TWEEDE BLAD
De HONDENDOKTER.
FEUILLETON,
In liet Land van den Dollar.
*£andbouu)kroMek
itteriag 18 Jan. 1913, no. 16.
noon
Mi.L.fl. J- LAMBERTS HÜRRELBRINK.
(Nadruk verboden.)
like* dag, bij beider zonnig weer zit
Uari Frchman* reor de dear van zijn net
proper huiBje, dat eenzaam, verlaten staat
den bo!chr*nd, een weinig ter zyde van
den grooten, steil bellenden weg, welke de
Linoburgache dorpen Hoogberg en Roosdanl
met elkander verbindt.
9e flinke, oude man met langen witten
baard, omlijstend den breeden Germanenkop,
wsarin hoekig uitsteken de puntige kaak-
knobbelseen diepe kerf over het booge
voorhoofd, een zwart-wit lintje in bet
knoopsgat vaD het grijewollen buis doen
hem kennen als een der grondmeters van
bet machtige Duitsche rijk.
Gemoedelijk, lui rugleunend tegen den
muur van zijB woninkje, de flaitlippen vast
om-het roer van een lange reutelende pijp,
waarvan de kop ru6t op den grond, telken
male wegblazend dikke rookkringen in de
-lucht, vertrouwelijk met een knikboofd groe
tend de voorbijgangers, die allen hem kennen.
Geen wonder.
Hij is de trouwe helper en bondgenoot
der stroopers, die hy met sluik-geheimzin-
nige knipoogen, met nauw merkbaar hoofd
schudden, het nabijzijn hunner vijanden, de
veldwachters of gendarmen verraadtbij
dreigend gevaar verbergt hij in [de hem
alleen bekende rotskloven de door de wild
dieven he* ijlings toegeworpen hazen en
konijnen ze zijn overtuigd van zijn strikte
onkreukbare eerlijkheid.
Geen beter wapensmid of rijwielhersteller
hier in den omtrek. De jagers, vooral de
ZondBgsche bij herhaald misschieten
moet dan natuurlijk aan het geweer liggen
vertrouwen hem hunne wapenen toefiets
rijders, die haast hebben, weten, dat zij bij
hem terstond hulp kunnen vinden voor
hnnne lekke banden. Geld vraagt hij nooit:
hij stelt zich tevreden met hetgeen men hem
in de hand duwt, hartelijk dank brommend
met diepe basstem voor de ruime gift,
zonder daarentegen ooit blijk te geven van
wrevel bij mindere belooning.
Hij is de vriend van allen, bemind door
alle menechen, maar daarentegen gebaat door
alle honden, die hem keDnen en die zijn
er vele, zeer vele in Roosdaal en verre
■omstreken.
Ben schuw kijken met angstige oogen en
builend gejank, als bet arme beest zijn
woning ontwaart, een haastige vlucht, den
staart laag tuBschen de aehterpooten als hij
dep eigenaar ziet.
Carl Frobmann is namelijk ook honden
dokter. niet geëxamineerd, niet gediplomeerd,
niet door deD Staat aangesteld, maar niet
temin, misschien wel dientengevolge, geniet
hij meer vertrouwen dan elke veearts.
Wonderen, welke de boeren in hun ge
zellig samenzijn, in herbergen en kroegen,
met harde vuistslagen als pleehtige verze
keringen, elkander weten te verhalen van
zijn ongeëvenaarde kunde en wetenschap.
>T'ie e mirabel, wat dé Pruus kin* ver
zekerde mij eens een Roosdaler, »dao is gein
dokter, gein perfester, dé zoi'n verstand van
bon beet es dè kèlich zek uck e mirakel,
effectief e mirakel, waat ich ucb zekEs
me bei em kump, mit zoi'n bies daa heet
er et. mèr nou te kieken -er hoof er neet
ine aon te reure, bekieke allein mèr, be
kieke zek ich uch en dan wit er al, waat
het heet, of de rung, ol de worm, of het
vuur, of kwaojsmppe, of de hondekrünkde
't is alles gans egaal, dat zant er, dat znut
er, zek ich uch. En noits mis. Altied vas,
secuur. Mé dat is nog neet et schoinste
do prio kin zoi krank zien wie e verke, es
heet et onder z'n puuj heet gehad, dan is
et beter auch direk, sebiet! Ich zek uch,
menier't is e mirakel, effectief e mirakel".
