tï°.
133® Jaargang.
1890.
Donderdag
2 Januari.
1889.
Middelburg 2 Januari,
met uitzondering
Deze courant verschijnt dagelijks,
van Zon- en
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Feestdagen.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 1—7 regels f 1.50;
iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Anti-protectionisme.
Tliermometer.
Middelburg 2 Jan. vm. 8 u 26 gi.
31. 12 n 28 gr. av. 4 u. 27 gr. F
Verwacht Z. wind.
Agenten te Vlissingen: P. Gr. db Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. v. d. Pbijd, te Zierikzee: A. O. db Mooij te TholenW. A. van Advertentiën
Nieuwenhhijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de j moeten des namiddags te een uct
advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab te Rotterdam, db Gebb. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de ia Mab Azn, te Amsterdam. aan het bureau bezorgd zjjn, willen
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbb Cie., John F. Jonbs, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen
ii.
(Slot)
De strooming, die in gansch Europa zich
openbaarde, viel ook in ons land waar te
nemen. Kwam al in andere jaren eene
enkele werkstaking voor, in de geschiedenis
van het afgeloopen jaar vervullen zij eene
niet onbelangrijke plaats.
Geprikkeld door de gebeurtenissen in
Londen besloten ook de bootwerkers in
Rotterdam den arbeid te staken. Bij die
gelegenheid bleek boe hunne organisatie
voor een dergelijk optreden nog veel te
wenschen overliet, maar tegelijkertijd kwamen
duidelijk tal van misbruiken aan het licht,
die dringend verbetering eischten.
Het eerste gevolg van het gebrek aan eene
krachtige hand, die leiden kon en wiens
leiding werd gewaardeerd, een onmisbaar
element bij dergelijke gelegenhedenwaardoor in
Engelands hoofdstad zulke gunstige resultaten
werden verkregen was dat zich enkele
buitensporigheden voordeden, die een optre
den van de gewapende macht noodzakelijk
maakten. Eenige werkstakers, die nog weinig
begrip hadden van hunne plichten, bemoei
lijkten de werklieden, die den arbeid wilden
voortzetten, en gaven aanleiding tot enkele
betreurenswaardige tooneelen. Gelukkig be
hoorden dezen tot de uitzonderingen en wisten
eenige leiders door hun waardig en bezadigd
optreden verdere wanordelijkheden te voor
komen.
Heeft de Rotterdamsche schutterij en politie
zich bij die gelegenheid op uitstekende wijze
van haar moeilijke taak gekweten, aan de
werklieden, die hun mede-arbeiders tot kalmte
aanmaanden en door hun voorbeeld mee
werkten tot eene goede oplossing der moei
lijkheden, mag evenmin een woord van lof
worden onthouden. Daardoor werd het mo
gelijk dat, zonder de uit Londen toegesto
ken hulp tot bemiddeling, er een overleg
tusschen werkgevers en werklieden plaats
had, waardoor den eersten de oogen werden
geopend voor menig, hun tot nu toe onbe
kend gebleven misbruik, gepleegd door dezen
en genen baas. En aan die misbruiken werd
een einde gemaaktaan menigen eisch, door
de werklieden gesteld en billijk bevonden,
werd voldaan.
Andere bewegingen in dezelfde richting
hadden een kalm verloop. Op Feijenoord
dreigde een uitgebreide werkstaking, doch
door het bezadigd maar tevens gedecideerd op
treden van den directeur werd zij dade
lijk tegengegaan.
