TWEEDE BLAD I P. SLUIS. Séandbouütkromefi FEUILLETON, Erfelijk belast- RE1SSPR0KKELINGEN, Zaterdag 9 Aog. 1913, ao. 187. j VOGEL EN PLUIMVEEVOEDER* voed met insecten en rupsen en daar die kleinen een buiténgewonen eetlust heb ben, worden dagelijks honderden insecten gevangen om .een nest te voeden. Wij zou den haast zeggen, jammer dat er niet meer vinken zijn, want hun aantal is be trekkelijk gering, omdat zij in elkanders nabijheid niet aanbouwen, dewijl zoodra zich bij een tweede paar geneigdheid openbaarl in de nabijheid van een reeds gevestigd paar een nestje te bouwen dit aanleiding zo,u geven tot een strijd tus- schen de mannetjes, die zou voortduren tot de zwakste gedood was of naar elders verhuisde. Ofschoon de vink zich voor een groot deel met insecten voedt, versmaadt hij ook sommige zaden niet, vooral niet die, welke olieachtige stoffen bevatten. Om die zaden in het voorjaar meester te worden, trekt hij de pas ontkiemde VAM OSZÏM VASTSM MRDSWEB.Ï1SR. OVER VOGELS. II. Naast de spreeuw, die ondanks zijn goede eigenschappen bij vele eigenaars van tuinen een kwaden naam heeft, moe ten wij, alvorens wij over het vangen en dooden dier vogels onze meening uit spreken, nog op een paar andere boos doeners wijzen, die bij den tuinier op een kwaad blaadje staan, nl de mereï, den vink en niet te vergeten de musch. De merel, in eenige deelen van Zee land „merelaar" genoemd, is een zeer schuwe maar tevens zeer brutale vogel, die wel bij het minste geruisch, dat zij hoort, dadelijk op de vlucht gaat, maar den vroegen morgen gebruikt, wanneer gewoonlijk nog niemand bij de hand is, om in de tuinen hare ontdekkingstochten te doen en daarbij te kapen, wat zij lek ker vindt Zij woont het liefst in laag houtgewas, maar bouwt haar nest ook in heggen [en Jeiboomen op geringe hoogte boven den beganen grond en in het mid den van de bebouwde kom der gemeente, wanneer de gebouwen gescheiden wor den door eenigszins omvangrijke, hier en daar met houtgewas beplante tuinen. Wanneer in het voorjaar uwe doperw ten boven komen, kunt gij er op rekenen, wanneer er een merelpaar in de nabij heid van uw tuin genesteld is, dat gij iederen morgen eenige uitgetrokken plan ten op den grond ziet liggen; verheugt ge u dat uwe vroege aardbeien beginnen te rijpen en hebt gij met een soort v. voldaanheid in 't vooruitzicht gesteld, dat ge binnen een paar dagen de eerstelingen van dat heerlijk fruit zult kunnen plukken, nagenoeg zeker zal de merel u het pluk ken daarvan besparen; beginnen uwe vroege peren, bijv. de Clapps favourite, een gele tint aan te nemen, op zekeren morgen vindt ge van de rijpste een of meer onder uwe boómen- liggen, waarin de merel een gat heeft gepikt en die on der die bewerking zijn afgevallen; naar deze zal de brutale vogel niet verder om zien, omdat hij nog een paar andere in den boom weet hangen, die ook nagenoeg rijp zijn en ene hij eerlang eene gelijke bewerking zal doen ondergaan. Geen wonder, dat de tuinier bij al de teleurstellingen, die zoo'n vogel hem ver oorzaakt, eindelijk boos wordt, zijn buks neemt, in den morgen op hem loert on hem neerlegt. De vink, in Zeeland ook boogaard- vink genoemd, is een trekvogel, die in Maart gewoonlijk in Nederland komt, daar twee, soms zelfs driemaal broedt en in October naar Zuidelijk Europa door trekt Hij bouwt een allersierlijkst nestje in een hoek, die gevormd wordt door twee opschietende takken, of door den stam en een tak (mik), Het nut, dal de vink den mensch verschaft, is zeer groot; de jongen worden uitsluitend ge- schen zien neerdalen, die daarin een zandbad nemen, kuiltjes wrijven, het stof tusschen vleugels en veeren opwerpen en al jaagt men ze ook eenige malen weg, telkens terugkeerenkomen in het voor jaar de sla- en andere plantjes boven, dan kan men er op rekenen, dat de mus- schen die komen afweiden en dat zij het groen der jonge erwten afpikken, indien zij ze ai niet geheel