MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
F 149.
Dinsdag
1872.
25 Juni.
Uit bi ad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.franco is f 3.£5ëO.
Middelbare; 24 Juni.
HERZIENING VAN DEN CENSUS.
III.
Tegen de memorie van den minister Thorbecke heb
ben wij het bezwaar dat zij zeer vaag is, dat zij op
zeer weinig zeggende gronden schijnbaar met zekere
stoutheid de quaestie doorhakt, om dan plotseling inge
wikkeld op dit besluit terug te komen, in de eerste
plaats verdiept de opsteller van dat stuk zich in aller
lei becijferingen, rekent, het cijfer der kiezers in 1850
en 1870 met het bevolkingscijfer vergelijkende, met
groote nauwkeurigheid na in welke districten en in
welke steden in die verhouding verandering gekomen
is, om die verandering dan in percentcijfers uit te
drukken. Eerst vindt men die berekening toegepast
op het gehoele bevolkingscijfer, en daarna nog eens op
een vierde deel van het bevolkingscijfer, dat men zon
der eenige aanleiding gelieft aan te nemen als het ge
tal der mannelijke meerderjarigen. De verhouding blijft
natuurlijk dezelfde, evenals het geval zou zijn wanneer
men het 1/3, 1/5 of' 1/10 van het bevolkingscijfer voor
het getal der meerderjarige mannen had gelieven aan te
nemen; den steller van het stnk schijnt (lit echter ont
gaan te zijn. Hij hadde zich gerust de moeite kunnen
besparen van al de deelingen opnieuw te doen, cn zich
onthouden van de opneming der cijfers waaraan hoe
genaamd geen waarde te hechten is. De bewering
„Juister, dan bij vergelijking met de geheele bevolking,
wordt de waarde van het kiezerscijfer gevonden door
vergelijking met dat der meerderjarige mannen," op
zich zelve volkomen waar, wordt daarom hier van alle
kracht ontbloot, waar met uit de lucht gegrepen cijfers
gewerkt werd, en bewijst niets anders dan dat men bij
dit werk aan het departement van binnenlandsche zaken
met eene verbazende naïeveteit is te werk gegaan.
Doch, de denkbeeldige meerderjarige mannen verder
buiten spel latende, uit de cijfers volgt dat de rede
tusschen kiezers en bevolking van 1850 tot 1870 is toe
genomen, over het geheele land, van 3.1 tot 3.03 pet.
in de gemeenten met verhoogden census en in de an
dere van 2.7 tot 2.86 pet. Zooals te verwachten was
zijn de veranderingen in de verschillende gemsenten
zeer verschillenden zijn er zelfs niet weinigen waarin
het percentage tusschen kiezers en bevolking in die jaren
afnam; van al deze afwijkingen wordt tot in tiende per
centen mededeeling gedaan.
Maar nu vraagt de memorie verder: „Blijkt uit de
medegedeelde cijfers de noodzakelijkheid eener alge-
meene herziening van den eensusIs sedert 1850 door
den aanwas der bevolking eene onevenredigheid ont
staan waartegen in het algemeen belang moet voorzien
worden en op die vraag volgt het zeer merkwaardig
antwoord „Zonder twijfel, zoo het patentrecht uit de rij
der belastingen wegvalt."'
Een merkwaardig antwoord, omdat liet, de quaestie
schijnbaar beslissend, niets meer is dan eene véritéa la M. de
laPalisse, waardoor de eigenlijke vraag ontdoken wordt.
Dat het wegvallen van het patentrecht verandering
in de kiezerslijsten zal aanbrengen, is een truismdat
men ons waarlijk niet behoeft te bètoogeu in een offi
cieel stuk. Niemand twijfelt er aan of, waar drie belas
tingen, wier totaal-opbrengst in ronde sommen 10, 8 cn
3 millioen bedraagt, de kiesbevoegdheid bepalen, de
afschaffing van eene van haar op het kiezerspersoneel
van grooten invloed zal zijn. Maar dit is hier de vraag
niet; de quaestie van den census staat niet in onaf
scheidelijk verband met de afschaffing van het patent
recht, vooral niet omdat die afschaffing niet anders kan
geschieden dan met een aequivalent, dan tegen invoe
ring eener nieuwe directe belasting, welke, zonder dat
er éen enkel wetsartikel behoeft veranderd te worden,
de plaats van het patentrecht onder de grondslagen der
kiesbevoegdheid zal innemen. Neemt men dit in aan
merking, dan beteekent het antwoord van den minister
eigenlijk het tegendeel van hetgeen men er in zoeken
wil; hij verklaart daarin dan wel dat hij de weusche-
lijkheid eener herziening erkentook waar hij een paar
„electorale verbeteringen" aanwijst, maar wil het
initiatief' daartoe alleen gunstiger gemotiveerd hebben
door de afschaffing van het patentrecht. Het tweede
gedeelte van de memorie strekt dan ook alleen om aan
te toonen dat de inkomstenbelasting, in plaats van het
patentrecht onder de grondslagen der kiesbevoegdheid
optredende, van een gunstigen invloed zou zijn op
het gehalte der kiezers.
