MIDDELBURGSCHE COURANT. F 223. Donderdag 1872. 19 September. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, dtn 2cn Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3'ra. francodè f 3.£>0. Middelburg 18 September. Omtrent de sluitingsrede door den minister van bin- nenlandsche zaken uitgesproken, merkt Het Vaderland opdat zij het geduld van de weinige leden der slaten- generaal die de sluiting bijwoonden op een niet al te zware proef stelde. Het afgeloopen zittingsjaar gaf trouwens niet vele vruchten van parlementaire werk zaamheid op te sommen. Het Vaderland noemt de sluitingsrede welsprekend „waar zij de aan de regeering passende overtuiging', dat de stilstand op het gebied der wetgeving slechts een voorbijgaand verschijnsel is, in het woord: „deze vertraging'* samenvat; en ook waar zij, na een welver diende hulde aan Thorbecke, de wellevendheid heeft om het gebrek aan resultaten van het gemeen overleg tusschen regeering en vertegenwoordiging „inzonder heid" aan het verlies van dien uitstekenden staatsman toe te schrijven." Dat bij de eerste ontmoeting van het nieuwe kabinet met de staten-generaal geen woord is gesproken over de optreding van het tegenwoordig ministerie heeft Het Vaderland wel eenigszins bevreemd, doch het uit den wensch dat, indien de bedoeling is geweest om in be- knopten vorm te kennen te geven dat de politiek der regeering de voortzetting van die van baar voorgang ster zal wezen, deze politiek ditmaal met beter gevolg zal worden bekroond. "Wat betreft de troonrede is de wensch van Het Vaderland, dat zij tot een eenvoudige welkomstgroet zonder politieke beteekenis zon worden teruggebracht, niet vervuld, en het blad verwacht vooreerst ook nog geene vervulling van dien wensch. Zoolang de troon rede blijft wat zij tegenwoordig is, eene verzameling van kunsteloos aaneengevoegde volzinnen, voor de eene helft dienende om den toestand des lands te constatee- ren, voor de andere helft om de indiening van wets ontwerpen aan te kondigen, kan zij onmogelijk anders dan onvolledig zijn en teleurstelling baren. Dit is cok bet geval met de laatste troonrede. Het Vaderland is teleurgesteld omdat het in te dienen wetsontwerp op het kiesrecht nog in het stadium „eerst daags" verkeert, terwijl de vooruitzichten voor het hooger onderwijs nog minder gunstig zijn; daarop wordt een wetsontwerp „voorbereid"; maar dat was verleden jaar ook het geval en de vertegenwoordiging is niet gesaississeerd geworden van de uitkomsten dier voor bereiding. Men kan van de voortvarendheid van den tegenwoordigen minister betere gedachten hebbenmaai de troonrede geeft er geene aanleiding toe. Van resul taten van lager en middelbaar onderwijs en den gang der openbare werken wordt in de troonrede niet ge sproken. De hervorming van het rechtswezen is onder het vorig ministerie in statu quo gebleven; het wetsontwerp op de rechterlijke inrichting wordt door den tegen woordigen minister overgenomen, die tevens enkele voorstellen tot partieele herziening der wetboeken toe zegt; met leedwezen miste Het Vaderland elke aandui ding omtrent het nationale wetboek van strafrecht, dat reeds gedurende twee jaren door een staatscommissie wordt samengesteld. Dat niets van financieele hervormingsplannen wordt vernomen schrijft Het Vaderland toe aan de overtuiging der regeering, die het geheel deelt, dat kieshervorming thans den voorrang' moot hebbendoch daarmede hangt hervorming van het krijgswezen in veel opzichten samen, en daarom ware het wellicht verkieslijker geweest de herziening der militiewet te laten wachten op de her vorming van de kieswet. Het blijkt duidelijk dat han gende de regeling van het vestingstelsel zal worden voorgesteld om met de werken voor de Utreehtsche linie krachtig voort te gaan, maar niet met zekerheid of de minister van oorlog' voornemens is de wetsont werpen van zijn voorganger tot wijziging der militie- wet en tot regeling van het