TWEEDE BLAD
I P. SLUIS.
Séandbouütkromefi
FEUILLETON,
Erfelijk belast-
RE1SSPR0KKELINGEN,
Zaterdag 9 Aog. 1913, ao. 187.
j VOGEL EN PLUIMVEEVOEDER*
voed met insecten en rupsen en daar die
kleinen een buiténgewonen eetlust heb
ben, worden dagelijks honderden insecten
gevangen om .een nest te voeden. Wij zou
den haast zeggen, jammer dat er niet
meer vinken zijn, want hun aantal is be
trekkelijk gering, omdat zij in elkanders
nabijheid niet aanbouwen, dewijl zoodra
zich bij een tweede paar geneigdheid
openbaarl in de nabijheid van een reeds
gevestigd paar een nestje te bouwen dit
aanleiding zo,u geven tot een strijd tus-
schen de mannetjes, die zou voortduren
tot de zwakste gedood was of naar elders
verhuisde.
Ofschoon de vink zich voor een groot
deel met insecten voedt, versmaadt hij
ook sommige zaden niet, vooral niet die,
welke olieachtige stoffen bevatten. Om
die zaden in het voorjaar meester
te worden, trekt hij de pas ontkiemde
VAM OSZÏM VASTSM MRDSWEB.Ï1SR.
OVER VOGELS.
II.
Naast de spreeuw, die ondanks zijn
goede eigenschappen bij vele eigenaars
van tuinen een kwaden naam heeft, moe
ten wij, alvorens wij over het vangen en
dooden dier vogels onze meening uit
spreken, nog op een paar andere boos
doeners wijzen, die bij den tuinier op
een kwaad blaadje staan, nl de mereï,
den vink en niet te vergeten de musch.
De merel, in eenige deelen van Zee
land „merelaar" genoemd, is een zeer
schuwe maar tevens zeer brutale vogel,
die wel bij het minste geruisch, dat zij
hoort, dadelijk op de vlucht gaat, maar
den vroegen morgen gebruikt, wanneer
gewoonlijk nog niemand bij de hand is,
om in de tuinen hare ontdekkingstochten
te doen en daarbij te kapen, wat zij lek
ker vindt Zij woont het liefst in laag
houtgewas, maar bouwt haar nest ook
in heggen [en Jeiboomen op geringe hoogte
boven den beganen grond en in het mid
den van de bebouwde kom der gemeente,
wanneer de gebouwen gescheiden wor
den door eenigszins omvangrijke, hier
en daar met houtgewas beplante tuinen.
Wanneer in het voorjaar uwe doperw
ten boven komen, kunt gij er op rekenen,
wanneer er een merelpaar in de nabij
heid van uw tuin genesteld is, dat gij
iederen morgen eenige uitgetrokken plan
ten op den grond ziet liggen; verheugt ge
u dat uwe vroege aardbeien beginnen te
rijpen en hebt gij met een soort v.
voldaanheid in 't vooruitzicht gesteld, dat
ge binnen een paar dagen de eerstelingen
van dat heerlijk fruit zult kunnen plukken,
nagenoeg zeker zal de merel u het pluk
ken daarvan besparen; beginnen uwe
vroege peren, bijv. de Clapps favourite,
een gele tint aan te nemen, op zekeren
morgen vindt ge van de rijpste een of
meer onder uwe boómen- liggen, waarin
de merel een gat heeft gepikt en die on
der die bewerking zijn afgevallen; naar
deze zal de brutale vogel niet verder om
zien, omdat hij nog een paar andere in
den boom weet hangen, die ook nagenoeg
rijp zijn en ene hij eerlang eene gelijke
bewerking zal doen ondergaan.
Geen wonder, dat de tuinier bij al de
teleurstellingen, die zoo'n vogel hem ver
oorzaakt, eindelijk boos wordt, zijn buks
neemt, in den morgen op hem loert on
hem neerlegt.