uittrekken, dat zij evenzeer als de spreeuwen groote lief hebsters zijn van kersen en dat zij zich door schieten met los kruit niet laten ver schuwen Ontegenzeggelijk berokkenen spreeuw, merel, vink en musch den mensch schade en vaak ook groote teleurstellingen, maar de vraag mag niet alleen zijn of zij schade veroorzaken, men moet daarbij ook overwegen of zij nuttig zijn en wanneer men de debit- en creditzijde plantjes uit ten einde den zaakorrel op" 'van die vogels behoorlijk bijwerkt en te eten, zoodat het meermalen voorkomt, dat men op een morgen heele rijen plant jes uitgetrokken op het bed ziet liggen; dat nadeel van den vink ziet men met ergernis, het voordeel dat de vink ver schaft wordt niet in rekening gebracht en de kleine boosdoener valt als slacht offer van onbedachtzaamheid Wanneer zicii een paar vinken in een tuin herhaaldelijk vertoonen, lean men zeker zijn, dal het nestje zich in de na bijheid bevindt. Hoe sierlijk het van bui ten took met mos bekleed is, om het eenige overeenkomst te geven met den bast van de takken, waartusschen het bouwd, gewoonlijk wordt het ontdekt, en daar gelaten tot de jonge vinkjes naai de meening van den nestvinder groot ge noeg zijn om "uitgehaald en in een kooitje verder hunne opvoeding te ontvangen, welke opvoeding, echter in den regel niet veel tijd in beslag neemt, omdat de diertjes bij gebrek aan behoorlijk voedsel gewoonlijk binnen weinige dagen na hun ne vrijheidsberoo'ving sterven. Het gevolg daarvan is, dat het aan tal vinken in Zeeland voortdurend ver mindert, zeer ten voordeele van de in secten die bun lot voedsel dienen en van de voortplanting van onkruid, welks zaad zij eveneens tot voedsel gebruiken Wij meenen daarbij nog even de aandacht le moeten vestigen op den .distelvink" ook wel „putter" genoemd, een van de fraaiste inlandsche vogeltjes, die zijne jongen eveneens uitsluitend met insecten voedt en in 't najaar zijn hoofdvoedsel vindt in het zaad van de distels, stekels, die in vele streken in de kanten van duiven en langs dijken thans ongestoord vermenig vuldigen, omdat ook het aantal dier nuttige vogels, welke gaarne hun nestje inlin- deboomen bouwen, eveneens voortdu rend vermindert. Hun nestjes worden te gemakkelijk ontdekt en er zijn doorgaans te veel niet-deskundige opvoeders die zich met hunne opleiding willen belasten. Ten slotte nog een woord over de straatjongens onder de vogels n l. demus- schen, waarvan wij twee soorten onder scheiden de gewone of huisinusch en de ringmusch. De musch lieeft ondanks hel nut, dat zij ons bewijst door het wegvangen van aller lei insecten in den tijd dat zij jongen heeft, ook enkele minder aangename eigenschappen. In de eerste plaats maakt zij door haar onbehouwen groot nest, dat zij uit stroo, grashalmen en al wat zij maar vinden kan samenstelt, de daken on der welke zij gaarne nestelt, wanneer de pannen niet bestreken zijn, wat bij be schoten daken nog al eens liet geval is, zeer vuil en zij kiezen vaalt in zoo groote menigte zoo'n dak tot haar woonplaats, dat men wel genoodzaakt is, opruiming van die neslen te houden, wat dan woonlijk geschiedt als de meeste paren jongen hebben, omdat ze dan doorgaans dat jaar niet meer terugkeeren. Dat alle jongen daarbij Qmkomen, behoeft nauwe lijks vermelding. Maar de musch heeft nog andere zeer onaangename hoedanigheden Men heeft een bedje in den tuin gereed gemaakt om te bezaaien of pas bezaaid, 't Is een mooie vooi-jaarsdag, de zon schijnt, de aarde wordt warm, de boven ste aardlaag stofferig. Tegen den middag kan men op dat bedje een zwerm mus- daarna het saldo opmaakt, zal met een weinig voorzorg het saldo aan de credit zijde zeer groot zijn, zoo groot dat van eene stelselmatige vervolging niets anders dan nadeel te verwachten is en deze daarom zeker achterwege zal blijven Er is een boekje, dat tot titel voert „Wat men ziet en wat men niet ziet!" Zoo'n populair werkje over de vogels, die