MIDDELBURG™ C0ERA1T
136* Jaargang.
Vrijdag
15 Augustus.
De toestand van onrnst
in Oost-Indië.
SEUILLETON.
Erfelijk belast-
BINNENLAND.
r. 492
1918
D«» ooBrut varBohijnt Aagalgkf, net aitioalariag tu Som- Vaaitf agaa.
fr^a par kwart*»!, aooval roor Midlalbmrg ala voor mil» plutiaa im Nadarlmmi framoa pp. f 1
Aiaomlerlijka nammara koitai 5 eomt.
AAvartaatiÖ» bij abommomeat op voordeaüga voorwmarlam.
Proapaotmaao* danrvam zij a aam hat bmraam to bakomaa.
*/v»rta«liöa voar U»t Mxatvolp»**» aaaimar mioataa lea middag* vóór ééa aar
ana hot bmreaa bezorgd zijn.
AdvortsmtiSa k 20 eeat par ragaL By aboaaamoat vesl lagari GeboorU-, dood-
allo aadara familiaboricfctam aa Damkbatmigiagaa van 1—7 rogala 11.50alk» ragal atit
20 ceat Raalmai 40 eaat par ragaU Groota lattara maar da pla&ta, dia «ij immamaaa
Tot da plaataiag vaa advartamtiSa aa reolamaa, aiot afkomatig ait Zaal a ad, betraffaadt
Hamdel, Nijverheid em Galdwwxam, ia gerechtigd hat Alfeaeei Advartamtla<Birell
A. DE LA HAR Ai., 2V.E. TMibir^wal 988, Aaaterdm.
samen
mhettf
(De schrijver, van wiens hand wij in
de verkiezingsdagen een artikel over de
Indische toestanden mochten ontvangen,
zond ons (eenige weken geleden, doch om
bijzondere redenen eerst heden geplaatst)
eene nadere beschouwing over hetgeen
er z. i. in Indië gebeuren moet
De teerling is geworpen. Nederland
is voorshands verlost van de tweedracht-
zaaiende, onwaarachtige coalitie en daar
mede ook van een tweede rangs Dewinds-
man als Minister van Koloniën en een
verklaarden calvinistischen Indischen on
derkoning.
Dat dit tijd werd, hoog tijd, leerden
ons de Indische mails der laatste maan
den maar al te duidelijk en wij zijn
zelfs zoo optimistisch, om de zege der
linksche partijen ook voor een zij 't
minimaal deel daaraan toe schrijven.
Zonder twijfel gaat een grooter deel van
het Nederlandsche volk inzien, dat ons
omvangrijke gebied in Azië zich op on
miskenbare wijze gaat roeren, zoodanig
zelfs, dat de ernst dier beweging ons
niet ten onrechte met somberheid moet
vervullen.
Wie nu echter zou meenen, dat het öm
ziju van de He Kamer der Slatcn-Generaal
alleen reeds verbetering in dien dreigen
den en onzekeren toestand zal brengen,
hij bedriegt zich uitermate.
Wel lijdt het geen twijfel, of een
voortgezet rechtsch bestuur over Indië
had binnen weinige jaren tot een cata
strophe geleid. (Wij verwijzen den be
langstellenden lezer hier voor naar de
hoofdartikelen in de Middelb. Curant van
30 en 31 Mei jl.) Doch een vrijzinnige
Koloniale Regeering komt thans voor
een zoo deplorabele erfenis te staan,
dat slechts een vaste wil om aan Indië,
meer speciaal aan Java, recht te
doen, een wil die zich in spoedige en
sprekende daden uit, in staat schijnt om
het Nederlandsche gezag, Nederlandsche
belangenen ook Indië zelfvan
een dreigenden ondergang te redden.
Men vermoorde nu dergelijke uitdruk
kingen niet langer met den dooddoener:
„Multatuliaansch Geschrijf."
De tijd van theoretiseeren is voorbij;
het Nederlandsche volk „im Groszen
imd Ganzen" is zoodanig onkundig op In
disch gebied, dat het zich maar al te
gemakkelijk door gehuicheld bezadigde
phrasen laat in slaap wiegen.
