TWEEDE BLAD De HONDENDOKTER. FEUILLETON, In liet Land van den Dollar. *£andbouu)kroMek itteriag 18 Jan. 1913, no. 16. noon Mi.L.fl. J- LAMBERTS HÜRRELBRINK. (Nadruk verboden.) like* dag, bij beider zonnig weer zit Uari Frchman* reor de dear van zijn net proper huiBje, dat eenzaam, verlaten staat den bo!chr*nd, een weinig ter zyde van den grooten, steil bellenden weg, welke de Linoburgache dorpen Hoogberg en Roosdanl met elkander verbindt. 9e flinke, oude man met langen witten baard, omlijstend den breeden Germanenkop, wsarin hoekig uitsteken de puntige kaak- knobbelseen diepe kerf over het booge voorhoofd, een zwart-wit lintje in bet knoopsgat vaD het grijewollen buis doen hem kennen als een der grondmeters van bet machtige Duitsche rijk. Gemoedelijk, lui rugleunend tegen den muur van zijB woninkje, de flaitlippen vast om-het roer van een lange reutelende pijp, waarvan de kop ru6t op den grond, telken male wegblazend dikke rookkringen in de -lucht, vertrouwelijk met een knikboofd groe tend de voorbijgangers, die allen hem kennen. Geen wonder. Hij is de trouwe helper en bondgenoot der stroopers, die hy met sluik-geheimzin- nige knipoogen, met nauw merkbaar hoofd schudden, het nabijzijn hunner vijanden, de veldwachters of gendarmen verraadtbij dreigend gevaar verbergt hij in [de hem alleen bekende rotskloven de door de wild dieven he* ijlings toegeworpen hazen en konijnen ze zijn overtuigd van zijn strikte onkreukbare eerlijkheid. Geen beter wapensmid of rijwielhersteller hier in den omtrek. De jagers, vooral de ZondBgsche bij herhaald misschieten moet dan natuurlijk aan het geweer liggen vertrouwen hem hunne wapenen toefiets rijders, die haast hebben, weten, dat zij bij hem terstond hulp kunnen vinden voor hnnne lekke banden. Geld vraagt hij nooit: hij stelt zich tevreden met hetgeen men hem in de hand duwt, hartelijk dank brommend met diepe basstem voor de ruime gift, zonder daarentegen ooit blijk te geven van wrevel bij mindere belooning. Hij is de vriend van allen, bemind door alle menechen, maar daarentegen gebaat door alle honden, die hem keDnen en die zijn er vele, zeer vele in Roosdaal en verre ■omstreken. Ben schuw kijken met angstige oogen en builend gejank, als bet arme beest zijn woning ontwaart, een haastige vlucht, den staart laag tuBschen de aehterpooten als hij dep eigenaar ziet. Carl Frobmann is namelijk ook honden dokter. niet geëxamineerd, niet gediplomeerd, niet door deD Staat aangesteld, maar niet temin, misschien wel dientengevolge, geniet hij meer vertrouwen dan elke veearts. Wonderen, welke de boeren in hun ge zellig samenzijn, in herbergen en kroegen, met harde vuistslagen als pleehtige verze keringen, elkander weten te verhalen van zijn ongeëvenaarde kunde en wetenschap. >T'ie e mirabel, wat dé Pruus kin* ver zekerde mij eens een Roosdaler, »dao is gein dokter, gein perfester, dé zoi'n verstand van bon beet es dè kèlich zek uck e mirakel, effectief e mirakel, waat ich ucb zekEs me bei em kump, mit zoi'n bies daa heet er et. mèr nou te kieken -er hoof er neet ine aon te reure, bekieke allein mèr, be kieke zek ich uch en dan wit er al, waat het heet, of de rung, ol de worm, of het vuur, of kwaojsmppe, of de hondekrünkde 't is alles gans egaal, dat zant er, dat znut er, zek ich uch. En noits mis. Altied vas, secuur. Mé dat is nog neet et schoinste do prio kin zoi krank zien wie e verke, es heet et onder z'n puuj heet gehad, dan is et beter auch direk, sebiet! Ich zek uch, menier't is e mirakel, effectief e mirakel". „Da's