vestingstelsel ai of niet te handhaven. Het Vaderland ontving den indruk, dat zijn plan is beide ontwerpen om te werken. Het heeft met genoegen gezien dat de minister van koloniën een voorstander is van den aanleg van spoorwegen in Indië door particulieren met staatshulp, en gelooft, dat de regeering weinig moeite zal hebben om te voldoen aan hetgeen in de troonrede is beloofd, terwijl bet hoopt dat zij de verwachtingen der natie zal overtreffen en een einde zal maken aan de periode van stilstand waarin wij ons vooral sedert de aftre dingjan het ministerie-Fock bevinden. Volgens de Nieuwe Rotterdamsche courant is de grond toon van de troonrede tevredenheid met onzen toestand, en dat blad is dankbaar voor zooveel zegen als in die rede wordt opgesomd. Op de vraag echter wat men van deze regeering mag verwachten, ontvangt men een sober antwoord. De troonrede belooft eene wijziging der wet op de nationale militie, maar zij zwijgt van de schutterijde lijst der wetsvoordrachten die de regeering belooft is niet groot. De regeling van het hooger onderwijs wordt slechts „voorbereid"; over plan nen van financieele hervormingen, over het Indisch tarief verneemt men niets. „Laten wij hopen zegt de Nieuwe Rotterdamsche courant dat niettegenstaande de soberheid der be loften, de werkzaamheid groot zal zijn, en de sluitings rede zal aantoonen, dat dit jaar vruchtbaarder voorde 'wetgeving was, dan de troonrede deed verwachten." Na een overzicht van den inhoud der troonrede zegt de Arnhemsche courant het volgende: „Wanneer de regeering doet wat zij belooft, en de kamer bare medewerking verleent door wat minder ie praten, te beuzelen en crisis te maken uit baldadigheid maar iets meer af te doen, dan kan de zitting vruch ten dragen, hoewel er nog zeer veel te doen overblijft, dat niet in de troonrede wordt genoemd. Wij ma ken ons geene illusiënmaar wij hopen alleendat de kamer zal hebben ingezien hoe weinig hare houding in de vorige zitting heeft gestrekt om haar gezag te verhoogen en 's lands welzijn te bevorderen; dat de gebeurtenissen van het vorige jaar eene blijvende les mogen zijn voor de toekomst." Met een zucht heeft het. Handelsblad afscheid geno men van de Zaterdag gesloten zitting, met vertrouwen echter slaat het den blik voorwaarts. De natie verlangt dat de dagen van siilstand en eindelooze voorbereiding plaats maken voor een tijd van eendrachtige werkzaam heid en afdoende hervormingen. De troonrede geeft ruimschoots stof om van de naaste toekomst veel goeds te verwachten. Hoewel men elk militair vertoon zou kunnen missen zou echter het Handelsblad de troonrede niet willen afschaffen, maar het beschouwt het als zeer gepast en wen- schelijk, dat het hoofd van den staat de werkzaamheden der wetgevende macht persoonlijk inleide en te midden van de volksvertegenwoordigers verschijne om de hoofd punten die hij met zijne ïaadslieden voor do nieuwe zit ting heeft vastgesteld te ontvouwen. De band tusschen koning en volk wordt door die plechtigheid versterkt. Volgens het Handelsblad onderscheidt zich de laatste troonrede door uitvoerigheid en geeft de regeering blijken van deu ernstigen wil om den achterstand van eenige jaren op te ruimen en vele der hangende quaes- ties tot oplossing te brengen. De militaire aangelegen heden sihan vooraan en het Handelsblad is overtuigd, dat de gróote meerderheid der natie de zorgen der regeering in dit opzicht waardeert en zich gewillig groote opofferingen daarvoor zal getroosten, te eer daar blijkens de troonrede nu de juiste weg zal worden ingeslagen. Indien in de zinsnede aan de „ver andering der rechterlijke inrichting" gewijd, de bedoe ling lag om het aanhangig ontwerp te handhaven zou het Handelsblad dit zeer betreuren, omdat die verande ring geenszins verbetering zou zijn. Het vertrouwt echter, dat de heer de Vries het werk vau zijn voor ganger niet zonder belangrijke wijzigingen in behan deling zal