S3 sola, man, Ler. IVO. TWEEDE BLAD njN, JULI BAINS Ringen". ingezonden Mededeelingen. p. SLUIS. *£andbouu>kroniefi FEUILLETON. Een Zonderlinge Nacht. |ebtig, bjjn* zeer billjjk OIK. I D 95. Goes- edlerte van mcotrs loege- 1 betaling na 1 1913. lekker. |hai stelde en met naede- ISolo-zang, den Heer H. relfonds. opraan), Bariton). - f I of iets der- br. letter H- Zaterdag 12 Juli 1913, no. 163. Iggvt VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER^ ienstbode. gevraagd bï (ren Brieven Instel 55 AM- dienstbode Loon f 125 stbode al» ■t verval, f26 Ttevrouvr VAN iiulslstr. UL !SSt ROTTERDAM JFiSST. .Rotter da* vm. 8.45 845 8.45 8.46 8.45 i. prober Jr. TAK OffZBN VA8TEH MEDEWERKER (Slot). Ongunstige omstandigheden. Een vriend, die mij mijn lellen toont. Heelt op mijn hart een groot veimofitn. Oud rjjmpje. Wij hebben in ons vorig opstel gewe zen op de nadeelige gevolgen van aan houdende regen op bouwgronden, waar van de afwatering niet verzekerd is en daarbij even stil gestaan bij de noodza kelijkheid om alle landerijen, waar zulks maar immer mogelijk is, te draineeren, omdat men daardoor de nadeelige gevol gen van te veel water in den bouwgrond voorkomt. Bij dat „immer mogelijk" willen we nog even een wijle stilstaan en een klein leer zaam uitstapje maken. Het „immer moge lijk" sluit in zich, „waar men verzekerd is van een goeden en voldoenden afvoer van hel water" en dien voldoenden afvoer kan men bekomen, wanneer men niet op de kosten en moeiten ziel om alle hoofdleidingen voor gemeenschappelijke, de bijzondere leidiugen voor eigen reke ning in orde te houden en daarbij, zoo noodig, door een stoomgemaal te zorgen dat men meester is van het peil in den geheelen polder of in het geheele water schap. Draineeren van een land achten wij onmisbaar, maar draineeren zonder zeker te zijn van eene goede afwatering is niet alleen nutteloos, maar blijkt zelfs gevaar lijk te kunnen worden een punt van be schuldiging. Laten wij u daarvan eene geschiedenis vertellen, die navraag lijden kan. In het voormalig Vde district, 't land van Axel en Hulst, wordt zeer veel ge draineerd; de hoofdwalering, waarop die gedraineerde landen uitwateren, is in eigendom bij het rijk, dat volgens trac- taten met België, welke staat daarvoor eene aanzienlijke bijdrage betaalt, ver plicht is door dat zelfde kanaal aan een deel van het water uit noordelijk Vlaan deren een weg naar de Schelde te ver zekeren. Welk verschijnsel heeft zich nu daar reeds vele achtereenvolgende jaren voor gedaan, maar vooral in de laatste jaren. De Belgische landerijen, die hun over tollig water in dat kanaal loozen, liggen hooger dan de landerijen in Zeeuwsch- Zeeuwsch-Vlaanderen, waardoor die wa- terloozing is aangelegd; de achtergelegen landen raken dus hun overtollig water geregeld kwijt. Wanneer nu dat kanaal, dat aan de oostzijde van Terneuzen in de Schelde uitmondt, steeds op een behoorlijk peil kan gehouden worden, was ook de uit watering voor het grootste deel van Oos telijk Zeeuwsch-Vlaanóeren in orde, NOVELLE van ANTON GIULIO BARRILI. Deze samenspraak werd op het portaal tusschen de twee vervolgers van de schoone onbekende gehouden, die geen aanbidders waren maar twee agenten Ne gri en Piccione. Het gerucht van hun zware voetstap pen in de antichambre en het kletteren van hun sabels legen de meubels bereik te, wat het stemmetje van de dame niet gedaan had kunnen krijgen; mr, Tenoglio werd erdoor uit zijn slaap op geschrikt; hij sprong van de canapé en toen hij een hand de zijden portière open zag trekken en een arm en een been in het salon zag verschijnen, schreeuwde hij onmiddellijk; houdt den dief, en greep een stoel om dien als wa pen tegen de