De vink, in Zeeland ook boogaard-
vink genoemd, is een trekvogel, die in
Maart gewoonlijk in Nederland komt,
daar twee, soms zelfs driemaal broedt en
in October naar Zuidelijk Europa door
trekt Hij bouwt een allersierlijkst nestje
in een hoek, die gevormd wordt door
twee opschietende takken, of door den
stam en een tak (mik), Het nut, dal
de vink den mensch verschaft, is zeer
groot; de jongen worden uitsluitend ge-
schen zien neerdalen, die daarin een
zandbad nemen, kuiltjes wrijven, het stof
tusschen vleugels en veeren opwerpen en
al jaagt men ze ook eenige malen weg,
telkens terugkeerenkomen in het voor
jaar de sla- en andere plantjes boven,
dan kan men er op rekenen, dat de mus-
schen die komen afweiden en dat zij het
groen der jonge erwten afpikken, indien
zij ze ai niet geheel uittrekken, dat zij
evenzeer als de spreeuwen groote lief
hebsters zijn van kersen en dat zij zich
door schieten met los kruit niet laten ver
schuwen
Ontegenzeggelijk berokkenen spreeuw,
merel, vink en musch den mensch schade
en vaak ook groote teleurstellingen, maar
de vraag mag niet alleen zijn of zij
schade veroorzaken, men moet daarbij
ook overwegen of zij nuttig zijn en
wanneer men de debit- en creditzijde
plantjes uit ten einde den zaakorrel op" 'van die vogels behoorlijk bijwerkt en
te eten, zoodat het meermalen voorkomt,
dat men op een morgen heele rijen plant
jes uitgetrokken op het bed ziet liggen;
dat nadeel van den vink ziet men met
ergernis, het voordeel dat de vink ver
schaft wordt niet in rekening gebracht
en de kleine boosdoener valt als slacht
offer van onbedachtzaamheid
Wanneer zicii een paar vinken in een
tuin herhaaldelijk vertoonen, lean men
zeker zijn, dal het nestje zich in de na
bijheid bevindt. Hoe sierlijk het van bui
ten took met mos bekleed is, om het
eenige overeenkomst te geven met den bast
van de takken, waartusschen het
bouwd, gewoonlijk wordt het ontdekt,
en daar gelaten tot de jonge vinkjes naai
de meening van den nestvinder groot ge
noeg zijn om "uitgehaald en in een kooitje
verder hunne opvoeding te ontvangen,
welke opvoeding, echter in den regel niet
veel tijd in beslag neemt, omdat de
diertjes bij gebrek aan behoorlijk voedsel
gewoonlijk binnen weinige dagen na hun
ne vrijheidsberoo'ving sterven.
Het gevolg daarvan is, dat het aan
tal vinken in Zeeland voortdurend ver
mindert, zeer ten voordeele van de in
secten die bun lot voedsel dienen en van
de voortplanting van onkruid, welks zaad
zij eveneens tot voedsel gebruiken Wij
meenen daarbij nog even de aandacht le
moeten vestigen op den .distelvink" ook
wel „putter" genoemd, een van de
fraaiste inlandsche vogeltjes, die zijne
jongen eveneens uitsluitend met insecten
voedt en in 't najaar zijn hoofdvoedsel
vindt in het zaad van de distels, stekels, die
in vele streken in de kanten van duiven
en langs dijken thans ongestoord vermenig
vuldigen, omdat ook het aantal dier nuttige
vogels, welke gaarne hun nestje inlin-
deboomen bouwen, eveneens voortdu
rend vermindert. Hun nestjes worden te
gemakkelijk ontdekt en er zijn doorgaans
te veel niet-deskundige opvoeders die zich
met hunne opleiding willen belasten.
Ten slotte nog een woord over de
straatjongens onder de vogels n l. demus-
schen, waarvan wij twee soorten onder
scheiden de gewone of huisinusch en de
ringmusch.