En anderzijds openbaart zich een on
verstandig streven in Nederland om de
ook hier thans gepropageerde Indische
ontevredenheid te reciproceeren met
minstens evengroote geprikkeldheid, wel
ke onmogelijk tot een noodzakelijk en
spoedig vergelijk op bevredigende wijze
zal kunnen leiden. Persoonlijkheden aan
het adres van den Leider der niet
doode Indische Partij, den heer Dou-
wes Dekker (willen klimmen over dc rug-
gen der Indiërs tot een onbereikbare po
sitie, souverein van hel Javaansche volk
e. d.) om slechts dit voorbeeld le ne
men, kunnen thans nog slechts als olie
in het vuur werken.
Wel verre van in alle opzichten over-1
een te stemmen met de persuitingen van
genoemden leider, zoo willen wij toch,
als ons niet onbevoegd tot oordee-
len achtend, al aanstonds als onze
meening kenbaar maken, dat Indië geens
zins bestuurd werd en wordt, zooals het
moest zijn. En nu mogen wij al een
te geprononceerd rechtsch bewind over
Indië, als fataal voor ons gezag, ten eenen-
male verwerpen, dat wij daarmede zou
den willen toegeven, dat het Indische
volk aan de vrijzinnigen wèl veel dank
baarheid' verschuldigd is, komt niet in
ons op.
Een sympathiek stuk in „het Vader
land" van den oud-Resident Westenberg
erkende reeds, dat wij wel meer voor
Indië gingen doen maar niet ge
noeg.
„Das ist des Pudels kern", niet ge
noeg deden wij, m. a. w. wij verzaakten
onzen plicht.
Nu dienen wij bij het bepalen van de
mate der schuld die wij (het Neder
landsche Opperbestuur over de Koloniën)
aldus op ons hebben geladen, er op
te wijzen, dat wij faalden uit onwetend
heid.
Het Nederlandsche volk (het minimaal
aantal Indische specialiteiten in de Sta-
ten-Generaal, die bovendien nog hun In
dische kennis ondergeschikt maakten aan
partijbelangen, alleen reeds bevestigt dit)
was en is te weinig op de hoogte van de
groote belangen die wij in Indië hebben,
te weinig ook van de wijze waarop Indië
bestuurd wordt, te onverschillig in In
dische bestuursaangelegenheden dan dat
volk als zoodanig bewuste opzet
telijke schuld ten deze zou mogen wor
den verweten. Doch daarmede is dan
ook het zachtste vonnis geveld, want
onwetendheid na een 300-jarig bezit van
Indië, onverschilligheid in zulke enorme
belangen en plichten kunnnen bezwaarlijk
een excuus zijn.
Het spreekt vanzelf, dat een volk,
dat langen tijd sluimerde en thans eeni-
ger mate bewust gaat worden van zijn
nationale plichten en macht zijn over-
hecrscher van 3 eeuwen geen onkunde
omtrent zijn belangen kan vergeven.
Waar nu, zooals ons onlangs uit de dag
bladen bleek, verscheidene gepension-
neerde en actief dienende bestuursambte
naren met den heer Douwes Dekker over
eenkwamen alsnog te trachten het Neder
landsche volk meer van nabij in te lich
ten omtrent de toestanden in Indië, daar
dunkt ons, dat, wanneer die pogingen
zullen slagen, en daardoor, nadat het Ne
derlandsche volk de oogen als het dat
wil geopend zullen worden, zooals het
behoort, een dergelijke poging van dezen
leider der Indische Partij slechts kan
worden toegejuicht en dat het Neder
landsche volk in stede van op hem le
smalen, inderdaad voor een groote ver
dienste hem naar behooren dient te
eeren Wij hadden daarom gaarne ge-
wenscht, dat de heer D. D. (die ons, j
het zij hier gezegd, persoonlijk totaal
onbekend is? voorloopig niet naar Indië j
terug was gekeerd, doch juist tot dat
doel had kunnen besluiten nog langen
tijd in Holland te vertoeven.
