S3
sola,
man,
Ler.
IVO.
TWEEDE BLAD
njN,
JULI
BAINS
Ringen".
ingezonden Mededeelingen.
p. SLUIS.
*£andbouu>kroniefi
FEUILLETON.
Een Zonderlinge Nacht.
|ebtig, bjjn*
zeer billjjk
OIK.
I D 95. Goes-
edlerte van
mcotrs loege- 1
betaling na 1
1913.
lekker.
|hai stelde en
met naede-
ISolo-zang,
den Heer H.
relfonds.
opraan),
Bariton).
- f
I of iets der-
br. letter H-
Zaterdag 12 Juli 1913, no. 163.
Iggvt
VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER^
ienstbode.
gevraagd bï
(ren Brieven
Instel 55 AM-
dienstbode
Loon f 125
stbode al»
■t verval, f26
Ttevrouvr VAN
iiulslstr. UL
!SSt
ROTTERDAM
JFiSST.
.Rotter da*
vm. 8.45
845
8.45
8.46
8.45
i. prober Jr.
TAK OffZBN VA8TEH MEDEWERKER
(Slot).
Ongunstige omstandigheden.
Een vriend, die mij mijn lellen toont.
Heelt op mijn hart een groot veimofitn.
Oud rjjmpje.
Wij hebben in ons vorig opstel gewe
zen op de nadeelige gevolgen van aan
houdende regen op bouwgronden, waar
van de afwatering niet verzekerd is en
daarbij even stil gestaan bij de noodza
kelijkheid om alle landerijen, waar zulks
maar immer mogelijk is, te draineeren,
omdat men daardoor de nadeelige gevol
gen van te veel water in den bouwgrond
voorkomt.
Bij dat „immer mogelijk" willen we nog
even een wijle stilstaan en een klein leer
zaam uitstapje maken. Het „immer moge
lijk" sluit in zich, „waar men verzekerd
is van een goeden en voldoenden afvoer
van hel water" en dien voldoenden afvoer
kan men bekomen, wanneer men niet
op de kosten en moeiten ziel om alle
hoofdleidingen voor gemeenschappelijke,
de bijzondere leidiugen voor eigen reke
ning in orde te houden en daarbij, zoo
noodig, door een stoomgemaal te zorgen
dat men meester is van het peil in den
geheelen polder of in het geheele water
schap.
Draineeren van een land achten wij
onmisbaar, maar draineeren zonder zeker
te zijn van eene goede afwatering is niet
alleen nutteloos, maar blijkt zelfs gevaar
lijk te kunnen worden een punt van be
schuldiging. Laten wij u daarvan eene
geschiedenis vertellen, die navraag lijden
kan.
In het voormalig Vde district, 't land
van Axel en Hulst, wordt zeer veel ge
draineerd; de hoofdwalering, waarop die
gedraineerde landen uitwateren, is in
eigendom bij het rijk, dat volgens trac-
taten met België, welke staat daarvoor
eene aanzienlijke bijdrage betaalt, ver
plicht is door dat zelfde kanaal aan een
deel van het water uit noordelijk Vlaan
deren een weg naar de Schelde te ver
zekeren.
Welk verschijnsel heeft zich nu daar
reeds vele achtereenvolgende jaren voor
gedaan, maar vooral in de laatste jaren.
De Belgische landerijen, die hun over
tollig water in dat kanaal loozen, liggen
hooger dan de landerijen in Zeeuwsch-
Zeeuwsch-Vlaanderen, waardoor die wa-
terloozing is aangelegd; de achtergelegen
landen raken dus hun overtollig water
geregeld kwijt.
Wanneer nu dat kanaal, dat aan de
oostzijde van Terneuzen in de Schelde
uitmondt, steeds op een behoorlijk peil
kan gehouden worden, was ook de uit
watering voor het grootste deel van Oos
telijk Zeeuwsch-Vlaanóeren in orde,
NOVELLE
van
ANTON GIULIO BARRILI.
