MIDDELBURGSCHE
COUR A N T.
F 169.
Donderdag
1872.
18 Juli.
Dit blad verscliijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m. franco is f 3.50.
Bij deze couiant behoort een bijvoegsel.
Middelburg 17 Juli.
Toen het tegenwoordig ministerie in wording was,
werd aan sommige dagbladen bericht, dat een der eerste
handelingen van den heer Fransen van de Putte zou
bestaan in bet ontslag van den sedert eenige dagen
opgetreden secretaris-generaal aan het departement van
koloniën. Men meldde er geen reden bijdoch wist
te doen verstaan dat dit ontslag alleen zou worden ver
leend omdat de pas opgetreden secretaris-generaal geen
fersonne agrcable bij den minister was. De uitkomst
heeft de voorspelling gelogenstraft; de heer van de Putte
heeft zijn secretaris-generaal in functie gelaten en hem
zelfs gedurende zijne eigene uitlandigheid het bestuur
over het geheele departement opgedragen, niettegen
staande tegen deze handeling zeer ernstige constitutio-
neele en andere bezwaren bestaan; bij de minste moei
lijkheid toch kan het departement bezwaarlijk handelen
zonder eenig verantwoordelijk hoofdzonder interimair
minister, welke in onverwachte omstandigheden voor
zijnen buitenslands vertoe v enden ambtgenoot kan
optreden.
Maar wij laten de quaestie van den minister ia par-
tibus infidelium ter zijde om ons tot die van den secre
taris-generaal te bepalen. Schoon het bovenbedoelde
gerucht in conservatieve blaadjes vermeld werd en dus
niet als volkomen gegrond was te beschouwenwas het
toch moeilijk met het oog op voor eenigen tijd van
liberale zijde in de tweede kamer gebezigde woorden,
daarvan a priori de ongegrondheid te erkennen, vooral
niet waar 't den tegenwoordigen minister van koloniën
gold die, voortvarend als hij altijd was, vroeger geble
ken was ook in het ontslaan van ambtenaren wel eens
met losse hand te werk te gaan. Bij de behandeling
der definitieve begrooting van oorlog toch, werd dooi
den heer Gratama iu de tweede kamer (op 25 Mei)
eene quaestie ter sprake gebracht, welke in het oog-
van velen de hoofdquaestie schijnt van alle militaire aan
gelegenhedeneene quaestie waarbij de regeling dei-
middelen van verdediging en der schutterijen in het
niet verzinken: het ontslag van den secretaris-generaal
aan het departement van oorlog. Die hoofdambtenaar
was eene belemmering voor de verwezenlijking der
grootsche denkbeelden van eiken minister van oorlog,
zooals de spreker te kennen gaf, een bureaucratische
hinderpaal, die weggeruimd moest worden. De afge
vaardigde uit Assen wees op het voorbeeld van Enge
land en ried dat aan Nederland ter navolging aan„om
de bureaucratie voor goed te verhinderen, treedt in
Engeland bij elke verandering van ministerie ook de
secretarisgeneraal af."
Vreemd, dat alle leden der kamer deze opmerking
stilzwijgend aanhoorden. Engeland is toch waarlijk zulk
eene let ra incognita niet, dat de parlementaire gebruiken
van dat constitutioneele land bij uitnemendheid aan onze
vertegenwoordigers zoo volslagen vreemd zouden zijn,
zoodat niemand in staat ware den heer Gratama terecht
te wijzen. Blijkbaar had de heer Gratama over de
parlementaire gebruiken van Engeland wel eens iets
gehoord of gelezen, wat hem niet juist meer voorstond.
Want het is geheel onwaar dat in Engeland bij eene
verandering van ministerie ook de secretaris-generaal
aftreedt, dat met de politieke leiders ook de admini
stratieve hoofdambtenaren optreden of hun ontslag be
komen; een alleronzinnigst gebruik gewis en waarvan
niets dan nadeelige gevolgen te wachten waren. Wat
in Engeland gebeurt, is dit: dat behalve de minister
of secretaris van staat bij de meest belangrijke depar
tementen een soort tweede minister, de ondersecretaris
van staat, aanwezig is, belast met de vertegenwoordi
ging van dat departement in het andere huis dan waar
van de minister lid is, en dat deze ondersecretaris met
den ministerwiens parlementair aller ego hij in zekeren
zin is, optreedt en aftreedt. Maar nevens dezen
parliamentary secretary heeft men bij ieder departement
den permanent secretaryden eigenlijken secretaris-generaal,
die met Gladstone en Disraeli, met Derby en Granville
in functie blijft, evenals de secretarissen-generaal in
I Nederland.
