FEUILLETON,
Hofberg
Petraf
Blttthner
mij alleen*
S03
^ate^dag 24 Bee®inbei* 1921,
164* Jaargang
Dg instrumenten met reputatie,
F* A, S. J DEKKER.
GOES - UTRECHT.
MIDDELBURG
COURANT.
©it attmmer bestaat mt TWEE bladen.
EERSTE BLiD
Ut) stekte ?aa
ffl^fnhëe? Wereld.
Wellicht herinnert ge u nog de het
fierst verhaal dat we verleden jaar deden
vaa Mijnheer Wereld, die al zyn kwalen:
valuta-zwakte, bloedvergiftiging met oor-
logsngd, anti-werk rheumatiek, geheel
vergat toen hij in een neer&Lachtige
stemming op Kerstnacht naar buiten,
het veld in was geloopen, en daar had
bijgewoond hoe, nuehter en koud, maar
vast en alles omvattend het morgenlicht
vanzelf was verschenen en gegroeid,
minder mooi, maar meer vertrouwenwek
kend dan het sprookjes-spel dat te voren
de maan met de wolken had gespeeld.
Helaas, zijn goed vertrouwen is niet
beantwoord. Zijn valuta-kwaal is nog
véél erger geworden, de bloedvergiftiging
is ook nog niet weg en die anti-werk-
rheumatiek is wel veel verbeterd, maar
die beterschap helpt hem niet, want nu
heeft hij hoe langer hoe minder werk.
In zijn gezin is 'took niet goed; zijn
zoon, de smid, rookt pijpjes, want zijn
personeel staaktzijn tweede zoon, de
koopman is bleek van de zorgen, en
wordt wee als hij denkt aan 't opmaken
van zijn balanszijn derde zoon, de
boer, moppert erger dan ooit, want aa
al de rijke jaren, moet hij het nu_ met
veel minder stellen. Zijn vjjfde zoon, de
officier, die verleden jaar met ernstige
«orlogstyphus te bed lag, is nu weer
overeind, en wordt iederen dag weer
meer eisehend, omdat hij heeft gemerkt
dat ze toch niet buiten hem kunnen.
En zijn dochter Truus gaat »in baltoilet
't leven door", en schjjnt zich van de
zorgen hoe langer hoe minder aan te
trekken, en alleen aan steps te denken.
't Is een huishouden in de misère. De
inkomsten uit de zaken zijn beroerd; de
inkomsten uit de effecten nog beroerder.
Al zijn zoons hebben zich stroppen ge
haald met speculatie in marken, en de
stommerds koopen er thans telkens weer.
En omdat hij ze telkens daarover onder
handen neemt, durft hij ze niet eens te
vertellen dat hij zelf nog een oud postje
in kronen heeft loopen.
Maar met dat al loopt 't met zgn
financiën spaak. Hij heeft veel personeel,
meer dan vroeger, omdat ze korter wer
ken. Eerdaags kan hij ze niet meer be
talen. Er zijn er al ontslagen.
Als hij aan de mooie stemming denkt,
waarin hij van die nachtswandeling ver
leden jaar thuis kwam, dan wordt hij
korzelig. Zijn zoons hebben hem al spot
tend gevraagd of hij ter eere van het
Kerstfeest weer naar de maan ging kjj-
ken. 't Is me nog al een mooie tijd om
aan een Kerstfeest te denken I Een feest!
Je zoudt er een rouwplechtigheid van
maken, als je er geld voor had.
Hij begrijpt nu eerst goed, wat de
verwaande economen bedoelden die hem
al eenige jaren geleden voorhielden, dat
hg bezuinigen moest Toen vroeg hij j
telkens: bezuinigen? waarop dan toch?:
Nu beseft hij dat hij zijn heele levens-1
wijze moet veranderen. Maar het moei- j
ljjke is, dat zgn kinderen dat nog hee-
lemaal niet beseffen (behalve de koopman
die dag in dag uit de beuvsnoteeringen
bestudeert). En je huishouden moet toch
doorgaan, al kost je dat ook een hei-
densche hoop geld.