„Da's vas en zeker e mirakel", bevestig ik.
<Ich zek uch, menier, 't is ene touveneer
zoi get heet van z'n leve neet bestoon en
zal ouck neet meer bestoon. En ich weit et
neet van hoire zekke, ich bttb et zelf gezesn.
E paor «aond geleje wouw miene hond neet
vrete, e gansche week niks, get felsch me
kos em de ribbe zien in z'n pens en waat
ich em ouch gaof, er vertikte n'eter vraat
neet.
Toe ich met em nao de Pruus en noe
kint geer mioh geluive of neet, mè 't is de
waorheid, de znuvere waorbeidich 'maag
vermaledeid zien os ich leeg, meniernoelik
hauw er de prio gezeen, of eczag»dèheet
eine kronkel in z'n derm".
Er behandelde heum en toe ich nao e
paor daog trukkaom, vraat mich et mormel
direk e volle koep mit verkensvoor".
Een zweem van spottend niet gelooven
om mijne lippen.
Jao, jao, dao moat geer neet euver lache,
menior: 't is zoe, '6 is zoe wie ich es zelf
uch zek probier et zelf mèr ins.*
»"I^spit mich, ich hiib goine hond" en
lachend neem id afscheid van mijn wonder-
verteller.
Toch heeft bij geprikkeld mijn nieuws
gierigheid.
Eens op kouden wintermorgen, op een
zamen weg, ontwaar ik een kleinen, onoog-
lijken hond, van twijfelachtig ras de donkere
kroesharen verraden den afstammeling van
den poedelde lange spitse snuit het ken
merk van de collie, misschien ook wel van
den keesin de kort ineengedrongen pooten
herkende ik den das de hoogstaande
ooren bruchten mij den terrier voor den
geestde waaierpluimstaart was die van
den Ierschen setterde stompe neus die
van den dogeen gewrocht van rijke ver
scheidenheid en stijl, het werk van tal van
bouwmeesters, de Paton van Rostand, die
met zelfbewusten trots verklaart:
»Je suis tons les chiens, je les ai tou6
4."
Bibberend, kou-rillend, vlucht het arme
dier weg bij mijn naderen.
Een vriendelijk toeroepen met harde vin
gerknippen doet het stilstaan, even draait
het den kop otn, terwijl het mij aanstaart
met vrees8chuwe oogen.
Weer een vertrouwelijk, gemoedelijk
roepeu, met zachte dij-klappen en langzaam
de korte pooten nog lager bij den grond,
den buik wrijvend tegen den dikken sneeuw
laag, immer mij aankijkend niet strak sta
rende oogen, sleeparuipt het naar mij toe
Eindelijk vlak voor aan mijne voeten
ik bnk mij om met zachte hand den kop
te streelen van het arme beest, dat door
zacht gekreun, door kwispelstaarten mij zijn
daukbaarheid te kennen geeft.
Hij ziet er verschrikkelijk uitaiager,
uitgeteerd, de ribben als hoepels zichtbaar
onder do kaalplekkerige natglimmende huid,
de oogen roodgerand, waaruit een gelig
vocht streept langs den neus.
Ongetwijfeld weggejaagd uit het een of
ander huis om ergens dood te gaan, het
ziek soharminkel, tot niets meer nut. Ziek...
ziek, een buitengewoon gelukkig toevalik
zal mij nu met eigen oogen kunnen over
tuigen van de wonderbare wetenschap van
Carl Erohmann. Toch nog een korte aarze
ling; hoi zal hij het uitgeteerd geraamte
beest behandelen Zou die behandeling een
mishandeling wezen
Och neen, stel ik mij zeiven gerust, dan
zouden toch niet alle boeren hem zoo prijzen
ze zijn toch geen dierenbeulen, mijn
goedmoedige, levenslustige Roosdalers en
onwillekeurig wend ik mijne schreden naar
de woning van den hoodenarts.
Een bescheid m kloppen op zijn deur, die
weldra geopend wordt.
»Ak, sind Sie es, Herr?* verwelkomt hij
mij »treten Sie biorein
Ik gehoorzaam aan het vriendelijk ver
zoek, vevzeld van den viervoeter, die steeds
iif mijn nnbijheid is gebleven, met my bin.
Roman van LENE HAASE.
II.
..Dus 1 uilen de boys de girls af, dragen hun
spullen, betalen alles voor ze en leveren ze
dan netjes en bTapi weer aan huis af?"