Een gevolg dezer regeling is dat in Engeland de
bureaucratie ook niet, zooals de heer Gratama schijnt
te meenen „verhinderd wordt"; integendeel bestaat zij
daar op groote schaal cn houdt zij niet zelden nuttige
en doelmatige veranderingen gedurende langen tijd tegen.
Het groote bezwaar der bureaucratie, wij geven bet gaarne
toe, is in bare traagheid en haar gemis van elasticiteit
gelegen, zoodra zij aan zich zelve overgelaten blijft.
Maar men houde in het oog dat de bureaucratie een
noodzakelijk kwaad is in de toepassing van het consti
tutioneele stelsel. Zoolang men dat stelsel slechts voor
den vorm toepast, en onder zijne uiterlijkheden de be
ginselen van een verouderd régime dienen blijft, iets
wat in ons land, ook al had het er den schijn niet van,
tot vóór zeer weinige jaren gebeurdebleef men voor
de keuze van ministers beperkt tot hen die om zoo te
zeggen hun beroep maakten van de politiek;, de aristo
cratie en het patriciaat benevens de hoogere rangen in
de ambtenaarswereld cn de advocatie leverden de lijstjes
waaruit men bij iedere ministerieele crisis maar te kiezen
had. Maar in de laatste tien jaren is men van dezen regel
nu en dan reeds afgeweken, en het voorbeeld van En
geland leert dat men op den weg der afwijkingen lang
zamerhand verder zal gaandat het meer en meer zal
voorkomen dat een koopman of fabrikant eene van de
plaatsen inneemt achter de groene tafelwelke tot nog
toe uitsluitend bezet werden door hen die van de poli
tiek hun vak of van de administratie hunne studie hadden
gemaakt.
De groote voordcelen van deze verandering zijn niet
te ontkennen. Iedere verruiming van den kring waaruit
gekozen kan worden geeft grooteren waarborg voor eene
goede keuze; van den minister wiens gezichtseinder niet
begrensd was door de vooroordeelen en tradition der po
litiek en der administratieve begrippen is eene juistere
kennis en betere waardeering der groote volksbelangen
te wachtenwaarvan de natie in zijue maatregelen en
wetten de vruchten zal plukken. Zoodra men verder gaat
op den weg waarop men tot heden schroomvallig van
tijd tot tijd een pas waagdezal het tegen elkander
op- en nederduiken van dezelfde personen, het beurtspel-
van Hallvan Bossevan Bosse van 'Hallaan een einde
zijn, maar de natie zal ondervinden dat van Bcssevan
Hall voor hare belangen niets anders beteekent dan blanc
bonnetbonnet lianeen dat er eerst stappen van vooruit
gang beproefd worden door mantiendie 's lands belang
niet in het studeervertrek of in een ministerieel bureau,
maar op het handelskantoor of in de fabriek hebben
leeren kennen. Of wat bewijst anders het voorbeeld van
Betz en Blussé?
Doch de „mannen van zaken" zullen zich, als minis
ters, alleen wijden aan die bepaalde onderwerpen, wier
regeling zij hebben voorgenomen. Schoon verantwoorde
lijk voor al wat van hun departement uitgaatkunnen
zij zich niet inlaten met détails. Het op de vingers tikken
hunner hoofdambtenarenhet napluizen van de kleinste
zaken, dat hij het bascule systeem van Hallvan Bosse
niet het minste deel van 's ministers werkkring was
staat bij hen geheel op den achtergrond. Een gevolg
daarvan is dat aan de hoofdambtenaren der departemen
ten eene groote macht en een groote iiivloed wordt toege
kendterwijl de verantwoordelijkheid voor het daarvan
gemaakt gebruik op den minister geladen wordteene
groote uitbreiding dus der bureaucratie.