De musch lieeft ondanks hel nut, dat zij
ons bewijst door het wegvangen van aller
lei insecten in den tijd dat zij jongen
heeft, ook enkele minder aangename
eigenschappen. In de eerste plaats maakt
zij door haar onbehouwen groot nest, dat
zij uit stroo, grashalmen en al wat zij
maar vinden kan samenstelt, de daken on
der welke zij gaarne nestelt, wanneer de
pannen niet bestreken zijn, wat bij be
schoten daken nog al eens liet geval is,
zeer vuil en zij kiezen vaalt in zoo groote
menigte zoo'n dak tot haar woonplaats,
dat men wel genoodzaakt is, opruiming
van die neslen te houden, wat dan
woonlijk geschiedt als de meeste paren
jongen hebben, omdat ze dan doorgaans
dat jaar niet meer terugkeeren. Dat alle
jongen daarbij Qmkomen, behoeft nauwe
lijks vermelding.
Maar de musch heeft nog andere zeer
onaangename hoedanigheden
Men heeft een bedje in den tuin gereed
gemaakt om te bezaaien of pas bezaaid,
't Is een mooie vooi-jaarsdag, de zon
schijnt, de aarde wordt warm, de boven
ste aardlaag stofferig. Tegen den middag
kan men op dat bedje een zwerm mus-
daarna het saldo opmaakt, zal met een
weinig voorzorg het saldo aan de credit
zijde zeer groot zijn, zoo groot dat van
eene stelselmatige vervolging niets anders
dan nadeel te verwachten is en deze
daarom zeker achterwege zal blijven
Er is een boekje, dat tot titel voert
„Wat men ziet en wat men niet ziet!"
Zoo'n populair werkje over de vogels,
die in ons land voorkomen, mocht wel
eens mei duizendlallen verspreid en op
de lagere scholen als lees- en leerboekje
gebruikt worden, want -wat men van die
naar Londen, een plezierreisje bij kalm
weer
Toen van Victoria Station naar Pad-
dington per auto auto's zijn in Londen
voortreffelijk en niet duur en daarna
enkele uren sporen
Het was in Mei en werkelijk, iets van
de dichtersstemming kwam over me; 't
was geen gure, kille, barre lentemaand,
gelijk 't in Holland zoo menigmaal voor
komt, maar een echte, ouderwetsche Mei
met gouden zonneschijn en blauwe lucht
en bloesems zonder tal
En dan is 't Engelsche landschap ver
rukkelijk, heuvelachtig met oude hoo
rnen en meer afwisseling in de Natuur
dan ten onzent Ook is de lucht er on
getwijfeld opwekkender dan in onze laag
landen
In ben Iiollandsche in hart en nieren,
in wezen en in gedachten, ik heb mijn
land boven alles lief.
Sir Walter Scott's verontwaardigde
boutade
Breathes there the man, with soul
so dead.
Who never to himseir hath said,
This is my own, my native land!
(The Lay of the last Minstrel),
behoef ik mij niet aan te trekken, maar
om der waarheid getrouw te blijven moet
ik zeggen, dat Engeland, in vele opzichten
boven Holland staat
Het huiselijk leven is er meer om-
d, men is er vrijer, men heeft er
dieren meent te .zienfIS',,schade'wal men'vele comforts, die wij hier missen, en
niet ziet is het ..overgroole voordeel" Wel het energieke, dal den nxeeslen Engels-
waarschijnlijk zouden bij het gebruik van
zoo'n boekje de leerlingen van thans,
ouder geworden, meer van dat nut zien
dan liet tegenwoordig geslacht, dat daar
van vaak nog zoo weinig waarneemt
Daarbij komt dat een massa schade,
waarover men thans klaagt zonder eenige
pogingen aan te wenden om die te be
letten, gemakkelijk te voorkomen is door
het gebruik vau vlechtdraad of van nelten,
die men zich zeer goedkoop kan aan
schaffen en waarvan men achtereenvol
gende jaren gebruik kan maken, wanneer
men ze op een droge plaats bewaart,
wat ook gezegd kan worden van de latten,
die men noodig heeft om daaro\er de
netten uit te spannen
Men neme bijv. om zijne aardbeien voor
vogelbezoek te beschermen panlatten, die
men een voet boven den grond op dwars-
iatten legt- Deze lallen zijn geschaafd
en met carbolineum goed doortrokken
over deze netten legt men een getaand
net; het rijpworden der vrucht wordt
niet belet en de vogels blijven er af.
