MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Dinsdag
1872.
17 September.
r 221.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/rti. franco is f 3.50.
Middelburg lo September.
DE SLUITINGSREDE.
De redevoering, waarmede jl. Zaterdag de minister
van binnenlandsche zaken de zitting der staten-generaal
gesloten heeft in ons vorig nommer eenigszins ver
kort medegedeeld luidt in haar geheel als volgt:
„Mijne heeren!
„Is in het afgeloopen jaar op het wetgevend gebied
minder tot stand gekomen dan bij den aanvang ver
wacht werd, de oorzaken dezer vertraging zijn alge
meen bekend.
„De gedachte aan het verlies van den uitstekenden
staatsman, die gedurende meer dan het vierde eener
eeuw onmiskenbaar grooten invloed op de ontwikkeling
onzer staatsinstellingen heeft uitgeoefend, zweeft u
hierbij inzonderheid voor den geest.
„Geheel onvruchtbaar was uw arbeid niet.
„In den geregelden dienst, zoo in Nederland als in onze
overzeesche bezittingen, werd door u voorzien; voor
stellen tot gedeeltelijke verbetering van ons strafrecht,
tot afkoopbaarstelling der tienden en tot buitengewone
amortisatie van staatsschuld werden aangenomenter
wijl gewichtige tractaten tot regeling van onderschei
den koloniale belangen uwe goedkeuring mochten ver
werven.
„De koning draagt mij op, mijne heeren, u voor uwe
toewijding aan 's lands belangen zijn dank te betuigen.
„Namens den koning wordt de vergadering der
staten-generaal gesloten."
De rede is, zooals men ziet, kort, kleurloos en onbe
duidend, eigenschappen welke eerder als deugden dan
als gebreken eener sluitingsrede zijn jpin te merken.
Evenals men op den oudejaarsavond de voorvallen
van het dan eindigend jaar herdenkt, zoo slaat men
bij eene sluitingsrede uitsluitend bet oog op de afge
loopen zitting. Van de staten-generaal zei ven zal bet
dus in den regel afhangen of die rede onbeduidend of j
belangrijk kan zijn. De afgeloopen zitting deed eene
onbeduidende sluitingsrede verwachtenen die verwach
ting is niet teleurgesteld; om de rede niet buiten alle
redelijkheid kort te doen zijn, was het zelfs noodig van
de vaststelling der begrootingen voor Nederland en voor
Nederlandsch-Indië te gewagen als van eene der ver
meldenswaardige vruchten van bet parlementair overleg.
Evenals ten vorigen jare schrijft het ministerie de
onvruchtbaarheid der afgeloopen zitting aan „bekende
oorzaken" toe. Nu hebben wij niets tegen deze niets
zeggende en daarom tot niets bindende frasemits men
het daar dan ook bij late, en die „bekende oorzaken"
niet geheel of gedeeltelijk uitpluize. Het ministerie
heeft dezen eiscli uit het oog verloren door op de vermel
ding van diealgemeene bekendheid terstond de toespe
ling op het overlijden van den heer Thorbecke tc doen
volgen. Niet dat wij de regeering ten kwade duiden dat
zij in deze sluitingsrede een goed woord wijdde aan de
nagedachtenis van den man aan wien Nederland zoo
veel verplicht is; wij zijn over deze, in ons oog plicht
matige, hulde voldaan. Maar men behoorde het niet te
hebben doen voorkomen alsof alleen of „inzonderheid"
aan Thorbecke's dood de onvruchtbaarheid van de afge
loopen zitting der staten-generaal toe te schrijven is. Ons
„zweven althans om ook op onze beurt de woorden
te gebruiken waarmede de ministerieele rede zich zeer
vageerend uitdrukt inzonderheid andere gedachten
voor den geest", welke gedachten zelfs de welwillende
woorden aan Thorbecke's nagedachtenis gewijd niet
kunnen verdrijven.