In Amsterdam werden door het inwilligen
van gestelde eischen bewegingen in die
lichting voorkomenterwijl besprekingen
van een dergelijk middel om lotsverbetering
te verkrijgen in andere vakken, o. a. dooi
de bakkers, geen ander resultaat badden,
dan dat aan het algemeen werd getoond hoe
gering onder het meerendeel der arbeiders
in ons land, in vergelijking met andere, het
gemeenschapsleven is. Men kent nog niet
de kracht van aaneensluiting, van zelfver
loochening ten opzichte van zijn eigen
belang ter wille van aller welzijn. Maar
laat ons tevens niet vergeten, hoe gering
ook, tot heden, juist door het gebrek van
aaneensluiting, de middelen zijn, waarover
menige arbeider kan beschikken in dagen,
waarin juist de middelen om te kunnen vol
houden zoo gewenscht zijn.
Is aan hun kant nog veel te doen, willen
zij met meer kans van slagen hun rechten
doen gelden, aan de andere zijde is bewe
zen dat ook menig werkgever voor billijke
eischen, voor gegronde grieven niet doof is.
In Rotterdam bleek toch maar al te zeer
hoe men totaal onbekend was met sommige
misbruiken, waaraan men, toen men ze
kende, oogenblikke'ijk een einde maakte.
Het arbeidersvraagstuk eischt dus wel
degelijk in ons land nog veel en aanhoudend
de aandachten al erkennen wij gaarne dat
1889 ons ter oplossiDg daarvan een schrede
Voorwaarts bracht door verbetering en aan
vulling van de wet Van Houten de ar-
beiderswet door het besluit om de enquete
voort te zetten, die reeds zoo menige som
bere schaduw op onze arbeiderstoestanden
wierp, te loochenen valt het niet dat wij.
zooals wij schreven, op dit punt den slakken
gang gaan. Wie op andere landen let,
op Duitschland, dat in enkele opzichten toch
waarlijk niet voor de stroomingen der tijden
zulk een geopend oog toont, op Engeland,
op Frankrijk, ontdekt spoedig genoeg onze
achterlijkheid in deze.
Er valt echter gelukkig nog op éen licht
punt te wijzen, dat in dit opzicht 1889 ons
bracht.
Toen den 26en September de Tweede
kamer met 71 tegen 27 en den 6en December
de Eerste met 31 tegen 18 stemmen liet ont
werp tot wijziging der onderwijswet aannam,
begroetten velen dit als de dageraad eens
nieuwen levens. Het was toch hoofdzakelijk
om den vrede te brengen dat velen tot dit
besluit meewerkten en al gelooven wij nu
ook niet dat de ultra-anti-liberalen, mannen
die in hunne eischen nooit te verzadigen zijn,
die niet zullen rusten vóór Nederland gebon
den ligt aan de voeten van Rome en Dordt
en gekluisterd aan het meest dorre dogma
tisme of een gevaarlijk fanatisme, er is
nog eene breede rij van gematigden, die met
ernst de schoolkwestie wenschten opgelost
te zien in het belang des lands om eene
aaneensluiting te verkrijgen tusschen allen,
die deze ultra's verfoeien, ten einde de
lang gewensc'ite oplossing te bekomen van
andere vraagstukken, die dringend voorzie
ning eischen.
Op zulk een band gaf 1889 ons alle
hoop; op zulk een nieuw leven in goede
richting hebben wij meer vertrouwen ge
kregen nu dat jaar een groot struikelblok
ons voor de voeten wegnam, wat jaren lang
ons hinderde.
Maar waar de sociale kwestie
thans haar dringenden en hier en daar drei
genden invloed doet gelden, laat het afgeloopen
jaar de ernstige waarschuwing hooren ook
aan allen in ons land, die tot oplossing dezer
kwestie worden geroepen, om niet verder
allerlei excepties op te werpen, maar door
daden te getuigen van den ernst der ver
zekeringen, herhaaldelijk gegeven, dat men
den arbeidersstand genegen is en diens
belangen, in hunnen vollen omvang, in steden
zoowel als op het platteland, wil bevorderen.