..Over het algemeen is het wel zoo."
Loe werd steeds nadcnkonder.
„Het is toch hier heel anders dan in Ber
lijn I"
Als het hier werkelijk zoo ging, dan was het
toch eigenlijk heel net en zedelijk in Amerika.
En toch kwam er in Loe iets in opstand
tegen, .de flirt. Niet tegen de vriendschap
maar tegen de flirt, zooals die zich hier
toonde die heel ver ging, alles beloofde en
niets hield. Zij koelde bij instinct het onware,
gekunstelde hiervan.
..Koudbloedig", zei zij minachtend.
,Wie. wat?" vrofeg papa Hansen,
de dokter lachte.
meent de Amerikaanschen, niet waar?"
Loo knikte.
Donderend reed de trein het station van
Philadelphia binnen Alles haastte zich naar
uitgangen, stormde in olectrische tram en
auto of snelde hals over kop naar het station
het hoogspoor. Gelukkig kregen, zij nog
een toxical).
„Royal Café I" riep de dokter den chauf
feur toe en men suisde weer door licht,
rumoer en gewoel naar Market Street.
Voor een prachtige restauratie hield Üe
auto stil. Do portier, een neger, met gouden
tressen trok de poorten open, waardoor men
dn het portaal "van. een koningsslot schoen
te komen. Gedempte vioolmuziek klonk hun.
togen
Een tweede met gouden tressen trok deu
ren van geslepen glas voor hen open. Een zee
van licht stroomde dooi de zaal, die door
de 'Wanden vajn spiegels-» reusachtig groot
scheen.
hi nissen van palmen waren elegant ge
dekte tafeltjes met roode lampen door roode
rozen jof vlier omkranst, waaraan vermoeid
uitziende hoeren en mooie vrouwen met ver
veling op 't gezicht soupeerden. De voet zonk
diep in 't zachte tapijt. Geen luid gedruisclf
stoorde de muziek der Zigeuuerkapel. Geen
heldere lach verbrak de plechtige stemming.
Loo imponeerde dit alles geenszins. Onder
zoekend keek zij de geheele zaal rondt
„Dat ziet er vreeselijk ongezellig uit)"
'zuchtte zij en dacht aan de uitgelaten vroo-
lijke stemming in een Berlijnsch restaurant
van Idenzelfde rang |Op dit uur
Een ncgerkellncr, wiens breed gezicht grap
pig ernstig keek, geleidde hen naar een vrij
tafeltje, dat op een balustrade stond, van
waar men het geheele café kon overzien
Een andere neger zette hun geslepen gla
nentre«dt|hij is ongetwijfeld vroegsr bier
j nooit geweest.
>Ach, Herr Gott, wie sehant der Bestie
ausl* terwijl hy een medelijdenden blik
werpt op mijn bond »was haben Sie mit.
dem angefangen
»Nicbts, garaus nichts*.
»Ist es achon lange krank, das arme Tier?*
»So ungefltbr zwei Monut* lieg ik.
»Und weshalb sind Sie nicht frtiher ge-
kommen mit dem Canikel
»Ich meinte, es würe nicht so scblimm*
lieg ik steeds voort.
>Ohne Zweifel is es schlimmer bat den
Bnmm8*.
>So, den Bnmms* herhaal ik, mijn dom
niet-weten niet durvende erkeonen door de
vraag >was ist da6, der Bumms
»Und ist das wirklicb so geflihrlieh
»Sehr geffthvlicb, wenn Sie drei Tag
spSter wltren gekommen, war's unbedingt
orepirt.*
»Ktinnen sie es noch heilen
»Na, na, 'a kann sein. Ich word's ver-
suchen* en tegelijk grijpt hij met vluggen
greep van de breede knokkelige hand den
bond in den nek, die terstond begint luid
te janken.
»Bitte, helfen Sie ei» Augenblick*, aicb.
weer tot mij wendend.
vGern! Womit?*
»Halten Sie's mal fest.»
Ik grijp het immer huiljammerend diertje
uit zijn hand en houd liet stevig vast.
»So, ein Augenblick nur.«
Met haastige schreden stapt piijn vriend
inmiddels naar een kast in den hoek van
het vertrek, om spoedig weer voor mij te
6taan met een dun touw, twee fieschjesmet
geelachtig vocht en een breeden grijs-witten
band, aan dikken naald geregen. Och Hemel,
zou mijn beestje toch gepijnigd worden
»Thnt's web vraag ik.
