r m
MÏDDELBÜRGSCHE
C 0 U R A N T.
Dinsdag
1872.
17 December.
Uit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2** Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m. franco is f 3 50.
Bliddelburg 16 December.
WAAROM?
'tls zeer goed mogelijk dat wij reeds te laat komen,
men is in den Haag tegenwoordig zoo verbazend vlug,
en vooral ten aanzien der census-quaestie schijnt eeue
ontzaglijke (en ongewone) afdoeningsmanie de gemoe
deren te hebben bevangen! 'lis dus best mogelijk
dat wij reeds te laat zijn, maar toch zouden we zoo
gaarne, geen d/reiwórter inhaltstchwermaar éen enkel
woordje aan de tweede kamer op het hart wenschente
drukken vóórdat z:j overgaat ora de censuswet in de
afdeelingen te onderzoeken het woord dat weboven
dit artikel schreven.
„Waarom?" Want allereerst zal dienen uitgemaakt
te worden welke reden er dan toch bestaat om den
census zoo algemeen te verlagenals de heer Geertseuia
bij zijn wetsontwerp voorstelt. In de memorie van
toelichting wordt daaromtrent niets gezegd buiten dat
stuk hebben wij daarvoor geen enkel afdoend argument
hooren bijbrengen, en het is toch waarlijk niet te veel
geëischt wanneer men wenscht overtuigd te worden van
de wenschelijkheid van een maatregel, die eene ont
binding der kamer met al de belemmerende gevolgen
van dien noodzakelijk maakt, en dat juist nu wij aan
het sinds lang verbeide tijdvak van afdoening van han
gende quaestiën meenden genaderd te zijn.
De minister van binnenlaudsche zaken doet het voor
komen alsof census-veilaging algemeene census-verla-
ging namelijk tot het grondwettige minimum van/"20
algemeen zou worden verlangden bepaalt zich daarom
tot de mededeeling zijner persoonlijke overtuiging ot
opvatting, dat aan dit verlangen „zonder gevaar" kan
voldaan worden. Maar de geheele grondslag zijner
redeneering indien er geredeneerd ware isfautief:
algemeene eensus-verlaging wordt niet verlangd. Wat
men algemeen verlangt is verlaging van het census-
cijfer in sommige groote steden; dit wordt verlangd
omdat het iedereen in het oog springt, dat er hoege
naamd geen billijke verhouding bestaat tusschen den
zeer lagen census op een gedeelte van het platteland
en den zeer hoogen eensus in de steden. Maar dat men
even algemeen een nog verdere verlaging vau den reeds
lagen plattelands-census zou verlangen, is onjuist;
integendeel. Voordat men dus het ontwerp zelf in
ernstige behandeling neemt, zal de minister nog hebben
te antwoorden op de vraag: „waarom?"
Maar er is meer dan de memorie van toelichting. In
de zitting der tweede kamer van 10 dezer zijn door den
minister met eene b j eene zoo gewichtige quaestie aller
minst voegende geheimhouding alleen ter inzage
voor de leden der kamer overgelegd:
a adviezen der gedeputeerde staten van de verschil
lende provinciënin het jaar 1869 over herziening van
den census uitgebrachtwelke reeds vroeger aau de
kamer werden medegedeeld
b rapporten van de burgemeesters van eenige groote
gemeenten omtrent den maatschappelijkcn en huishou-
delijken toestand van de ingezetenen hunner gemeenten,
die tot zeker cijfer in de rijks directe belastingen zijn
aangeslagen, alsmede de door bet departement van
financiën ontvangen rapporten der ambtenaren van 's rijks
belastingen over dezelfde aangelegenheid."
Zou hierin het outbrekende licht te vinden zijn? zou
in deze stukken het antwoord op het „waarom" worden
gegeven? Wij betwijfelen het. De stukken sub a werden,
zooals de minister zegt, „reeds vroeger aan de kamei;
medegedeeld"; hij had er kunnen bijvoegen „en door
de kamer onvoldoende bevonden". Die stukken toch
werden door den heer Fock tot toelichting van zijn
wetsvoorstel tot algemeene census verlaging overgelegd,
en blijkens de over dat wetsontwerp géwissèlde stukken
achtte de tweede kamer zich door die stukken niet
overtuigd v. n de wenschelijkheid van den voorgestelden
maatregel. In die adviezen der gedeputeerde staten is
dus het tot dusverre ontbrekende licht niet te vinden.
