiosum1, dat in deze kerk is opgesteld, bestaande uit eenige poppen, die met 't heele uur op bellen slaan. Maar voordat zij hun weiluidenden Mank laten hooren steekt naast hen een St. George den draak dood, die een versChrikkelijken krijlschenden Schreeuw uitstoot als van een uil' in angst. Er wordt verteld, dat een dief, die 's' nachts het kerkgebouw binnen sloop, door dezen schreeuw zoo schrok dat hij meende, dat de laatste oordeeldag was aangebroken, en op zijn plaats ver steende. Des avonds hebben we Tivoli bezocht, het wereldbekende amusementoord in Kopenhagen, een kapitaal terrein, met vïjverS, tenten, intieme en minder in- tieme zitjes', waar de lanen berceaus van licht rijn, en de illuminatie van de restaurants en muziekzalen is uitgevoerd in een soort Moorschen stijl. Het is bont, de Deen kijkt er altijd weer Zijn oogen aan uit, het was stampvol, en mien genot tntet een kinderlijke verrukking van épateerend vuurwerk. Grootestads- mènSchen blijven toch tot op zekere hoogte kinderen! Maar typeerend voor het volk was de rust, de afwezigheid van ruïnber. De Denen kunnen feestvieren en blij Wezen zonder luidruchtig te moe ten rijn. Ik had het 's ochtends ook ge voeld toen we de verschillende Vracht auto's passeerden, die evenals bij' ons des Zondags! voor passagierswagens en 'ben rine-Jent-Pleziers gebruikt Worden, en waarop het publiek met een merkwaar dig flegm'a zat te genieten. ONDERWIJS. Vakonderwijs voor Meisjes. Donderdagavond had le Krabbendijke een tentoonstelling plaats, yan de vervaar digde handwerkstukken op den cursus, onderafdeeling van de yakschool voor meisjes te Goes. Een en ander was ten toongesteld in een paar lokalen van de openbare school. Het geheel zag er mooi uit en gaf een gezelligen aanblik. Naast de directrice en leeraressen wa ren aanwezig mevr. Klinkenberg uit Ier- seke en de heer Bonthuis uit Goes als vertegenwoordiger van het bestuur der school en de burgemeester van Krabben dijke als vertegenwoordiger van B. enjW'. De heer Welleman opende de tentoon stelling met een rede, waarin hij1, na eenige opmerkingen over goed onderwijs ten plattelande ,er zijn voldoening over uitsprak dat de school te Gods zie'hf ontwikkelt, zooals zij gedaan heeft. Steeds heeft de heer Wellemau voor gestaan, dat de school te Goes een school voor de streek zou zijn en dat daar, waar de leerlingen niet zouden bunnen komen ,de school naar deze zou toekomen, gelijk hier nu het geval is geweest. Nu is, het de taak der buiten gemeenten om te zorgen, clat Goes zoo veel levenssappen behoudt, dat liet de dorpen voldoende kan blijven voeden. Die school is geen Goesch belang al leen, maar een Bevelandsch belang voor al. Niet alle gemeentebesturen beschou wen dit zoo, hoewel de nijverheidswei thans wel ten deele in deze moeilijk heden voorziet. Maar toch' wanneer een gemeente geen leerlingen op de school heeft, moet ze toch het belang er van inzien, dat het noodig) is de school te behouden voor leerlingen, die er straks van zouden wenschen te profitee- ren, evenals cursussen alb thans te Krab bendijke gegeven mogelijk moeten blijven. Wat de kwestie van onderdak te Goes betreft wenscht de heer Welleman een afdoende oplossing toe. Een inrichting als deze moet niet alleen een eigen dak boven het hoofd hebben, maar ook vas ten grond onder den voet. De heer Bonthuis zegt namens het schoolbestuur den heer Wellemau dank voor alles wat hij hjpeft helpen tot stand brengen. Hij hoopt vooral voor de directrice op goeden steun in de Goesche moeilijkhe den, omdat hij' weet, dat ri| die zoo hard noodig heeft, daar ze steeds alles zoo vol komen mogelijk wil bereiken. De directie, mej. Simöiermans, dankte voor de woorden, haal* en de leeraressen toegesproken. De dank is wederkeerig. Wanneer ze te Goesi al eens in zak en as'ch zaten, kwamen ze steeds weer vol goeden moed en hoop uit Krabbendijke le Goes terug. Ze dankt voor al liet aange name, dat ze mét dy leeraressen hier heeft gevonden. Tvens stelt ze thans de gelegenheid open voor inschrijving voor nieuwe cursussen, om! die a.s. me dio September weer aan te vangenZoo wel vervolgcursussen als negincursus- sen zijn mogelijk. Mej. J. Wabeke brengt namens de cur sisten dank aan de leeraressen