Neemt men daarbij nog de voorzorg om
tusschen de planten zaagsel of afval van
vlasstengels te strooien, dan zullen de
vruchten bij regenweder niet door de
aarde bezoedeld worden.
(Wordt vervolgd.)
Roman van
KLARA HOFER.
Het was een uiting van primitieve vroo-
lijkheid, die een ruwen indruk maakte,
maai* toch bewondering wekte als een
tafereel van Oud-Hollandschen oerkrach-
tigen levenlust. Een feest ook voor de
kinderen, die ten minste eens het hen on
bewust bedwelmende gevoel wilden ge
nieten van ook een deel uit te maken van
die voorwaarts schuivende, van uilgela-
•tenheid als dronken massa. De morgen
van den eersten dag kwam hun toe, zij
mochten dan ook meedoen aan de roes,
waarin de stad verkeerde, mochten eens
in de zwanenslcden der caroussels rond
draaien, een zakje koopen met het ge
liefde product vau het land, een middel
eeuwsch mengel van suiker en kruide
rijen, dat reeds eeuwenlang onder den
naam vau maagkoekjes bekend stond.
En de elegante, jonge vrouwen, die
met bonnes, gouvernantes, kindermeisjes
en kinderen in deze morgenuren opdo
ken, brachten een bijzondere schakeering
in dit gewoel.
Antoinette Stojentin trok met haar kin-
^dci'exi door de drukte. De gewone roi
door
THÉRÈSE HOVEN.
III.
Engelsche Doktersvronwljes.
(Nadruk verboden).
Ik was overwerkt! Een te gewoon
verschijnsel in onzen drukken, zenuw
prikkelenden tijd om er lang over uit
te weiden, hetgeen dan ook mijn plan
niet is; ik vei'meld de kwaal enkel om
er het middel hij te voegen
Een rustkuur, ergens in Holland, leek
mij tê saai; ik voelde geen energie om
mijn heil in de Zwitsersche bergen of
de Tyroolscho of Beiersche Hooglanden
te zoeken.
Toen hoorde ik van een kennis van
een pas gehuwdendokter in 't Westen
van Engeland, wiens huis betrekkelijk
grooter was dan zijn praktijk en die dus
gaarne één of twee betalende gasten'
nam
Wat ik er van hoorde, trok mij aan en
na een korte, doch zakelijke briefwisse
ling, begaf ik mij op weg naar Pra.nl-
wood-on-Severn
Eerst, over Vlissingen en Folkestone,
schen kenmerkt, heeft iels opwekkends
en dwingt eerbied af.
Ik spoorde tot aan Gloucester, daar
zou ik afgehaald worden en nauwelijks
was ik buiten het station gekomen of ik
zag een auto, waaruit 't aardigste, mooi
ste, kleinste vrouwtje steeg, dat ik ooit
gezien had
Ze droeg een ruigen ulster met bont
gevoerd, niettegenstaande 't zoele weer,
en een rose zijden auto-mutsje
,1 suppose it 's you'?" vroeg ze, even
aardig als onduidelijk, want feitelijk was
iedereen you.
Ik bewees mijn identiteit en ze stelde
mij vooraan een langen, mageren man,
van minstens 6 voet zóóveel, met een al-
lergoedigst gezicht
Mijn bagage werd, zoo goed als lt ging
aan de Babyauto bevestigd, ten minste 't
voornaamste, mijn groote. koffer zou na
komen Ik moest zitten naast den dok
ter, die tevens chauffeur was, en 't kleine
vrouwtje ging op de trede zitten 't Was
heel „comfortable beweerde ze
Alleen vroeg ze. Dick oto biet te hard te
rijden
Deze aanmaning leek mij overbodig
Dr. Dick was zóó voorzichtig en reed zóó
keurig, dat zelfs het ergste ljazenhart
geen reden tot angst zou hebben gehad.
