MIDDELBURGSCHE
1° 115.
Woensdag
1872.
COURANT.
15 lei.
Rit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.francois f 3.50.
Middelburg li Mei.
Bij het ontwerpen van het bijzonder reglement voor
het bestuur en beheer der waterkeeriug van het cala-
miteuze waterschap Stavenisse, hetwelk den 12®" Juli
des vorigen jaars door de provinciale staten van Zee
land is vastgesteld, meende men dat het poldertje
Nieuwe Zuidmoer, te zamen met dat genaamd Oude
Zuidmoer, een gedeelte van het genoemde waterschap
uitmaakte. Later is echter gebleken dat dit niet het
geval is, en dat het eerstgenoemde poldertje, wat het
beheer betreft, een zelfstandig bestaan heeft. Daar het
reglement mitsdien behoort gewijzigd te worden, heb
ben gedeputeerde staten dezer provincie een voorstel
daartoe aan de provinciale staten gedaan, hetwelk ge
drukt aan de leden is toegezonden. Dit voorstel strekt,
om, behalve de noodzakelijke veranderingen in de artt.
1, 2a, 2b en 4, tusschen de artt. 4 en 5 het volgende
art. 5 in het reglement op te nemen:
„De benoeming van den vertegenwoordiger van den
polder Nieuwe-annex-Stavenisse en van den polder
Nieuwe Zuidmoer geschiedt door de stembevoegde inge
landen dier polders, daartoe te zamen geroepen dooi
den dijkgraaf van den polder Nieuwe-annex-Stavenisse.
„De bijeenkomst wordt gehouden te Stavenisse, onder
leiding van den genoemden dijkgraaf; voor de benoe
ming gelden de bepalingen tot het doen van keuzen
van personen, opgenomen in de artt. 38, 39 en 40 van het
reglement op de calamiteuze polders of waterschap
pen; zij geschiedt door de stembevoegde ingelanden,
die zijn opgekomen, daarvan wordt een verbaal opge
maakt, onderteekend door den dijkgraaf en de com
missie van stemopneming, en dit verbaal wordt mede
gedeeld aan den betrokken dijkraad."
De Staats-courant van heden bevat het onder goed
keuring des konings vastgestelde programma voor de
plechtige begrafenis van wijlen II. K. mevrouw de
prinses Hendrik der Nederlanden, op Vrijdag 17 dezer,
des voormiddags te 12 uren.
Het vorstelijk lijk zal dien dag-, des morgens vroeg
tijdig, met een extra-trein uit Luxemburg te Delft
aankomen en in het stationsgebouw aldaar in een daartoe
vooraf gereed gemaakt lokaal geplaatst worden. De
kamerheer-ceremoniemeester des konings bevindt zich
aldaar, om het lijk te ontvangen, de koninklijke kroon
en orde teek enen op de kist te bevestigen en by het lijk
te blijven tot het voor de ter aarde bestelling vast
gestelde tijdstip. Aan genoemd stationsgebouw zal
eene compagnie der Delftsche schutterij als eerewacht
zijn geplaatst.
Des voormiddags te lij- uur zullen de koning, prins
Hendrik, de prins van Oranje en prins Alexander en
de verdere vorstelijke personen die de begrafenis zullen
hij wonenzich per extra-trein uit 's Gravenhage naar
Delft begeven. Zij zullen bij aankomst aldaar worden
opgewacht door de een half uur vroeger uit den Haag,
mede per extra-trein vertrokken groot-officieren, kamer-
heeren, officieren, hofbeambten en verder personeel dei-
hofhouding die deel zullen uitmaken van den stoet-
De rouwwagen zal met zes paarden bespannen zijn,
door evenveel stalbedienden geleid; de vier slippen van
het rouwkleed worden gedragen door de kamerheeren
des konings: L. E. baron van Pallandt, baron van
Doom van Westkapelle, baron Fagel en graaf van
Randwijck. De adjudanten van prins Hendrik gaan
rechts en links van het lijk. De kamerheeren dragers
van het lijk, acht aan elke zijde van den rouwwagen,
worden bijgestaan door evenveel onderofficieren der zee-
en landmacht. Prins Hendrik is met den koning, den
prins van Oranje en prins Frederik gezeten in een koets
met acht paarden bespannen; prins Alexander en prins
Eduard van Saksen-Weimar Eisenach, hertog van
Saksen, nemen plaats in een met vier paarden bespan
nen koets, en evenzoo de prinsen Herman en Gnstaaf
von Saksen-Weimar Eisenach.