Waar aan de eene zijde steeds wordt ver
zekerd dat veldarbeid niet geregeld behoeft
te worden; waar aan den anderen kant
slechts medewerking in deze wordt verleend
mits de belangen eener kerk niet worden
geschaad waar verder tal van bijredenen
de hoofdzaak uit het oog doen verliezen
betere verhouding tusschen werkgevers en
arbeiders in beider belang, maar vooral
in dat van een stand van wiens arbeid het
algemeen de vruchten plukt, daar zijn ern
stige teekenen des tijds wel eens noodig om
tot werkzaamheid aan te sporen.
Uit dat oogpunt is 1889 niet zonder be-
t eekenis geweest.
Yoor onzen parlementairen arbeid was de
oude jaarkring overigens niet zeer vrucht
baar wij hebben dit reeds vroeger opge
merkt en het uitzicht op veel verbetering
in het nieuwe jaar is niet schitterend. Het
tegenwoordige ministerie bevat te veel zwakke,
wij zouden haast zeggen lustelooze elementen.
Dreigende wolken deden in het begin van
bet jaar verwachten dat er eene belangrijke
wijziging in ons regeerend vorstenhuis zon
plaats hebben. De ziekte van onzen grijzen
koning nam eene zeer ernstige wending, zoo
ernstig dat in eene gecombineerde zitting
der beide kamers, den 2en April gehouden,
het besluit werd genomen den koning van
de waarneming der regeering te ontheffen.
De raad van state nam toen de teugels van
het bewind in handen en bereidde een wets-
voordracht voor tot instelling van een re
gentschap, met onze koningin als regentes.
Een even onverwachte als gunstige wen
ding in de ziekte van Z. M. maakte zulk
eene regentschap echter onnoodig en
hoewel H. M. geneigd zich betoonde het
regentschap te aanvaarden kwam den
29en April bij de Stateu-generaal de tijding
dat de koning weer in staat was te regeeren.
Een verklaring in dien geest werd door de
beide kamers den 2en Mei afgelegd en den
dag daaropvolgende afgekondigd.
Peze tijding was het sein voor menige
gemeente om den 12en Mei, den dag waarop
Z. M. vóór 40 jaar te Amsterdam werd
ingehuldigd, te herdenkenal liet de korte
tijd ter voorbereiding van het feest niet toe,
daaraan dien luister te geven, waaraan het
in gewone tijden zeker niet zou ontbroken
hebben.
Er bleek echter uit de spontane beweging
voldoende hoe men vooral met het oog
op de jeugd der prinses zich verheugde
dat er in ons vorstenhuis geen ingrijpende
verandering behoefde plaats te hebbeD. De
latere berichten omtrent den toestand des
konings pleiten evenzeer voor zijne ijzersterke
natuur als voor de voortdurende beterschap
in zijn toestand.
Herinneren wij ons verder de verkiezin
gen voor de provinciale staten in Mei, waarop
de hoop der anti-vrijzinnigen bijzonder was
gevestigd met het oog op eene omzetting
der Eerste kamer, dan weten wij tevens dat
die verwachting niet is verwezenlijkt. Hiel
en daar in ons land moge winst behaald
zijn, over het geheel leden zij een neerlaag.
Als vanzelf komen ons hierbij in de
gedachten de gebeurtenissen in 1889 in onze
naaste omgeving, in onze provincie.
Hier leden de liberalen in het district
Goes eene besliste nederlaag, waardoor dit
district kan beschouwd worden als voor goed
voor hen verloren. Zelfs een ijverig en
bekwaam lid van Gedeputeerde staten als
mr J. C. R. van der Bilt viel, doch bleef
voor dat college behouden, omdat, dank zij
het eervol en te waardeeren terugtreden van
den heer I. van Houte, lid der staten voor
Sluis, de kiezers in dat district den 6 Juni
den heer Van der Bilt als hun vertegen
woordiger afvaardigden.
De heer J. H. Bybau werd in het district
Goes evenmin herkozen, terwijl in zijne plaats
als lid van Gedeputeerde staten gekozen
werd de heer C. J. J. A. van Teijlingen.
