FEUILLETON,
Hei bloed is de bron x
van het leven -
De Psok Pillen zijn een
bron van bloéd
Mo. 6.
ü&tai*sla€f 7 «faimapi 19BI«
I65e Jaargang
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Dit tiusaimer bestaat uit TWEB bladen.
EERSTE BLAD.
Abonnementsprijs per kwartet*!:
Ojp de buitenwegen om Middelburg, ea
W&r de andere gemeenten per post f 2.50;
goor Middelburg en agentschap Yliaaia-
£ea f 2.30;
weekabaiinemientm ic Middelburg IS
«wit per week.
Advertentién: 80 cent p. reg®*-
Sngeaonden Mededeeliögen: 50 cent p.
a«gel, Bij abonnement veel lager.
Familieberichten en dankbetuigingen.-
-®n 1—7 regels f 8.10, elke reged meer
80 cent.
Kleine ad vérten tién niet groo
ve*" dan vijf regels druks en waarbij ie
Aangegeven, dat zij in deze rubriek moe
ien geplaatst worden, 85 eent bij vooruit
betaling. Advertentiën onder brieven of
bevragen bureau dezer courant 10 quit
antra.
Bewijsnummer 5 cent plus 2 cent ygor
ptort per stuk.
Adfvertentiën mtoeten, willen ze nog bi
iacs blad van dienzelfden dag worden
Opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des
SATEItDAGS uiterlijk HALE ELF «an
ons Bureau bezorgd zijn.
Aangestoten bij den Post-, Cheque- en
Girodienst onder no.. 43255.
VARIA.
ONZE GEVELSTEENEN.
ïn de laatste jaren is, als een besmette
lijke ziekte schier ieder aanstekendover
de Middelburgers de zucht vaardig ge
worden om op kroonlijst of deurpost,
ol ook wel middjen op den gevel, den
naam te doen schilderen die hun huis in
rroegeren tijd, naar hun meening, heeft
gedragen. Afgescheid/en vlan de fouten,
die daarbij herhaaldelijk zijn gemaakt1) i
pleit deze manie meer voor het archaisch
gevoel onzer stadgenooten d(an voor een
juist begrip der oude huizen-namen, tra
ders, in een tijd toen de tegenwoordige
nummering der huizen ten eenenmale nog
onbekend was, was de naam van het huis
de vanzelfsprekende aanwijzing; tegen
woordig heeft zulks, tendeele om dezelfde,
tendeele om and/ere redenen, alleen voor
hotels en buitenplaatsen nog raison d'êlre.
In vroeger eeuwen echter was de naam
van het huis, door gevelsteen of uithang-
teeken kenbaar gemaakt, van wezenlijk
belang voor de aanduiding en onderschei
ding zijner bewoners. Evenals thans de
naam van een hotel, al naar deszelfs
beteekenis, voor den reiziger een aanbe
veling of waarschuwing kan zijn, zoo
was oudtijds het uithangbord vaak de
vlag, die de lading dekte! Hooreu wij in
dc gemoedelijke omschrijving: die of die
in de straat, waar „dp drie hammen
tiitlian.en", niet een even vertrouwen
wekkende aanbeveling als wanneer thans
©en toevallig reisgenoot u een goed en
Êoch uial te duur holel recommandeert
En wordt aan dien anderen kant, „het
paard in de wieg" door folkloristen niet
lals aanduiding beschouwd van een ge
legenheid, waarvan brave burgers zich
verre houden?
In Middelburg zijn nog maar weinig uit-
liangteekens over, en ook het museum
heeft er niet veel van bewaard. Gunstiger
lijkt liet gesteld met dp gevelsteeh'en, maar
hetgeen hiervan nog aanwezig is, moet
een treurig overschot worden genoemd
van de honderden steenen, die in vroeger
eeuwen de rol van onze naambordjes en
huisnummers hebben vervuld. Een onder
zoek hierna heeft aan 't licht gebracht, dat
thans nog maar 67 huizen een of meer ge-
velsteenen bevatten; de oudste daarvan is
de roos met 't jaartal 1587 in de Oude!
Kerkstraat B 96, de jongste het nadpr j
te besnreken opschrift van 1794 op Spui-
brug F 82a. Bovendien zijn er nog 14
eenvoudige jaar&leentjes, waarvan de oud
ste van 1594. de jongste van 1728 dateert.