Deze samenspraak werd op het portaal
tusschen de twee vervolgers van de
schoone onbekende gehouden, die geen
aanbidders waren maar twee agenten Ne
gri en Piccione.
Het gerucht van hun zware voetstap
pen in de antichambre en het kletteren
van hun sabels legen de meubels bereik
te, wat het stemmetje van de dame
niet gedaan had kunnen krijgen; mr,
Tenoglio werd erdoor uit zijn slaap op
geschrikt; hij sprong van de canapé en
toen hij een hand de zijden portière
open zag trekken en een arm en een
been in het salon zag verschijnen,
schreeuwde hij onmiddellijk; houdt den
dief, en greep een stoel om dien als wa
pen tegen de indringers te gebruiken
Houd op, mijnheer, houd op! zei
Negri binnenkomend wij zijn geen die
ven, of menschen die u eenig kwaad wil
len doen... Kijk maar naar onze uni
form Maar wat zie ik? De advo
caat
Jloberto Tenoglio in levenden, lijve,
maar. en dat mag. wel eens aan de
groote klok gehangen wordendie uit
watering laat zoo niet alles, dan toch
buitengewoon veel te wensclien over, of
schoon ook de eigenaars van de Zeeuw-
sche landerijen, die daarop uitwateren,
aan het Rijk voor die uitwatering een
eenmaal overeengekomen jaarlijksche bij
drage moeten storten.
Vooreerst mist die uitwatering eene
voldoende capaciteit. Opent men alle slui
zen, dan kan bij groolen toevloed van
water, dit water zijn weg niet naar de
Schelde vinden, vooral, omdat bij hoog
water in de Schelde de sluizen telkens
weer moeten gesloten worden.
Tengevolge hiervan verkeeren, de lan
derijen in Zeeuwsch-Vlaanderen, welke
van deze uitwatering gebruik moeten ma
ken, in zeer treurige omstandigheden en
wel in deze drieA A
a) het overtollige water, dat de regens
doen toestroomen, kunnen zij wegens te
geringe capaciteit van de uitwatering niet
loozen
b) daarbij bekomen zij al het overtol
lige) water van dc hooger gelegen Bel
gische landerijen, en
c) wanneer dan de gebruikers en eige
naars van die landerijen over de noodlot
tige gevolgen van dien hoogen waterstand
klagen en zich tol de door hen afzonder
lijk betaalde Regeering wenden met het
verzoek in dien voor den landbouw
uiterst nadeeligen loeslaud verandering
te brengen, krijgen zij hel vermanend
antwoord, dat het hun „eigen schuld"
is, omdat zij hunne landerijen hebben
gedraineerd.
Ook dit feil willen wij onder de „on
gunstige omstandigheden" even vastna
gelen.
De staat besteedt aanzienlijke somuien
ter bevordering van degelijk onderwijs in
Landbouwkunde. Eene van de gewone
lessen van den landbouwonderwijzer zal
zijn „draineer uw land!
En ten slotte komt een van de hoofd
takken van uwe Rijksregeering u vertel
len, dat uw land tengevolge van het drai
neeren overlast van het water heeft1
Toen de eigenaars en de gebruikers
van die gronden bij de Regeering hunne
klachten indienden over (lien overlast was
het dezer taak geweest door haar Water
staat te laten onderzoeken, of er over
last was. En aangezien net dien Water
staat bleek, dat de overlast bestond en er
nog is, is het de taak van diezelfde Re-
geering, die voor behoorlijken afvoer be
taald wordt, te zorgen, dat die afvoer
door verbetering van de uitwatering, zoo
noodig door een stoomgemaal mogelijk
werd, en de klagers niet af te schepen
met de meer dan belachelijke verklaring,
„drainage is de oorzaak van te hoogen
waterstand!!" Drainage gevaarlijk!!