Hieraan twijfeldeu wij niet. Maar waar wij wel aan
twijfelden is, of de toestand onzer natie, afgescheiden
van alle belastinghervorming, eene algemeene verlaging
van den census gedoogt, eene verlaging ondernomen,
evenals die welke het ontwerp-Fock bedoelde, om zoo
na mogelijk te komen tot het grondwettig minimum, den
census van 20. Dit wordt door sommigen besveerd
maar door ons tegengesproken. Wij verlangen geen
stap nader te doen naar het algemeen stemrecht, en
zien daarom geen reden om ieder voorstel tot census
verlaging a priori met ingenomenheid te begroeten, maar
wij dringen aan op herstel van de bestaande ongelijk
matigheid in den census, op verlaging van het cijfer
in de steden, teneinde de meer ontwikkelden niet lan
ger overheerseht worden door de overmacht van de
onzelfstandige en onverlichte personen, die door den
minimum-tensus in vele oorden des lands onder het kie
zersvolk worden gebracht.
Met de memorie van den minister Thorbecke voor
oogen, geven wij echter den moed op, dat een officieel
onderzoek ooit die noodzakelijkheid zal aantoonen. Men
schijnt zich in den Haag maar niet los te kunnen maken
van het materieel karakter van den census. Vandaar
al die becijferingen en regels ,van drieën dieook al
neemt men niet anders dab zeer vaste en ware gege
vens tot grondslag, nooit eenig stellig resultaat kun
nen geven. Men gaat eenvoudig den ouden weg, en
begint, met den cencus in zijn gefingeerd karakter als
„teeken van vermoedelijke bekwaamheid" aan te nemen.
Maar daarop komt het bij een onderzoek, zooals wij
er een gewenscht hadden, niet aan. Wij zouden ver
langen dat men zich niet in becijferingen verdiepte,
maar bij de plaatselijke besturen of in overleg met de
plaatselijke besturen gemeen tesge wij ze onderzocht of
de intellectueele ontwikkeling der ingezetenen verlaging
van het census-cijfer vorderde. Die vraag is door een
onderzoek op do plaats zelve te beantwoorden, maar
alle becijferingen der Haagsche bureau-ambtenaren kun
nen er onmogelijk een voldoend antwoorden op geven.
Nu de inkomstenbelasting is verworpen, vervalt alle
reden tot uitstel of afstel van deze belangrijke quaestie.
Tot hare oplossing zal in de tweede kamerhoe ver
deeld die ook zij, wel genoegzame mede werking te vin den
zijn, en eene poging in dien zin, met bedaardheid en
overleg on vooral niet met het coeur léger van 1870
gedaan zal hij de natie sympathie vinden. Hopen wij
dat het nieuwe ministerie baar bovenaan zijn programma
zette. Wil men eene doortastende regeling der kiesbe
voegdheid dan grondwetsherziening maar daarvoor is
de gelegengeid niet, gunstig. In afwachting neme men
dan de ongelijkheid der tegenwoordige regeling weg en
verlage den census in de steden. Het belang des lands
eischt hier spoed, opdat de verkiezingen van 1873 reeds
volgens de nieuwe kiezerslijsten kunnen geschieden.
Heden heeft de opening plaats gehad van de in
de vorige week ingeleverde biljetten voor de verkiezing
van 6 commissarissen in het polderbestuur van Wal
cheren, ter vervulling der door periodieke aftreding te
ontstane vacatures. Van de ruim JOOO kiesbevoegden
hebben slechts 171 hunne stem uitgebracht, te weten
138 te Middelburg, 20 te Westkapelle en 13 te Oost-
kapelle. Éen biljet was niet ingevuldzoo dat het ge
tal geldige biljetten L70 en de volstrekte meerderheid
86 bedroeg.