Bij aankomst aan het graf in de kerk zullen de
kroon en ordeteekenen van de kist afgenomen en over
gegeven worden aan den baron Tacts van Amerongen,
om later, voor zooveel de kroon betreft, door den hof
maarschalk des konings in bewaring te worden genomen.
Eenige ingezetenen van Enschedé en Lonneker hebben
aan den minister van financiën een adres gerichtwaarin
zij hun dank betuigen voor zijn krachtige poging,
om het bestaande belastingstelsel te verbeteren, en
tevens hun leedwezen over het mislukken dier poging
tengevolge van de weigering van de meerderheid dei-
tweede kamer om daartoe mede werken. Hoewel adres
santen de beslissing der kamer eerbiedigen, hebben zij
de vaste overtuiging dat die niet is genomen in het
algemeen belang. Vroeger of later, zeggen zij, zal het
besef van de onrechtvaardigheid en de slechte werking
van ons belastingstelsel het geheele Nederlandsche volk
doordringen, en zal de inkomstenbelasting het middel
zijn, om tot eene billijker verdeeling van lasten té ge
raken.
In de zitting van den gemeenteraad van Leiden van
jl. Zaterdag was aan de orde het verzoek van de lieeren
P. C. Knijff en A. Kapteinvoorloopige -concessiona
rissen van den Rijnstreekspoorweg, om de inschrijving
van de gemeente Leiden, ten behoeve van dien spoor
weg, ten bedrage van f200,000, te willen verhoogen.
Door burgemeester en wethouders, in vereeniging met
de commissie van financiënwas omtrent dit verzoek
rapport uitgebrachtwaarvan de conclussie was1° dat
de raad niet alleen bezwaar maakt om overeenkomstig
hun verzoek de bij raadsbesluit van 17 Januari jl. ge
nomen inschrijving te verhoogen, maar dat hij zich
tevens, op grond van de verandering, welke in de
voorwaarden van de opengestelde geldleening is tot
stand gebracht, genoodzaakt ziet, bedoelde inschrijving
niet te handhaven en derhalve terug te nemen2° dat
de raad termen heeft gevonden om aan de voorloopige
consessionarissen ten behoeve van hunne onderneming
een subsidie aan te bieden van ƒ100,000onder beding
dat de uitbetaling eerst zal plaats hebbenwanneer de
spoorweg zal zijn opgeleverd en ter exploitatie gereed
ligten dat de betrekkelijke raadsbesluiten de goed
keuring van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
hebben verworven; en 3° dat concessionarissen worden
verzocht, zich vóór 15 Juni e. k. te verklaren, of zij
op de gestelde voorwaarde dit subsidie aanvaarden,
zullende anders de gemeente na verloop van dat tijdstip
niet meer aan haar aanbod gebonden zijn.
De voorzitter deelde mede dat een brief was inge
komen van genoemde heerenP. C. Knijff en A. Kaptein,
waarbij zij mededeelden, dat, mocht het voorstel dooi
den gemeenteraad worden aangenomen, dit voor hen
het teeken zou zijn om alle bemoeiingen in deze zaak
te staken en de onderneming op te geven.
Na uitvoerige discussie zijn de drie punten der con
clusie achtereenvolgens aangenomen.
Onze Haagsche correspondent schrijft ons het
volgende
„Zeer terecht is door u de meeste reserve in acht
genomen omtrent een u van hier gemeld gerucht dat
aan een der tegenwoordige ministers de reconstructie
van het kabinet zou zijn opgedragen; het is dan ook
geheel ongegrond. Alleen in 't geval dat de verspreider
uit den mond van den koning zeiven mededeelingen
van Zr. M5. plannen mocht hebben gehadzou er eenige
grond voor het praatje kunnen zijn. Er is tot heden
niets gedaan tot oplossing der ministerieele quaestie;
de heer van Heeckeren, de directeur van het kabinet,
is bij Thorbecke geweest, 1° omdat Thorbecke als
hoofd van het ministerie geroepen was het verzoek om
ontslag nader toe te lichten, 2° omdat Thorbecke ziek
was en dus niet aan het paleis kon komen om dien
plicht te vervullen, en 3° omdat de koning bezwaarlijk
bij den heer Thorbecke aan huis kon gaan.