Verder nog eenige steenen in openbare
getouwen, als de Abd|ij, Oostkerk, Schut
tershoven enz. De stedelijke oudheidka
mer ten raadhuize ten slotte bewaart er
een 23 tal, terwijl ook het museum van
het Zeeuwsch Genootschap een paar naar
beneden gehaalde gevelsteenen herbergt,
zoodat wij, zonder de jaarsteenljes, lesa-
men over een honderd) steenen kunnen
beschikken.
Is voor het aspect der staid) het verdwij
nen van zoovele steenen te betreuren,
opgemerkt moet nog worden, dat het
geen canwezig is, op enkele uitzonderin
gen na, niet buitengewoon belangrijk te
achten is. In schoonheid zoowel als in
waarde staan dp nog in huizen bewaarde
steenen verre ten achter bij fraaie stuk
ken als het gezicht op Bergen op Zoom of
La Roebelle, die ten stadhuize worden
bewaard.
Men zou, nis naar bun aard, de gevel
steenen 'n een aantal groepen kunnen ver-
deelen. Zoo zijn er cartouches metAuno
eu het stichtingsjaar van het huis (een
twaalftal); wapens van Middelburg eu
Zeeland alleen of met jaartallen (een
zestal); kortere of langere opschriften
(een vijftal). Het meest echter komen
uiteraard voor dp steenen, ontleend aan
het beroep of bedrijf van den eigenaar,
of van :ets anders, dae den naam aan liet
huis hebben gegeven. Zoo b.v. de beken
de V r ij m a n in dp Gistslraat, midden
in z'ijn werk afgebeeld; dp steenen vfan het
kuipersbeirijf op het Molenwater N 48;
de drie teertonnen in het pakhuis
cp den Kindlèrdijk P 103; de gekroon
de schaliehamer, afkomstig uit Bo-
gardslraat D 30, thans op het raadhuis
en de Vijfhoek, afkomstig uit den
gevel van de voormalige brouwerij van
dien naam' op het Koorkerkhof, thans m
hel museum van het Zeeuwsch Genoot
schap. Ook het zeilende schip op het
raadhuis mag hiertoe worden gerekend,
Boven allen echter moeten in dit ver
tornt de fmaie basreliëfs van de Stee n-
rots worden genoemd;, waar de winning
en bewerking van den bergsteen aan
schouwelijk wordt gemaakt naast de ge
schiedenis van Moses en dien rots in
ll'ireb, verhaald in het boek Exodius
XVII.
Verwant ongetwijfeld met het bedrijf
van den eigenaar zijn ook steenen als bo
vengenoemde gezichten op Bergen op
Zoom (atkomslig uit Diam N 7), La
Rcc hel le (uit Molstraat N 22) en mis
schien het wapen van Schotland
fWal B 43). Ook hebben wij nog het w a-
pen van Hulst (St. Pieterstraat 69).
Talrijk zijn de aan het dierenrijk ontleen
de steenen. In dien Lange Delft (A 89) had
men de w i 11 e 1 e e u w, die met zijn lijd
is meegegaan, en ons nu als noode leeuw
aanziet. Op de Turfkaai (H 173) ont
waart men de grauwe valcke, in
de Noordstraat (L 74)dejongeswaen;
de Molstraat (N 142) kent het witte
haantje, de Breestraat (O ISO) het
zwarte paard en de Seisstraat (Q 1)
de drye duyven. Het merkwaardig
ste is hierbij stellig de Ingelschen
!»9
ow mij alleen*
door ANDRÉ GORTHIS.
Geautoriseerde vertaling van W. E. P.
27).
Maar wat mioest ik doen om hem te
helpen, als hij zich in zijn groole leed
terugtrok en niemand toestond dat ook
maar even te naderen. De woorden, die
hem diep in zijn binnenste konden tref
fen, zouden hem immers dadelijk een
heleediging toeschijnen, hij zou er im-
mers bewijzen inzien van de vreeselijke
verdenking'? Hij bleef voortdurend naar
den grtond kijken en stond telkens stil
lom hel korte gras met de punt van zijn
schoen uiteen te slaan. Nooit had ik
zijn stilzwijgen zoo drukkend gevonden
en vioor het eerst kwam de wensch bij
toïj op er hem uit te halenniet sa
men met hem er jn te blijven zitten.