Gisteren zei z'n vrouw
Ik heb maar wat meer brood door
't gehakt gedraaid. Want die slagers
rekening loopt zóo op.
Ga je gang bromde hij. Dat kleine
beetje zal anders den boel niet redden.
Ja, maar ik heb ook al de werk
vrouw een keer minder genomen, en
Truus wat mee laten helpen.
Hij keek op.
Dat is ten minste ietB beter, zei
hjj minder norsch. En kan ze dat
Och ja, zie je, zoo heel vlug gaat
het nog niet. Maar ze heeft ook altijd
zooveel aan studie-werk moeten doen.
Jawel, ze heeft haar hoofd vol
gehad met pretjes en partijtjesDaar
komt van 't jaar niks meer van Ver
sta je
Toe, sla nou niet zoo door, Ze zal
ook wel begrijpen, dat 't minder moet
worden. En jij ziet de dingen veel te
somber in. We zijn immers allen nog
bij elkaar. Is dat dan heelemaal niets
waard
Nouenöf! Zooveel per jaar en per
stuk
Hè wat ben je weer kribbig. Maar
zal ik je non eens wat zeggen Ik be
weer dat het zoo erg niet kan worden
als jnllie beweren. Zoolang er nog zoo
veel menschen op de aarde wonen en
leven, kan ik niet gelooven dat alles voor
goed aan den grond zit.
Daar hebben jullie vrouwen geen
verstand van.
Best mogelijk Maar, als je een
heele wereld vol menschen hebt, die
vroeger, vóór den oorlog, van elkaar
leefden, dan zie ik niet in waarom dat
nu niet meer kan. Ik wil best aannemen,
dat het nu voor 't oogenblik wat lastig
gaat, door die marken en kronen en
weet ik veel. Daar heb ik geen verstand
van. Maar dat 't zoo zou blijven,
neen, dat wil er bij mij niet in. 't Is
altijd weer terecht gekomen.
Mensch, ze moesten jou leerares
in de economie maken
Ja, spot maar. Jullie mannen met
al je geleerdheid hebt het ook niet altijd
bij 't goede eind. Je hebt in de laatste
jaren vaak genoeg mis geredeneerd. En
nou de boel een oogenblik vast loopt,
maken jullie in eens een drukte of't nu
voor goed mis is.
Nee, dat zèg ik ook niet. Maar
ik zie niet, op wat voor manier er een
eind aan dc misère zal komen.
Maar je hebt ook niet vooruit ge
zien dat die akelige oorlog van jullie nen. Afgesproken. Morgenavond een ge-
zulke gevolgen zou hebben. Of jullie nou zellige Kerstavond, met een boetepot
niet zien hoe 't eind van de misère zalvoor iedereen die van misère spreekt,
komen, daarom komt dat eind toch wel. J Mevrouw Wereld kwam er glimlachend
En wie weet hoe gauw, op een heel ook bij staan.
andere manier dan jullie denken. Zoo hoor ik je liever dan zoo straks.
Vertel jij dan maar eens hoe! Voel je nu zelf wel dat de boel niet
Och, daar weet ik niks van. En zoo zwart is als jij denkt?
het doet er ook heel weinig toe of ik' Mijnheer Wereld maakte een afwe
er' iets van weet. Dat komt van zelf wel.rende beweging.
Mijnheer Wereld haalde zijn schoudersNeen, dat nou ook al weer niet.
op en was een oogenblik stil. Je wordt j Zwart is zwart. Maar Truus heeft gelijk,
als man -niet graag er aan herinnerd, Als je nou toch dat niet kunt ontgaan,
dat je het ook wel eens mis hebt gehad.dan is 't beter om het ten minste wat
Zeg, man, heb je vandaag je ere- i vroolijker tegemoet te gaan. Dan is 't
diet-pillen ai ingeuomen j misschien niet zoo zwart als 't er uit ziet.