indringers te gebruiken Houd op, mijnheer, houd op! zei Negri binnenkomend wij zijn geen die ven, of menschen die u eenig kwaad wil len doen... Kijk maar naar onze uni form Maar wat zie ik? De advo caat Jloberto Tenoglio in levenden, lijve, maar. en dat mag. wel eens aan de groote klok gehangen wordendie uit watering laat zoo niet alles, dan toch buitengewoon veel te wensclien over, of schoon ook de eigenaars van de Zeeuw- sche landerijen, die daarop uitwateren, aan het Rijk voor die uitwatering een eenmaal overeengekomen jaarlijksche bij drage moeten storten. Vooreerst mist die uitwatering eene voldoende capaciteit. Opent men alle slui zen, dan kan bij groolen toevloed van water, dit water zijn weg niet naar de Schelde vinden, vooral, omdat bij hoog water in de Schelde de sluizen telkens weer moeten gesloten worden. Tengevolge hiervan verkeeren, de lan derijen in Zeeuwsch-Vlaanderen, welke van deze uitwatering gebruik moeten ma ken, in zeer treurige omstandigheden en wel in deze drieA A a) het overtollige water, dat de regens doen toestroomen, kunnen zij wegens te geringe capaciteit van de uitwatering niet loozen b) daarbij bekomen zij al het overtol lige) water van dc hooger gelegen Bel gische landerijen, en c) wanneer dan de gebruikers en eige naars van die landerijen over de noodlot tige gevolgen van dien hoogen waterstand klagen en zich tol de door hen afzonder lijk betaalde Regeering wenden met het verzoek in dien voor den landbouw uiterst nadeeligen loeslaud verandering te brengen, krijgen zij hel vermanend antwoord, dat het hun „eigen schuld" is, omdat zij hunne landerijen hebben gedraineerd. Ook dit feil willen wij onder de „on gunstige omstandigheden" even vastna gelen. De staat besteedt aanzienlijke somuien ter bevordering van degelijk onderwijs in Landbouwkunde. Eene van de gewone lessen van den landbouwonderwijzer zal zijn „draineer uw land! En ten slotte komt een van de hoofd takken van uwe Rijksregeering u vertel len, dat uw land tengevolge van het drai neeren overlast van het water heeft1 Toen de eigenaars en de gebruikers van die gronden bij de Regeering hunne klachten indienden over (lien overlast was het dezer taak geweest door haar Water staat te laten onderzoeken, of er over last was. En aangezien net dien Water staat bleek, dat de overlast bestond en er nog is, is het de taak van diezelfde Re- geering, die voor behoorlijken afvoer be taald wordt, te zorgen, dat die afvoer door verbetering van de uitwatering, zoo noodig door een stoomgemaal mogelijk werd, en de klagers niet af te schepen met de meer dan belachelijke verklaring, „drainage is de oorzaak van te hoogen waterstand!!" Drainage gevaarlijk!! En hoewel nu de redeneering, dat drai nage de oorzaak kan zijn van te hoo gen waterstand op het land, eenvoudig onzinnig is, leert ons de toestand op de beschreven landerijen, dat, hoe nood zakelijk drainage ook zij, vooraf gezorgd moet worden voor voldoenden wateraf voer Na het voorgaande voorbeeld willen wij nog even stilstaan bij Walcheren. Ook daar deugt de waterafvoer niet; de klach ten daarover zijn te algemeen bekend om daarbij hier stil te staan. Ook de oorzaken van dien slechten afvoer willen wij hier niet bespreken, maar zij zijn er en de wetenschap slaat zoo hoog, dat men bij geen slechten waterafvoer be hoeft te berusten. Overal kan men den waterafvoer zoo regelen ,dat men hem geheel in zijn macht heeft. Dat kost natuurlijk geld, maar wanneer daarvoor geld noodig is, moet dat geld daarvoor worden uitgegeven. Weigeren de inge landen, die kosten te dragen, dan moeten zij later niet komen klagen, dat het wa ter lien benadeelt. Zij hebben die schade zich zelf veroorzaakt; alleen