Dat juist de Bestuurs-amblenaren zich
bij den heer Douwes Dekker aansloten,
kan geen verwondering baren. Zij toch
zijn het beste met de toestanden in Indië
vertrouwd en eigenaardig genoeg heeft
men juist steeds degenen, die hel over-
heersclite Indische volk het naaste ston-
den, hen die er volgens de oude bestuurs- j
opvattingen de natuurlijke beschermers
van moesten zijn, op onbegrijpelijke wijze
èn op het Plein te 's-Gravenhage, èn op
het onderkoninklijke paleis le Buiten-
'S3
Roman van
klara hofer.
De overste trad, voorkomend als altijd,
naderbij om hare Excellentie bij het uit
stappen le helpen. Hij tilde mevrouw
Stojcntiu wat meer uit het rijtuig dan
noodig was.
Antoinette mocht hem niet, zijn zie
kelijk geel, afgeleefd gezicht met den
zwart geverfden knevel was haar nooit
sympathiek geweest. En hoe was hij te
gen zijn vrouw!
Zij keek met neergeslagen oogen een
oogenblik naar de met ringen bedekte
hand, waarin de hare lag. De- kettingarm
band kwam glinsterend uit de mouw te
voorschijn. Hij was pas gisteren uil Ber
lijn teruggekomen, zijn nagels waren daar
behandeld door een beroemd manicure
uit de Friedrichstrasze. Zij waren zoo
kunstig gevijld en geglansd, dat zij als
fonkelend email in de huid lagen en een
bijna barbaarschen indruk maakten. On
willekeurig deden zij denken aan onbe
schaafde volken, Aziaten, wier nagels en
tanden met kleine schitterende edelge
steenten waren ingelegdeen verwijfd
wreed gebruik.
De commandant kuste haar pols op
een manier, die misschien in den ouden
tijd onweerstaanbaar was gevonden, ter
wijl hij de kanten van haar mouw wat
opschoof.
Zij keek hem verontwaardigd aan nam
haar japon bijeen en begroette zijn da
mes.
De hofmaarschalk trad naderbij en een
oogenblik later de burgemeester. De eer
ste hield zijn hooge hoed in de hand en
veegde met zijn zakdoek langs het voor
hoofd. „Wat ik vandaag in dienst der
weldadigheid transpireer, zal mij, hoop
ik, eens aangerekend worden, Excellen
tie."
De overste maakte mevrouw Von Zerbst
zorg, mitsgaders de Bataviasche Bureaux
genegligeerd. Niet de bestuursambtenaren
hebben vooral gedurende het laatste de
cennium een overwegenden invloed op
het Bestuur van onze Koloniën gehad,
doch een öureaucr'atische betweterij ge-
sanctionneerd door een Moederlandsche
onwetendheid hebben Indië bestuurd,
zooals het jiust niet moest zijn en vrijwel
lijnrecht tegen welgemeende en zaakkun
dige inzichten van het daartoe geroepen
corps. Is het wonder, dat het gedesillusi-
onneerde bestuurscorps, dat bovendien
ondanks herhaalde gemotiveerde en klem
mende verzoekschriften om lotsverbete
ring, zijn maatschappelijke positie zag
dalen, zelfs beneden het middelmatige
peil der andere Indische takken van
dienst, onverschillig werd en een willoos
werktuig in de handen der bureaucratie,
oogendienaars van een partijdige calvinis
tische politiek, alles ten nadeele van hel
bestuurde volk9
Is het wonder dat moedeloosheid, on
tevredenheid, bitterheid ten slotte zich
van dat Bestuurscorps meester maakten
en dat, het feit' is te constatee-
r e n, tegelijkertijd zich een geest van
ontevredenheid in de geheele Inlandsche
en Indo-Maatschappij vertoonde?
Thans een paar jaar geleden is van be
voegde zijde in het „Koloniaal Weekblad"
gewaarschuwd tegen het voortdurend af
wijzen van billijke verzoeken om lotsver
betering van het Bestuurscorps en werd
gereleveerd „dat dit corps als gepredesti
neerd scheen om zijn ontevredenheid
„over te planten op anderen in Indie
En reeds meer dan 5 jaren geleden
schreef zelfs de Javabode: „dat een toe
stand, zooals die bij het Binnenlandseh
„Bestuur heerschic, bij een particuliere
„Mij. gewis op een deficit zou uitloopen."