vas en zeker e mirakel", bevestig ik. <Ich zek uch, menier, 't is ene touveneer zoi get heet van z'n leve neet bestoon en zal ouck neet meer bestoon. En ich weit et neet van hoire zekke, ich bttb et zelf gezesn. E paor «aond geleje wouw miene hond neet vrete, e gansche week niks, get felsch me kos em de ribbe zien in z'n pens en waat ich em ouch gaof, er vertikte n'eter vraat neet. Toe ich met em nao de Pruus en noe kint geer mioh geluive of neet, mè 't is de waorheid, de znuvere waorbeidich 'maag vermaledeid zien os ich leeg, meniernoelik hauw er de prio gezeen, of eczag»dèheet eine kronkel in z'n derm". Er behandelde heum en toe ich nao e paor daog trukkaom, vraat mich et mormel direk e volle koep mit verkensvoor". Een zweem van spottend niet gelooven om mijne lippen. Jao, jao, dao moat geer neet euver lache, menior: 't is zoe, '6 is zoe wie ich es zelf uch zek probier et zelf mèr ins.* »"I^spit mich, ich hiib goine hond" en lachend neem id afscheid van mijn wonder- verteller. Toch heeft bij geprikkeld mijn nieuws gierigheid. Eens op kouden wintermorgen, op een zamen weg, ontwaar ik een kleinen, onoog- lijken hond, van twijfelachtig ras de donkere kroesharen verraden den afstammeling van den poedelde lange spitse snuit het ken merk van de collie, misschien ook wel van den keesin de kort ineengedrongen pooten herkende ik den das de hoogstaande ooren bruchten mij den terrier voor den geestde waaierpluimstaart was die van den Ierschen setterde stompe neus die van den dogeen gewrocht van rijke ver scheidenheid en stijl, het werk van tal van bouwmeesters, de Paton van Rostand, die met zelfbewusten trots verklaart: »Je suis tons les chiens, je les ai tou6 4." Bibberend, kou-rillend, vlucht het arme dier weg bij mijn naderen. Een vriendelijk toeroepen met harde vin gerknippen doet het stilstaan, even draait het den kop otn, terwijl het mij aanstaart met vrees8chuwe oogen. Weer een vertrouwelijk, gemoedelijk roepeu, met zachte dij-klappen en langzaam de korte pooten nog lager bij den grond, den buik wrijvend tegen den dikken sneeuw laag, immer mij aankijkend niet strak sta rende oogen, sleeparuipt het naar mij toe Eindelijk vlak voor aan mijne voeten ik bnk mij om met zachte hand den kop te streelen van het arme beest, dat door zacht gekreun, door kwispelstaarten mij zijn daukbaarheid te kennen geeft. Hij ziet er verschrikkelijk uitaiager, uitgeteerd, de ribben als hoepels zichtbaar onder do kaalplekkerige natglimmende huid, de oogen roodgerand, waaruit een gelig vocht streept langs den neus. Ongetwijfeld weggejaagd uit het een of ander huis om ergens dood te gaan, het ziek soharminkel, tot niets meer nut. Ziek... ziek, een buitengewoon gelukkig toevalik zal mij nu met eigen oogen kunnen over tuigen van de wonderbare wetenschap van Carl Erohmann. Toch nog een korte aarze ling; hoi zal hij het uitgeteerd geraamte beest behandelen Zou die behandeling een mishandeling wezen Och neen, stel ik mij zeiven gerust, dan zouden toch niet alle boeren hem zoo prijzen ze zijn toch geen dierenbeulen, mijn goedmoedige, levenslustige Roosdalers en onwillekeurig wend ik mijne schreden naar de woning van den hoodenarts. Een bescheid m kloppen op zijn deur, die weldra geopend wordt. »Ak, sind Sie es, Herr?