de minder heid, die eene afdoende verbetering wil, welke de meerderheid haar weigert, mag klagen, maar zij doet nog beter, wan neer zij niet klaagt, maar door verbe terd onderwijs, door 't verspreiden van deskundige inlichtingen, have minderheid weet om te zetten in eene meerderheid, die niet schroomt zich uitgaven te ge troosten voor eene blijvende en zeer ze ker groote renten opleverende verbete ring! We willen ten slotte nog over een an- der gevolg spreken van lange regen sei zoenen, n 1. over het niet behoorlijk dro gen der vruchten bijv. van hooi, van erwten, van boonen, karwij enz enz I Welke nadeelen aan genoemde vruch- j ten door te langen regen kan veroor zaakt worden, behoeven wij hier natuur- (lijk niet nader toe te lichten, maar in j de plaats van ons daarmede dan ook be- zig te houden willen we hier alleen op- merken, dat men in alle deelen van Zee- land het groote nut gezien heeft van 't gebruik van klaverruiters en dat er nog zooveel landbouwers gevonden worden, eveneens jn alle deelen van Zeeland, die van dit onmisbaar hulpmiddel nog geen gebruik maken. Natuurlijk kosten klaver- ruiters geld, maar een groot gedeelte der uitgaven kan gespaard worden door ze zelf met zijne werklieden in den win tertijd te vervaardigen en wanneer men eenmaal in 't bezit is van een voldoend aantal en deze jaar op jaar opbergt op een droge plaats, zoodanig dal dc lucht den geheelen stapel behoorlijk kan door trekken, dan kunnen zij jaar op jaar dienst doen en de rente, die zij opleve ren het vorig jaar en ook deze hooi tijd hebben het weder bewezen is zeer aanzienlijk, en zou reeds dan zeer aan zienlijk zijn, wanneer daardoor alleen voorkomen werd liel rollen van de on derste lagen der hoopeu, die zonder rui ters met den grond in aanraking komen Wij hielden ons bezig met de ongun stige omstandigheden, waarin tengevolge van de voortdurende regens van 't vorig jaar en dit jaar vele landerijen, vele vruchten verkeeren en waarvan men door tijdige voorzorgen den nadeeligen invloed voor een groot deel had kunnen beper ken, zelfs hier en daar voorkomen. Mogen de ongunstige seizoenen van vroegere jaren en ook van dit jaar aan velen de oogen doen opengaan en hen aansporen eendrachtig saam te werken om zoo spoedig maai- immer mogelijk de maatregelen te bevorderen, te nemen, of te doen nemen, die hen in staat zullen stellen, zelfs bij het ongunstigste weder den strijd om het bestaan met voordeel le kunnen volhouden. Schets uil het Zeeuwsch-Vlaamsche Volksleven, door F DE SINCLAIR. 't Was 'n schoon nieuw huizeke van Ivo Vermeire. 't Stong 'n eindje van den weg midden in 'n sappig groen stuk vlas. De zon scheen er öp en na de regen van gisteren leek 't alles pas gekuist en opgewreven, 't helder rooie dakske ei) 't wit van 't houtwerk en 't groen vaD de deure In den kleinen hof gloeiden de stoffe- lieren naast de groenselveldjes mei goud gele slaai en scheulcrwtjes en juun. De deur van 't achterhuis stond open en daarvoor £tond Rosalie gebukt met opgestroopte mouwen over de wasch- tobbe en zong. „Ah Rosalie, is Ivo d'r in?" zei 'n stem die haar plots schrikken deed, ze zag op. „Secreloaris. mogge Ivo hè?" „Joa-et. is-t-ie d'r niet in?" „Neeë". „Waar is-t-ie. dan?" Ze haalde de schouders op. ,,'k Weet-ik niet, woar mienen baas steekt." En dan omziende naar den weg, waar een rijtuig slohd te wachten antwoordde Tenoglio, die op zijn beurt de agenten had herkend; maar wat verlangen de heeren op dit late uur in het huis van een rustig burger? 