Nu is het vanzelfsprekend, dat het
Bestuurscorps hoog genoeg staat, om ook
ondanks desappreciatie een oproerige be
weging in Indië naar vermogen te helpen
onderdrukken.
Doch wij vragen in gemoede aan ieder
weldenkende of het niet te veel gevergd
is van een stoomketel om niet uit elkaar
te springen, wanneer men op dc veilig
heidskleppen (als hoedanig de Europee-
sche bestuursambtenaren lieelen te fun-
geeren in de Indische Staatsmachine)
gaat zitten
En nu is de ketel nog wel niet ge
sprongen, maar er loopen al harsten in
Op de laatste conferentie van Indische
industriêelen met den G G. Idenburg
sprak deze als zijn overtuiging uit, „dat
„de huidige strooming in de inlandsche
„maatschappij een zuiver oeconomische
„was en een gevolg van de algemeene op
leving der. Oostersche volken. Wapening
„van de Europeanen uit de gouvernc-
„mentsarsenalen achtte Z Ex. nog niet
„noodig"
Dat is een uitdrukkingswijze, zooals
zij van een door het Kamerlid Mar-
cliant zoo genoemden dweper, onder
wiens Regeering de algemeene onrust op
Java zich zoo spontaan openbaarde, ver
wacht kon worden; een tirade, welke,
ware het reclitsche bewind aangebleven,
door den kolonialen trechter de Waal
Malefijt als officieele waarheid op een
eventueele interpellatie ten antwoord zou
zijn gegeven, om het Nederlandsche volk
weer voor eenigen tijd in slaap te wiegen.
Tot zoolang op een goeden dag zou blij
ken, dat algemeene bewapening toch wel
noodig was, doch dan le laat zou komen
een compliment over haai* toilet, Zij had
weer liet bewuste met de chiffon-tunica
aan. Hij monsterde met welgevallen de
kleurige toiletten der jonge luitenants
vrouwen.
Hare Excellentie stelde voor naar het
terrein van haar werkzaamheid te gaan.
j Het was een met blauwen regen begroei
den kleinen tempel midden in een gras-
j veld gelegen. De lichte gestalten zweef
den als levende bloemen over het gras
Mevrouw^ Von Beust was geéchauf-
feerd Als alles maar goed van stapel
j liep. Zij deed als of alles van haar af
hing
I Maar all^s was in de beste orde de
reusachtige aarden kruiken met thee-
I extract, de spirituskokers, de kopjes met
blauwe randen uil de parldierberg, dc
lepeltjes, de drie dozijn presenteerbladen
Achter het tempeltje stond een tafel voor
j 't afwasschen.
Hare Excellentie bekeek alles door
haar lorgnet. Zij knikte de oppersten der
I dienstbare geesten, Sophie van den over
ste en de beroemde Justine, genadig toe.
Een nieuwe, wakkere Indische Re
geering is thans eerste eisch
De koloniale toestand op Java is van
dien aard geworden, dal zij het allereerst
om behandeling roept Zij is zelfs van
zoo groote algemeen-nationale beteekenis,
dat wij de nieuwe Regeering gaarne in
de eerste plaats het zwaartepunt harcr
bemoeiingssfeer daarheen zagen verleg
gen. Slaagt zij oin Indië wederom tot
rust te brengen en soliede grondslagen
te leggen voor ons voortgezet rustig ko
loniaal bezit, in plaats van de vermolmde
zuilen waarop het thans rust, dan alleen
reeds zal zij den dank der gansche na
tie ten volle waardig zijn De erkentelijk
heid en toegenegenheid ook van het wel
denkend Indisch volk.