De tocht duurde niet lang, de weg
was mooi, frisch en vol afwisseling, na
een kleine drie kwartier kwamen we aan
een uitgestrekt grasveld met een vijver in
't midden, dat was „the village com
mon", zooals Goldsmith ze in zijn „Deser
ted Village" beschrijft
Pranlwood nu was geen verlaten dorp,
maar wel h eel stil en buitengewoon schil
derachtig; de echte „cottages" met rieten
daken en omringd door eigenaardige tui
nen. zonder orde of regel aangelegd,
doch vol bloemen; primitieve, natuur-
bloemen Kleine fuchsia's, zooals men ze
in het „Isle of Wight" ziet en die in Hol
land bijna niet en, in elk geval, veel
later bloeien, Afrikaansclie goudsbloe
men, primroses, witte brem, seringen, la-
terus, violen in soorten, dal alles en nog
veel meer vormde een lente-overvloed,
die zomer-weelde beloofde
Dc- rozenstruiken, al vol knop, de
vruchten hadden zich reeds gezet, alles
was verder dan in Holland
„The Haven," hel huis van den dok
ter, stond in een heerlijken, grooten
luin, naast het huis was een uilbouwtje
met een spreekkamer en een wachlka-
Icamer, tevens apotheek De laatste scheen
de glorie van 't kleine vrouwtje.
's Morgens, als de patiënten uit dc na
burige dorpen den dokter kwamen raad
plegen, stond Mevrouw met een grooten
boezelaar voor in de apotheek en maakte
was afgeloopen, bij de kraam van de liof-
bankelbakkerij werden voor de gezond
heid onschadelijke, in glazen stolpen be
waarde maagkoekjes gekocht. Nu bleef
nog het glanspunt van den dag over „de
kleinste paarden der wereld".
Zij had in verte mevrouw Von Teist
gezien, die haar vriendelijk toeknikte en
met huishoudster en koetsier naar de tra-
ditioneele pottenmarlct trok, waar elke
landcdelvrouw uit den omtrek, volgens
onbeschreven maar zopals zoo vele door
den tijd geheiligde wetten, gewoon was
haar „aardewerk" te koopen Het was be
paald chic en behoorde eigenlijk tot de
plichten der bevoorrechte kringen om
zich op dien dag in zekeren zin officieel
te vertoonen.
De kinderen maakten het moeder en
gouvernante lastig met hun voortdurend
j vragen of de paardjes wel werkelijk „zoo
klein" zouden zijn De kleinste, die op
j den arm van het kindermeisje troonde,
I was, ofschoon hij zijn meening nog niet
I vloeiend kon uiten, evenzeer in spanning
j Hij lachte: hollo, hotto!"
Zij hadden anders overal bij willen blij-
i ven staan, bij de la-aam met kokosnoten,
bij den juwelier uit Milaan met zijn blin
kende sieradién en goedkoope mozaik-
broches, van wiens dale lange snoeren
koralen beugelden, bij den vliegenden
suikerbakker, die ijs produceerde, dat
'er afschuwelijk uitzag, bij den Moor mol
het leeuwenwelp op den arm. Er heerschle
in die almosfeer zooveel historische stem
ming, dat men onwillekeurig Moor zei en
niet neger, zooals anders.
Maar nu trachtten zij slechts zoo spoe
dig mogelijlk bij de paardjes te komen
Antoinette hield haar parasol boven het
hoofdje van het meisje. Zij begreep niet„
hoe hel kleine ding, dat anders zoo spoe
dig moe werd, het helsche lawaai uil-
hield. Maar de oogen van hel kind straal
den wal zij zou zien waren geen paarden
van een klein ras, het waren dwergpaard-
jes, paarden als in de sprookjes En
haar oogen hingen aan het groene plak
kaat naast de deur der tent
Een rood gordijn werd weggeschoven,
men trad een soort van manege binnen
Het rook er naar den stal; men kende
dat van Lady Vere en Stella, papa's
paarden De gespierde eigenaar ver
scheen in het zwart, in een soort stal
meesters uniform. Zijn groote zweep
knalde Bij deii eerslen slag kwamen de
dieren uit den door coulissen verbor
gen achtergrond te voorschijn Zij be-
hoorden ongetwijfeld lot een mooi ge
proportioneerd, fijn gebouwd ras, dat veel
kleiner was dan de ponies. Zij gingen
op een rij staan, vooral een lichtgrijs
beest was bijzonder mooi. De kinderen
waren opgetogen. Zij zeiden in liet eerst
niets, maar de oudste drukf#»
tig de hand van zijn moec' vm
piaaklen Iegelijk hun comp
li hun koppen en krat a
zij de drankjes en poeders en smeersel
tjes klaar, in de meeste gevallen voeg
de, zij er, op voorschrift van haar man.