in ons land voorkomen, mocht wel eens mei duizendlallen verspreid en op de lagere scholen als lees- en leerboekje gebruikt worden, want -wat men van die naar Londen, een plezierreisje bij kalm weer Toen van Victoria Station naar Pad- dington per auto auto's zijn in Londen voortreffelijk en niet duur en daarna enkele uren sporen Het was in Mei en werkelijk, iets van de dichtersstemming kwam over me; 't was geen gure, kille, barre lentemaand, gelijk 't in Holland zoo menigmaal voor komt, maar een echte, ouderwetsche Mei met gouden zonneschijn en blauwe lucht en bloesems zonder tal En dan is 't Engelsche landschap ver rukkelijk, heuvelachtig met oude hoo rnen en meer afwisseling in de Natuur dan ten onzent Ook is de lucht er on getwijfeld opwekkender dan in onze laag landen In ben Iiollandsche in hart en nieren, in wezen en in gedachten, ik heb mijn land boven alles lief. Sir Walter Scott's verontwaardigde boutade Breathes there the man, with soul so dead. Who never to himseir hath said, This is my own, my native land! (The Lay of the last Minstrel), behoef ik mij niet aan te trekken, maar om der waarheid getrouw te blijven moet ik zeggen, dat Engeland, in vele opzichten boven Holland staat Het huiselijk leven is er meer om- d, men is er vrijer, men heeft er dieren meent te .zienfIS',,schade'wal men'vele comforts, die wij hier missen, en niet ziet is het ..overgroole voordeel" Wel het energieke, dal den nxeeslen Engels- waarschijnlijk zouden bij het gebruik van zoo'n boekje de leerlingen van thans, ouder geworden, meer van dat nut zien dan liet tegenwoordig geslacht, dat daar van vaak nog zoo weinig waarneemt Daarbij komt dat een massa schade, waarover men thans klaagt zonder eenige pogingen aan te wenden om die te be letten, gemakkelijk te voorkomen is door het gebruik vau vlechtdraad of van nelten, die men zich zeer goedkoop kan aan schaffen en waarvan men achtereenvol gende jaren gebruik kan maken, wanneer men ze op een droge plaats bewaart, wat ook gezegd kan worden van de latten, die men noodig heeft om daaro\er de netten uit te spannen Men neme bijv. om zijne aardbeien voor vogelbezoek te beschermen panlatten, die men een voet boven den grond op dwars- iatten legt- Deze lallen zijn geschaafd en met carbolineum goed doortrokken over deze netten legt men een getaand net; het rijpworden der vrucht wordt niet belet en de vogels blijven er af. Neemt men daarbij nog de voorzorg om tusschen de planten zaagsel of afval van vlasstengels te strooien, dan zullen de vruchten bij regenweder niet door de aarde bezoedeld worden. (Wordt vervolgd.) Roman van KLARA HOFER. Het was een uiting van primitieve vroo- lijkheid, die een ruwen indruk maakte, maai* toch bewondering wekte als een tafereel van Oud-Hollandschen oerkrach- tigen levenlust. Een feest ook voor de kinderen, die ten minste eens het hen on bewust bedwelmende gevoel wilden ge nieten van ook een deel uit te maken van die voorwaarts schuivende, van uilgela- •tenheid als dronken massa. De morgen van den eersten dag kwam hun toe, zij mochten dan ook meedoen aan de roes, waarin de stad verkeerde, mochten eens in de zwanenslcden der caroussels rond draaien, een zakje koopen met het ge liefde product vau het land, een middel eeuwsch mengel van suiker en kruide rijen, dat reeds eeuwenlang onder den naam vau maagkoekjes bekend stond. En de elegante, jonge vrouwen, die met bonnes, gouvernantes, kindermeisjes en kinderen in deze morgenuren opdo ken, brachten een bijzondere schakeering in dit gewoel. Antoinette Stojentin trok met haar kin- ^dci'exi door de drukte. De gewone roi door THÉRÈSE HOVEN. III. Engelsche Doktersvronwljes. (Nadruk verboden). Ik was overwerkt! Een te gewoon verschijnsel in onzen drukken, zenuw prikkelenden tijd om er lang over uit te weiden, hetgeen dan ook mijn plan niet is; ik vei'meld de kwaal enkel om er het middel hij te voegen Een rustkuur, ergens in Holland, leek