Wel teekenend is het weer, dat geen
enkel toonaangevend blad bij de bespre
king der linksche toekomstige regeerplan-
nen en de ministerieele crisis die wij
doormaken, hierop nadruk legde Waar
kenners van Indië de toekomst donker
inzien, daar heerscht lichtvaardige on
verschilligheid en onbegrijpelijk stilzwij
gen bij het overgroote deel van het Ne
derlandsche publiek, zelfs bij de groote
pers,
Is het dan waar, dat Nederland zijn
schoone Koloniën niet waard is9 En zal
men eerst tot het besef der groote voor-
deelen, welke zij indirect afwerpen, van
de zware plichten die op ons rusten, be
wust worden, wanneer wij gene moeten
derven, en deze niet meer behoeven te
vervullen?
Ofschoon wij voor een goed deel (nl
daar waar het de gemotiveerde ontevre
denheid en oirbare middelen lot wegne
ming daarvan betreft) aan de zijde der In
diërs staan, is ons nationaliteitsgevoel
door een bijna 20 jarig verblijf onder de
Keerkringen nog niet dermate verstompt
dat wij niet gaarne het onze zouden wil
len bijdragen, niet om over een band
tusschen moederland en Koloniën mee
te zeuren, doch om de dreigende ver
wijdering tusschen deze beiden daad
werkelijk te helpen voorkomen. Om te
waarschuwen ook.
Men hoore daarom hen, die willen
inlichten omtrent den critieken toestand,
hen vooral, die aangewezen zijn om
daartoe mede te werken, men late tot
zijn recht komen de adviezen van hen,
die met de nooden en behoeften van hel
Indische volk het meest vertrouwd zijn,
enmen vermijde vooral geprikkeld
heid te toonen, tegenover hen, die inder
daad en met redenen geprikkeld zijn.
De rechterzijde heeft bij de verkiezin
gen niet nagelaten om als laatsten troef
zich Oranje als monopolie toe te eige
nen en tegenover links uit te spelen, en
de Kroon in den verkiezingsstrijd te men
gen, doch ook wij willen de Kroon, die
Haar aandeel in het Opperbestuur over
Onze Koloniën in Azië grondwettiglijk be
zit, thans met meer recht in deze zaak
betrekken en wagen het Haar den harl-
grondigen raad te geven
Zij vaardige oogenblikkelijk eene pro
clamatie tot het Indische volk uit, dat
christelijke propaganda in theorie noch
in practijk, van nu af in Indië een re-
geeringszaak meer zal zijn; dat de Mo-
hammedaansclie onderdanen haar even
na aan' 't harte liggen als Christenen en
heidenen en vooral dat reeds in de
naaste lijden tastbare bewijzen zullen
worden afgelegd van het bewustzijn van
het Nederlandsche volk, dat het naast
den krachtigen wil om zijn gezag in Indië
ongerept te handhaven, niettemin reke
ning zal houden met de oeconomische
en staatkundige verlangens der Indiërs
Daarom zij van af heden de leuze
Indië bovenaan op het program.
o
[Een enkele opmerking kunnen wij niet
achterwege laten De politieke toestanden
in ons land zijn nu eenmaal zoo, dat die
laatste wensch van den schrijver Indië
bovenaan op het program een illusie
is, aan welks vervulling we op 't oogen
blik niet kunnen gelooven Maar niets be
let toch alle zorg aan Indië te wijden,
ook al zijn er tegelijkertijd andere zaken
aan de orde Red.].
De Rijksmiddelen in 1913.
De opbrengst der rijksmiddelen (hooid-
som en opceDten) over de maand Juli
1913 bedroeg f 18.809.497.70',.
Het éón-twaalfde der raming over bet
gebeele jaar bedraagt f 15.570 066.58.
Wij laten hieronder volgen de inkomsten
over de eerste zeven maanden 1913, verge
leken met die over de eerste zeven maanden
1912.
Middelen.
Gronubelast. f
Personeel
Bedrjjfabel.
Vermotr bel.
Mjjnrechten
Invoerrecht, i
Formaatipg.