Dié rommel helpt toch niks tegen
de valuta.
Zijn vrouw zei-niets, maar zette het
flescbje klaar, en een oogenblik later had
Mijnheer Wereld er zuchtend toch een
paar geslikt.
We zullen ons maar verbeelden
dat ze op den langen duur zullen helpen.
En in die stemming ging mijnheer
Wereld zijn Kerstfeest tegemoet.
SÜNST EN WETENSCHAPPEN,
Maandag, den Tweeden Kerstdag, van
half drie tot hialf vier, zal in de Niau-
Truus kwam juist binnen. Met goed- 3e ie r <*oor dea heer M. J
H IJ nhn7n o Tiro/i orwm/ oan xnr»n f n arfloin hol 11 li
hartigen spot ging ze naar haar vader
toe,
Zoo mopperkous, wat kijk je weer
zuur. Deugt er weer iets niet
Ja, jij trekt je nergens iets vanaan
Als ik net zoo deed als u en als
mijn broers, dan was dit heele huis één
ttt v[cto-x aaxv-'j. uoiov j-zreuaxl. i vauiuü)
potje ingemaakt zmu. \v ees lievei big ,jen geer Ed. Flipse uit Rotterdam (pia-
dat er ten minste nog iemand is, die L10) vóór de pauze zal voordragen
F. Robijns wederom een vrij toegankelijk1
orgelconcert gegeven worden.
Vrijdag a.is. geeft dje heer v. El-
saicker, aan velen uit deze omgéving
rceos welbekend^ in den Schouwburg al
hier een voordrachtavond waarin hij
met afwisseling van muzikale bijdra
gen van mej. Betsy Dhont, (viool) en
eens lacht.
Heb jij zooveel te lachen
„Beatrijs" van Boutens en na de pauze
het middeleeuwsche mysterie-spel „Ma-
- Och jawel. En u ook. Maar u denkt rieken van Nimtmeghen".
er niet om. Zal ik u eens wat vertellen T«en hij laatstgenoemd spel dezen
We gaan morgenavond met z'n allen ^omer te Domburg voordroeg, heeft Miek
een gezellig Kerstfeest vieren, en ieder j jfnsenm ons blad daarvan m zeer waar-
i p ideerende woorden verslag gegeven,
die maar even rept van malaise of zoo We wülen daar edltelT n^g toe.
iets, die betaalt een kwartje in een pot, i voegen, dat een dergelijke voordracht te
dien ik zal houden. En daaruit krijg ik Rotterdam tot even gpoote waar'deering
dan een mooi broche voor Nieuwjaar, leidde in de daar verschijnende bladen,
j omdat ik zoo'n lieve meid ben, en zoo j „Dank zij de voordracht" zoo schreef
vaak verveeld word door jullie zaken- jo. 0» de N. R. Crt, heeft „het vreemde"
gezeurVftn de ^al z°0' weinig1 aan het begrip
Mijnheer wereld moest toch weergeschaad, 'dat de belangstelling niet ver-
r :Qirnr/lo ön Co l'xrn ic. uinn hnn Hirtlnhlon -r oir.
lachen.
Zie je wel, riep Truus, de brom
pot krijgt toch weer een glansje. Van
ftauwde en salvo's van handgeklap zoo
wel bij een pauze hls aan het einde den
voordrager hebben gedankt en beloond."
De heer Blok roemde in het Dagblad
pure sjagrijnigheid zoudt u hoe langer de weloverwogen levendige idieclamlalie en
I hoe erger ziek worden, 't Is maar goed dc zuivere aanvoeling van de psyche der
'dat ik er ben. Gelooft u niet in de toe- dit mysterie-spel, die hij
i tl -i w i voortref lelijk m toon, met een lichte
j komst? Ik wel. Wy meisjes hebben op aandllicIingJin teekeneAde actie, wist op
school net zoo goed geschiedenis gehad )roepen
als u en daar hebben wij altijd geleerd,
dat er na groote oorlogen eerst een tijd
i van inzinking komt, en dan weer een j p e geografische ge-
opleving. j steldheid van Zeeland
Drommels! Wat een wijsheid van; in 1300.