01 neem ons niet kwalijk i mijn heer de advocaat, uw deur stond open.. Mijn vriend zei een stemmetje, dat onze held twee passen achteruit deed springen het is zeker die schelm van een Battisla, die alle nachten met de kamenier van de vijfde verdieping gaat pralen Wij moeten hem uit onzen dienst ontslaan, niet waar? Wel zeker, we zullen hem wegja- 8en - antwoordde Roberto Tenoglio. En hij staarde als een onnoozele bij af wisseling de agenten en de onbekende da-1 me aan, die hem „mijn vriend" had ge-1 noenid. We zouden niet gaarne het ongeluk van een armen bediende veroorzaakt heb benstamelde Piccione. Wel neen, wel neen, hernam de dame Hij is een nietsdoener, een on mogelijke kerel, niet waar, Roberto? I Ja, oen deugniet, een dief, een moordenaar! bevestigde Roberto, die niet meer wist wat hij zei: Oh, in dit geval, met permissie van UEd., zei Negri, zullen wij hem arres teeren. Ja, arresteer hem d.w.z, neen, laat hem met rust den armen stakker. Ik heb 1 me wat sterk uitgedrukt, maar dat is zoo mijn manier van spreken, ik noem mijn dienstpersoneel altijd dievenI En je moet die leelijke gewoonte af- leeren, mijn Roberto! zei de dame. terwijl ze Roberlo vertrouwelijk bij den arm nam, je zult nu wel in alles je vrouwtje haar zin geven, niet waar? Roberto Tenoglio zag er uil of hij uit de wolken was neergeluimeld Hij liet zich bij den arm nemen en zelfs, kan ik u verzekeren dat hij, galant als hij altijd was, ook in de meest moeilijke oogenblikken, met sierlijkheid zijn arm uitstrekte om den zachlen last te ont vangen. Die arm drukte den zijne op een bijzondere wijze die wilde zeggen: ,,in Godsnaam help mij!" De prachtige oogen van de onbekende zagen hem smeekend aan om een gunstig antwoord! de onbe kende was schoon, zeer schoon; en Ro berlo Tenoglio antwoordde: Ja, mijn vrouwtje ik zal alles doen om je tevreden te stellen. Dat al les was in een oogwenk gebeurd En nu men eenmaal begonnen was de zaak zoo voor te d ragen, moest men door teelten en van tie vreemde situatie een zoo aannemelijk mogelijke verklaring zien te geven Hoe verlegen ook Roberto met de zaak was, hij deed zijn best om haar tot een goed einde te brengen. Kijk eens wat een wonderlijk toe val! zei hij tot de agenten. "We heb ben hier gespeeld en gedanst. een klein feestje, zoo_ onder vrienden aan wie ik mijn vrouw heb voorgesteld. Wat zegt u wierp Negri er tus schen in. Is u getrouwd? Dat wis ten we niet eens... Inderdaad zei Tenoglio ik had het nog aan niemand verteld. huwelijk op goed geluk!.... „Moar.. loch Bent-de mé gerij?" „Ah natuurlijk. 't is le wijd urn te leupe. Ivo mot mee...." „Mee?" verhaalde Rosalie verbaasd „Waveur?" .,Bè mens, om te stemme, wat anders „Stemme. Aweer?" „Awecr?" „Bè toch, Ivo heit gisteren gestemd!" „Bent-de zot 't Was gienen stem ming gister. Waar mag-tie sleke?" Ze had al pratend door-gewasschen, maai' nu trok ze haar dikke armen uil 't sop en wees met een, waar dampende schuim afdroop, in de verte. „Gunder bie da witte ekke, 'k peize. dat ie doar met de poalingfuiken an 't doen is. Goat doar 'n keer zien secre- toaris?" De secretaris wilde terug gaan den grooten weg weer op, maar ze wees op een smal pad tusschen 't vlas. „Neeë. langs iere...." Hij begon op een drafje, maar hield al in na twintig lellen; 't was te gloeiend hier in 't veld; achter hem hoorde bij Rosalie weer zingen; 'n baantje dat kie zers opsnorren in zoon hitte cn allemaal waren ze uit, de kerels; maar 't gong d'r om dit keer en elke stem was.'t er een. Alia dan maar, as Ivo nou maar wou en niet koppig was, l was 'n vieze met al z'n stommigheid as tie begon. De secretaris sprong over een sloot, liep toen tusschen de rogge, begon alvast te roepen, „Ivo! Ivo Vermeire Ivo!' I Klonk maar schraaltjes over 't wijde ■eld en niemand gaf 't er antwoord. Daar was 't witte hek, nog een eindje. Oejé oejé, da was toch warm! Maar ineens