* verwelkomt hij mij »treten Sie biorein Ik gehoorzaam aan het vriendelijk ver zoek, vevzeld van den viervoeter, die steeds iif mijn nnbijheid is gebleven, met my bin. Roman van LENE HAASE. II. ..Dus 1 uilen de boys de girls af, dragen hun spullen, betalen alles voor ze en leveren ze dan netjes en bTapi weer aan huis af?" ..Over het algemeen is het wel zoo." Loe werd steeds nadcnkonder. „Het is toch hier heel anders dan in Ber lijn I" Als het hier werkelijk zoo ging, dan was het toch eigenlijk heel net en zedelijk in Amerika. En toch kwam er in Loe iets in opstand tegen, .de flirt. Niet tegen de vriendschap maar tegen de flirt, zooals die zich hier toonde die heel ver ging, alles beloofde en niets hield. Zij koelde bij instinct het onware, gekunstelde hiervan. ..Koudbloedig", zei zij minachtend. ,Wie. wat?" vrofeg papa Hansen, de dokter lachte. meent de Amerikaanschen, niet waar?" Loo knikte. Donderend reed de trein het station van Philadelphia binnen Alles haastte zich naar uitgangen, stormde in olectrische tram en auto of snelde hals over kop naar het station het hoogspoor. Gelukkig kregen, zij nog een toxical). „Royal Café I" riep de dokter den chauf feur toe en men suisde weer door licht, rumoer en gewoel naar Market Street. Voor een prachtige restauratie hield Üe auto stil. Do portier, een neger, met gouden tressen trok de poorten open, waardoor men dn het portaal "van. een koningsslot schoen te komen. Gedempte vioolmuziek klonk hun. togen Een tweede met gouden tressen trok deu ren van geslepen glas voor hen open. Een zee van licht stroomde dooi de zaal, die door de 'Wanden vajn spiegels-» reusachtig groot scheen. hi nissen van palmen waren elegant ge dekte tafeltjes met roode lampen door roode rozen jof vlier omkranst, waaraan vermoeid uitziende hoeren en mooie vrouwen met ver veling op 't gezicht soupeerden. De voet zonk diep in 't zachte tapijt. Geen luid gedruisclf stoorde de muziek der Zigeuuerkapel. Geen heldere lach verbrak de plechtige stemming. Loo imponeerde dit alles geenszins. Onder zoekend keek zij de geheele zaal rondt „Dat ziet er vreeselijk ongezellig uit)" 'zuchtte zij en dacht aan de uitgelaten vroo- lijke stemming in een Berlijnsch restaurant van Idenzelfde rang |Op dit uur Een ncgerkellncr, wiens breed gezicht grap pig ernstig keek, geleidde hen naar een vrij tafeltje, dat op een balustrade stond, van waar men het geheele café kon overzien Een andere neger zette hun geslepen gla nentre«dt|hij is ongetwijfeld vroegsr bier j nooit geweest. >Ach, Herr Gott, wie sehant der Bestie ausl* terwijl hy een medelijdenden blik werpt op mijn bond »was haben Sie mit. dem angefangen »Nicbts, garaus nichts*. »Ist es achon lange krank, das arme Tier?* »So ungefltbr zwei Monut* lieg ik. »Und weshalb sind Sie nicht frtiher ge- kommen mit dem Canikel »Ich meinte, es würe nicht so scblimm* lieg ik steeds voort. >Ohne Zweifel is es schlimmer bat den Bnmm8*. >So, den Bnmms* herhaal ik, mijn dom niet-weten niet durvende erkeonen door de vraag >was ist da6, der Bumms »Und ist das wirklicb so geflihrlieh »Sehr geffthvlicb, wenn Sie drei Tag spSter wltren gekommen, war's unbedingt orepirt.* »Ktinnen sie es noch heilen »Na, na, 'a kann sein. Ich word's ver- suchen* en tegelijk grijpt hij met vluggen greep van de breede knokkelige hand den bond in den nek, die terstond begint luid te janken. »Bitte, helfen Sie ei» Augenblick*, aicb. weer tot mij wendend. vGern! Womit?* »Halten Sie's mal fest.» Ik grijp het immer huiljammerend diertje uit zijn hand en houd liet stevig vast. »So, ein Augenblick nur.