Suiker
Wjjn i
Gedistilleerd
Zout i
Bier en Azjjn
Geslacht i
Goud, zilver
Eseaailoon j
Zegelrechten i
Registrator
Hypotheokr
Domeinen
Poeterjjen i
Rijkste legr
Stasteloterjj
Jacht, viaachi
Loodsgelden
1913.
10 357 632 85J f
7 830 998.80
7 938.069 6'
3.856 703 77
5 504 62
9 959 329 84*
18116 10
15 396 064 07
806 468.82
16 394 603.84
1.043.136.10
919.156 50
3.260.896.00
294.270.37*
347.99
4 084 554.06
4 805 918 53*
518 570.13
8.926.420 59*
864.449.14
10132 95916
3 095 385
411 754 25*
128 318.99
2 089.558 28*
1912.
10.079 773.87*
7 534 437 91
6 114 636 44*
3 725.733 821
6478
8 898 027 36*
16 71817*
14 476 234 23*
8"7 403 16*
16 305.035 29
977 474.50
827 700 96
3 (55 983.29
303 922.50
414 95
3.592.064 89
4.620 888.67*
481 659 71*
8 251.211.53
723.204 46*
9 671 526 54*
2.925 595
410.416 54*
119.727.50
1 967 434 04*
Totaal 1 11313923694* f105887.29018*
Bij het bedrag der bedrijfsbelasting iB
inbegrepen hetgeen aan Ned.-Indië zal zijn
uit te keeren.
Onder het bedrag der posterijen zijn be
grepen de saldo's van buitenlandsche afre
keningen en de porten in afrekening.
VRIJZINNIGE ADRESBEWEGING.
Aan „Het Volk" wordt meegedeeld dat
onder leiding van mr J W. de Kanter,
A. J. K Koch en mr H. J Romeijn
onder de vrijzinnigen in den lande een
vertrouwelijke adresbeweging is op touw
gezet.
i In dat adres leest men o.a
t „Wij meenen, dat uit het feit, dat de
I socialisten de hun terecht voorgestelde
medewerking tot de vorming van een
ministerie a fwezen, voor de Concentratie
allerminst de noodzakelijkheid geboren
„Zorg maar goed voor alles, kinderen."
Justine, in haar Zondagschen japon
met wit boezelaar, nam met haar ge
wone vertrouwelijkheid de vriendin van
haar mevrouw ter zijde.
„Neen, maar uwe Excellentie, die An
na van mevrouw Stojentin, maar dat is
een voorbeeld!" Zij zette haar stevige
vuisten in de zij: „Wat een domoor! Ik
zei tegen haar
Mevrouw Von Beust wenkte afwerend
„Stil maar, Justientje. Want Justien-
tje kon vreeselijk worden.
De vrouw van den president der recht
bank kwam over dc weide aanruisckcn.
Zij trad op mevrouw Grossmannsdorf toe
„Hoe zullen wij het met de suiker en
den room inrichten? Wij moeten immers
twee partijen bedienen u en de dames
van de koffie... En zullen de dames hier
bestellingen afwachten of ze bij de tafels
aannemen?"
Het nietige vrouwje bond juist een
groote geldtasch om haar middel, zij zou
de kas houden.
„Mij dunkt, mevrouw, dat zij naar de
tafels moeten gaan, anders is het halve
publiek op de been
j Juist kwam de kapel van het regiment
op een schommelenden wagen, door vier
paarden getrokken, aanrijden De instru
menten blonken in de zon. De mannen
keken vergenoegd en him voertuig was
met groen versierd. Men had voor hen
onder de keurvorstenlinde, die Albrecht
Achilles bij een bezoek aan Trachenberg
geplant had, een tribune gemaakt.
Het werd vol in het park. Op vele
plaatsen bewogen zich de menschen al
in dichte groepen. Het liep tegen halfvier.
'klokslag vier uur zou het feest .beginnen,
i De oudere dames gaven de jonge meisjes
I zenuwachtig instructies „En niets terug-
geven, alles met beleefden dank behou-
den, natuurlijk bij de eenvoudige lui niet,
die zouden het verkeerd kunnen uitleg-
j gen En ieder met dezelfde vriendelijk
heid bedienen...
(Wordt vervolgd.)