En hoewel nu de redeneering, dat drai
nage de oorzaak kan zijn van te hoo
gen waterstand op het land, eenvoudig
onzinnig is, leert ons de toestand op
de beschreven landerijen, dat, hoe nood
zakelijk drainage ook zij, vooraf gezorgd
moet worden voor voldoenden wateraf
voer
Na het voorgaande voorbeeld willen
wij nog even stilstaan bij Walcheren. Ook
daar deugt de waterafvoer niet; de klach
ten daarover zijn te algemeen bekend
om daarbij hier stil te staan. Ook de
oorzaken van dien slechten afvoer willen
wij hier niet bespreken, maar zij zijn er
en de wetenschap slaat zoo hoog, dat
men bij geen slechten waterafvoer be
hoeft te berusten. Overal kan men den
waterafvoer zoo regelen ,dat men hem
geheel in zijn macht heeft. Dat kost
natuurlijk geld, maar wanneer daarvoor
geld noodig is, moet dat geld daarvoor
worden uitgegeven. Weigeren de inge
landen, die kosten te dragen, dan moeten
zij later niet komen klagen, dat het wa
ter lien benadeelt. Zij hebben die schade
zich zelf veroorzaakt; alleen de minder
heid, die eene afdoende verbetering wil,
welke de meerderheid haar weigert, mag
klagen, maar zij doet nog beter, wan
neer zij niet klaagt, maar door verbe
terd onderwijs, door 't verspreiden van
deskundige inlichtingen, have minderheid
weet om te zetten in eene meerderheid,
die niet schroomt zich uitgaven te ge
troosten voor eene blijvende en zeer ze
ker groote renten opleverende verbete
ring!
We willen ten slotte nog over een an-
der gevolg spreken van lange regen sei
zoenen, n 1. over het niet behoorlijk dro
gen der vruchten bijv. van hooi, van
erwten, van boonen, karwij enz enz
I Welke nadeelen aan genoemde vruch-
j ten door te langen regen kan veroor
zaakt worden, behoeven wij hier natuur-
(lijk niet nader toe te lichten, maar in
j de plaats van ons daarmede dan ook be-
zig te houden willen we hier alleen op-
merken, dat men in alle deelen van Zee-
land het groote nut gezien heeft van 't
gebruik van klaverruiters en dat er nog
zooveel landbouwers gevonden worden,
eveneens jn alle deelen van Zeeland, die
van dit onmisbaar hulpmiddel nog geen
gebruik maken. Natuurlijk kosten klaver-
ruiters geld, maar een groot gedeelte
der uitgaven kan gespaard worden door
ze zelf met zijne werklieden in den win
tertijd te vervaardigen en wanneer men
eenmaal in 't bezit is van een voldoend
aantal en deze jaar op jaar opbergt op
een droge plaats, zoodanig dal dc lucht
den geheelen stapel behoorlijk kan door
trekken, dan kunnen zij jaar op jaar
dienst doen en de rente, die zij opleve
ren het vorig jaar en ook deze hooi
tijd hebben het weder bewezen is zeer
aanzienlijk, en zou reeds dan zeer aan
zienlijk zijn, wanneer daardoor alleen
voorkomen werd liel rollen van de on
derste lagen der hoopeu, die zonder rui
ters met den grond in aanraking komen
Wij hielden ons bezig met de ongun
stige omstandigheden, waarin tengevolge
van de voortdurende regens van 't vorig
jaar en dit jaar vele landerijen, vele
vruchten verkeeren en waarvan men door
tijdige voorzorgen den nadeeligen invloed
voor een groot deel had kunnen beper
ken, zelfs hier en daar voorkomen.
Mogen de ongunstige seizoenen van
vroegere jaren en ook van dit jaar aan
velen de oogen doen opengaan en hen
aansporen eendrachtig saam te werken
om zoo spoedig maai- immer mogelijk de
maatregelen te bevorderen, te nemen, of
te doen nemen, die hen in staat zullen
stellen, zelfs bij het ongunstigste weder
den strijd om het bestaan met voordeel le
kunnen volhouden.
Schets uil het Zeeuwsch-Vlaamsche
Volksleven,
door
F DE SINCLAIR.