'zoo'n klein ding! Jij redeneert al net' In het door een Gomtmissie verzorgde
als je moeder i gr0i°te werk der Geschiedkundige Atlas
Truus stak' hoogmoedig haar neus in Nederland, uitgegeven hjj Martin us
j j Nijhoff, s-Gravenhage, is van de beschnj-
e 110 ving van Holland, Zeeland en West-Fries-
Dat komt omdat wg vrouwen bg land in 1300) lH3werkt <Ioor dr A A
intuïtie dingen voelen aankomen, die de Beekmian, als derde deel verschenen een)
mannen met hun verstand niet kunnen beschrijving van Zeeland,
zien. Geen provincie waar het vaststelllen
Pa Wereld lachte smakelijk. van den geoginafischen toestand in vroe-
t-, i i -ï -i ger eeuwen zoo Moeilijk was als Zee-
-Daar heb ik niks van terug! nep Onophoudelijk zijn hier landen ver-
hy. Prachtig. Ik verklaar me o vei won- dwenen en landen verschenen. Dit boek
m
door ANDRÉ GORTHIS.
Geautoriseerde vertaling ran W. E. P.
23).
En ik vroeg nog eens:
„Geloof je, Guichfude,geloof je 't
heusch,?"
Zij had al spijt over hgar woorden en
begon nu te antwoorden:
„Ik weet nietMaar nu vroeg ik
het haar niet meer, ik greep haar hand,
omdat ik door de ramen heen, drie vrou
wen zag, die bleven stilstaan. Ik dacht,
dat ze naar ons huis keken. Ik was bang
voor hun blikken, ik was bang ook, om-
Idtat ik mij te veel in Fabien's nabijheid
voéljde.
„Laten we weggaan I"
„Waarheen dam?"
„Kom mee!"
Ik trok haar mee. Fabien kon ieder
oogenblik Mijn kamer binnenkomen en
daarheen wilde ik dus in geen geval. We
gingen de tweede verdieping* op. Aan
hel eind van den ouden zolder was
een soort kamertje, eigenlijk niet meer
Idan een beschol van planken, bedekt mei
een gemeen behangjselpapiertje, waar wjj
enkele meubels van moeder hadden op
geborgen, die Fabien geen plaats in zijn
huis had waardig gekeurd. Er zat eea
-oude grendel op de deur, die zoowat
igeheel uit elkaar hing. Toch kou ik het
Men gelieve onzen Catalogus êe vragen
(Ingez. Med.)
bewijst dat ook nog eens; en nog duide
lijker dan het boek: de zeer mooi uit
gevoerde, gekleurde kaart, weergevend
den toestand van 1300.
Als men die kaart legt naast een van
den huidigen toestand, gaat men van zelf
bestudeeren, hoe ontzaglijk de verande
ringen zijn in den loop der laatste zes
eeuwen ontstaan. Dan krijgt men pas een
inzicht in geschiedenis-gebeurtenissen,
die uit een kajart van nu niet te verkla
ren zijn.
Maar naast die kaart is 'dan toch een
toelichting noiodig vjan de Motieven waar
op zij berust; en die toelichting vindt
men in het boek van dr. Beekmian.
Een algemeene beschouwing over den
geografisch en toestand van Zeeland in
't {begin der 14e eeuw leidt het werk
in. De Schelde liep toen van Antwer
pen Noordelijk tot Bergen op Zoom en
stroomde dan Westwaarts in het gebied
der tegenwoordige Ooster Schelde, maar
ten Zuiden van Tholen véél smaller dan
nu 't geval is. Waar wij nu de Wester
Schelde vinden, heerschlen toen ook de
wateren. Er is daar betrekkelijk wei
nig land verloren .gegaan. Maar het was
in 't algemeen een ondiepe watervlakte.
