MIDDELBURGSCHE
Maandag
COURANT.
31 Hd
1° 127.
1875.
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL,
Middelburg 29 Mei.
De Verkiezing voor Middelburg.
Mr. J. F. II. Tak van Poortvliet.
Dit blad verschijnt dagelijks met nitzondering van den Zondag, den 2tn Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f' 3.50.
bevattende: Gemengde berichten, Mengelwerk en de
lijst der hoogst aangeslagenen in 's rijks directe belas
tingen in Zeeland.
Het is ons eene aangename taak bij gelegenheid
der aanstaande verkiezing in ons hoofdkiesdistrict,
eene aanbeveling te schrijven voor het aftredende
lid, den heer Tak van Poortvliet, dewijl wij over
tuigd zijn daarmede te beantwoorden aan de ge
voelens onzer meeste lezers. De heer Tak is, ge
durende de nu bijna vijf jaren dat hij in de tweede
kamer zitting heeft, er in geslaagd zijn naam te
maken tot eendie een goeden en beteekenisvollen
klank in onze provincie bezit. Waar Zeeuwsche
belangen te verdedigen zijn, daar is men zeker
den Middelburgschen afgevaardigde vooraan op de
bres te vinden. Niet slechts met het zoo vaak
ijdele woord, maar met de daad, met het werk
van zijnen geest en zijner studie. Secretaris,
nog voor zijn optreden als kamerlidder staats
commissie voor de calamiteuse polders, ontving hij
voor zijn verdienstelijken arbeid als zoodanig een
jaar geleden een buitengewoon blijk van 's konings
goedkeuring. Rapporteur over het helaas in de
eerste kamer verongelukte wetsontwerp tot aanleg
van een droog dok te Vlissingen, welsprekend ver
dediger van het voorstel van den heer 's Jacob c. s. tot
het subsidiëeren der stoomlijn van Vlissingen op
Amerika, mede-voorsteller van het plan tot den
aanleg van spoorwegen, dat naar den heer Kap-
peyne genoemd werd en ten laatste een einde be
loofde te maken aan de afzondering, waarin zoo
vele deelen van ons gewest nog tegenover het
overige Nederland verkeeren, zien wij den heer
Tak overal waar van onze ernstigste en meest
ingrijpende belangen sprake is.
Den volksvertegenwoordiger worden echter andere
eischen gesteld dan het behartigen der bijzondere
belangen van zijn district of zijne provincie. Het
is zelfs het najagen eener populariteit van het
minste gehalte, door aanhoudend dezelfde plaat
selijke belangen, te pas of te onpas, ter sprake te
brengendoor telkens weder dezelfde uitdrukkingen
in het debat te werpen, met welke men weet of
veronderstelt op het gemoed zijner kiezers te zullen
werken, dat ons bij sommige andere kamerleden
tegenstaat. De heer Tak heeft zich daaraan nimmer
schuldig gemaakt. Waar een Zeeuwsch belang
aan de orde is, daar doet hij zich liooren, met
recht, want over de speciale punten, aan eenig
gewest eigen, kan niemand met meer kennis van
zaken spreken dan de vertegenwoordigers van dat
gewest. Maar de heer Takzich herinnerend dat
hij volgens de grondwet is „vertegenwoordiger van
het gelieele Nederlandsche volk", strekt zijne werk
zaamheid over alle takken van wetgeving en bestuur
uit. Telken jare rapporteur over verschillende hoofd
stukken der staatsbegrootingover de begrooting
der West-Indische koloniën, rapporteur over de wets
ontwerpen tot aanleg van spoorwegen, tot regeling
der politie op de spoorwegentot bekrachtiging dei-
overeenkomsten met de Amsterdamsche kanaal
maatschappij, tot wijziging der grondbelasting, tot
regeling der consulaatrechtenzien wij hem tevens
ingrijpend optreden door het indienen van vaak
gunstig ontvangen voorstellen en amendementen,
betrekking hebbende op al deze en andere onderwer
pen. Met de heeren Godefro: en Jonckbloet nam hij
door het vooistellen eener reeks amendementen in
het zittingiaar 1871-72 een werkzaam aandeel aan
de toen in behandeling zijnde herziening van het
reglement van orde der 2" kamer.