Dit is echter de eenige opmerking waartoe de slui
tingsrede aanleiding geeft. Wij belmoren niet tot hen
die jl. Zaterdag van den heer Geertsema een politiek
programma verwacht hadden. Zoo natuurlijk als wij
het achten dat een ministerie bij de opening der zit
ting, hetzij bij monde des konings in de troonrede,
hetzij (wat in ons oog verkieslijker is) persoonlijk bij
de discussie over het adres van antwoord een program
geeft opdat men wete wat men in de aangevangen zit
ting aan elkander hebben zal, even vreemd, om niet
te zeggen ongerijmd, zouden wij het vinden zoo eene
regeering eene uiteengaande kamer een politiek pro
gramma op reis meêgaf. Het ligt in den aard. yaj} een
politiek programma geparafraseerd te worden"
woorden: „ziehier wat wij ons voorstellen met uwe
hulp tot stand te brengen," maar niet in dezen vorm:
„zie nu eens aan wat wij zooal zouden hebben trachten
te doen, wanneer de gelegenheid bestaan had om iets
te doen." Om de gebruikte vergelijking nog eens te
bezigen, evenals men den oudejaarsavond wijdt aan
herinnering en de nieuwjaarsmorgen aan de toekomst,
zoo geeft men in de parlementaire sluitingsrede alleen
een overzicht der afgeloopen zitting en bewaart men
zijn program en zijne plannen voor de toekomst tot
de opening der volgende zitting.
In de troonrede, waarmede heden door Z. M. den
koning de vergadering der staten-generaal is geopend,
wordt in de eerste plaats melding gemaakt van de
vriendschappelijke verhouding en betrekkingen waarin
ons vaderland tot alle mogendheden staat, van den
gezegenden oogst en van den bloei der zeevisscherij.
De geldmiddelen worden gezegd in geen ongunstigen
toestand te verkeeren en de uitgaven op de in te
dienen begrooting uitgetrokken zullen dan ookbehalve
de uitgaven voor de spoörwegen, zonder buitengewone
middelen kunnen gedekt worden.
Voorts wordt de indiening aangekondigd van een
ontwerp tot wijziging der militiewet, ter verbetering
van de samenstelling en het gehalte van het leger.
In afwachting eener definitieve regeling van het
vesting3telsel wordt krachtige voortzetting vereischt
der erkende vestingwerken, waartoe middelen zullen
worden aangevraagd.
Verandering der rechterlijke inrichting blijft ter
overweging aanbevolen. Inmiddels zullen partieele
verbeteringen van sommige wetboeken noodig zijn.
Eerstdaags zal een wets voor dracht tot uitbreiding
van het kiesrecht bij de tweede kamer worden ingediend.
Een nieuwe regeling van het hooger onderwijs wordt
voorbereid.
De algemeene toestand van Indië wordt bevredigend
genoemd. Voorstellen tot het subsidieeren van onder
nemingen tot verbetering van gemeenschapsmiddelen
in Oost-Indië worden aangekondigd, terwijl in de
West-Indiën krachtiger hulp zal worden vereischt bij
pogingen om moeilijke omstandigheden te overwinnen.
Den 17cn October a. zal te's Gravenhage, ten behoeve
der staatsspoorwegen, worden aanbesteed: het maken
van een gebouw tot waterbezorging met toebehooren
op het lokaal station, een wachthuis bij de dubbele
schutsluis, een bergplaats voor goederen met verhoogde
los- en ladingplaats op het havenstation en eenige ver
dere werken te Vlissingen.
In het jongste nommer van De Nederlandsche spec
tator maakt de heer van Vloten de opmerking dat bet
gedenkteeken te Souburg voor Filips van Marnix opge
richt, tevens dienstbaar had kunnen gemaakt worden
ter herinneriug aan zijn wakkeren broeder Jan van
Marnix. „Daar, op het Zeeuwscke eiland zegt van
Vloten waar hij van den volijverigen Middelburg-
schen baljuw, Pieter Haecke, vergezeld het eerst, maar
wat te vroeg nog, de Geuzenvaan plantte, en het uit
gangspunt der Nederlandsche vrijheid van staat en
geweten vinden wou, had zijn naam, naast dien zijns
broeders, zeker in volle waarde geprijkt. En toch is
het, wel beschouwd, niet kwaad, dat alleen die broeder
voor 't oogenblik nog maar herdacht is. Nu toch kun
nen en ziedaar mijn voorslag de Noorder Geuzen
dezer eeuw, op hunne beurt, in 't Zuiden betzelfde
bewerkstelligen, wat hunne Antwerpsche broeders op
"Walcheren tot stand brachten. Laat hen een dergelijke
gedenkzuil, als thans voor Filips van Marnix werd
opgericht, te Antwerpen voor Jan doen bouwen, en
binnen de tegenwoordige vesten dier stad, even buiten
hare vroegere wallen, in de Austruweel, te zijner nage
dachtenis oprichten. Daar streed, daar sneefde hij voor
d/3 goede zaak der Geuzen, aan welke zijn broeder nog
-jufim dertig jaren levens wijden kon; daar prijke dus
voortaan ook een gedenkteeken hem ter eer. Bij ge
legenheid van 't aanstaande taalcongres te Antwerpen,
zou, evenals thans bij die van 't Middelburgsche die
van Filips, Jan's gedenknaald onthuld kunnen worden,
mits men zich slechts wat spoede met de verwezen
lijking van mijn voorstel."