Garaus nicht, garaus nichtstelt hij
gerust en middelerwijl windt hij het touw
krachtig om den bek van het dier't kan
niet meer nitetooten zijn jammevgehuil uit
dichtgesnoerde kaken slechts het gesmoord
piepgeluid uit den herhaald opwaarts be
wogen, naar lucht snakkenden kop bewijst
het angstlijden.
Ik zie hem vervolgens de naald diep
steken in het fleschjo met geelachtig vocht;
aan de dikke, vettige, langs het metaal
glijdende droppels merk ik. dat het olie is.
IJlings gehoorzaam ik, blij geen daad
werkelijke medeplichtige te moeten zijn aan
die foltering, die niettegenstaande zijn ont
kennen tocb zal gebeuren.
Krachtig, vast knelt hij bet lijfje tusschen
de beide kniel'n en dan met de linkerhand
het nekvel omhoog trekkend, steekt de
rechterhand de naald mei de lange band
wimpel door de huidplooi't beest piept
barder, pijnlijker, terwijl het lichaampje
spartelschudt tusscben de ijzeren kniege
wrichten.
Hij zet bet fleschje naast zich neer, de
vingers der beide handen grijpen het uit
einde van den band en in snel heen en
weer bewegen scbniven zij deze herhaalde
malen door het doorpriemde vleeschen
scherper dut piepkreunend geluid, woeliger
het spartelen van het sehier ontvleesde
rompje.
Zoo enkele minuten: dan langzaam trekt
bij den thans geheel roodgekleurden band
uit de wonde, maakt los het om den snwit
gebonden koordde knieën verwijderen zich
van elkaar en Patou valt op den grond met
schelle keigilletjes.
■So* weur mijn vriend, als brommend in
zich zelveu»nun wird's wohl besser sein
der Bumms ist dr'aus".
Ik heb den wonderdokter een mark in de
hand geduwd, een sigaar aangebodi
beide heeft hij aangenomen met bijzonder
welgevallen, talboze malen prevelend vDanK
Herr, dank, sehr liebenswürdig*, terwijl
hij dikke rookwolken blaast uit de inmid
dels weer aangestoken pijp.
De hond is niet doodgegaan ik heb hem
nog menigmaal gezienik heb mij echter
niet kannen overtuigen, of de Bnmms er
werkelijk uit was, want iederen keer, als
het arme dier mij in de verte ontwaarde,
holde het weg in woesto vaart, telkens om
wendend den schreeuwjankenden kop.
▼AS ONZIN TASTIN UKDEWEnKEU.
zen mot jjs water, biscuits en boter voor.
„W|at moeten Hee toch (met «lat goed 1" brom
de oom Dircksen. „De kerel moest tocb liever
eerst een glas bier brengen I"
Hel bleek, dat er geen bier was. Ook niet
in flesscben of karaffen. De dokter liet dus
de wijnkaart komen en bestelde op verzoek
van de oude beeren St. Juli en, fabelachtig
hoog in prijs Toen werd met vereende krach
ten het menu samengesteld, dat uit Little neck
clams (kleine oesters), Trout (forel), Por
terhouse steak en Prairie chickens niet ver-
schillende bijgerechten zou bestaan Toen zij
met die keus gereed waren, kwam de wijn. Met
j wantrouwende blikken en onder diep zwijgen
sloegen alle vi,er den insclienkenden keÜner
I gade. Een troebel, rood vocht vulde de kris-
tallen, kelken.
Loe proefde voorzichtig. Smaak en geur
j van boschbessen en alcohol Waren haai' te1
machtig.
,,Brrr I" zei zjj en 'Zette het glas weer weg.
„Ja, vrienden, nu moet bet gif maar naar
j binnen I" zei de dokter lachend. „Beter roo-
den wijn krijg je in Amerika hoogstens bij
Van der Bilt te drinken."
Met zure gezichten zetten papa Hansen en
oom Dircksen den mond aan hun glas.
„Nu,'tis tenminste alcohol", troostte Burg
hard.
Prosit!"
„Maar we zullen eens onsolide zijn en cham
pagne bestellen. Die is altjjd goed in Amerika
i De kapitein nam wantrouwend de wijnkaart.