« Met haastige schreden stapt piijn vriend inmiddels naar een kast in den hoek van het vertrek, om spoedig weer voor mij te 6taan met een dun touw, twee fieschjesmet geelachtig vocht en een breeden grijs-witten band, aan dikken naald geregen. Och Hemel, zou mijn beestje toch gepijnigd worden »Thnt's web vraag ik. Garaus nicht, garaus nichtstelt hij gerust en middelerwijl windt hij het touw krachtig om den bek van het dier't kan niet meer nitetooten zijn jammevgehuil uit dichtgesnoerde kaken slechts het gesmoord piepgeluid uit den herhaald opwaarts be wogen, naar lucht snakkenden kop bewijst het angstlijden. Ik zie hem vervolgens de naald diep steken in het fleschjo met geelachtig vocht; aan de dikke, vettige, langs het metaal glijdende droppels merk ik. dat het olie is. IJlings gehoorzaam ik, blij geen daad werkelijke medeplichtige te moeten zijn aan die foltering, die niettegenstaande zijn ont kennen tocb zal gebeuren. Krachtig, vast knelt hij bet lijfje tusschen de beide kniel'n en dan met de linkerhand het nekvel omhoog trekkend, steekt de rechterhand de naald mei de lange band wimpel door de huidplooi't beest piept barder, pijnlijker, terwijl het lichaampje spartelschudt tusscben de ijzeren kniege wrichten. Hij zet bet fleschje naast zich neer, de vingers der beide handen grijpen het uit einde van den band en in snel heen en weer bewegen scbniven zij deze herhaalde malen door het doorpriemde vleeschen scherper dut piepkreunend geluid, woeliger het spartelen van het sehier ontvleesde rompje. Zoo enkele minuten: dan langzaam trekt bij den thans geheel roodgekleurden band uit de wonde, maakt los het om den snwit gebonden koordde knieën verwijderen zich van elkaar en Patou valt op den grond met schelle keigilletjes. ■So* weur mijn vriend, als brommend in zich zelveu»nun wird's wohl besser sein der Bumms ist dr'aus". Ik heb den wonderdokter een mark in de hand geduwd, een sigaar aangebodi beide heeft hij aangenomen met bijzonder welgevallen, talboze malen prevelend vDanK Herr, dank, sehr liebenswürdig*, terwijl hij dikke rookwolken blaast uit de inmid dels weer aangestoken pijp. De hond is niet doodgegaan ik heb hem nog menigmaal gezienik heb mij echter niet kannen overtuigen, of de Bnmms er werkelijk uit was, want iederen keer, als het arme dier mij in de verte ontwaarde, holde het weg in woesto vaart, telkens om wendend den schreeuwjankenden kop. ▼AS ONZIN TASTIN UKDEWEnKEU. zen mot jjs water, biscuits en boter voor. „W|at moeten Hee toch (met «lat goed 1" brom de oom Dircksen. „De kerel moest tocb liever eerst een glas bier brengen I" Hel bleek, dat er geen bier was. Ook niet in flesscben of karaffen. De dokter liet dus de wijnkaart komen en bestelde op verzoek van de oude beeren St. Juli en, fabelachtig hoog in prijs Toen werd met vereende krach ten het menu samengesteld, dat uit Little neck clams (kleine oesters), Trout (forel), Por terhouse steak en Prairie chickens niet ver- schillende bijgerechten zou bestaan Toen zij met die keus gereed waren, kwam de wijn. Met j wantrouwende blikken en onder diep zwijgen sloegen alle vi,er den insclienkenden keÜner I gade. Een troebel, rood vocht vulde de kris- tallen, kelken. Loe proefde voorzichtig. Smaak en geur j van boschbessen en alcohol Waren haai' te1 machtig. ,,Brrr I" zei zjj en 'Zette het glas weer weg. „Ja, vrienden, nu moet bet gif maar naar j binnen I" zei de dokter lachend. „Beter roo- den wijn krijg je in Amerika hoogstens bij Van der Bilt te drinken." Met zure gezichten zetten papa Hansen en oom Dircksen den mond aan hun glas. „Nu,'tis tenminste alcohol", troostte Burg hard. Prosit!" „Maar we zullen eens onsolide zijn en cham pagne bestellen. Die is altjjd goed in Amerika i De kapitein