De gewichtigste werkzaamheid van den heer Tak
werd nog niet door ons herdacht. Hij was het van
wien, met nog vijf andere leden van verschillende
politieke richting, het initiatief uitging tot het in
stellen dier parlementaire enquête naar den staat
der Nederlandsche koopvaardijvloot, waarvan de
vrucht was het merkwaardige verslag, dat, meer
in het bijzonder het werk van den Middelburgschen
afgevaardigdeeen historisch document mag genoemd
worden, van gelijk belang voor ieder die op het
oogenblik belang stelt in de middelen tot verhoo
ging der welvaart van het Nederlandsche volk, als
voor den toekomstigen geschiedvorscherdie van
ons tijdvak iets meer verlangt te weten dan de
namen van koningen, ministers en de datums van
oorlogsbedrijven. De dienst, welken de heer Tak
door dezen arbeid aan zijn land bewezen heeftkan
niet licht overschat worden.
Hetzelfde meenen wij te mogen zeggen van het
zoo vaak miskende of belasterde spoorwegvoorstel-
Kappeijne, waartoe de heer Tak, gelijk wij reeds
zagen, mede heeft bijgedragen. De terzijdestelling
van dat voorstel heeft ons z#ö bijzonder veel leed
niet gedaan. Van het oogenblik dat de regeering
beloofde met een ontwerp voor den dag te zullen
komenzagen wij zonder grooten spijt den wedloop
tusschen het kamer-voorstel en het regeerings-ont-
werp een einde nemen. Had de kamer het voor
stel in behandeling genomen, voor de regeering
ware het gemakkelijk geweest de zaak op de lange
baan te schuiven. Maar dat die wedstrijd, zoozeer
in het belang des lands, een aanvang nam, dat de
regeering gedwongen werd, vóór alle andere din
gen hare aandacht te wijden aan de noodzakelijke
aanvulling van ons spoorwegnet, dat haar de ge
legenheid benomen werd om, door het openhouden
van kansen op nieuwe spoorweg-lijnen, rechtstreeks
op de verkiezingen te werken, dat hebben wij aan
het voorstel der vier leden te danken. Het is waar
dat in het regeerings-ontwerpvoor zoo ver het
thans bekend is, de zoo hoog noodige Zeeuwsche
lijnen ontbreken. Daarin is echter, bij de behan
deling, door amendementen te voorzien Dat bij
die gelegenheid de afgelegen Zeeuwsche districten
niet vergeten zullen worden, daarvoor staat ons
de overtuiging borg dat ook dan weder de ver
tegenwoordiger, aan wiens zorgen men de opname
der Zeeuwsche lijnen in het voorstel-Kappeijne ver
schuldigd was, ongetwijfeld weder op zijn post zal
gevonden wordeu om voor onze belangen op te
komen. Van de erkenning, die de verdiensten
van den heer Tak in de tweede kamer vinden,
mag billijkerwijs verwacht worden dat zijn invloed
ok in dit opzicht niet zonder vrucht zal blijven.
Wil deze lofspraak zeggen dat wij op alleswat
de heer Tak ooit in de kamer sprak of deed, ja
en amen zeggen? Verre zij het van ons dat te
beweren. Wij zijn niet vergeten dat de Middel-
burgsche afgevaardigde meer dan eens behoord heeft
tot die liberale kamerleden, welke door te sterk
vasthouden aan eigen inzichten en door gebrek aan
zin tot samenwerking, aan de laatste liberale
kabinetten het regeeren onmogelijk hebben gemaakt.