In de overige districten kwam bij die
verkiezingen geene veranderingin de liberale
gelederen kon men geen bres meer schieten
Walcheren en Zierikzee blijven hunne vrij
zinnige leden afvaardigen.
Van gansch anderen aard maar voor onze
provincie van niet minder gewicht was een
tweede gebeurtenis, waaraan wij in dit over
zicht nog wel eens mogen herinneren. Wij
bedoelen de Zeeuwsche tentoonstelling van
nijverheid en van kunst, toegepast op nijver
heid, die te Middelburg is gehouden van 30
Mei tot 8 Juli.
Zij had een beslist succes, niet alleen wat
het bezoek betreft dat daaraan ten deel viel,
maar ook wat haar hoofddoel was als
maatstaf van de hoogte, waarop Zeeland's
nijverheid staat. Wij hebben door haar ge
leerd dat het waarlijk met die industrie niet
zoo slecht is gesteld als velen willen doen
gelooven, dat zij een goede toekomst heett
en dat niet louter de landbouw de kurk is,
waarop Zeeland's bestaan drijft.
Eene nuttige poging was dus deze tentoon
stelling, die zeker bij velen de aangenaamste
herinneringen heeft achtergelaten.
Over het algemeen heeft ons gewest, wat
zijn materieelen toestand betreft, geen reden
van klagen over het afgeloopen jaar. Met
uitzondering van Goes, dat het verlies van
eene groote industrieele onderneming had te
betreuren, die naar Middelburg werd ver
plaatst, viel in de andere groote gemeenten
van Zeeland eenige vooruitgang te bespeuren.
In Zeeland's hoofdstad vooral scheen het
jaar 1889 het teeken van een nieuw, een
beter tijdperk, dat, na jaren langen stilstand,
ten hoogste welkom is.
Vlissingen getuigde ook van meerdere
welvaart. Op de werf de Schelde was en
bleef geregeld werkde Merajri en de Both
waren de voornaamste schepen, weike in 1889
die weri verlieten.
Eene hoogst belangrijke gebeurtenis in de
geschiedenis dier havenplaats is het geregeld
aandoen der schepen van de Castle Line op
hun weg naar Zuid-Afrika. Den 23 Jan.
kwam de Warwick Castle van die lijn voor
het eerst te Vlissingen biuuen en stevende
den 24en d. a. v. naar hare bestemming,
vergezeld van de beste wenschen voor den
bloei der lijn, waarmee de belangen van de
havenplaats nu nauw zijn betrokken Die
wenschen zijn tot heden vervuld; geregeld
verlaten die schepen met volle lading en een
groot aantal passagiers de haven, terwijl het
vervoer der mail door onze regeeriug aan
die lijn opgedragen is, wat geen te versmaden
steun mag genoemd worden.
Terneuzen schrijdt steeds voort op den
weg van vooruitgang op handelsgebied en zag
door eene belangrijke beslissing der Tweede
kamer, in het laatst van 1889 genomen, zich
den weg geopend voor toenemenden bloei»
Wanneer wij dan ten slotte als een op
kunstgebied gewichtige gebeurtenis aanstip
pen het tweedaagsch muziekfeest, dat
den 17en en den 18en Mei te Middelburg
plaats had en aan een groot aantal kunst
liefhebbers, uit verschillende deelen van
onze provincie, veel genot verschafte; dan
gelooven wij ons zoover wij weten
volledig gekweten te hebben van onze taak
om een overzicht te geven van hetgeen er in
1889 gewichtigs voorviel, zoowel in het
buiten- als het binnenland.
Verschillende stemmen doen zich weer hooren
tegen het voorstel-Bahlmann tot het heffen
van invoerrechten op eenige landbouw-producten.
Van een paar maken wij nog melding.