Zacht trok ik hem aan den arm etnj zei:
„Kijk eens ,die landloopers daar."
Aan den voet van den vestingmuur
stond een woonlwagen, een armoedig ge
timmerte van slechte vervelooze planêen
bp twee wielen. Een mager paard, even
grijs en uitgemergeld als de steenen,,,
waartegen het nauwelijks afstak, was met
een touw vastgebonden aan den meest
na bijzijn den boom en stond gelaten met
zijn neus tegen den drogen ginond, waar
geen grassprietje te bekennen was.
Twee vrouwen waren bezig bij een pan
pp een houtvuurtje, ze haalden lappen
dioor een of ander dampend, sterk rie-
kónd vocht. De oudste had een rood
met gelen zakdoek strak om T haar
gebonden; de andere nog heel jong,
die wel binnen zeer korten tijd een kind
verwachtte, had een roodgebloemd los
jak aan en de strooken van den rok
sleurden dtoor het stof heen.
Zij wrong een van de lappen uil tus-
schen haar kleine, vuile handen eu
schommelde met moeite naar een man
toe, die op een paar pas afstand op den
grond lag, men den rug tegen een kist
geleund en de linkerknie verhonden mei
vuile lappen, vól bloed. Zijn gezicht was
vertrokken door hevige pijn. De jonge
vrouw knielde bij hem neer en begon
het onooglijke verband los te maken.
Fabien had even naar hen gekeken en
dadelijk het hoofd weer afgewend, maar
ik wilde nu, dal hij ten minste eens
even belangstelling zou hebben en vroeg:
„Wat kan die stakkerd hebben?"
„Ik weet er niets van."
„Maar ze zal die Wond infecteereni,
als ze op die manier aan 't verbinden
erayert (Dam N 6), geflankeerd door
de wapens van Zeeland en Vlissingen;
daarboven het jaartal 1638 en de spreuk:
Met C h r istp-'r y c k in als. Hier,
woonde rondi bet 'jaar 1600 Francois i
Rijckhals, beurtelings houtbreker, witwer-j
ker en kistenmaker genaamd, dje uit Aut-
werpen hierheen was gekomen; hij was:
de groot va dier vjan den begaafden land-
schapschilder van dgen naam. De „lugel-j
sche erayert" was de naam van een Vlis- j
sjngsch schip; reeds het -oudste wijkregis- j
ter, aangelegd op het eind, der zestiende
eeuw, geeft het huis dien naam; Aangeno-
men mag worden, djat Rijckhals deze inj
beeld heeft willen brengen en er d,e Vro
me spreuk, zinspeling op zijn naam, aan
toe heeft doen voegen.
Op de oudheidkamer heeft men in dit;
dierengenre nog: de Kemel, afkomstig!
uit Lange Noordstraat C 32, Dit is in'
den vlieg endjen valk en In den'
vliegenden drpek (misschien afkom-
stig van het tenminste aldus genoetndje
buis op den Dam F 151); verder den
olifant, waarvan echter niet minder
dan 5 huizen hun naam ontleenden.
Hel Zeeuwsch Genootschap bewaart ae
eleyne catte, vpn Lange Delft I 34
afkomstig.
Het plantenrijk is vertegenwoordig^
door de bovengenoemde roos (Kerk
straat B 96), de gouden boom, vroe-j
ger Kerkstraat B 83, miaar eenige jaren'
geleden met het daar gevestigde Burger- i
lijk armbestuur verhuisd naar St. Pieler-
straat F 42; de IJ ken boom (Fij'p-
straat N 213), de Korenbloem1 (Ver-
verijstraal N 129) en de (zeer verwaar
loosde) w i jt t e lelie (Korte Geere K
3391. Gebruiksvoorwerpen zijn de g o n-
den po t (achtergevel van Dam F 95) en
de groene beurs (Langen Delft B
14ö)2) en het gouden schild (Korten
Delft G 27). Bekend is een iedjer de r oo-i
de toren van 1622, dje zijn tegenhan
ger vindt in dien steen In Roosen-
b u r c h, thansop hét raadhuis, ver-
moedel'ijk afkomstig uit het huis van dien j
naam in de Brakstraat 0 267. In liooger
sferen geraken wij met den witten
engel in de Beilinkstraat G 192, en met
de fortune, voorgesteld dooi' een naakt
vrouwenbeeldje met sluier, aanwezig in
den gevel van Gravenstraat I 280. Bij dit
gezelschap kan worden gevoegd een
sch.alksche in den B aghus op de oud
heidkamer, wiens herkomst echter onbe
kend is, hetgeen niet te verwonderen is
Lij de talrijkheid der heilige huisjes, die
oudtijds onze stad, waar zeelieden vaak
kwamen passagieren, heeft gekend!