nam wantrouwend de wijnkaart. „Hoeveel kost die "wol?" TEETORDER. II Op bet. goed mengen van de staleD, die men uit de toegezonden waren, meststoffen en veevoed-r, neemt, komt bet aan vooral bij later te verrichten herontledingeD." Wij herhalen dit bier nog eens opzettelijk, omdat daarop nooit te goed gelet kan worden. We gaan nu over tot lijnkoek, lijnmeel, soyakoek en sojameel. Lijnkoek en lijnmeel worden gemaakt van uitgeperst vla6zaad, dut is genoegzaam be kend sovakoek en soyainoel komt van de soyaboom, een plant, die tot de vlinder bloemigen behoort, voornamelijk in Japan en China en verder in geheel Zuidelijk Azië wordt verbouwd. Proeven genomen o» die boon ook in Europa aan te kweeken, hebben tot nog fieeue aanmoedigende gevolgen gehad. We hebben deze voedermiddelen naast elkander genoemd, omdat zij nagenoeg gelijk waardig zijn als veevoeder. Ze herstellen allerlei stoornissen in de spijsvertering en geven daarbij, ook wanneer ze aan pnarden gevoerd worden, een gladde, glanzige huid. De microscopische onderzoekingen aan gaande de botanische zuiverheid van 3833 monsters lijnkoek en lijnmeel aan het Rijks- landbouwproefstation te Wageningen, waur alle microscopische onderzoekingen op dit gebied plaats hebben, toonden aan dat 1545 monsters een zuiverheid hadden van 96 pet en meer, 1831 monsters van 90 tot 95 pet, 186 monsters van 70 tot 90, 4 beneden 70 pet terwijl 256 monsters waren vervalscht. Het onderzoek van soyakoek en sojameel strekte zich uit over 791 monsters. De zuiverheid gaf geeno aanleiding tot bijzon dere opmerkingen, maar de vochtigheid overschreed meermalen de toegestane grens, wat aanleiding kan geven tot bederf, en hoe gezond en aanbevelenswaardig lijn- en soyakoek ook zijn, wanneer ze in een goeden staat verkeeren, even nadeelig zijn zij, wan- ser daarbij sprake is van bederf. Daarbij heeft zich nog iets anders voor gedaan. Er zijn nl. herhanlde malen bij lijnkoeken vervalschingen ontdekt met katoen- zaadbasten, grondnotendoppen. rijstdoppen en cacaodoppen en wat nog erger is sniet 2eld>n«, zegt het verslag, «werd Ricinus geconstateerd*. Op die vervalscbing met Ricinus, werd in onze provincie, voor de eerste maal de aandacht gevestigd door den beer M. van der Vliet, veearts te Kruin in gen, die by het gebruik van grondnotenkoek in enkele stallen van Rilland-Bath bij o sen en paarden plotselinge ziektegevallen waar nam, waarvan de oorzaak moest, toegeschre ven worden aun 't gebruik van die koek. Een herhaald onderzoek van die koek toonde aan, dat bij juist gezien had. Reeds vroeger, men zie het verslag der Rijkslondbouw- proefstations 1905/1906, had de heer dr van de Zande, directeur van bet station te Hoorn, opmerkzaam gemaakt op het toevoegen van rieinus8chillen aan lynmeelkoeien met dat lijnrueel gevoed werden reeds na gebruik van 1 a 2 KG ernstig ziek, terwijl de melkgeving bijna geheel ophield. Dr. De Ruyter de Wildt, directeur van het Rijkslandbouwproefatutvon te Goes, meldt in het verslag 1909/1910 dat in 3 monsters lijnmeel ricinus werd geconstateerd. De leverancier, hiermede in kennis gesteld, be weerde, dat het ontgift ricinus was, waar tegen genoemde directeur de leuke opmer king maakte, dat noch een chemisch, noch een microscopisch onderzoek met voldoende zekerheid kan uitmaken, of er werkelijk van geheel ontgift ricinus 6prake is, maar dat, afgezien daarvan, in lijnmeel in geen geval ricinus mag voorkomen. Ricinus is een plant, van de familie der wolfsmelkachtigen, die, afkomstig uit Oost- Indië, in