't Was 'n schoon nieuw huizeke van
Ivo Vermeire.
't Stong 'n eindje van den weg midden
in 'n sappig groen stuk vlas.
De zon scheen er öp en na de regen
van gisteren leek 't alles pas gekuist en
opgewreven, 't helder rooie dakske ei)
't wit van 't houtwerk en 't groen vaD
de deure
In den kleinen hof gloeiden de stoffe-
lieren naast de groenselveldjes mei goud
gele slaai en scheulcrwtjes en juun.
De deur van 't achterhuis stond open
en daarvoor £tond Rosalie gebukt met
opgestroopte mouwen over de wasch-
tobbe en zong.
„Ah Rosalie, is Ivo d'r in?" zei 'n
stem die haar plots schrikken deed, ze
zag op.
„Secreloaris. mogge Ivo hè?"
„Joa-et. is-t-ie d'r niet in?"
„Neeë".
„Waar is-t-ie. dan?"
Ze haalde de schouders op.
,,'k Weet-ik niet, woar mienen baas
steekt." En dan omziende naar den weg,
waar een rijtuig slohd te wachten
antwoordde Tenoglio, die op zijn
beurt de agenten had herkend; maar wat
verlangen de heeren op dit late uur in
het huis van een rustig burger?
01 neem ons niet kwalijk i mijn
heer de advocaat, uw deur stond open..
Mijn vriend zei een stemmetje,
dat onze held twee passen achteruit deed
springen het is zeker die schelm van
een Battisla, die alle nachten met de
kamenier van de vijfde verdieping gaat
pralen Wij moeten hem uit onzen dienst
ontslaan, niet waar?
Wel zeker, we zullen hem wegja-
8en - antwoordde Roberto Tenoglio.
En hij staarde als een onnoozele bij af
wisseling de agenten en de onbekende da-1
me aan, die hem „mijn vriend" had ge-1
noenid.
We zouden niet gaarne het ongeluk
van een armen bediende veroorzaakt heb
benstamelde Piccione.
Wel neen, wel neen, hernam de
dame Hij is een nietsdoener, een on
mogelijke kerel, niet waar, Roberto? I
Ja, oen deugniet, een dief, een
moordenaar! bevestigde Roberto, die niet
meer wist wat hij zei:
Oh, in dit geval, met permissie van
UEd., zei Negri, zullen wij hem arres
teeren.
Ja, arresteer hem d.w.z, neen, laat
hem met rust den armen stakker. Ik heb 1
me wat sterk uitgedrukt, maar dat is
zoo mijn manier van spreken, ik noem
mijn dienstpersoneel altijd dievenI
En je moet die leelijke gewoonte af-
leeren, mijn Roberto! zei de dame.
terwijl ze Roberlo vertrouwelijk bij den
arm nam, je zult nu wel in alles je
vrouwtje haar zin geven, niet waar?
Roberto Tenoglio zag er uil of hij uit
de wolken was neergeluimeld Hij liet
zich bij den arm nemen en zelfs, kan
ik u verzekeren dat hij, galant als hij
altijd was, ook in de meest moeilijke
oogenblikken, met sierlijkheid zijn arm
uitstrekte om den zachlen last te ont
vangen. Die arm drukte den zijne op een
bijzondere wijze die wilde zeggen: ,,in
Godsnaam help mij!" De prachtige oogen
van de onbekende zagen hem smeekend
aan om een gunstig antwoord! de onbe
kende was schoon, zeer schoon; en Ro
berlo Tenoglio antwoordde:
Ja, mijn vrouwtje ik zal alles doen
om je tevreden te stellen. Dat al
les was in een oogwenk gebeurd En
nu men eenmaal begonnen was de zaak
zoo voor te d ragen, moest men door
teelten en van tie vreemde situatie een zoo
aannemelijk mogelijke verklaring zien te
geven Hoe verlegen ook Roberto met
de zaak was, hij deed zijn best om haar
tot een goed einde te brengen.