naai- oud-Engelsch gebruik, een minia
tuurdoosje bij met één pil er in.
Die kleine roode, ronde doosjes met
perkamenten dekseltje, zulle een onaf
scheidbaar ingrediënt in de Engelsche
dorps-apotheken en vroeger ook in de ste
den, herinnerde 'ik mij uil mijn kinder
jaren, toen mijn grootouders in Louden
woonden en ze wel eens voor mij over
zonden of meebrachten Ik zag ze nooit
ergens anders
't Kleine vrouwtje had er een kistje vol
van; geen ouderwetsche Iiollandsche huis
vrouw had trolscher kunnen zijn op haar
provisiekamer, geen Indische Njonja op
haar goedang dan Mrs Lennox 't was
op haar welgevulde apotheek. Ze vertelde
mij, dat zij geregeld opschreef, wat er
te kort kwam, en zelve de bestellingen
deed aan de groothandelaren te Londen
„Dick heeft er geen idee van: hij zou
alles vergeten en, op een goeden dag
zouden wij zonder 'l allernoodigste zit
ten."
Op mijn vraag, hoe ze aan al die ken
nis kwam, vertelde zij mij dat zij ver
pleegster was geweest in Guy's Hospital,
een der grootste ziekenhuizen in Londen
Daar had ze ook haar Dick leeren
kcr.neu en van daar was ze getrouwd;
het was haar erg tegengevallen, dat haar
collega's er niet blijer over waren ge
weest.
„Ze hadden Dick misschien liever zelf
gehad", voegde ze er, naief, bij
Toch hadden ze haar verschillende
aardige cadeaus in haar huishouden ge
geven sommige verpleegsters hadden
zelfs handwerken voor haar gemaakt
„Dal kun-je 's nachts, als je waken,
moet zoo geschikt doen Ze zei het)
zoo vermakelijk, zoo echt- uit een Zus-
ler's oogpunt Vóór mij roes de ver
schrikking van een zaai vol zwaar ge
wonden of doodzwakken op en te mid
den van de meuschelijke ellende, 't beeld
van een verpleegster, zoozeer gewend
aan die omgeving, dal het haar niet meer
aandeed en ze rustig kon borduren of
haken en onderwijl, mogelijk tusschen
liefdediensten in, haar vorderingen
kon constatccren
Na het spreekuur ging dr Dick gere
geld in zijn auto uit, visites in de na-
bijliggende plaatsen maken en dan ging
't kleine Mevrouwtje haar huishouden
doen Den eersten ochtend liet zij mij
de geheele inrichting zien De eetkamer
met Chippendale meubelen; dat gaf er
iets deftigs aan, vond ze, de drawing-
room, waar ze nooit inkwam, Dick's stu
dy, waar ze altijd met hun beidjes zaten,
en waar, zelfs midden in den zomer, een
knappend haardvuur aan was Ze was
such a chilly mortal, verzekerde zij mij
lachend
Dan was er nog een gemeubileerde
Hall met aardige zitjes en boven de lo
geerkamer, die ik keurig in orde heb
gevonden met allerlei vazen en potjes
met bloemen; ze had mijn „welkom"
zoo hartelijk mogelijk willen maken Aan
de overzijde was de. kamer van haar en
Dick en daarnaast ze bloosde, terwijl
ze de deur open deed.