Verhand met de bestemming houden
de sleenen, dje het Huys van lee
ning he (St, Janstraat H 204) en het
kantoor der Oost-Indische Compagnie
(Mfl>sbaai P 126—128) aanduiden; ook
Vive l'Arquebusse (D,am G 58) moet
in dil verband worden genoemd, daar
hier in de zestiende eeuw de doelen der
klcveniers of haakbusschutters was ge
vestigd, dje in het begin der zeventiende
eeuw buiten de Langevielepoort werd
overgebracht. (Thans het militair hospi
taal). Voor Vivela Busse op den Lan
gen Delft (IJ 8) echter is een dergelijk
verband niet vast te stellen. Geen ver
band met den naam houdt het schaap in
Sincelstraat N 203; evenmin de St. Jo
ris op de Markt, die vermoedelijk uit
een ander huis afkomstig is, en die zak
kendrager op de Vfasmarkt L 28, die eens
in liet huisje van het zakkendr.agersgilde
op ae Kaai te Veere prijkte.
Van geheel anderen aard zijn de gevel
steenen, met spreuk of opschrift versierd,
waarvan een zestal onze opmerkzaamheid
gaat."
„Dat moet ze zelf maar weten."
Ik was blijven stilstaan, hij liep juist
sneller. Ik moest hollen om liem weer
in te halen, en zei, plotseling in vuur
voor een opkomende gedachte, die mij
goed toescheen:
„Fabien! Als jij dien stumperd eens
Icnderzodhtals jij hem raad' gaf
Zonder antwoord te geven, liep hij'
!met snellen pas door. Ik vroeg het hem
.'nog eens, dringender, en ik had het ge
voel, dat mijn smeekbede voor hem zelf
was en niet voor dien vreemdeling.
„Hij lijdt zooveel pijinf.Als je nu p-ro-
beeren wilde hem wat verzachting te ge-
gen medelijden te hebbenDie ai-
me menschen zouden naar je luisteren,
daar ben ik zeker vanEn je hebt im
mers niets te doen, je zoiudt morgen te
rug kunnen komen om Ie zien, of het
hem beter gaat."
Maar toen ik hem bij den arm nam
om' hem tegen te houdep en hem naar
die arme stakkerds te laten gaan, maak
te hij zich met een ruk los. En schou
derophalend zei hij op smalenden toon
met een minachtend vertrokken mond:
„O, dus ik ben alleen nog maar goed
genoeg voor de landloopers langs den
weg te verzorgen en de honden, die in
de greppels liggen te sterven! Geen
andere clientèle zou natuurlijk vertmur
trekken. Daar is vooreerst in de Schuit-
vlotstraat N 208 de steen hoog in den ge
vel. waarop men na lang turen leest:
Die bij de wege timmert, dje heeft veel
berecht.
Ick pry.se hem, die siet en niet ver
stande segt.
In de oude veste3) ben ick gefondeert.
Ra(r)st ick of schuer ick, niemanl en
deert.
Gaet wel of qnalick, ick sal tvruecht
of lijden,
tSij u verhaelt, in God verblijden.
15 Niet tonder God 92.
Eenzelfde vrome stemming vind,en we
op een thans verdwenen steen, in Lazariji-
slraal O 33:
Syt neerstich int opbouwen.
Als giiy ter neder leyt, blijft dan
vertrouwen.
1661.
En op een lintvormigen steen Ach
tergracht M 70 klinkt het hoopvol:
In-lange-geen-ende.