Nu is de bureaucratie, zooals men gevoelt, een natuur
lijk gevolg van het constitutioneel stelsel, en al konden
wij haarzooals de heer Gratama zich schijnt voor te
stellen, „verhinderen", we zouden 'tniet willen, vree-
Zoo heeft tegenwoordig de minister van huitenlandsche
zaken lord Granville zijn parliamenlary secretary in lord
Enfield, welke het departement in het lagerhuis vertegenwoor
digt; dc minister van oorlog Canhvell heeft als ondersecretaris
den markies of Landsdowne, lid van het lioogei'huisenz.
zentle in nog grooter gevaren te vervallen. De bureau
cratie heeft althans dit voordat men hare gevaren voor
een groot gedeelte voorkomen kan door eene goede keuze
van personen; de hoofdambtenaren zijn om zoo te zeggen
de cariatiden van den tempel der administratiewaarin
de ministers elkander als dienstdoende priesters afwis
selen. Men zorgc dat de ondersteuners krachtig genoeg
zijn om het gebouw te torschen; maar wie zou het in
de gedachte komen om bij de optreding van een nieuwen
priester de zuilen van den tempel af te brekende zuilen
die het gebouw steunen om het doel waarmede het is
ingericht, niet omdat het een tijdelijk verblijf van den
priester is.
Ook hierin gaat de vergelijking met de bureaucratie
op. Men vergete niet dat de ambtenaren van den staat
de dienaren zijn van den staat en niet de dienaren van
den minister.
In de gisteren avond te Rotterdam gehouden verga
dering der liberale kiesvereeniging Burgerplicht is een
voorloopige lijst van candidaten voor het lidmaatschap
der tweede kamer in de plaats van den heer Fransen
van de Putte opgemaaktwaarop zijn geplaatst de hee-
ren mr. Otto van Rees, oud-raad van Indië, te 'sGra-
venhage; mr. P. P. van Bosse, oud-minister van kolo
niën, te 'sGravenliage, en L. Pincoffs, lid van dc pro
vinciale staten van Zuid-Holland en van den gemeenteraad
von Rotterdam.
De kiesvereeniging Vrijheid cn orde te Deventer heeft
tot canilidaat voor het lidmaatschap der tweede kamer,
ter vervanging van den heer van Del dengekozen
mr. P. Blussé van Oud-Alblas, afgetreden minister van
financiën.
Uit Zierikzec schrijft men ons van gisteren
„Het derde eeuwfeest van Neêrland's vrijheid wordt
heden alhier luisterrijk gevierd. Een schoone verrassende
aanblik levert thans onze atad op. Het vlaggedoek en
de oranje wimpel wapperen uit elke woning. Ver
sieringen met masthoornen, kransen, bloemen en groen
zijn overal aangebracht; vooral munten daarin uit
de Oude haven (noord- en zuidzijde)de Appelmarkt,
Korte St. Janstraat, DamPoststraat, Verre nieuwstraat,
Lange Nobelstraat, Kapelle-, Molen- en Venkelstraat,
BlijenhoekVerremarkt en Geenestraat. Op verschil
lende plaatsen, als Korte St. Janstraat, Lange Nobel
straat, ManhuisstraatPoststraat, voor hst hervormd
diaconie armengestiehtprijken eerepoorten.
„Duizenden zijn uit Schouwen en Duivelandmaar
ook uit vele andere plaatsen van Zeeland en van elders
herwaarts gekomen, om dit feest mede te vieren, leder
is met de nationale kleuren of oranje versierd. Brach
ten de ontelbare toebereidselen Her laatste dagen velen
reeds in een feestelijke stemming, lieden openbaart die
zich op ondubbelzinnige wijze.
„Reeds te 7 uren werd heden morgen de feestviering
met kanonschoten geopend en deed het muziekkorps
der stedelijke schutterij alhier bij eene militaire
wandeling door de stad zich hooren. Te 9 uren werd
in de Nieuwe kerk eene feestrede gehouden door den
heer II. A. Gillot, welke werd voorafgegaan door orgel
spel van den heer D. II. Ezerman (Handel's Hallelujah)
en afgewisseld door eene feestcantategecomponeerd
door den heer H. Grüters, gezongen door het man
nenkoor Luctor et Einergo, met vele dilettanten
versterkten door een kiuderkooronder directie
van den heer L. Karreraan, met orgelbegeleiding. Dit
was eene recht feestelijke ure. In sierlijke en treffende
taal bracht de redenaar ons de dagen van oud3 in
herinnering, en het Wilhelmuslied, de Watergeus en
Kaarsemaker gaven daartoe ruime stof; ook verwierf
de uitvoering der cantate algemeene toejuiching.
„Te half twaalf uur stelde de gecosturaeerde optocht
zich in bewegiug. Zoo iets scnoous had men hier nog
nooit aanschouwd. De costumes waren zoo rijk en
gaven zoo groote verscheidenheid, dat het de stoutste
verwachting verre overtrof. Die optocht stelde
voor een historisch overzicht van het ontstaan en den
voortgang van den krijg dien onze vaderen tegen Spanje