Zoo werd gelijk wjj in 't kort reeds
meedeelden nit Tilburg een met 103 hand-
teekeningen van graanhandelaars en bakkers
voorzien adres aan de Tweede kamer gericht,
verzoekende genoemd wetsvoorstel niet aan te
nemen. Adressanten voeren tot ondtrsteuning
van dat verzoek het volgende aan
lo. Door aanneming van dit ontwerp van
wet zal een gevoelige slag toegebracht worden
aan het gewone bakkersbedrijf, hetwelk nu
reeds zoo sterk te kampen heeft met de groote
broodfabrieken. Immers, deze hebben veelal
haar eigen graanmolen, zoodat wanneer zij
hare benoodigde tarwe buitenslands inkoopen,
het daarvan gefabriceerde meel (men berekent
dat 100 kilo's tarwe gemiddeld 75 kilo's meel
opleveren) slechts op 1.60 per 100 kilo's
invoerrecht zal te staan komenterwjjl de
gewone hakkers, uit den aard van het bedrijf
het meel en niet do tarwe inkoopende, per 100
kilo's bnitenlandsch meel 2.40 voor invoer
zullen te betalen hebbeneen verschil alzoo
van 80 cent per 100 kilo's in het voordeel der
broodfabrieken, die haar graan zelf malen. Bjj
gebruik van vreemde rogge wordt dat verschil
nog grooter.
2o. De voorgestelde invoerrechten op het
meel zullen tengevolge hebben, dat de binnen-
landsche meelfabrikanten de prjjzen van hun
maalloon, of liever gezegd van hun gefabri
ceerd meel, kunnen verhoogen ten koste der
bakkers, omdat zij, doordien het buitenlandsch
meel naar verhouding zwaarder belast wordt
dan het graan, minder de concurrentie van
het meel zullen te duchten hebben.
3o. Door invoerrechten op granen en meel
zullen ontwijfelbaar de broodprijzen stijgen,
waarvan natuurlijk de mindere man, als groot
broodverbruiker, het meest te ljjden zal hebben.
»Wjj, bakkers, zoo zeggen adressanten
weten te goed door dagelijkseke ondervinding
hoezéer iedere verhooging der broodprjjzen
drukt op die categorie van menschen. Reeds
dit hoewel het bij onze,eigene zaken minder
in aanmerking komt reeds dit alléén zon
ons elke heffing van invoerrecht of belasting
op granen en meel doen betreuren".
Het hoofdbestuur van de Twentsche landbouw-
maatschappij zond met hetzelfde doel ook een
adres aan de Tweede kamer.
Dit adres luidt als volgt
Ten volle erkennende dat de landbouwer
had te kampen met lage prijzen der produo-
ten, vermeenen wij echter er op te moeten
wijzen dat niet enkel de kleigraanbouwer de
laatste jaren in een ongunstige positie heelt
verkeerd, dcch dat ook de veeboer en de zand-
graanbouwer, dus hij wiens landbouwstelsel
medebrengt den graanbouw, verbonden met
veeteelt en zuivelbereiding, uit te oefenen, in
even, wellicht hoogere mate door de op land
bouwgebied heerschende malaise was getroffen.
»Wij kunnen echter bescherming als het
rechte middel tot opbeuring van den landbouw
uit den kwijnenden toestand in welken hij,
volgens den voorsteller, verkeert, niet aanbe
velen.
»De bittere ervaring, met beschermend
graanrecht in het buitenland opgedaan, ver
biedt zulks.
»De verslagen toch der kamers van koop
handel en fabrieken zoowel in Duitschland als
in Frankrijk, de rapporten der consuls dezer
landen, doen ons zien, dat beschermende rech
ten van een en drie mark per 100 kilo tarwe
en rogge in Duitschland en van vijf en restig
centimes 5, 3 francs per 100 kilo tarwe in
Frankrijk, voor den landbouw en voor allen,
die zich met dit bedrijf onledig houden, niet
de gewenschte gevolgen hebben gehad.