Na al de vrees die de Internationale heeft ingeboe
zemd, na al de verschrikkelijke geruchten die omtrent
haar in omloop warenvraagt de Alkmaarsche courant
„Heeft ook het door velen zoo gevreesde congres der
ontzaglijke Internationale niet eenigszins hetzelfde ge
volg gehad als het van nabij aanschouwen van een
spooksel op den Bloksberg?" Die vereeniging heeft
in ons midden vergaderd. Dank zij de wijsheid onzer
regeering heeft zij ons kunnen toonen wie zij is en wat
zij vermag. In het openbaar hebben wij haar gezien
en gehoord, en hoe klein is de reus geworden! In
plaats van demillioenen schats, armoede en gebrek; in
plaats van het oppermachtigst gezag van het algemeen
bestuur, onwil en tegenkanting bij de afdeelingen; in
plaats van de gevreesde, alles verpletterende eenheid,
tot onmacht doemend verschil van meeningmet ont
binding dreigende verdeeldheid.
De Alkmaarsche betoogt verder, dat zij veel jammer
lijke stelsels boorde verkondigen waarvan de toepassing
de ontbinding der maatschappij tengevolge zou hebben,
maar zij wist ook, dat er menschen waren, die derge
lijke stelsels verkondigen, en dat zij aanhangers en
volgelingen hadden gevonden; zij wist wat Fourier,
Louis Blanc en Proudkon hadden geschreven, dat er
socialisten en communisten bestaandat er een Internatio
nale is die leden telt in ons land. In dit opzicht heeft zij
dus niets geleerd, doch het nieuwe licht dat het congres
voor haar heeft doen opgaan is: dat de gevreesde
vereeniging tamelijk machteloos en schier hare ontbin
ding nabij is. Door de verplaatsing van den algemeenen
raad is zij daarentegen van Europa naar Noord-Amerika
overgetrokken.
Overtuigender dan ooit is volgens de Alkmaarsche
courant gebleken dat de Internationale in Nederland
geen bijval vindt, en het gehouden congres zal haar
niet doen stijgen in de gunst van den Nederlandscnen
werkmandie geen bevelen zal willen ontvangen
van een oppermachtig bestuur te New-York en nog veel
minder geldelijke bijdragen zal willen offeren voor werk
stakingen in Amerika, Engeland enDuitschlandwaar
van hij het nut niet kan beoordeelen. Mocht voor dit
congres deze of gene nog gelooven, dat de machtige
Internationale hem krachtigen bijstand zou verleenen,
zoo hij tot werkstaking zijn toevlucht nam, thans zal
hij overtuigd zijn, dat op dien steun niet valt te reke
nen. De woordvoerder der Nederlandsche sectie heeft
zelf het bezigen van geweld veroordeeldhij keurde de
werkstakingen af en had alleen een krachtige aanbeve
ling voor ondernemingen voor gemeenschappelijke reke
ning, de coöperatieve vereenigingen.
De Nederlandsche werkman zal dan ook wei niet de
speelbal zijn van een behendig spreker, maar zich aan
voorbeelden van vroeger en later tijd spiegelen. „Het was
het Gricksche volk, dat heden den dood van Socrates
begeerde, en morgen standbeelden voor hem oprichtte.
Het was het joodsciie volk, dat schier in éen adem het
„Hosanna" en het „kruist hem" riep. Het was het
Nederlandsche volk, dat het huis van de Ruyter be
dreigde terwijl hij op de vloot de onafhankelijkheid des
lands handhaafde, dat de de Witten vermoordde, en
later met hetzelfde gejuich de Franschen en Willem I
inhaalde."