Kijk eens wat een wonderlijk toe
val! zei hij tot de agenten. "We heb
ben hier gespeeld en gedanst. een klein
feestje, zoo_ onder vrienden aan wie ik
mijn vrouw heb voorgesteld.
Wat zegt u wierp Negri er tus
schen in. Is u getrouwd? Dat wis
ten we niet eens...
Inderdaad zei Tenoglio ik
had het nog aan niemand verteld.
huwelijk op goed geluk!....
„Moar.. loch Bent-de mé gerij?"
„Ah natuurlijk. 't is le wijd urn te
leupe. Ivo mot mee...."
„Mee?" verhaalde Rosalie verbaasd
„Waveur?"
.,Bè mens, om te stemme, wat anders
„Stemme. Aweer?"
„Awecr?"
„Bè toch, Ivo heit gisteren gestemd!"
„Bent-de zot 't Was gienen stem
ming gister. Waar mag-tie sleke?"
Ze had al pratend door-gewasschen,
maai' nu trok ze haar dikke armen uil
't sop en wees met een, waar dampende
schuim afdroop, in de verte.
„Gunder bie da witte ekke, 'k peize.
dat ie doar met de poalingfuiken an 't
doen is. Goat doar 'n keer zien secre-
toaris?"
De secretaris wilde terug gaan den
grooten weg weer op, maar ze wees op
een smal pad tusschen 't vlas.
„Neeë. langs iere...."
Hij begon op een drafje, maar hield al
in na twintig lellen; 't was te gloeiend
hier in 't veld; achter hem hoorde bij
Rosalie weer zingen; 'n baantje dat kie
zers opsnorren in zoon hitte cn allemaal
waren ze uit, de kerels; maar 't gong d'r
om dit keer en elke stem was.'t er een.
Alia dan maar, as Ivo nou maar wou en
niet koppig was, l was 'n vieze met al z'n
stommigheid as tie begon.
De secretaris sprong over een sloot,
liep toen tusschen de rogge, begon alvast
te roepen, „Ivo! Ivo Vermeire Ivo!'
I Klonk maar schraaltjes over 't wijde
■eld en niemand gaf 't er antwoord.
Daar was 't witte hek, nog een eindje.
Oejé oejé, da was toch warm!
Maar ineens zag hij den man onder
aan den dijk bij de vliet. Hij schreeuwde
't blij uit en wenkte meteen met beide
armen.
„Ivo!. Ivo!. kom 's keer iev!"
De man bij 't water keek verbaasd,
klom sloom naar boven tegen den dijk
op, trad dan nader.
,Ah.secreloaris...!"
„Ivo goat seffens mee om te stem-
„AHa. rept-de wat!"
„Stemme?" Hij keek wat ontevreden
,,'k Ben ik gisteren geweest, maar toe
kon 't nie."
„Ah, maai- 't en was nie gisteren, 't is
van doage", zei de secretaris.
Awel, moar vandoage kan ik nie!zei
Ivo koppig.
„Dat 's geen praat, ge mol stemme,
ge hebt beleufd an de paster en ik ben
ier met gerij."
„Met gerij?"
Ivo's trekken ontspanden zich tot een
grijns. Hij hield de hand boven de oogen
en tuurde haar den weg.
„Nondeju, 'n rietuug mè twee peerde!"
De secretaris lachte, greep hem bij den
schouder.
„Alla seffens. en ge kunt drei pinten
krijgen!"
„Moar de poaling..." aarzelde Ivo nog
even, met een omkijk naar z'n fuiken
Alla, die zwemme nie vort!" zei de se
cretaris hem meetrekkend.
Ivo volgde
„Pak 't stembriefke mee", zei de secre
taris, toen ze haastig alweer bij 't hui
zeke waren
Rosalie had ze hooren komen, keek
om den hoek en lachte.
„Ah secretaris, wast-nie zoo? Joa, ik
doch 't!"