en over handigt deze als stoffelijk blijk daarvan [mooie bloembn. Mej. Nipius, die niet te genwoordig kon zijn, zal ook blbemen worden bezorgd. Mej. Zellenrath dankt hartelijk voor deze groote vriendelijkheid, mede namens mej. Van Kooten. Ze zijn als leerares gaarne naar Krabbendijke gekomen en zullen aangename herinneringen oewaren aan de prettige lessen, hier gegeven. Als aardige attentie van de zijde der directrice zij nog vermeld, dat bij1 den burgemeester eengmooie taart was be zorgd met als typisch opschrift: „Van Krabbendijke begint de victorie!" Geautoriseerde vertaling naw bet Engel sch van LEONARD MERRICK, do,or E. H. (Nadruk verboden). 13). J „Neen, niet zoo heel goed," antwoord de zij. t Weifelend sloeg hij haar gade. „U zult t geweldig te pakken krij gen, als u niet gauw opstaat, dat is zes ker. Foei, u rilt van de kou. Wacht even, dan zal ik u wat warm's geven." En zonder verder bedenken zette hij de tasch naast haar neer en deed die open. Wonder boven wonder bevatte ze een aantal fléschjes, waarvan hij er een te voorschijn haalde met een gjas. „Zijn dat medicijnen?" vroeg zij 'ver baasd. „Medicijnen?" hex*haalde hij1. „Neen, dat zijn 't niet. 't Is „Vier Diamanten, S. O. P.!; Wacht, ik zal u eens laten proeven, 't Is een brouwselmonster van Pilcher's s. O. P. Geen beter goed in den handel; op mijn Woord van eer. Nu moet je dat eens drinken, 't Is opwek kend; 't zal u goed doen." Ze volgde rijn raad en liet het gele vocht naar binnen glijden, terwijl hij haar goedkeurend stond gade te slaan. In wanne tinteling verspreidde de kracht daarvan zich door haar lichaam', schonk haar uiöed in; maar vreemd genoeg ook behoefte omj te Schreien. Mr. Macpherson keek met wijding naar Ide flesch en schudde eens het hoofd met iets, dat een zucht geleek. „En waar gaat de tocht heen?" vroeg hij, de kurk er weer indrijvend. „Naar de stad", antwoordde rij. „Ik liep naar huis, maar de storm' „Naar de stad? Wilt u dan met mij' en den jongen meerijden? Wij! gaan daar toch ook heen." „Ja heusch?" vroeg ze verrukt. „En dan wel zoo gauw, als "t paard ons maar dragen kan. Mag ik |u helpen insltappen?" r „Ja,' 'zei ze. „heel graag. Ik ben u zeer dankbaar voor het aanbod. Hij heesch haar op, klomi Zelf achter haar in het karretje en zij en haar vreemde metgezel, nog onder gieleide van den kwajongen, die nooit een woord zei, reden ijlings in de richting naar de City. „O, u weet niet, hoezeer ik u ver plicht ben," prevelde ze, oprecht innig dankbaar, dat ze zich nu op eenmaal in zooveel gemakkelijker omstandigheden bevond. „U heeft geen reden om' 'mij' verplicht te zijn; ik ben höel blij', dat u hier is: het monster deed u veel goed, is het niet?" i „Ongetwijfeld," antwoordde Mary; „hét heeft mij tot een heel ander miensch gemaakt. „Maar 't is ook een bijzonder geschikt opwekkend middel," sprak de oude, niet groote levendigheid, ,,'t Is hiermee met recht: goed wijn behoeft geen krans! Je eigen tong zingt den lof van het goed, terwijl je drinkt. Je kunt wel naar andere huizen gaan, waar ze je goed- kooper bedienen," ging hij' na een korte pauze voort. „Dat zal ik niet ontkennen, maar ik tart ze, om hetzelfde goed te geven als Pilcher Pilcher kan niet van zijn plaats gedrongen worden. U heeft het monster nu geproefd. Kan ik een bestelling voor u opschrijven?" „Handelt u er dan in, ïnr. Macpherson „Wilt u mijn jaartje niet hebben?" carton te voorschijn jt dat bij' u. Zit u ooit BRIEVEN UIT ROME, Rusland, het wreede, bloedroode-Rusj- land, het vaalgele, verhongerende-Rusti land, het blauwe, wegstervende, adel lijke en daartusschen de scha keeringen van den regenboog, waar voortdurend in dag- en weekbladen onze aandacht op gevestigd, of onze deernis voor gevraagd wordt. Over de vernederingen en het lijden van degenen, die, behoorend tot de klas se, die eens onderdrukte of in weelde zwelgde nu, als ze er nog het léven af brachten, op alle mogelijke en onmoge lijke wijzen in hun onderhoud voorzien, zijn degenen, die hier en eldérs een igoed heenkomen zochten, niet uitgepraat maar als' we onder den indruk van de gruwe- I len, die we h ooren vertellen, bijna ge neigd zouden zijn, alles wat Rus was in den ban te doen, dan is het goed hier eens een