mij tê saai; ik voelde geen energie om mijn heil in de Zwitsersche bergen of de Tyroolscho of Beiersche Hooglanden te zoeken. Toen hoorde ik van een kennis van een pas gehuwdendokter in 't Westen van Engeland, wiens huis betrekkelijk grooter was dan zijn praktijk en die dus gaarne één of twee betalende gasten' nam Wat ik er van hoorde, trok mij aan en na een korte, doch zakelijke briefwisse ling, begaf ik mij op weg naar Pra.nl- wood-on-Severn Eerst, over Vlissingen en Folkestone, schen kenmerkt, heeft iels opwekkends en dwingt eerbied af. Ik spoorde tot aan Gloucester, daar zou ik afgehaald worden en nauwelijks was ik buiten het station gekomen of ik zag een auto, waaruit 't aardigste, mooi ste, kleinste vrouwtje steeg, dat ik ooit gezien had Ze droeg een ruigen ulster met bont gevoerd, niettegenstaande 't zoele weer, en een rose zijden auto-mutsje ,1 suppose it 's you'?" vroeg ze, even aardig als onduidelijk, want feitelijk was iedereen you. Ik bewees mijn identiteit en ze stelde mij vooraan een langen, mageren man, van minstens 6 voet zóóveel, met een al- lergoedigst gezicht Mijn bagage werd, zoo goed als lt ging aan de Babyauto bevestigd, ten minste 't voornaamste, mijn groote. koffer zou na komen Ik moest zitten naast den dok ter, die tevens chauffeur was, en 't kleine vrouwtje ging op de trede zitten 't Was heel „comfortable beweerde ze Alleen vroeg ze. Dick oto biet te hard te rijden Deze aanmaning leek mij overbodig Dr. Dick was zóó voorzichtig en reed zóó keurig, dat zelfs het ergste ljazenhart geen reden tot angst zou hebben gehad. De tocht duurde niet lang, de weg was mooi, frisch en vol afwisseling, na een kleine drie kwartier kwamen we aan een uitgestrekt grasveld met een vijver in 't midden, dat was „the village com mon", zooals Goldsmith ze in zijn „Deser ted Village" beschrijft Pranlwood nu was geen verlaten dorp, maar wel h eel stil en buitengewoon schil derachtig; de echte „cottages" met rieten daken en omringd door eigenaardige tui nen. zonder orde of regel aangelegd, doch vol bloemen; primitieve, natuur- bloemen Kleine fuchsia's, zooals men ze in het „Isle of Wight" ziet en die in Hol land bijna niet en, in elk geval, veel later bloeien, Afrikaansclie goudsbloe men, primroses, witte brem, seringen, la- terus, violen in soorten, dal alles en nog veel meer vormde een lente-overvloed, die zomer-weelde beloofde Dc- rozenstruiken, al vol knop, de vruchten hadden zich reeds gezet, alles was verder dan in Holland „The Haven," hel huis van den dok ter, stond in een heerlijken, grooten luin, naast het huis was een uilbouwtje met een spreekkamer en een wachlka- Icamer, tevens apotheek De laatste scheen de glorie van 't kleine vrouwtje. 's Morgens, als de patiënten uit dc na burige dorpen den dokter kwamen raad plegen, stond Mevrouw met een grooten boezelaar voor in de apotheek en maakte was afgeloopen, bij de kraam van de liof- bankelbakkerij werden voor de gezond heid onschadelijke, in glazen stolpen be waarde maagkoekjes gekocht. Nu bleef nog het glanspunt van den dag over „de kleinste paarden der wereld". Zij had in verte mevrouw Von Teist gezien, die haar vriendelijk toeknikte en met huishoudster en koetsier naar de tra- ditioneele pottenmarlct trok, waar elke landcdelvrouw uit den omtrek, volgens onbeschreven maar zopals zoo vele door den tijd geheiligde wetten, gewoon was haar „aardewerk" te koopen Het was be paald chic en behoorde eigenlijk tot de plichten der bevoorrechte kringen om zich op dien dag in zekeren zin officieel te vertoonen. De kinderen maakten het moeder en gouvernante lastig met hun voortdurend j vragen of de paardjes wel werkelijk „zoo klein" zouden zijn De kleinste, die op j den arm van het kindermeisje troonde, I was, ofschoon hij zijn meening nog niet I vloeiend kon uiten, evenzeer in spanning j Hij lachte: hollo, hotto!" Zij hadden anders overal bij willen blij- i ven staan, bij de la-aam