,,'t Stembriefke Rosalie, hé gij da?"
vroeg Ivo
„Stembriefke'k Weet-ik van geen
stembriefke" antwoordde ze
„Zoo'n stukske papier zoo. wees de
secretaris „zoo'n geelmet letters d'r
OP
„Awel mè letters,lachte Rosalie „stong
't daar op?"
„Stong 't doar op?" herhaalde de an
der ongeduldig. „Nee, dat mot Ivo mee
brengen op 't roadhuus, anders kant-ie
nie stemme."
Rosalie en Ivo werden beiden ineens
ernstig.
„Dat zijn dingedè komp adde nie
geleerd bintzuchtte Ivo, en dan lot
Rosalie met verwijt „Moar gij het gij
't toch angepakt van den sjatupeUer.
„Angepakt awel angepakt, maar
waar 't ieverand gebleven is zei Ro
salie, 'l huisje Ingaande, ,,'k leg-ik alles
zoo van pampiere in de loaj
De secretaris en Ivo volgden haar.
Rosalie zocht in een kastje, toonde de
waarheid vau haar zeggen, greep er een
bundeltje smoezelige biljetten uit. „Ziet
's keer secretoaris... dat 's alles wat er
is, briefkes van 't pesjenee! en de
grondlaste 't Is dh nie. wa ge meent?"
„Neeë neeë. 'I stembriefke'" riep
Ivo bedrukt, ,,'n Geel briefke zoo groot.
zoo zoo,. 1" zei de secretaris nog weer.
I „Ah wacht 's keer!" riep Rosalie in-
eens Ze bukte zich, rommelde In een
kastje, haalde dan van onder de oliekan
een gansch doorgevet stembriefje te voor
schijn, hield 't triomfantelijk omhoog.
„Dadde! 'k heb, ik 't misleid, maar
wèg dat kost nie!" ,,'t Zit vol peter
olie'" zei Ivo wat angstig naar den se
cretaris kijkend „en groene zeep zit er
ook an Hij veegde 1 af aan z'n broek.
„Ah wat smeerlapperij
„Geeft nie sprak de secretaris haas
tig en verlucht „Alla Ivo, nou seffens
mee Rosalie bedankt zulle!'
De beide mannen holden den weg op,
klommen in 't rijtuig, Ivo subiet met 'n
dikke sigaar van de secretaris in z'n
mond Hij stak z'n arm op naai z'n
vrouw. Rosalie was 't huizeke uitgeloo-
pen, stond midden in t vlas en wuifde.
In' 't stadje bracht de verkiezing een
vreemde roerigheid; de deuren van 't ge
meentehuis stonden wijd open en daar in
de buurt scholen groepen samen van
stemmentellers en kansrekenaars
Een auto kwam telkens langs toeten
haalde de verste boeren op, en rijtuigen
en karren ratelden telkens aan met ladin
gen kiezers
't Rijtuig van Ivo hield stil voor „de
Zwaan", reed dadelijk weer weg met den
secretaris, die 'n lijst geraadpleegd had
van een ijlings toegeschoten assistent
die op wacht stond bij de raadhuistrap-
pen
In de herberg !was 't vol en zwaar warm
van dranklucht cn tabaksrook
„Ha Ivo!" riep een slem .Kom 'n
keer hier
Ivo keek, ging er op al
't Was de brouwer, die aan een tafel
tje zat met den zeun van Fons Vleesch-
ouwer; zc hadden pampieren voor zich.
,,'t Stembriefke", zei de brouwer
Ivo toonde 't.
„81", zee de brouwer en toen schreef
de zeun van Fons wat op
„Ivo", zee de brouwer dan, ge zijt
nie geleerd gij?"
„Neeë bekende Ivo.
„Awel, dal 's nikske ziet 'n keer hier.
„Op 't gemeentehuis, krijgde van den
„burgemeester een ander briefje zoo
eenekijk as dille ge stemt naturelik
op Martens dat weet-de toch."
„Joa-et. op Martens", knikte Ivo
„Awel, omdagge Marlens stemt, mog-
„ge dit vakske hier da witte dingetje
„zwart moake"
„Zwart moake vroeg Ivo, „ik kan-ik
nie schrieve."