En in de stukken sub b Wij willen g^en gebruik
maken van de indiscretie die de heer yan Kerkwijk
zich in de kamer ontvallen liet in de woorden, dat
daarin niets nieuws stond; maar wij willen er alleen
op wijzen dat in de adviezen der burgemeesters want
de rapporten der ontvangers „over dezelfde aan
gelegenheid" leggen wij met allen eerbied terzijde
omdat de „plaatselijke gesteldheid" niet gekend kan
worden uit kohieren en dwangbiljettenmaar daartoe
een dieper doordringen in den maatsch appel ij ken toestand
gevorderd wordt dan gemeenlijk aan de rijksontvangers te
beurt valt; wij willen opmerken dat de adviezen
der burgemeesters van „eenige groote gemeenten" niet
kun oen bewijzen dat de census, niet eenige uitzonde
ringen, allerwege tot het minimum, behoort te worden
verlaagd. Uit die adviezen kan alieen blijken dat census
verlaging „in eenige groote gemeenten" geschieden kan
„zonder eenig gevaar"; maar dat weten wij waarlijk
wel. Wij weten meër dan dat; wij zijn overtuigd niet
alleen dat die verlaging „zonder eenig gevaar" kan
geschiedenmaar dat ze allernoodzakehj kst ui oe t plaats
hebben. In zooverre kunnen wij het ons zeer goed
begrijpen dat de heer vau Kerkwijk niets nieuws in
die stukken gevonden heeft.
Iets nieuws zou het zijn, iudieu men daarin de beant
woording vond vau het „waarom?", het betoog dat de
voorgestelde algemeene census-verlaging noodzakelijk of
wenschelijkis. Dat betoog nu is niet geleverd door de reeds
van 1869 bekende adviezen van gedeputeerde statende
burgemeesters kunnen alleen de reeds alom erkende
noodzakelijkheid van census-verlaging in hunne „eenige
groote gemeenten" staven; de rijksontvangers eindelijk
zijn naar onze meening niet i'e aangewezen personen
oin aangaande de „plaatselijke gesteldheid" vau het
geheele land uitspraak te doeu.
Men behoort dus bij den minister van binnenlaud
sche zaken vast te houden aan de eenvoudige vraag:
waarom
Aan de stemming voor de verkiezing van een lid voor
den Middelburgschen gemeenteraad hebben heden 300
van de 789 kiezers deelgenomen.
Bij de verkiezing voor tusschentijds ontstane vacatures
op 30 Augustus 1870 brachten 395 kiezers hunne stem
uit, bij de herstemming op 13 September daaraanvolgende
389, bij de verkiezing op 18 April 1871 325, bij de
verkiezing op 23 Januari 1872 387, bij de het stemming
op 6 Februari daaraanvolgende 382 en bij de verkiezing
op 19 November jl. 387.
De gemeenteraad van Haamstede heeft in plaats van
wijlen den heer Willem Vis tot secretaris dier gemeente
benoemd den beer A. Darte, en tot gemeente-ontvanger
denbeer I. B. Vis.
Bij den gemeenteraad van Rotterdam is door burge
meester en wethouders ingediend een rapport omtrent
de ontwerp-overeenkomst met de Rotterdamsche handels
vereniging, voor de uitbreiding der gemeente op Feijen-
oord. Volgens die overeenkomst zou aan die vereoni-
ging op Feijenoord eene oppervlakte van ongeveer 400,000
vierkante meters grond afgestaan worden, waarop zij
verschillende werken moet tot stand brengen, o. a. de
ophooging van het geheele Noorder-eiland, het graven
eener haven op 130 meter afstand van de spoorweg-
haven, de verbreeding van de brug over het Spuikanaal
enz.terwijl de gemeente zich verbindt cm op de ter
reinen al die werken uit te voeren, die bij het plan der
uitbreiding op Foijenoord zijn ontworpen. Van gemeen
tewege is voor de uitbreiding beschikbaar f 3,600,000;
de verocniging betaalt f 2,600,000 'zoodat er, na de
uitvoering der werken, dip op f 5,700,000 geraamd zijn,
een overschot van i millioen is. Overeenkomstig het
advies der financieele commissie dringen burgemeester
en wethouders ten sterkste aan op de goedkeuring vau
dit plan, dat in het belang van de gemeente en van
handel en scheepvaart is.
der belangen van de zoetwatervisscherijen in Nederland
werd tot voorzitter der vereeuiging verkozen de heer
mr. J. A. van Dorsser, advocaat te Dordrecht, en werden
verschilende adressen aan de ministers van justitie, bin-
nenlandscbe zaken en financiën gearresteerd, allen be
treffende belangen der zoetwatervisscherij.