alle keerkringslanden der oude wereld voorkomt, maar overigens als sier plant om hare fraaie bladeren iu vele tuinen wordt, aangekweekt onder den naam van wonderboom. Zij voegt zich zeer goed naar ieder klimaat, zoodat zij zelts bij warme ,Och kom, papa Hausaii", zei Loe ovetrmoe- dig, „wie in het schuitje zit, moet mee varen l" Dus kwam de champagne na. korten tij'd Iegelijk met de little neck dams en beide wa ren. uitstekend. „Weer een raadsel van den Amerikaan I" zei Loe. „Waarom drinkt hij afschuwelijken wijn en verrukkelijke champagne „Kijk eens, de natie, die u niet meerekenen wilt, biedt u do interessantste problemen I" Langzamerhand kwam het viertal in de beste stemming, vooral daar de trout, hoewel primi tief toebereid, zeer goed was. „De Amerikanen zijn mij ook bepaald een raadsel", lierliaalde Loc, kijkt nu eens naar die heeron beneden. Draait er zich wel één om, als er een nieuwe elegante verschijning in de zaal komt? Zo denken er niot aan En wordt ei- wel één innige blik, één intiem (ge sprek gewisseljd onder al die paartjes daar? Zelifs bij ons in Potsdam zien dc heeron er uit alsof ze. geen. andere gedachte hebbent dan de vrouwhier zien ze er uit, alsof jke in 't geheel niet welen wat een vrouw is. i Zulke kaffers I „U wordt echt boos, freule Loe!" zei papa j Dansen lachend. j „Dat word ik ook, als ik zie, dal de men- schen niet weten te loven I Wat geeft hun dan j al het geld, dat ze bij elkander sdirapien J „Daar pi preekt het oude Europa «voor, freule I Voor den Amerikaan is het gold-verdienen op zichzelf sport, niet alleen middel tot het doel- Zooals den Europceschcn man de gedachte aan de vrouw vervult, zoo vervult de gedachte aan zomers tot bij Christiania iu Noorwegea rijpe zaden voortbrengt. De zaden van de plant zij* vergiftig, hebben een scherpen smaak en bevatte* oageveer 40 pet olie, welke zeer purgeerend werkt en dan ook onder den naam van wonderolie in de apotheek aangewend wordt om den stoelgang te bevorderen. Uit Calcoetta en nit de omstreken van Verona 6D Legnnno in Italië worden groote boe veelheden van deze olie naar elders ver voerd. De plant is in Italië bekend onder den naam van p a 1 m a c b r i s t i en be reikt. daar een hoogte van 3 5 M. In onze tuinen overschrijdt zij zelden de hoogte vaa 2 M. De oerzaak van de purgeerende kracht der olie is niet bekendde vergif tige stoffen bevinden zich in de zaudechillen. Een ander bedrog bij lijnkoek en lijn meel werd in 1905,1906 medegedeeld door den reeds genoemden heer Dr Van de Zande, namelijk de toevoeging van urine zuur, eene scheïkundice verbinding, die rijk auu stikstof is, namelijk daarvan 33,3 pet bevat. Bij voederstoffen wordt het gehalte aau eiwitachtige itofien berekend uit het stikstof- gehalte door dit to vermenigvuldigen met 6,25. (Eiwitstoffen bevatten namelyk 50 pet stikstof)- Eene toevoeging van 1 pot urine zuur zou derhalve het eiwitgehalte van lijn meel en lijnkoek met ruim 2 pet verhoogen, wanneer men de oorzaak van deze schijn bare verhooging niet op het spoor was gekomen. In bet verslag 1911/12 wordt ons mede gedeeld, dat te Maastricht ouderzocht werdeu ruim 3 millioen KG lijukook en lijnmeel, daarvan voldeden 515.000 KG, dat is ruim 1/6 deel niet aan de garantie en daarvan 122.681 KG, dat ie brntv 1;4 deel, uiet aan de eiscben van zuiverheid. Alvorens van deze voedermiddelen af te slappen, moeten we nog wijzen op esn ander gauwigbeidje van de verkoopers, waardoor de koopere er soms inloopen. 