„Dat is geen schrieve t is alleen ig
zwart moake
„Waarmee?" vroeg Ivo, die spijt kreeg
dat hij gekomen was.
„Met jiotlood dat ze ou geve zulle
Op dd briefke stoan twee namen moar
't bovenste verstoat-de. I bovenste
dat's van Martens.
„Awel 't is goed" knikte Ivo, inge
spannen met z'n oogen knippend
„Agge bier wilt, dan kunde twee pin
ten drinken veur ons, en agge weerom-
komt van 't roadhuus nog eene
Ivo knikte, nam z'n peteroliebriefke
weer terug, wendde zich om en ging
naar den toog om z'n pinten uit te
drinken.
Hij praatte niet met de anderen, d'r
was iets peinzends in z'n gezicht geko
men; in z'n voorhoofd trokken breede
rimpels
't Was alles polleliek wat ze daar be-
zei Piccione schuchter.
Wat bedoelt u? Dat ik in 't geheim
getrouwd ben? Zeker, tot nu toe was
mijn huwelijk een geheim; maar nu is
het bekend; alle vrienden, familieleden,
heel Genua moet het nu weten.
En zoo sprekend keerde Roberlo Teno
glio zich om naar zijn geïmproviseerde
wederhelft, die hem voor zijn woorden
met een blik van onuitsprekelijke teeder-
heid dankte.
Ik mag sterven, als ik er iets van
begrijp! dacht hij bij zichzelf.
O! wij deelen in dc blijdschap van
UEd. zei Piccione, die de deftigste
van de twee agenten was,. En wij
verheugen ons met mevrouw
Dank u, dank u! antwoordde
het aardige vrouwtje, en deed haar woor
den van haar liefslen glimlach vergezeld
gaan. gftjüj
Kom, Piccione, wij zijn hier te
veel.
Neen, neen, mijne vrienden! zei
Roberto Tenoglio, wij laten u niet weg
gaan voor dat ge een glaasje gedronken
hebt.
Neem ons niet kwalijk, mijnheer,
maar wij waren de trappen opgekomen
om een vrouw te achtervolgeneen...
Wat? vroeg R. Tenoglio nieuws
gierig ge zegt een. wat bedoelt ge?
wat voor een vrouw?
01 van haar gedrag wil ik niets
geen kwaads zeggen.
Tenoglio haalde diep adem. Intusschen
ging Negri door-
..Enfin, moet ik het zeggen? Het
betreft een afgezanle van Mazzini. 1
Mijnheer de Commissaris heeft vernomen
dat die vrouw, een van de gevaarlijkste
samenzweerders legen de regeering, vau
uit Londen te Genua is aangekomen, en
dat zij zich juist in een huis hiernaast
moet bevinden. Ons heen en weer loo-
pen moet haar argwaan hebben opge
wekt. daar juist een vrouw (het was
stellig onze vrouw) hel bewuste huis
heeft verlaten, maar, door ons achter
volgd, is zij dit huis binnengevlogen
Ah, deksels! riep Tenoglio uit
En hoe zult ge haar nu vinden?
Zij zal nu wel de trappen weer af
zijn gegaan! haastte zich mevrouw
te zeggen
Waarachtig, mevrouw Tenoglio heeft
groot gelijk! riep Piccione, zich met de
vuist op het voorhoofd slaande Wat
een ezels zijn wij geweest! Dal kan
ldopen worden om haar nog te achter
halen
Zoo haastig hoeft het niet, viel me
vrouw hem glimlachend in de rede
Nu heeft zij toch al ecu heel eind op
jelui voor; hoe zal u haar nu kunnen
vinden! Er is nu toch niets meer aan'
te doen, en ik zou u maar raden gevolg
te geven aan liet verzoek van mijn Ro
berto om een glas wijn te drinken
1) Italiaansch republikein (1805-1872.
(Wordt vervolgd.)