brengen. Tot verbazing van het Handelsblad wordt met geen enkel woord melding gemaakt van financieele hervor mingen, doch ongetwijfeld zal het ministerie daar omtrent ophelderingen geven, die men echter wel gaarne in 't kort in de troonrede had aangetroffen. Het stilzwijgen hierover hangt echter misschien samen met de toegezegde uitbreiding van het kiesrecht, en wenseht de regeering de hervormingen in het belasting wezen tot stand te brengen met de kamer die na de wijziging der kieswet zal te voorschijn belangstelling ziet het Handelsblad de vo%dracht'Mfe'' gemoet en zou gaarne de regeling van het" "hooger. onderwijs voor het laatst in de troonrede vermeld zien. De voornemens ten opzichte der koloniën juicht het toe. „Wederom zegt bet Handelsblad ten slotte staan wij voor een hoopvolle toekomst. De troonrede toontdat bij het nieuwe kabinet de. wil bestaat om te arbeiden. Zal het de kracht en den invloed bezitten om met vrucht werkzaam te zijn? Zal de vertegen woordiging, met name de tweede kamer, der regeering daartoe de hand reiken en haar het onmisbare vertrou wen scheuken Wie kan het voorspellen Moge deze zitting geen nieuwe bijdrage zijn voor de reeks van te leurstellingenmaar de dageraad van een beteren tijd." Op dc voordracht, door de arrondisscments-recbtbank te Sneek opgemaakt ter benoeming van een kanton rechter te Lemmerzijn geplaatst de heeren m". A van Deinse, kantonrechter te Hindelopen; B. M. de Jonge van Ellemeet, griffier bij het kantongerecht te Kortgene, en A. C. C. Folkersma, griffier bij het kantongerecht te Lemmer. Gisteren is voor de notarissen van der Hoop de Kuyper en Burger, Scha dee van den Berg te Rotter dam de akte gepasseerd van eene naamlooze vennoot schap, onder den titel van „Rotterdamsche handelsver- eeniging", met een kapitaal van vijftien millioen gulden. De oprichters zijn: de Rotterdamsche bank, de com manditaire bankvereeniging Rensburg van Witsen, de heeren mr. M. Mees, L. Pincoffs en A. Then Bergh te Rotterdam, de heeren S. Raphael c°. en Wertheim Gompertz te Amsterdam, de Banque de Bruxelles en de heer J. Errera Oppenheim te Brussel, de heer C. J. M. Dewolf te Antwerpen, de Meininger bank, de Deutsche Handelsgesellschaft, de heeren Gebroeders Sulzbach en J. May te Frankfort a/Main, de Deutsche bank en de heeren G. Muller c0., te Berlijn. Tot president-directeur is benoemd de heer L. Pincoffs, tot directeur de heer A. Then Bergh. Als commissa rissen treden op de heeren T. A. Muller, mr. M. Mees, E. Rensburg en mr. D. van Weel te Rotterdam, N. S. Raphael te Amsterdam, J. Errera Oppenheim te Brussel, R. Sulzbach en J.May te Frankfort a/Main, en G. Mul ler te Berlijn. Het hoofddoel der vereeniging is het doen van alle ondernemingen, die strekken om den handel, de scheep vaart en de industrie van Nederland in het algemeen, en van Rotterdam in het bijzonder, te bevorderen. Op deze akte is de koninklijke goedkeuring aange vraagd. Het gcheele kapitaal is door de oprichters volteeken d. (iv. Jlott. cour.) BENOEMINGEN EN BESLUITEN. ridderorden. Benoemd tot broeder der orde van den Nederlandschen leeuw de opzichter le klasse H. Bakker, van het korps ingenieursmineurs en sap- peurs. ministerieele departementen. Benoemd tot adjunct-commies bij het departement van justitie mr. T. J. Noyon, advocaat te Amsterdam. posterijen. Eervol ontslag verleend, op verzoek, aan S. Gille Heringa uit zijne betrekking van directeur van het postkantoor te Utrecht, met bevoegdheid om zijne aanspraak op pensioen te doen gelden. belastingen. Benoemd, na afgelegd examen, tot surnumerair bij de administratie der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen0. A. M. Bevers wonende te 's Gravenhage; J. Edema, te Zalt-Bommel' A. W. Linssen, te Roermond; M. G. van den Berg, te Zwolle; R. Feith, te Leeuwarden; G. M. A. Passtoors, te Helmond; A. L. Thierens, te Hoorn; G. G. van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1