Daarentegen is wel veel veranderd aali
den mond, de Wielingen (nagr de schrij
ver betoogt ten onrechte ook met den
naam Heidenzee aangeduid).
De Zuidelijke grens ran Zeeland was
loen te vinden hij het land van Kadzand,
dus aan den Vlaamschen Wal, waaruit
o. a. volgde dat de Honte-Wielinge g|e-
heel tot het gebied van Zeeland be
hoorde.
Tevens wordt in deze inleiding een
algemeen inzicht gegeven in de geo
logische gesteldheid van Zeeland, en de
ocnv.ak n van de veranderingen.
i.n dan worden ach iereen volgens in
ouderdeelen 'behandeld:
Zeeland Beweslerschelde.
Het betrekkelijk weinig veranderde
Walcheren; het inderdaad zeer sterk ver
anderde Z.-Beveland, vooral beoosten Ier-
seke (dat we op de kaart terugvinden) met
den veel Hollandscher naam Jeersike),
en tusschen Honte en Hinkele (een geul
ten Noorden van Wiaarde, RieLamt en Bat).
Verder het nog geheel afzonderlijke
eiland Borselle, waar O. en Wi. Baeriant
aan vast zat.
Noord-Beveland, diat voornamelijk be
stond uit twee deelenBeoosten en Be
westen Wiijtfliet; en ten Noorden daar-
ding open schuiven.
De onweerachtige atmosfeer was nog
drukkender, de nevels nog zwaarder en
witter dan den vorigen dag; door het
zolderraampje, waarin geen ruit zat en
waarvan het zonneblind hing aan zijn
verroeste scliarnieren, kwam een benau
wende warmte het kamertje binnen.
Guicharde ging zitten op het stoeltje,
waarop moeder altijd gezeten had, boen
zij van ooim Garny boekhouden leerde, en
ik op een kist, waarin haar zwarte ja
ponnen en haar Laatste hoed opgebor
gen waren. Wij spraken niet meer en he
neden ons bewoog ook niets in het zwij
gende huis.
Tegen twaalf uur, toen de markt af-
geloopen was, verspreidden geluiden, die
hoven de hoornen uil tol ons door
drongen, zich langs alle wegen liet
land in.
PU.tseliag klonk, juist beneden ons,
het gejaagde gesnor van een motor in
die stilte. Ik hoorde hel groole sllot
van onze gkrages knarsen. De toeter
weerklonk bij den hoek van de straat
„Hij gaat weg", zei ik tot Guicharde.
„O I laat hij maar weggaan
En we ademden vrijer niettegenstaan
de het onweer al boven ons dreigde.
Toch duurde het nog twee uiur alvorens
het losbarstte. Toen ik zag, dat de lucht
donkerder werd, mompelde ik een paar
maal:
„'1 Wordt al nacht!".
„Wel neen", zei Guicharde, het is pas
drie uurhet is nog maar vier uur."
Eindelijk verlichtte de eerste bliksem
straal ons dakvenster en de daken te-
I
genover ons en den geheelen horizon.
De hemel scheen in vlam te staan en
alles daverde en dreunde van den
donder. De' eerste groole druppels be
gonnen te vallen, sneller en sneller,
totdat ze kletterden op de dakpannen'
boven ons.
Ik houd niel van onweer; als er on
weer komt, kan ik het alleen maar ver
dragen, wanneer ik in de benedenka
mers van het huis ben en ik vraag min
stens zes maal aan Adelaide of alle ra
men wel goed gesloten zijn. Maar dien
onzaügen dag kon ja een angst voior dingen
van builen mij doen beven; ik hoorde
een tumult, dat heviger was dan dat van
de wolken, ik werd verblind door een
licht, vreeselijker dan dat van den blik
sem1.