met kokosnoten, bij den juwelier uit Milaan met zijn blin kende sieradién en goedkoope mozaik- broches, van wiens dale lange snoeren koralen beugelden, bij den vliegenden suikerbakker, die ijs produceerde, dat 'er afschuwelijk uitzag, bij den Moor mol het leeuwenwelp op den arm. Er heerschle in die almosfeer zooveel historische stem ming, dat men onwillekeurig Moor zei en niet neger, zooals anders. Maar nu trachtten zij slechts zoo spoe dig mogelijlk bij de paardjes te komen Antoinette hield haar parasol boven het hoofdje van het meisje. Zij begreep niet„ hoe hel kleine ding, dat anders zoo spoe dig moe werd, het helsche lawaai uil- hield. Maar de oogen van hel kind straal den wal zij zou zien waren geen paarden van een klein ras, het waren dwergpaard- jes, paarden als in de sprookjes En haar oogen hingen aan het groene plak kaat naast de deur der tent Een rood gordijn werd weggeschoven, men trad een soort van manege binnen Het rook er naar den stal; men kende dat van Lady Vere en Stella, papa's paarden De gespierde eigenaar ver scheen in het zwart, in een soort stal meesters uniform. Zijn groote zweep knalde Bij deii eerslen slag kwamen de dieren uit den door coulissen verbor gen achtergrond te voorschijn Zij be- hoorden ongetwijfeld lot een mooi ge proportioneerd, fijn gebouwd ras, dat veel kleiner was dan de ponies. Zij gingen op een rij staan, vooral een lichtgrijs beest was bijzonder mooi. De kinderen waren opgetogen. Zij zeiden in liet eerst niets, maar de oudste drukf#» tig de hand van zijn moec' vm piaaklen Iegelijk hun comp li hun koppen en krat a zij de drankjes en poeders en smeersel tjes klaar, in de meeste gevallen voeg de, zij er, op voorschrift van haar man. naai- oud-Engelsch gebruik, een minia tuurdoosje bij met één pil er in. Die kleine roode, ronde doosjes met perkamenten dekseltje, zulle een onaf scheidbaar ingrediënt in de Engelsche dorps-apotheken en vroeger ook in de ste den, herinnerde 'ik mij uil mijn kinder jaren, toen mijn grootouders in Louden woonden en ze wel eens voor mij over zonden of meebrachten Ik zag ze nooit ergens anders 't Kleine vrouwtje had er een kistje vol van; geen ouderwetsche Iiollandsche huis vrouw had trolscher kunnen zijn op haar provisiekamer, geen Indische Njonja op haar goedang dan Mrs Lennox 't was op haar welgevulde apotheek. Ze vertelde mij, dat zij geregeld opschreef, wat er te kort kwam, en zelve de bestellingen deed aan de groothandelaren te Londen „Dick heeft er geen idee van: hij zou alles vergeten en, op een goeden dag zouden wij zonder 'l allernoodigste zit ten." Op mijn vraag, hoe ze aan al die ken nis kwam, vertelde zij mij dat zij ver pleegster was geweest in Guy's Hospital, een der grootste ziekenhuizen in Londen Daar had ze ook haar Dick leeren kcr.neu en van daar was ze getrouwd; het was haar erg tegengevallen, dat haar collega's er niet blijer over waren ge weest. „Ze hadden Dick misschien liever zelf gehad", voegde ze er, naief, bij Toch hadden ze haar verschillende aardige cadeaus in haar huishouden ge geven sommige verpleegsters hadden zelfs handwerken voor haar gemaakt „Dal kun-je 's nachts, als je waken, moet zoo geschikt doen Ze zei het) zoo vermakelijk, zoo echt- uit een Zus- ler's oogpunt Vóór mij roes de ver schrikking van een zaai vol zwaar ge wonden of doodzwakken op en te mid den van de meuschelijke ellende, 't beeld van een verpleegster, zoozeer gewend aan die omgeving, dal het haar niet meer aandeed en ze rustig kon borduren of haken en onderwijl, mogelijk tusschen liefdediensten in, haar vorderingen kon constatccren Na het spreekuur ging dr Dick gere geld in zijn auto uit, visites in de na- bijliggende plaatsen maken en dan ging 't kleine Mevrouwtje haar huishouden doen Den eersten ochtend liet zij mij de geheele inrichting zien De eetkamer met Chippendale meubelen; dat gaf er iets deftigs aan, vond ze, de drawing- room, waar ze nooit inkwam, Dick's