»De in het Duitsche parlement op 31 Januari,
4 Februari en 27 Maart 11. afge'egde verkla
ringen, door mannen van niteenloopende poli
tieke richting, hebben allen te verstaan gegeven
dat de landbouw met beschermende graan
rechten, zelfs tot vijf mark per 100 kilo, niet
te helpen is en dat, zal men den landbouw
daadwerkelijk hulp verschaffen, men tot andere
middelen zijn toevlucht moet nemen.
»Moet het ons dus reeds huiverig maken in
ons vaderland de proef te nemen met een stelsel,
dat ginds over de grenzen reeds veroordeeld is,
hoeveel te meer wanneer men bedenkt dat de
landbouw zijn heil zal zoeken bij een recht,
dat allen waarborg van duurzaam heil mist,
dat ook hier te lande zoowel verhoogd als ver
laagd, ja geheel en al buiten werking kan
misschien moet gesteld worden, een recht der
halve in hooge mate onbetrouwbaar en buiten
dien afhankelijk van tal van bijeenkomende
omstandigheden.
»Wjj zijn overtuigd
>■1° dat door invoerrechten op de eerste
levensbehoeften onze vaderlandsche landbouw
in bijna zjjn geheelen omvang schade zal lijden
door vermeerderde voederkosten, want, treft
het graanrecht doel, dan zal hetzelve zoowel
het vreemd als het inlandsch product in prijs
doen stijgen vermag het zulks niet, dan is
invoerrecht zelfs in de oogen der voorstanders
geen geschikt middel om den landbouw uit een
kwijnenden toestand op te beffen
»2° dat de Federlandsche graanbouwer niet
datgene zal profiteeren, wat de voorstanders van
graanrecht vermoeden, want afgezien van
vermeerderde voortbrengingskosten zal het
voorgestelde recht van 1.20 per 100 kilo
tarwe hem per bunder, van het gezamenlijk
aantal, door hem bebouwd, slechts een geldeljjk
voordeel bezorgen van 4, een voordeel in
geen geval opwegende tegen de p. m. 10 mil-
lioen guldens die het geheele volk door het
wetsvoorstel op de schouders wordt gelegd, en
3° dat beschermend graanrecht voor allen,
wier landbouwstelsel mede brengt graanbouw,
verbonden met veeteelt en zuivelbereiding nit
te oefenen, noodlottig zal zyn immers deze
zoo talrjjke schare van landbouwers, een on
voldoende hoeveelheid graan oogstend om
in de behoeften van hun vee en van hun huis
gezin te voorzien zjjn genoodzaakt groote
hoeveelheden buitenlandsch graan bij te koopen,
wijl zij gehouden zijn intensieven landbouw te
drijven, die niet anders door te voeren is dan
met behulp van goedkoop graan, hetwelk hen
in staat stelt veel vee te houden, teneinde den
onmisbaren mest te verkrijgen.
»Wij rekenen het ons ten plicht te verklaren,
dat het voorgestelde recht den inwoners der
gemeenten, over welke zich de werkkring
onzer maatschappij uitstrektinwoners voor
het grootste gedeelte gekluisterd aan een
zandigen, ondankbaren bodem, indirect een
jaarljjksche belasting van tonnen gouds zoude
opleggen, ten bate der kleigraanbouwers, hun
bedrjjf uitoefenende op de rjjkste gronden in ons
vaderland.
»Wij kunnen het ons niet ontveinzen dat
graanrechten zullen scheppen een privilegie en
achten het hoogst gevaarlijk van den goeden
beproefden stelregel >>geljjk recht voor allen
ten deze"" al te wijkenzal er geholpen wor
den dan hebben zoowel de 1.800.000 bunders
grasland aanspraak op hulp als de 860.000
bunders bouwland en terwjjl het ingeuiende
wetsvoorstel van deze laatste nog geen 400.000
eschermt, biedt het den grasboeren slechts in