„Hoeveel kost die "wol?"
TEETORDER.
II
Op bet. goed mengen van de staleD, die
men uit de toegezonden waren, meststoffen
en veevoed-r, neemt, komt bet aan vooral
bij later te verrichten herontledingeD." Wij
herhalen dit bier nog eens opzettelijk, omdat
daarop nooit te goed gelet kan worden.
We gaan nu over tot lijnkoek, lijnmeel,
soyakoek en sojameel.
Lijnkoek en lijnmeel worden gemaakt van
uitgeperst vla6zaad, dut is genoegzaam be
kend sovakoek en soyainoel komt van de
soyaboom, een plant, die tot de vlinder
bloemigen behoort, voornamelijk in Japan
en China en verder in geheel Zuidelijk
Azië wordt verbouwd. Proeven genomen o»
die boon ook in Europa aan te kweeken,
hebben tot nog fieeue aanmoedigende
gevolgen gehad.
We hebben deze voedermiddelen naast
elkander genoemd, omdat zij nagenoeg gelijk
waardig zijn als veevoeder. Ze herstellen
allerlei stoornissen in de spijsvertering en
geven daarbij, ook wanneer ze aan pnarden
gevoerd worden, een gladde, glanzige huid.
De microscopische onderzoekingen aan
gaande de botanische zuiverheid van 3833
monsters lijnkoek en lijnmeel aan het Rijks-
landbouwproefstation te Wageningen, waur
alle microscopische onderzoekingen op dit
gebied plaats hebben, toonden aan dat 1545
monsters een zuiverheid hadden van 96 pet
en meer, 1831 monsters van 90 tot 95 pet,
186 monsters van 70 tot 90, 4 beneden
70 pet terwijl 256 monsters waren vervalscht.
Het onderzoek van soyakoek en sojameel
strekte zich uit over 791 monsters. De
zuiverheid gaf geeno aanleiding tot bijzon
dere opmerkingen, maar de vochtigheid
overschreed meermalen de toegestane grens,
wat aanleiding kan geven tot bederf, en
hoe gezond en aanbevelenswaardig lijn- en
soyakoek ook zijn, wanneer ze in een goeden
staat verkeeren, even nadeelig zijn zij, wan-
ser daarbij sprake is van bederf.
Daarbij heeft zich nog iets anders voor
gedaan. Er zijn nl. herhanlde malen bij
lijnkoeken vervalschingen ontdekt met katoen-
zaadbasten, grondnotendoppen. rijstdoppen
en cacaodoppen en wat nog erger is sniet
2eld>n«, zegt het verslag, «werd Ricinus
geconstateerd*. Op die vervalscbing met
Ricinus, werd in onze provincie, voor de
eerste maal de aandacht gevestigd door den
beer M. van der Vliet, veearts te Kruin in gen,
die by het gebruik van grondnotenkoek in
enkele stallen van Rilland-Bath bij o sen
en paarden plotselinge ziektegevallen waar
nam, waarvan de oorzaak moest, toegeschre
ven worden aun 't gebruik van die koek.
Een herhaald onderzoek van die koek toonde
aan, dat bij juist gezien had. Reeds vroeger,
men zie het verslag der Rijkslondbouw-
proefstations 1905/1906, had de heer dr van
de Zande, directeur van bet station te Hoorn,
opmerkzaam gemaakt op het toevoegen van
rieinus8chillen aan lynmeelkoeien
met dat lijnrueel gevoed werden reeds na
gebruik van 1 a 2 KG ernstig ziek, terwijl
de melkgeving bijna geheel ophield.
Dr. De Ruyter de Wildt, directeur van
het Rijkslandbouwproefatutvon te Goes, meldt
in het verslag 1909/1910 dat in 3 monsters
lijnmeel ricinus werd geconstateerd. De
leverancier, hiermede in kennis gesteld, be
weerde, dat het ontgift ricinus was, waar
tegen genoemde directeur de leuke opmer
king maakte, dat noch een chemisch, noch
een microscopisch onderzoek met voldoende
zekerheid kan uitmaken, of er werkelijk
van geheel ontgift ricinus 6prake is, maar
dat, afgezien daarvan, in lijnmeel in geen
geval ricinus mag voorkomen.