stu dy, waar ze altijd met hun beidjes zaten, en waar, zelfs midden in den zomer, een knappend haardvuur aan was Ze was such a chilly mortal, verzekerde zij mij lachend Dan was er nog een gemeubileerde Hall met aardige zitjes en boven de lo geerkamer, die ik keurig in orde heb gevonden met allerlei vazen en potjes met bloemen; ze had mijn „welkom" zoo hartelijk mogelijk willen maken Aan de overzijde was de. kamer van haar en Dick en daarnaast ze bloosde, terwijl ze de deur open deed. Er stond een wieg. en er om heen een groot scherm, door tiaar zelf met allerlei plaatjes en uitknipsels van cre tonne beplakt Ik vroeg haar wanneer de baby ver wacht werd, ,.o! er is nog tijd," be kende zij Gelijk alle dochters Albions schroomde ze er over te spreken Ze ging er dan ook niet verder op door, maar vroeg of ik lust had haar te vergezellen op haar tocht door 't dorp En daar wipte 't kleine vrouwtje schier ellce woning, elk huisje in en uit; overal, waar ze kwam, werd ze met een blijden glimlach begroet In 't eerst keken zq dc „vreemde" wantrouwend aan, doch zij introduceerde mij zóó aardig als een dame, die heel uit Holland was geko men om Pranlwood en zijn bewoners te zien, dat hun schuchterheid al ras week Ze ging allerleukst met ze om, praatte over t huishouden en 't eten met dei oude vrouwtjes, over de kinderen met met hun rechterpoot over den grond De eigenaar liet ze hun kunststukken vertoonen; zij liepen op de achterpoo- ten gaven een kus, antwoordden op vra gen door knikken en hoofdschuddenhet verstandigste, dat Theodoor heette, kon zelfs rekenen Hij keek zijn meester met zijn verstandige oogen aan en krabde dan met zijn poot totdat hel getal was bereikt Men telde onwillekeurig mee Soms legde het zijn kop op zij, alsof het moest nadenken en dan had het een grappig, diepzinnig voorkomen De man vertelde dal het, wanneer het oens ver keerd gerekend had, zoo treurig was, dat hel zijn suiker liet staan George keek Ursula veelbeteekenend aan, het reke nen was haar zwakke zijde Nu kwam liet glanspunt Max ver scheen Het was een donkere appelschim mel van gedrongen lichaamsbouw. Een kleine vos scheen zich te verheugen op hetgeen nu kwam, liij hinnikte luid en doordringend Max keerde als verwijtend zijn kop naar hem toe „Wat komt die mevrouw toe, Max?" vroeg de dresseur. Het verstandige dier stapte met afgemeten tred op Antoinet te toe en ging met gekruiste voorpooten op zijn knieën liggen Het had veel van een Paaschlam De kinderen waren een en al verbazing. Zijn meester wees op de gouvernante „En die*mooie dame?" De appelschimmel maakte, een stap achteruitgaand, een die- pe buiging, die iets zeer deftigs had „En dezen jongen heer?" Nu stond het kleine d ier zoo recht mogelijk en maak te een korte, stijve buiging. Het was werkelijk allerliefst. Het meisje werd zenuwachtig van span ning, - wat zou ze krijgen? Maar de schimmel bootste „voor het mooie, kleine meisje" een kus zoo duide lijk hoorbaar na, dat iedereen lachte Zij was zoo verrukt, dal zij hem al haar lekkernijen wilde geven. Het bleek, dat er suiker te krijgen was Antoinette kocht een pond en er had een groote smulpartij plaats, maar zij ver baasde zich er over, dat de blijkbaar zeer goed gedresseerde dieren zich zoo dankbaar en voorzichtig gedroegen. Zoo verstreek de tijd. Eindelijk was men op den terugweg. De kinderen waren alleraardigst in hun opgetogenheid en ten slotte verlangde de kleine Jochem halsstarrig ook te mo- gen loopen. Hij smeekte zoo lief met handje en mond. dal Antoinette hem zijn zin gaf Het kindermeisje zette hem op den grond en het kleine, witte kerel tje waggelde weg als een eendje, dal op den grond wordt gezet. Zijn beentjes in de lichtgele schoentjes met de rose kuit- jes daarboven schenen bepaald verrukt, zoo dapper trappelden zij er op los. De zon straalde eii de kastanjes hadden reeds knoppen (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5