Bekender, want gemakkelijker van de
straat te lezen, zijn de beidje elkaar aan
vullende steenen op Spuiburg F 82 en
82a, met de wijze vermaning:
In tegenspoed komt geduld te baiat.
en:
In den meesten-voorspoed,- he-hoeftmen
den-besten riaet.
Anno 1794.
Huichelachtig daarentegen zijn de op
schriften ter weerszijden van de Munt-
poort! Mag de juistheid v!an de spreuk op
de linker cartoucheNervus belli pe-
cunia4) misschien niemjandaanstoot ge
ven, die ter rechterzijd/eAuro inser-
v i r e n e p li a s 8) doet eigenaardig aan
bij den ingang van 'n inrichting, die op
de vervaardiging' van het slijk .der aarde
zich toelegde!
Opschriften, doch vian anderen aard,
vinden wij -ook op gedenksteenen, als die
op de voormalige Noordidampoórt (thans
in de .oudheidkamer), die aan de opening
van de haven in 1532 herinnerde:
XVc XXXII in April den iachtslen diach,
dal men den nieu haven heghinnensach.
Op Sinte Bertelmeusdach XXXV
daeraen,
wiert de voors.liavene open ghedaen.
De steen zelf werd, blijkens die stads
rekeningen, in 1538 geleverd.
Verder de inscriptie, eveneens op het
raadhuis, ter gelegenheid; van de stichting
der armschool in 1561:
Anno vijftienhondert een en 't ses-
tich claer,
Jacob Heyndrycx vran Grypskerke lof-
baer
met Janneken Heyndricx, syrt huys-
vrou, tendeerde
dees school om d'aerme kyriders1 te
leeren, waer
drye jaer om niet lesen schryven een
paer.
Volcht dit. naer, ghy ryck gheesti-
meerde.
Ten slotte de gedenksteen van de stich
ting van het pakhuis der voormalige
Comtaercie Compagnie in de Nieuwe-
poortslraat, waarvoor de eerste steen
werd gelegd, door J. W. Schorer in 1738.
In de achttiende eeuw kwam naast de
gevelsteen een andere manier op om het
huis van andere te onderscheiden, nl.
de uitbeelding van den naam in de kroon
lijst. Naast de vermelding daarvan in let
ters, b.v. den berg Etna, de Naort-
z e e, enz., komen hiervan nog een elf
tal voorbeelden voor. Het dierenrijk levert
hierbij een beer (W.al A 5), een hennetje
(Gortstraat K 33), een haan (Houlkaai H
112) en een vampyr (Nieuwe Haven I
103); het plantenrijk een appel (Langen
i 4?
Siseht HoliaiiöscLe verpakking
en gebraikaaanwjjsing
v-V
(Jn^ez. Med.)
Delfl B 151) en een pijnappel (Londen-
s'che Kaai II 54). Verder nog een hamer:
(Korte Breestraat O 174), een ster (Korte
Delft F 24) een ploeg (Langeviele K 214).
In Gravenstraat I 287 ziet men een vrou
wenfiguur, de Hoop, pendbnt vian boven
genoemde gevelsteen de Fortunuj. Ten
slotte dp Houitkaai H 120 het (rinse) wijn
vat van 1784, niet oneigenaardig in een
stad, die wel niet aan den Rijnschen,
maar dan toch aan dien wijnhandel een
belangrijk deel van haar vroegeren bloei
dankt. W. S. UNGER.
v) Ten deele ligt d|e oorzaak hiervan
in de gebreken die het boekje van den
heer M. Fokker aankleven, ten deele
in verkeerd gebruik vau dit werk.
2) Op de Groenmarkt B 29 een kruik,
maar hel huis heet Hof van Holland.
3) In dien tijd nl. was de stad in die
buurt juist uitgelegd en dientengevolge
deze zijde der SchuitvLotstraat „de oude
veste".
Het geld is de zenuw van den oorlog.
5, Slaaf van het goud te zijn is zondig.
wen in mij kunnen hebbenDat be- i
i doel je, hè?... .dat wou je me laten
voelen? Dank je wel....
j „Maar Fabien
I „Laat me met rust."
j En wij vervolgden in stilzwijgen onze
i sombere wandeling. Nu "kwamen we aan
de brug van Saint Bénézet, de oude
brug waarvan dat bekende liedje vertelt.