Ricinus is een plant, van de familie der
wolfsmelkachtigen, die, afkomstig uit Oost-
Indië, in alle keerkringslanden der oude
wereld voorkomt, maar overigens als sier
plant om hare fraaie bladeren iu vele tuinen
wordt, aangekweekt onder den naam van
wonderboom. Zij voegt zich zeer goed
naar ieder klimaat, zoodat zij zelts bij warme
,Och kom, papa Hausaii", zei Loe ovetrmoe-
dig, „wie in het schuitje zit, moet mee varen l"
Dus kwam de champagne na. korten tij'd
Iegelijk met de little neck dams en beide wa
ren. uitstekend.
„Weer een raadsel van den Amerikaan I" zei
Loe. „Waarom drinkt hij afschuwelijken wijn
en verrukkelijke champagne
„Kijk eens, de natie, die u niet meerekenen
wilt, biedt u do interessantste problemen I"
Langzamerhand kwam het viertal in de beste
stemming, vooral daar de trout, hoewel primi
tief toebereid, zeer goed was.
„De Amerikanen zijn mij ook bepaald een
raadsel", lierliaalde Loc, kijkt nu eens naar
die heeron beneden. Draait er zich wel één
om, als er een nieuwe elegante verschijning
in de zaal komt? Zo denken er niot aan En
wordt ei- wel één innige blik, één intiem (ge
sprek gewisseljd onder al die paartjes daar?
Zelifs bij ons in Potsdam zien dc heeron
er uit alsof ze. geen. andere gedachte hebbent
dan de vrouwhier zien ze er uit, alsof
jke in 't geheel niet welen wat een vrouw is.
i Zulke kaffers
I „U wordt echt boos, freule Loe!" zei papa
j Dansen lachend.
j „Dat word ik ook, als ik zie, dal de men-
schen niet weten te loven I Wat geeft hun dan
j al het geld, dat ze bij elkander sdirapien
J „Daar pi preekt het oude Europa «voor, freule I
Voor den Amerikaan is het gold-verdienen op
zichzelf sport, niet alleen middel tot het doel-
Zooals den Europceschcn man de gedachte aan
de vrouw vervult, zoo vervult de gedachte aan
zomers tot bij Christiania iu Noorwegea
rijpe zaden voortbrengt.
De zaden van de plant zij* vergiftig,
hebben een scherpen smaak en bevatte*
oageveer 40 pet olie, welke zeer purgeerend
werkt en dan ook onder den naam van
wonderolie in de apotheek aangewend
wordt om den stoelgang te bevorderen. Uit
Calcoetta en nit de omstreken van Verona
6D Legnnno in Italië worden groote boe
veelheden van deze olie naar elders ver
voerd. De plant is in Italië bekend onder
den naam van p a 1 m a c b r i s t i en be
reikt. daar een hoogte van 3 5 M. In onze
tuinen overschrijdt zij zelden de hoogte vaa
2 M. De oerzaak van de purgeerende
kracht der olie is niet bekendde vergif
tige stoffen bevinden zich in de zaudechillen.
Een ander bedrog bij lijnkoek en lijn
meel werd in 1905,1906 medegedeeld door
den reeds genoemden heer Dr Van de
Zande, namelijk de toevoeging van urine
zuur, eene scheïkundice verbinding, die rijk
auu stikstof is, namelijk daarvan 33,3 pet
bevat.
Bij voederstoffen wordt het gehalte aau
eiwitachtige itofien berekend uit het stikstof-
gehalte door dit to vermenigvuldigen met
6,25. (Eiwitstoffen bevatten namelyk 50 pet
stikstof)- Eene toevoeging van 1 pot urine
zuur zou derhalve het eiwitgehalte van lijn
meel en lijnkoek met ruim 2 pet verhoogen,
wanneer men de oorzaak van deze schijn
bare verhooging niet op het spoor was
gekomen.
In bet verslag 1911/12 wordt ons mede
gedeeld, dat te Maastricht ouderzocht werdeu
ruim 3 millioen KG lijukook en lijnmeel,
daarvan voldeden 515.000 KG, dat is ruim
1/6 deel niet aan de garantie en daarvan
122.681 KG, dat ie brntv 1;4 deel, uiet aan
de eiscben van zuiverheid.
Alvorens van deze voedermiddelen af te
slappen, moeten we nog wijzen op esn
ander gauwigbeidje van de verkoopers,
waardoor de koopere er soms inloopen. 't
Is geen dadelijk belrog, 't is slechts een
handigheid, die meermalen voorkomt en
waarop wij dus ineenen de aandacht te
moeten vestigen.