zag hij den man onder aan den dijk bij de vliet. Hij schreeuwde 't blij uit en wenkte meteen met beide armen. „Ivo!. Ivo!. kom 's keer iev!" De man bij 't water keek verbaasd, klom sloom naar boven tegen den dijk op, trad dan nader. ,Ah.secreloaris...!" „Ivo goat seffens mee om te stem- „AHa. rept-de wat!" „Stemme?" Hij keek wat ontevreden ,,'k Ben ik gisteren geweest, maar toe kon 't nie." „Ah, maai- 't en was nie gisteren, 't is van doage", zei de secretaris. Awel, moar vandoage kan ik nie!zei Ivo koppig. „Dat 's geen praat, ge mol stemme, ge hebt beleufd an de paster en ik ben ier met gerij." „Met gerij?" Ivo's trekken ontspanden zich tot een grijns. Hij hield de hand boven de oogen en tuurde haar den weg. „Nondeju, 'n rietuug mè twee peerde!" De secretaris lachte, greep hem bij den schouder. „Alla seffens. en ge kunt drei pinten krijgen!" „Moar de poaling..." aarzelde Ivo nog even, met een omkijk naar z'n fuiken Alla, die zwemme nie vort!" zei de se cretaris hem meetrekkend. Ivo volgde „Pak 't stembriefke mee", zei de secre taris, toen ze haastig alweer bij 't hui zeke waren Rosalie had ze hooren komen, keek om den hoek en lachte. „Ah secretaris, wast-nie zoo? Joa, ik doch 't!" ,,'t Stembriefke Rosalie, hé gij da?" vroeg Ivo „Stembriefke'k Weet-ik van geen stembriefke" antwoordde ze „Zoo'n stukske papier zoo. wees de secretaris „zoo'n geelmet letters d'r OP „Awel mè letters,lachte Rosalie „stong 't daar op?" „Stong 't doar op?" herhaalde de an der ongeduldig. „Nee, dat mot Ivo mee brengen op 't roadhuus, anders kant-ie nie stemme." Rosalie en Ivo werden beiden ineens ernstig. „Dat zijn dingedè komp adde nie geleerd bintzuchtte Ivo, en dan lot Rosalie met verwijt „Moar gij het gij 't toch angepakt van den sjatupeUer. „Angepakt awel angepakt, maar waar 't ieverand gebleven is zei Ro salie, 'l huisje Ingaande, ,,'k leg-ik alles zoo van pampiere in de loaj De secretaris en Ivo volgden haar. Rosalie zocht in een kastje, toonde de waarheid vau haar zeggen, greep er een bundeltje smoezelige biljetten uit. „Ziet 's keer secretoaris... dat 's alles wat er is, briefkes van 't pesjenee! en de grondlaste 't Is dh nie. wa ge meent?" „Neeë neeë. 'I stembriefke'" riep Ivo bedrukt, ,,'n Geel briefke zoo groot. zoo zoo,. 1" zei de secretaris nog weer. I „Ah wacht 's keer!" riep Rosalie in- eens Ze bukte zich, rommelde In een kastje, haalde dan van onder de oliekan een gansch doorgevet stembriefje te voor schijn, hield 't triomfantelijk omhoog. „Dadde! 'k heb, ik 't misleid, maar wèg dat kost nie!" ,,'t Zit vol peter olie'" zei Ivo wat angstig naar den se cretaris kijkend „en groene zeep zit er ook an Hij veegde 1 af aan z'n broek. „Ah wat smeerlapperij „Geeft nie sprak de secretaris haas tig en verlucht „Alla Ivo, nou seffens mee Rosalie bedankt zulle!' De beide mannen holden den weg op, klommen in 't rijtuig, Ivo subiet met 'n dikke sigaar van de secretaris in z'n mond Hij stak z'n arm op naai z'n vrouw. Rosalie was 't huizeke uitgeloo- pen, stond midden in t vlas en wuifde. In' 't stadje bracht de verkiezing een vreemde roerigheid; de deuren van 't ge meentehuis stonden wijd open en daar in de buurt scholen groepen samen van stemmentellers en kansrekenaars Een auto kwam telkens langs toeten haalde de verste boeren op, en rijtuigen en karren ratelden telkens aan met ladin gen kiezers 't Rijtuig van Ivo hield stil voor „de Zwaan", reed dadelijk weer weg met den secretaris, die 'n lijst geraadpleegd had van een ijlings toegeschoten assistent die op wacht stond bij de raadhuistrap- pen In de herberg !was 't vol en zwaar warm van dranklucht cn tabaksrook „Ha Ivo!" riep een slem .Kom 'n keer hier Ivo keek, ging er op