De Italiaansche korvet Governolo en het adviesjacht
Vedetta zijn dezer dagen naar Napels vertrokken, ten
einde te worden uitgerust. Te Napels zullen zij veer
tien dagen blijven, om vervolgens naar de wateren van
Borneo onder zeil te gaan.
Het doel van dezen tocht is, gelijk wij reeds hebben
medegedeeld, een onderzoek in te stellen, of in deze
streken gelegenheid is tot vestiging eener Italiaansche
strafkolonie, cm later, naar bevind van zaken, dien
aangaande met de Nederlandsche regeering in onder
handeling te komen. Handelsblad
In een dezer dagen te Dordrecht gehouden verga
dering van het bestuur der Yeroeniging tot beverderin
Onze Haagsche correspondent schrijft ons het volgende,
onder dagteekening van Zaterdag:
„Tot mijn spijt heb ik den minister van oorlog nog
niet als debater kunnen hooren; gedurende mijne be
zoeken aan de tribune terwijl de begreoting van marine
in behandeling was en gisteren en eergisteren toen ik
over den schouder van eenige officjeren even een oog in
de zaal kon slaan, zag ik den generaal ijverig meteen
potlood zitten opteekenen, maar tot mijn leedwezen
miste ik het gesproken woord en moet mij dus maar te
vreden stellen met de impressie van anderen en de
verslagen in de dagbladen. Schoon de minister geen
eigenlijk goed parlementair spieker is heeft hij toch,
naar ik zoo hier en daar verneem, een goeden indruk
op het publiek gemaakt. Zijn groote speech van Zaterdag
met haar flinke ietwat gemoedelijke peroratie redde de
gevaarloopende begrooting, welke ten slotte geheel op
het droge werd gehaald door de logica van den heer
de Vriesdie wèl tegen de eloquenticasters der kamer
is opgewassen, en wicn men daarom zoo niet aandurft
als den minister van oorlogop wien men maar al te
vaak het Engelsche dictum straffeloos toepast: hit him,
he has no friends.
„Vreemd toch. dat de liberale ministers van oorlog
altijd onder de liberalen in de kamer de lieden vinden
die hun het regeeren onmogelijk zoeken te maken! En
dit geschiedt op zoo'n vreemde wijze, die allerminst
door billijkheid uitblinkt. Want sinds jaar en dag heb
ben de liberalen in de kamer de ministers varweten dat
zij niets doen dan wetten ontwerpen en verder „de
zaak laten zooals ze is", zoodat men bij ieder optre
dend minister van het krijgswezen kon zeggen: iltCy
a rien de change; il riy a qui1 wiereputation démolie de
plus. En dit verwijt was niet geheel ongegrond, hoe
wel de verantwoordelijkheid voor een gedeelte ook voor
rekening der klagers zeiven kwam. Maar nu komt
er een minister die wel wat doet, die voordat er
over zijne nog gereed te maken wetsoutwerpen wordt
beschikt de handen wil uitstoken om „te doen wat zijn
hand te doen vond", namelijk de verdedigingswerken
in orde brengen die van ieder mogelijk stelsel een
element, vormenen nu is 't alweer niet goed. Nu heet
hetneeneerst het ve3tingstelsel geregeld bij de wet,
geen anticipeeren. Men zou haast vragen of't die heeren
om de eigenlijke verdedigbaarheid des lands niet min dm
te doen was, dan om de vermakelijkheden van de
minister-jacht. Die eeuwige quaestie van bonnet Liane of
blanc bonnet in ons krijgswezen is wel geschikt om dezen
twijfel te voeden. Moeten eerst de levende strijdkrachten
en dan het materieel der genie geregeld worden, of
juist anders omA ol B Sedert eenige jaren zeggen
de ministers nu eens A dan eens B, en de specialiteiten
in de tweede kamer zeggen precies even stellig, maar
met minder consequentie, omdat zij dezelfde blijven
terwijl ze tegenover verschillende ministers staanheden
B en morgen A. Is dit nu de manier om vooruit tc
komen ik gelocf bet niet. Maar nu wij een minister
hebben die in tusschen de banden aan bet werk slaat
en inderdaad „de verdedigbaarheid des lauds verhoogt",
uu is er althans gezorgd dat niet alles aau de parle
mentaire spiegelgevechten opgeofferd wordt, nu kan