Er stond een wieg. en er om heen
een groot scherm, door tiaar zelf met
allerlei plaatjes en uitknipsels van cre
tonne beplakt
Ik vroeg haar wanneer de baby ver
wacht werd, ,.o! er is nog tijd," be
kende zij
Gelijk alle dochters Albions schroomde
ze er over te spreken Ze ging er dan
ook niet verder op door, maar vroeg of
ik lust had haar te vergezellen op haar
tocht door 't dorp
En daar wipte 't kleine vrouwtje schier
ellce woning, elk huisje in en uit; overal,
waar ze kwam, werd ze met een blijden
glimlach begroet In 't eerst keken zq
dc „vreemde" wantrouwend aan, doch
zij introduceerde mij zóó aardig als een
dame, die heel uit Holland was geko
men om Pranlwood en zijn bewoners te
zien, dat hun schuchterheid al ras week
Ze ging allerleukst met ze om, praatte
over t huishouden en 't eten met dei
oude vrouwtjes, over de kinderen met
met hun rechterpoot over den grond
De eigenaar liet ze hun kunststukken
vertoonen; zij liepen op de achterpoo-
ten gaven een kus, antwoordden op vra
gen door knikken en hoofdschuddenhet
verstandigste, dat Theodoor heette, kon
zelfs rekenen Hij keek zijn meester met
zijn verstandige oogen aan en krabde
dan met zijn poot totdat hel getal was
bereikt Men telde onwillekeurig mee
Soms legde het zijn kop op zij, alsof
het moest nadenken en dan had het een
grappig, diepzinnig voorkomen De man
vertelde dal het, wanneer het oens ver
keerd gerekend had, zoo treurig was, dat
hel zijn suiker liet staan George keek
Ursula veelbeteekenend aan, het reke
nen was haar zwakke zijde
Nu kwam liet glanspunt Max ver
scheen Het was een donkere appelschim
mel van gedrongen lichaamsbouw. Een
kleine vos scheen zich te verheugen op
hetgeen nu kwam, liij hinnikte luid en
doordringend Max keerde als verwijtend
zijn kop naar hem toe
„Wat komt die mevrouw toe, Max?"
vroeg de dresseur. Het verstandige dier
stapte met afgemeten tred op Antoinet
te toe en ging met gekruiste voorpooten
op zijn knieën liggen Het had veel van
een Paaschlam De kinderen waren een
en al verbazing.
Zijn meester wees op de gouvernante
„En die*mooie dame?" De appelschimmel
maakte, een stap achteruitgaand, een die-
pe buiging, die iets zeer deftigs had
„En dezen jongen heer?" Nu stond het
kleine d ier zoo recht mogelijk en maak
te een korte, stijve buiging. Het was
werkelijk allerliefst.
Het meisje werd zenuwachtig van span
ning, - wat zou ze krijgen?
Maar de schimmel bootste „voor het
mooie, kleine meisje" een kus zoo duide
lijk hoorbaar na, dat iedereen lachte
Zij was zoo verrukt, dal zij hem al haar
lekkernijen wilde geven.
Het bleek, dat er suiker te krijgen was
Antoinette kocht een pond en er had
een groote smulpartij plaats, maar zij ver
baasde zich er over, dat de blijkbaar
zeer goed gedresseerde dieren zich zoo
dankbaar en voorzichtig gedroegen. Zoo
verstreek de tijd.
Eindelijk was men op den terugweg.
De kinderen waren alleraardigst in hun
opgetogenheid en ten slotte verlangde
de kleine Jochem halsstarrig ook te mo-
gen loopen. Hij smeekte zoo lief met
handje en mond. dal Antoinette hem zijn
zin gaf Het kindermeisje zette hem op
den grond en het kleine, witte kerel
tje waggelde weg als een eendje, dal op
den grond wordt gezet. Zijn beentjes in de
lichtgele schoentjes met de rose kuit-
jes daarboven schenen bepaald verrukt,
zoo dapper trappelden zij er op los. De
zon straalde eii de kastanjes hadden
reeds knoppen
(Wordt vervolgd.)