al 't Was de brouwer, die aan een tafel tje zat met den zeun van Fons Vleesch- ouwer; zc hadden pampieren voor zich. ,,'t Stembriefke", zei de brouwer Ivo toonde 't. „81", zee de brouwer en toen schreef de zeun van Fons wat op „Ivo", zee de brouwer dan, ge zijt nie geleerd gij?" „Neeë bekende Ivo. „Awel, dal 's nikske ziet 'n keer hier. „Op 't gemeentehuis, krijgde van den „burgemeester een ander briefje zoo eenekijk as dille ge stemt naturelik op Martens dat weet-de toch." „Joa-et. op Martens", knikte Ivo „Awel, omdagge Marlens stemt, mog- „ge dit vakske hier da witte dingetje „zwart moake" „Zwart moake vroeg Ivo, „ik kan-ik nie schrieve." „Dat is geen schrieve t is alleen ig zwart moake „Waarmee?" vroeg Ivo, die spijt kreeg dat hij gekomen was. „Met jiotlood dat ze ou geve zulle Op dd briefke stoan twee namen moar 't bovenste verstoat-de. I bovenste dat's van Martens. „Awel 't is goed" knikte Ivo, inge spannen met z'n oogen knippend „Agge bier wilt, dan kunde twee pin ten drinken veur ons, en agge weerom- komt van 't roadhuus nog eene Ivo knikte, nam z'n peteroliebriefke weer terug, wendde zich om en ging naar den toog om z'n pinten uit te drinken. Hij praatte niet met de anderen, d'r was iets peinzends in z'n gezicht geko men; in z'n voorhoofd trokken breede rimpels 't Was alles polleliek wat ze daar be- zei Piccione schuchter. Wat bedoelt u? Dat ik in 't geheim getrouwd ben? Zeker, tot nu toe was mijn huwelijk een geheim; maar nu is het bekend; alle vrienden, familieleden, heel Genua moet het nu weten. En zoo sprekend keerde Roberlo Teno glio zich om naar zijn geïmproviseerde wederhelft, die hem voor zijn woorden met een blik van onuitsprekelijke teeder- heid dankte. Ik mag sterven, als ik er iets van begrijp! dacht hij bij zichzelf. O! wij deelen in dc blijdschap van UEd. zei Piccione, die de deftigste van de twee agenten was,. En wij verheugen ons met mevrouw Dank u, dank u! antwoordde het aardige vrouwtje, en deed haar woor den van haar liefslen glimlach vergezeld gaan. gftjüj Kom, Piccione, wij zijn hier te veel. Neen, neen, mijne vrienden! zei Roberto Tenoglio, wij laten u niet weg gaan voor dat ge een glaasje gedronken hebt. Neem ons niet kwalijk, mijnheer, maar wij waren de trappen opgekomen om een vrouw te achtervolgeneen... Wat? vroeg R. Tenoglio nieuws gierig ge zegt een. wat bedoelt ge? wat voor een vrouw? 01 van haar gedrag wil ik niets geen kwaads zeggen. Tenoglio haalde diep adem. Intusschen ging Negri door- ..Enfin, moet ik het zeggen? Het betreft een afgezanle van Mazzini. 1 Mijnheer de Commissaris heeft vernomen dat die vrouw, een van de gevaarlijkste samenzweerders legen de regeering, vau uit Londen te Genua is aangekomen, en dat zij zich juist in een huis hiernaast moet bevinden. Ons heen en weer loo- pen moet haar argwaan hebben opge wekt. daar juist een vrouw (het was stellig onze vrouw) hel bewuste huis heeft verlaten, maar, door ons achter volgd, is zij dit huis binnengevlogen Ah, deksels! riep Tenoglio uit En hoe zult ge haar nu vinden? Zij zal nu wel de trappen weer af zijn gegaan! haastte zich mevrouw te zeggen Waarachtig, mevrouw Tenoglio heeft groot gelijk! riep Piccione, zich met de vuist op het voorhoofd slaande Wat een ezels zijn wij geweest! Dal kan ldopen worden om haar nog te achter halen Zoo haastig hoeft het niet, viel me vrouw hem glimlachend in de rede Nu heeft zij toch al ecu heel eind op jelui voor; hoe zal u haar nu kunnen vinden! Er is nu toch niets meer aan' te doen, en ik zou u maar raden gevolg te geven aan liet verzoek van mijn Ro berto om een glas wijn te drinken 1) Italiaansch republikein (1805-1872. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5