Drie bogen werden langen tijd geleden
door de Rhone weggeslagen. Daar, waar
de stroom hel sterkst is, breekt de
brug af en strekt zieh hopeloos uit,
zonder den anderen oever te kunnen
bereiken.
Maar bp Nhet midden staat nog "een.
kleine kapel' en daar wij besluiteloos
waren blijven stilstaan, en evenmin den
moed hadden door te loopen om naar
huis te gaan, stelde ik Fabien voor de
kapel te gaan zien.
„Zooals je wilt," -zei hij onverschillig
Wij gingen dus binhen bij den bewaker.
Het kamertje waarin hij woonde, uitge
bouwd in den muur, rook naar uien,
j naar oud leer en naar rook van hout
i De oude man zat voor zijn werktafel
i oude schoenen te lappen. Met korte,
kleine slaagjes hamerde hij, met regel
matige, onverschillige bewegingen. Hij
was er blijkbaar niet op gesteld zich te
vermoeien, want zonder Zijn werk te
staken of zelfs maar op- te staan, wees
O». DE ZILVEREN SCHATTEN
DER ZEE.
I.
(Inleiding).
(Nadruk verboden.)
Egmond aan Zee, het badplaatsje met
zijn des zomers druk bezochte pensions
en hotels, heeft een ruwe kern van nau
we straatjes met kleine, armoedige huis
jes, waarin een moeilijke strijd om het
bestaan wordt gestreden.
Uit de woninkjes waren op een war
men Zondag-mid(dag eenige oude man
nen en vrouwen tesamen gekomen. Zij
waren over het duin geklommen en, af
gezonderd van de badgasten en dagjes-
menschen, hadden zij in een hoekje aan
de strandzijde een windstii plekje ge
zocht.
Daar voegden zich eenige jonge vrou
wen en vele kinderen bij hen en met doe
ken, met schorten en mutsen werd er mi
nutenlang gezwaaid naar'n voorbij varend
zwart scheepje totdat ook vandaar een
levenssein kwam en 't machtige geluid van
een misthoorn den bijeengeloopen Eg-
monders een expresselijken groet bracht.
Een op de golven flansend vletje haalde
twee mannen Van het scheepje en terwijl
dit met volle - kracht voortsto.omd,e, na
derde het vletje de kust en werden even
later een tweetal zon-gebruinde, bepakte
en beladen visschers met vroolijke uit
roepen en stevige handdrukken aan het
strand verwelkomd.
Toen zette de heele stoet Egmonders
zich weer over het duin in l eweging om
de van zee teruggekeerden in eigen kring
van bun reis te hooren verleilen.
Een lichtelijk aangeschoten schipper,
hij' ons een sleutel, die aan den muur
iiing, en toen een deur achter in het
kamertje.
„U gaat de trap maar op, die is
sterk. Pas op, dat u niet valt als u er
weer afgaat. En dan moei u boven oppas
sen, dat u niet verder gaat dan de af
sluiting achter de kapel. Er zijn er wel
eens, die verder willen, maar ik zou 't u
niet raden, want de boel is daar niet
stevig en 't is gevaarlijk."
De trap, lusschen de muren, Waarop
als fluweel mosplantjes met heel kleine
bloempjes groeiden, Was inderdaad
nauw en steil, maar R waren slechts
weinig treden en ('aar boven lag de oude
brug in hel volle licht van de avondzon.
Geen andere bezoekers dien dag. Wij wa
ren de eenigen. Op de groote steenen,
waar volgens de legende de mooi ge-
kleede dames en heeren dansten, slof
ten Fabien's slepende voetstappen. Hq
ging naar de balustrade en leunde er
over. Ik stond naast hem. De gloeien
de kleuren van de ondergaande zon
verfden de Rhone rood. Links van ons
Lag Viileneuve, in goudglans, en ".'acht
te tot de sombere, schaduw, die van
diep uit de dialen kwam, hpar zou grij
pen. Ileel ver Hagen de roodachtige hul
zen van Chateauneuf-des-Papes, tus(-
schen hel donkere groen verspreid als
een hjandvol gepelde maïs. En van den