„En wie zou er dan met die reconstructie belast zijn
Stellig een van de twee die tegenstemden toen het be
sluit om ontslag te vragen genomen werd, de heer
Gericke en de heer Jolleswant deze meenden dat er
nog wel een kansje was te wagen om met de onhandel
bare tweede kamer de zaken gaande te houden. Maar
al doet men alle hulde aan de langdurige diensten van
onzen minister van buitenlandsche zaken, zoo zal men
toch erkennen dat hij het noodige prestige mist om op
te treden als formeerder van een kabinetal zij 't dan
nog zoozeer een cabinet d'affaires, waarmede men tegen
woordig het denkbeeld van een krachteloos ministerie
schijnt aan te duiden. En de parlementaire overwin
ningen van den heer Jolles waren waarlijk niet van dien
aarddat zij hem tot den man van het oogc-nblik maken
kunnen. Bovendien ligt er voor hem eene onaangename
surprise in het zout, een zeer volumineus en ongunstig
verslag over het ontwerp van rechterlijke organisatie,
met eenige nota's er bij, waarin oud- of adspirant minis
ters van justitie uit de kamer het prenez mon ours hunner
tegenvoorstellen ontwikkelen. Ieder die weet hoe „ge
avanceerd", dat is hoe lichtvaardig en zonder besef van
de kracht der gebruikte woorden en formaliteitende
verslagen over belangrijke wetten worden opgesteld,
zal zich kunnen voorstellen dat dit nieuwe staatsstuk
niet dienstig kan zijn om aan dezen kabinetsfor meer der
prestige te geven.
„Men begint langzamerhand te gevoelen dat per slot
van rekening 1872 nog wel eens eene herhaling zou
kunnen geven van hetgeen 1866 ons te zien gaf; ook
thans staan de ministerzetels ledig en waarom zouden
de goed-conservatieven er niet op gaan zitten? Heel
wat nauwer dan voor zes jaren aan de ultramontanen
verbonden zouden zij althans over eene aaneengeslotene en
krachtige minderheid beschikken, die Avellicht met eenig
overleg in eene werkelijke meerderheid ware om te
zetten. Langs dien weg zouden deze het, althans tot
de verkiezingen van '73, wel kunnen uithouden. Degeavan-
ceerden beginnende mogelijkheid eener zoodanige
oplossing beseffende, wat zeil te minderen en zeggen
nu al dat zij als een éenig man voor elk votum van ver
trouwen zullen stemmen, in hoe sterke bewoordingen
ook vervat, dat in staat is de ministers op hun besluit
te doen terugkomen, en de portefeuilles te laten be
houden, welke de koning hun stellig niet zoo gaarne
ontnemen zal.
„Maar zal men ook hier niet buiten den waard reke
nen? Zal men niet afstuiten op de onverzettelijkheid
van de ministers zeiven Want de meerderheid hunner
weet maar al te goed wat er te wachten is van de
ondersteuning der geavanceerdenvroeger reeds legde
ik de twee manifesten van den heer Kappeyne, de
oorlogsverklaring van December en de recantatie van
Aprilnaast elkander vindt men de politiek der geavan
ceerdheid in deze houding van haren tegenwoordigen
representative man niet zuiver uitgedrukt?
„Ik voor mij en het is niet een gerucht dat ik
mededeel maar een eenvoudig denkbeeld van mij persoon
lijk, dat ik dus noch als 'canard noch als een „uit goede
bron ontleend" nieuwtje aangemerkt wil hebben
ik voor mij zou wel wenschen dat de oplossing der
ministerieele crisis uitgesteld werd. Twee quaesties
stonden op het kabinets-programma vooropbelasting
verbetering en regeling der defensie. Omtrent het eerste
punt heeft de kamer haren onwil verklaard om mede
te werken; bij het algemeen gevoelen dat de door de
regeering ingeslagen weg de eenig mogelijke is om tot
het gewenschte doel te geraken, komt de verwer
ping der inkomstenbelasting en van alle amendemen
ten van beginsel op zoodanige verklaring van onwil
neder. De maat is vol, en het ministerie is volko
men gerechtvaardigd om zijn verzoek om ontslag.
Maar nu hangt de tweede quaestie nog, die der defen
sie. Nu ligt voor de hand dat de regeering tot de
kamer zeide: wij treden af, maar wenschen eerst deze
quaestie met u op te lossen; ziedaar onze wetsontwer
pen, behandelt die thans en laat al het andere, spoed-
eischende zaken alleen uitgezonderd, liggen. Verwerpt
de kamer de militaire ontwerpen, dan kan het in de
oogen des lands nog veel duidelijker zijn dan thans aan
wie de schuld ligt der onvruchtbaarheid van den tegen
woordigen tijd; neemt zij lien aan, dan is het aan de
afstemmers van de inkomstenbelasting om het roer in
handen te nemenen rond te tasten naar andere mid-