avond in een der „Tavernen" door ie brengen, waarin een troepje uit gewekenen hun kunst ten beste geven. Daar zien we dan zooveel, dat onze sym- ipathie en bewondering verdient, dat we I tegen elkaar zegjg]en: wat hebben die Rus sen een fijnen, origineelen geest; zeker al gaan de golven daarginds wat hoog, dat ras bezit een [kracht en een visie van schoonheid, die nu in West Europa ver te zoeken is en waar de Italianen al thans heel ver van afstaan, zoodat deze voorstellingen hier dan ook, jammer ge noeg, alleen door vreemdelingen naar waarde geschat worden. Er rijn op het oogenblik in Rome niet minder dan 1800 Russen, die ge lukkig zijn hier een onder-dak gevori- den te hebben. Er is geen hotel of er rijn Russen, van af het chique „Bri stol" waar een echte Romanof zijn intrek heeft genomen, tot de obscure herbergen vroeg hij een lanij halend. „Kijk, stee in nood, schrijf dfm een enkel regeltje aan Macpherson, van de firma." „Heel vriendelijl „Volstrekt niet," weten wat er gebe jezelve is' of vod veling, u kunt het gen grossiersprijs.'] Ze keek hem ve toen weer den blik] minuten zwijgende „Mogelijk kent ,u let goed op liet adres van u," riep ze zei hij, „Je kunt nooit irt en of het nu voor iemand op aanbe- :dan altijd krijgen te- |rrast aan en wendde af, waarop ze enkele voorltreden. ook een familie, die mïj een order zou willen opdragen? vroeg m'r. Macpherson toen weer teirloops. „Sherry, 'bijvoorbeeld. Kent u geen fa milie, die sherry noodig heeft? Ik kan ze sherry leveren tegen een prijs waar ze versteld Van zullen staan! U kunt niet gelooven, Wat een schadelijk-onbil lijke winst er gemaakt wordt'bp sherry; en dan is 't dikwijls nog zulk bocht! Maar ik kan uw vrienden „Cross'bone" bezorgen, het fijnste mérk, dat in den handel is, op m'ijn woord van eer! Dus als u toevallig som's weten mocht...." „Maar ik weet heusch niemand," zei ze „De familie waar u in betrekking is bij' voorbeeld? Dat kon eens zijn een groot gezin mét een kelder. Voor een groot gezin kan ze ook geleverd worden tegen grossiersprijs." tSpijt m!ij, m'aar ik ben niet in be trekking." ,U is niet in betrekking en u heeft geen vrienden?" Hij keek haar eens aan met nieuwsgierig-belangstellende blik. „Maar dan moet u mij ook niet kwalijk nemén, lieve jongedame, als ik vraag, hoe u bestaat?" j Opeens schoot liaar- de gedachte te binnen, dat hij ook misschien in staat zou zijn haar ergens wat te bezorgen. „Ik ben vreemd hier in Londen," ant woordde zij, „zoekende naar werk; heel alleen." ,0," antwoordde m'r. Macpherson, „dat is lastig, heel lastig." Hij legde de zweep over het paard en na die korte opmerking verviel hij in gepeins. - Ze verdiende toch zeker wel al die ellende, dacht ze, terwijl ze sprakeloos zat te staren over de melancholieke vel den. „Waar woont u?" vroeg hij, nadat ze „Swiss Cottage" voorbij waren. Ze vertelde het heul. „Laat ik ,u als 't u blieft, niet op houden," zei ze. „U woont niet ver van mij," lichtte hij toe. „U moet u eerst maar eens bijl ons komen warmen, vóór u naar huis gaat. U heeft toch zeker geen haast?" „Neen; maar..." „O, de vrouw vindt het 'wel goed. Komt u m'aar gerust mee binnen!" Hun gesprek ging met horten en stoo- ten, tot ze de woning van haar ge leider bereikten; en, nadat hij' het kar- jretje had overgelaten aan de zorgen van den onbeweeglijken jongen, dien ze voor stom had kunnen houden, als hij niet eenig blijk had gegeven van het tegen deel, liet ze zich zonder protest de ka mer binnenleiden, waar een ketel uit- noodigend op de vuurplaat stond Te koken Mr. 'Macpherson werd ontvangen door een klein vrouwtje, waarschijnlijk zijn huisvrouwtje, en een frissche nakome linge, die antwoordde op den naam van Charlotte, bracht den aartsvaderen paar pantoffels. Zijn voorstelling van Mary aan de huisgenooten was maar zeer kort: „Dit is een jónge dame", zei hij, „die ik een eindje heb laten meerijden. Maar ik ker. uw naam niet?" „Mijn naam is Bretlan", antwoordde1 zij. En zich toen tot de vrouw wendend: „Uw man was zoo goed mij mee te ne men. dat ik niet het heele eind van Fincliley naar huis behoefde te» loopen en heeft mij' nog mee binnengebracht oolc (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1922 | | pagina 1