Al de aftredende commissarissen zijn herkozenzijnde
de beeren: A. de Nood met 155, P. Loeft' met 146,
A. de Landmeter met 144, jonkheer wr. J. W. M. Sehorer
met 138M. Volkrijk Liebert met 130 en mr. W. Ph. Vis
mede met 130 stemmen.
Voorts zijn uitgebracht op de beerenW. Ce vaal
te Ritthem, 38; J. Peper, te Aagtekerke, 34; J. van
den Broeke, te Ritthem, 30; L. Dingemanse, te Vrou
wepolder, 6; W. baron van Lijnden 5; P. Pauwer Az.,
te Grijps kerkeen J. de Korte, te Domburg, ieder 4;
mr. J. G-. Sprenger, jfMesu, C. Midavaine cn D. Cop-
poolse ieder 3; A. den Boer, te Middelburg, L.Wisse,
te Ritthem, J. Bosselaar, te Aagtekerke, J. Bezuijen,
te Koudekerke J. Pietersete Biggekerke, C. Polder
man, te Koudekerke, J. Vaderte MeliskerkeD. Janse,
te OostkapelleK. Coppoolsete Oostkapelleen J. Rie-
mens ieder 2 steramen, terwijl 19 personen ieder 1 stem
verkregen.
Naar wij vernemen is de bediening van het buftet in
het stationsgebouw van den spoorweg alhier, waarvan
de verpachting voor den tijd van 5 jaren dezer dagen
heeft plaats gehad, door de directie van de Maatschappg
tot exploitatie der staatsspoorwegen gegund aan den
hoogsten inschrijver, zijnde de heer W. B. F. Boekhout,
te Rotterdamvoor f 1253 'sjaars.
Bij besluit der piovinciale staten van Gioningenvan
den 21en November jl. werd 1° de wenschelijkheid
uitgesproken, dat de zomervergaderingen der provinciale
staten van de verschillende provinciën voortaan niet meer
op den eersten Dinsdag in Juli, maar op den eersten
Dinsdag in Juni zullen worden geopend; 2° het college
van gedeputeerde staten van Groningen uitgenoodigd zich
tot gedeputeerde staten van andere provinciën te wen
den, teneinde in dezen algemeene medewerking te verkrij
gen om verder de noodige maatregelen te nemenopdat
de bovengenoemde en er mede in verband staande wijzigin
gen worden tot stand gebracht; 3° met opdracht tevens
aan dat collegeom de bezwaren en de veranderingen in
de administratie, die met de gewenschte wijziging der
wet gepaard zouden gaannauwkeurig te onderzoeken,
de meest gereede oplossing dier bezwaren te overwegen,
en het resultaat van dat onderzoek en die overweging
met het besluit der staten, houdende aanneming van
het aangeboden voorstelaan de verschillende collegiën
van gedeputeerde staten in de overige provinciën mede
te deelen.
Tengevolge van dat bes luit hebben gedeputeerde staten
van Groningen zich bij brief ook gewend tot dat college
in de provincie Zeeland, hetwelk een afdruk van dien
brief aan de provinciale staten van dit gewest beeft
overgelegd en daarbij heeft verklaarddat bet zich
over het algemeen wel met hetgeen door gedeputeerde
staten van Groningen is aangevoerd kan vereenigen en
daarom voorstelt, dat de provinciale staten van Zeeland
zullen te kennen geven, dat zij de door gedeputeerde
staten van G: oningen bedoelde verandering der provin
ciale wet wenscbelijk achten.
De kamer van koophandel en fabrieken te Deventer
heeft zich bij brief tot den minister van financiën gewend,
om hem dank en hulde te brengen voor hetgeen hij,
door het voorstel tot afschaffing der patentbelasting en
van den accijns op de zeep en liet geslacht met gelijk
tijdige heffing eener algemeene belasting op het inkomen,
voor de verbetering van het belastingstelsel heeft getracht
tot stand te brengen.
De Nieuwe Rotterdamsche courant verneemt, dat van
de 66 telegrafisten die aan het Zaterdag geëindigde
examen voor de posterijen deelnamen, 28 zijn geslaagd.
Door het. leggen en in werking brengen van een tele
graafkabel tusschen Banjoowangi op de oostkust van
het eiland Java en Port-Darwin op de noordkust van
Australië, heeft de „British Australian Telegraph Com
pany" de telegraaflijnen in Australië in rechtstreeksche
verbinding gebracht met het Europeesciie telegraafnet.
Voor het overbrengen van telegrammen van hoogstens
20 woorden, langs den goedkoopsten wegwordendoor
alle Nederlaiidsche telegraafkantoren de volgende prijzen