„Ben je bangi?".vroeg Guicharde,
verwonderd over mijn kalmte. „Wil je
naar b en ed en gaan f
„Neen, neen... ik ben niet Dan»
we zitten hier goed." C
Maar daar hoorde ik, dat iemand pm
beerde onze deur open te boen en toen
dit niel lukte, werd er haastig geklopt.
Toen deed die geweldige angst, die mij
belette bang voor het onweer te zijn,
Mij hijgend opvliegen. Ik riep:
„Ga wegl Ga weg!"
„Maar je ben niet wijs", zei Guichar
de,„je bent niet wijs, het.is niet.l"
„Ik ben 't Adelaide" riep de jeug
dige stem van onze dienstbode. „Maar
dames, meent ti dat nu heusch, hier bo
ven te blijven in zulk weer1? En den hee-
len dag niets te eten?"
En toen Guicharde de deur had geo
pend, vervolgde zij:
„En waarvoor moét er nu zoo n druk
te gemaakt worden nou vraag ik u A
Mijnheer Frans Landargues is dood, en
wat dan nóg?.Zulke dingen gebeu
ren om zoo te zeggen dagelijks hij dokto
ren, dat beweerden ze bij den kruide
nier straks ook. ..Ze zeiden: 't is matuur-
lijk beroerd vo.or dfokter Gourdonel
lendig zelfs, ah u wiltmaar meer
niel
„Meer nietherhpalde Guicdhjarde
peinzend.
En de nuchterheid van die woorden
troostte haar al weer.
Ze heeft gelijk... Zij heeft mij werke
lijk getroost", zeide ze, terwijl wij de
trap afgingen, achter Adelaide aan.
Het was een heldendaad geweest
van dat meisje om daar onder het dak
te komen halen in zulk weer, en in
haar angst voor de donderslagen holde
ze nu de trap bij drie heden tegelijk af.
Zij had voor ons het een en ander
klaargezet imde keuken, die goed geslo
ten was. Ik natn alleen wat thee.
Maar Guicharde's eetlust kwam weer
terug.
De verstandige, eenigszins ruwe op
merkingen van Adelaide stelden haar
verder gerust en zij begon liet meer en
meer duidelijk te vinden, dat de
dood van Frans Landargues voor ieder
een een natuurlijk iets was, dat men
reeds lang had voorzien. We waren
eigenlijk dwaas geweest, dat we dat niet
dadelijk hadden ingezien; en nog geen
half uur later zei ze mij dat, heel zacht,
bijna glimlachend, zóó verlicht voelde
zij* zich.
Het onweer bedaarde. Tegen zeven
uur besloten wij de ramen open te zetten
en ik ging de l.euken uit. Toen schrikte
ik op bij het zien van Fabien in de ves
tibule. Hij was zeker juist thuis geko
men, want zijn kleeren en zijn gezicht
dropen van den regen. Hjj vroeg mij da
delijk
„Wie is er vandaag geweest?"
„Welniemand".
Dadelijk ging hij naar onze slaapka
mer, waar ik niet heen wilde gaan. Gui
charde hield, mij dien nacht op haar
kamer. Zij' was zoo goed als gerustge
steld, en wilde Mij nu overtuigen dat we
geheel gerust konden é$jn; zij verzeker
de Mij telkens en telkens weer hoe
dwaas onze eerste angst geweest was
en .sliep eindelijk, uitgeput van moeheid,
in. Maar ik sloot de oogen pas, toen
het al licht werd en toen ik wakkei*
weid, was mijn zuster de kamer uit.
Ze kwam al gauw boven en haar op
gewekt uiterlijk viel mij dadelijk op: zjj
had met Fabien ontbeten, die niet in
zijn. humeur scheen, maar ze vond hem
per slot van rekening vrij kal'm, kalmer
dan hij gedurende vrij wat dagen ge
weest was. Natuurlijk had zij hem naar
niets gevraagd, en ze hadden alleen
gesproken ipver het ibnopd, dat dien mor
gen slecht gebakken was en over een
plank van het bufïet, waaraan de muizen
des nachts hadden geklaagd.
(Wordt vervolgd.)