't Is geen dadelijk belrog, 't is slechts een handigheid, die meermalen voorkomt en waarop wij dus ineenen de aandacht te moeten vestigen. Wij bewandelen daarbij voar een oogen- blik een zijpaadje, maar 't zal zijn nut heb ben, dat even in te slaan om dan weer tot one onderwerp terug te keeren. Wanneer men eene bemesting met phos- phorzuur verlangt, dan koopt, men super- phosphaat of thomasphospbaaf, ot welk ander pbospbaat dan ook. Neem aan wij koopen 14 pct's superphosphaat, dan weten we, dat elke 100 KG die wij van die raeststol uit strooien, 14 KG pbosphorzuur bevat, dat iu water oplosbaar is. Bij den aankoop verlange men dus Diets anders dan dat de meststof goed strooibaar zij, dus voldoende droog, en dat zich daarin bevinden de vroeger opge geven 14 pet in water oplosbaai phosphor- zuur. Wat er verder in voorkomt laat ons volkomen koud Nu weet nagenoeg iedereoD, dat de aan wezigheid van kalk in den grond onmisbaar is, en telkens kan men hooien en lezen van het aanbevelenswaardige vau een kalkbe- mesting. Wat doet nu de verkooper van het zoogenaamde Bornardphospbaat. Hij wijst op de voortreffelijkheid van dat phosphaat voor landbemestïng, want naast ruim 19 pet aan phosphorzuur bevindt zich daarin rniin 50 pet aan kalk. Die 50 pet aan kalk moeten den doorslag geven, maar in dat Bernard- phosphaat 16 ruim 30 pet aan koolzure kalk vrije kalk en due is in die 50 pet kalk, die gegarandeerd wordt, ook de kalk begre pen, welke aan bet phosphorzuur gebonden is en die volstrekt geene afzonderlijke ver melding behoeft. De soya-melassekoek wordt vaak aanbe volen als bijzonder suikerhoudend 13 A 14 pet. Te Goes en Wageningen werden gewone eoyakoeken op suikergehalte onderzocht; daar werd bevonden, dat deze doorgaans 10 pet suiker bevatten. Wanneer dns de soya melasse koeken aanbevolen worden om haar groot suikerhalte, dat dan de kooper by de prijsbepaling bedenke, dat hetgeen hij voor de soya-melsassekoek meer betaalt dan voor gewone soyakoeken. betaald wordt voor 4 pet suiker en niet voor 13 a 14 pet. (Slot volgt). den dollar den Amerikaan. Als u in Berlijn een groep jonge, elegante mannen "bij elkaar ziel staan, |Ü!pn gaat het gesprek meestal over de vrouw, hoogstens nog over paarden en sport, zelden over politiek. Als een paar Amerikanen samen praten, dan zult u onfeilbaar binnen weinige minuten het woord dollar liooren „Dat is treurig 1" „Dacht u? Vindt u niet, «lat de Amerikanen toch eigenlijk heel goede staatsburgers zjjn?" „Hoe zoo? Betere staatsburgers dan de Pruisen bestaan er toch niet I" „Omdat ze goede soldaten zijn? Maar nu de Amerikanen. Zij trouwen jong. Hun doel is ten slotte prominent te worden. Dat wil zeggen een groote zaak, een prachtig huis en een mooie, geestige vrouw te hebben. Daardoor worden zij de steunpilaar van den staat, Onze jonge mannon verzetten zich zoolang mogelijk tegen, het huwelijk. Zij denken meer aan het geld-uilgeven, dan aan het geld-verdienen. Wie is nu de beste staatsburger?" „Nu ja, zoo beschouwt, moet menu gelijk geven. Maar hoe komt hel, dat dc Vereenigdo Staten voor ons Europeanen nog niet gevaarlijk zijn geworden?" vroeg Loe spottend „Dat ligt aan de staatsburgeressen, die vol strekt niet góed zijn De stralende, geesligo vrouw des huizes, dat wil de Amerikaansche wel zijn, maar niet de moeder van zes on deugende bengels Dat zou haar Gibsongirl-fi - guur ook bederven. Zoolang de landverhuizing het nageslacht moet vervangen, zal de Ame rikaan nooit een gevaar voor ons worden." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1913 | | pagina 5