Over deze houding hebben wij in dien tijd onze
afkeuring niet verzwegen en ons gevoelen is nog
onveranderd. De vraag is echter, bij eene verkie
zing, niet of een afgevaardigde altijd en in alle
opzichten naar den geest zijner kiezers gehandeld
heeft. De grondwet geeft aan onskiezershet
recht niet tot mederegeeren. Eenmaal in de vier
jaren worden wij geroepen om in het algemeen ons
oordeel uit te spreken over de wijze, waarop onze
vertegenwoordigers aan de regeering des lands
hebben deelgenomen. Dan komt het er op aan,
hunne verdiensten in de schaal te leggen tegenover
de gebreken en dwalingen aan welke zijevenals
ieder mensch, gedurende den tijd van hun mandaat
onderhevig zullen zijn geweest.
Zien wij dan aan de eene zijde die onvermoeide
werkzaamheid, die altijd wakkere behartiging van
ons aller belangendie krachtige en zakelijke
deelneming aan het debat in de 2e kamer, letten
wij op de houding die de heer Tak, evenals al
zijne medeleden der liberale partij, tegenover het
tegenwoordige ministerie aangenomen heeft, en zien
wij aan den anderen kant enkele misslagen, die
ten deele aan te groote zelfstandigheid van karakter,
ten deele misschien ook aan de zwakheid, het gemis
van overwicht der laatste liberale ministeriën te
wijten zijn geweest; nemen wij eindelijk in aan
merking de groote en dierbare belangen die op het
spel staan, de noodzakelijkheid om Nederland vrij
te houden van kerkelijke overheersching en de op
leiding onzer kinderen niet te brengen onder den
invloed van godsdienstige dwepers, dan twijfelen
wij geen oogenblik of de schaal zal verre en be
slissend overslaan ten voordeele van onzen verdien
stelijken Middelburgschen afgevaardigde.
Is echter deze overtuiging juist, wordt zij door
onze lezers gedeeld, dan kiezers! is het noodig,
eerlijk en mannelijk op den 8™ Juni a. van uw
gevoelen te doen blijken, Niet thuis blijven
omdat het u „niet schelen kan", of omdat gij „zoo
veel aan uw hoofd hebt", of omdat gij „van die
dingen geen verstand hebt." Schelen kan het u
wel. Als de spoorwegen uitblijven of als het land
onder kerkelijke overheersching geraakt, dan zult
gij, dan echter te vergeefs, klagen over de „praters
in de 2e kamer", die dat alles niet voorkomen heb
ben. Verstand van de publieke zaak hebt gij ook
wel, niet misschien van het wetten maken, maar
wel van den invloed door die wetten op uw dage-
lijksch leven uitgeoefend. En wat uw tijd betreft,
het zou wel wonder wezen indien voor alles wat
uw beroep of uw genoegen betreft, tijd te vinden
ware, maar niet een oogenblik om uw stembiljet
in te vullen en te bezorgen, door welke eenvoudige
daad gij uw plicht vervult als burger van den staat
en voor uw deel helpt waken dat de belangen van
uw land en uw gewest niet verwaarloosd worden.
Worden deze overwegingen door de kiezers in
aanmerking genomen, houdt men in het oog dat
het plicht is zijne belangstelling te toonen, zelfs
indien men zich overtuigd houdt van de overwin
ning, dan zijn wij verzekerd dat de aanzienlijke
meerderheid, waarmede op den 8en Juni zijn naam
uit de stembus zal komen, eene nieuwe aanmoedi
ging wezen zal voor onzen aftredenden afgevaar
digde, den candidaat der liberale partij
Naar ons uit Vlissingen gemeld wordt, loopen
aldaar weder zoo aanhoudend geruchten dat van de
overeenkomst tusschen het rijk en den heer 'J. Smit
tot exploitatie der voormalige marinewerf niets komen
zaldat eene wederlegging- of opheldering dier geruch
ten van bevoegde zijde hoogst wenschelijk wordt