Wij bewandelen daarbij voar een oogen-
blik een zijpaadje, maar 't zal zijn nut heb
ben, dat even in te slaan om dan weer tot
one onderwerp terug te keeren.
Wanneer men eene bemesting met phos-
phorzuur verlangt, dan koopt, men super-
phosphaat of thomasphospbaaf, ot welk ander
pbospbaat dan ook. Neem aan wij koopen
14 pct's superphosphaat, dan weten we, dat
elke 100 KG die wij van die raeststol uit
strooien, 14 KG pbosphorzuur bevat, dat iu
water oplosbaar is. Bij den aankoop verlange
men dus Diets anders dan dat de meststof
goed strooibaar zij, dus voldoende droog, en
dat zich daarin bevinden de vroeger opge
geven 14 pet in water oplosbaai phosphor-
zuur. Wat er verder in voorkomt laat ons
volkomen koud
Nu weet nagenoeg iedereoD, dat de aan
wezigheid van kalk in den grond onmisbaar
is, en telkens kan men hooien en lezen van
het aanbevelenswaardige vau een kalkbe-
mesting. Wat doet nu de verkooper van
het zoogenaamde Bornardphospbaat. Hij wijst
op de voortreffelijkheid van dat phosphaat
voor landbemestïng, want naast ruim 19 pet
aan phosphorzuur bevindt zich daarin rniin
50 pet aan kalk. Die 50 pet aan kalk moeten
den doorslag geven, maar in dat Bernard-
phosphaat 16 ruim 30 pet aan koolzure kalk
vrije kalk en due is in die 50 pet kalk,
die gegarandeerd wordt, ook de kalk begre
pen, welke aan bet phosphorzuur gebonden
is en die volstrekt geene afzonderlijke ver
melding behoeft.
De soya-melassekoek wordt vaak aanbe
volen als bijzonder suikerhoudend 13 A 14
pet. Te Goes en Wageningen werden gewone
eoyakoeken op suikergehalte onderzocht;
daar werd bevonden, dat deze doorgaans
10 pet suiker bevatten. Wanneer dns de
soya melasse koeken aanbevolen worden om
haar groot suikerhalte, dat dan de kooper
by de prijsbepaling bedenke, dat hetgeen
hij voor de soya-melsassekoek meer betaalt
dan voor gewone soyakoeken. betaald wordt
voor 4 pet suiker en niet voor 13 a 14 pet.
(Slot volgt).
den dollar den Amerikaan. Als u in Berlijn een
groep jonge, elegante mannen "bij elkaar ziel
staan, |Ü!pn gaat het gesprek meestal over de
vrouw, hoogstens nog over paarden en sport,
zelden over politiek. Als een paar Amerikanen
samen praten, dan zult u onfeilbaar binnen
weinige minuten het woord dollar liooren
„Dat is treurig 1"
„Dacht u? Vindt u niet, «lat de Amerikanen
toch eigenlijk heel goede staatsburgers zjjn?"
„Hoe zoo? Betere staatsburgers dan de
Pruisen bestaan er toch niet I"
„Omdat ze goede soldaten zijn? Maar nu de
Amerikanen. Zij trouwen jong. Hun doel is ten
slotte prominent te worden. Dat wil zeggen
een groote zaak, een prachtig huis en een
mooie, geestige vrouw te hebben. Daardoor
worden zij de steunpilaar van den staat, Onze
jonge mannon verzetten zich zoolang mogelijk
tegen, het huwelijk. Zij denken meer aan het
geld-uilgeven, dan aan het geld-verdienen. Wie
is nu de beste staatsburger?"
„Nu ja, zoo beschouwt, moet menu gelijk
geven. Maar hoe komt hel, dat dc Vereenigdo
Staten voor ons Europeanen nog niet gevaarlijk
zijn geworden?" vroeg Loe spottend
„Dat ligt aan de staatsburgeressen, die vol
strekt niet góed zijn De stralende, geesligo
vrouw des huizes, dat wil de Amerikaansche
wel zijn, maar niet de moeder van zes on
deugende bengels Dat zou haar Gibsongirl-fi -
guur ook bederven. Zoolang de landverhuizing
het nageslacht moet vervangen, zal de Ame
rikaan nooit een gevaar voor ons worden."
(Wordt vervolgd).