MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
11 lei.
F 112.
Zaterdag
1872.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2CU Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.GO.
Middelburg 10 Mei.
DE STAAT EN DE GEMOEDSBEZWAREN.
II.
Tot voor korten tijd hadden wij, althans hier te
lande, bijna uitsluitend te doen met in zekeren zin ge-
isoleerde feiten van gemoedsbezwaar, en kenden wij
nog niet de regelmatige organisatie, waarin verzet
tegen de wetten des lands of tegen het gemeen belang
aller staatsburgers zich elders, en in de allerlaatste
jaren ook in Nederland, uitte. De gemoedsbezwaren
ter zake van het seculair volksonderwijs kennen wij
sedert geruimen tijd-, de oppositie in de dagen der
runderpest leerde ons kennen dat er nog zeer velen in
den lande zijn, die, vooral wanneer hun tijdelijk en
geldelijk voordeel daarbij betrokken schijnt, in tijden
van gevaar liever gehandeld zien naar zekere verou
derde begrippen van zorgeloosheid door een fraaien
naam gedekt, dan volgens de lessen eener aan wetenschap
getoetste ondervinding. Zoo weten wij allen dat de
vrees voor de „eerbiedwaardige gemoedsbezwaren" van
enkelen tijdens epidemieën in den laatsten tijd op vele
plaatsen eene krachtige gezondheids-politie verlamde
ten schade van het algemeen belang, en zelfs teweeg
bracht dat in de door een minister, die anders de „ge
moedsbezwaren" wel aandurft, voorgedragen wet op de
besmettelijke ziekten enkele nuttige en wenschetijke
bepalingen worden gemist. Ook op het debat bij het
voorstel tot afschaffing der doodstraf binnen en buiten
de kamer gehoudenmogen wij wijzen; ook toen werd
niet gevraagd welk strafstelsel de geest van onzen tijd
medebracht, maar welk strafstelsel bij een Aziatisch
volk vcor eeuwen her had gegrlden; naar die oude,
aan ons klimaat en onzen volksaard geheel vreemde
begrippen moest, volgens de hier het woord voerende
gemoedsbezwaardenhet strafrecht van Nederland in
het einde onzer negentiende eeuw gevestigd zijn en
blijven.
Deze en dergelijke bezwaren zijn echter van weinig
gewicht; zooals de ondervinding leert leiden zij niet
tot verzet tegen de wetten; al pruttelende en protes-
teerende onderwerpt men zich aan de met de geopperde
„g<moedsbezwaren" strijdige wetten, wanneer eenmaal
de totstandkoming niet is kunnen belet worden. Deze
onderwerping is wel de wijste partij die de bezwaarden
kiezen konden, ook al ligt ze niet in hun eigen stelsel,
waarvan de bijbeltekst dat men God meer gehoorzamen
moet dan de menschen een der grondzuilen is. Maar
de toepassing van dien tekst zou voor de eerbiedigers
van hunne eigen gemoedsbezwaren allicht gevaarlijk
worden. Men herinnert zich bijvoorbeeld lioe fel dominé
van Rhijn buiten en de heer van Loon binnen de
kamer streden tegen de afschaffing der doodstraf; van
Genesis af tot de Openbaring toe doorliepen zij den
ganschen bijbel en op iedere bladzijde vonden zij
argumenten tegen de afschaffing van dat zoo volkomen
juist genoemde ullimum supflioiam en bevestiging der
uitspiaak dat hij „die bloed vergiet, diens bloed zal
vergoten worden."
De doodstraf is echter afgeschaft. Stel u nu eens
voor dat een moordenaar wordt veroordeeld tot twin-
tigjaiige tuchthuisstraf; welk lot zou, dunkt u, weg
gelegd zijn voor dominé van Rhijn cn den heer van
Loonzoo zij tegen het ontslag van dien veroordeelde
uit het tuchthuis, hem gesvapend aan de deur gingen
opwachten en met de woorden „vriend, het hof heeft
u wegens den door u gepleegden moord tot tuchthuis
straf veroordeeld; volgens den bijbel is dat niet vol
doende, maar moet u bloed vergoten worden," de
„wraak van Gods wet" aan den ongelukkige voltrok
ken'? Zij zouden zich stellig kunnen beroepen op het
bijbelwoord dat men Gode meer gehoorzaam moet
wezen dan den mencchen, maar toch zou geen enkel
hof hen van rechtsv- rvolging ontslaannoch de hooge
raad het arrest casseerenomdat de hoven niet bijbel
teksten toepassenmaar artikeb van den Code péoal
omdat de hooge raad wel schending of verkeerde toe
passing beoordeelen kan van bep.iliagen uit het Staats
blad der Nederlanden, maar niet van voorschriften uit
het Oude cf Niouwe testament.
De geïsoleerde gevallen van „gemoedsbezwaren" hebben
dus geen direct slechte gevolgen; indirect hebben zij
die alleen in zooverre als de staat, de regeering en de
vertegenwoordiging, zich, door zeker ontzag voor
hunne eerbiedwaardigheid en gemoedelijkheid gedreven,
gebrekkige regeling en maatregelen boven betere ver
kiest, en dus, uit overdreven bezorgdheid voor het
gemak van enkelen, de materieele belangen van het
gemeen, waarvoor hij verplicht is zorg te dragen, ver
waarloost.
Gevaarlijker is echter de strijd tegen de moderne
maatschappij waar die zich, geheel georganiseerd en
duidelijk geformuleerd, voordoet in eene vereeniging die
haar bedoelingen niet verbloemt en wier bedoelingen
niet te bereiken zijn zonder alle eerbied voor de wet op
losse schroeven te zetten, zonder dat de zorg voor het
algemeen welzijn aan de regcering volkomen onmoge
lijk wordt gemaakt. De staat moet zich tegenover de
zulken herinneren, dat hij zelf de uitingsvorm is van de
moderne maatschappij en geroepen als haar verdediger,
zoowel uit zelfbehoud als uit plichtbesef, op te treden.
Daar past niet langer eerbied, hoffelijkheid noch mis
plaatste verdraagzaamheid of onverschilligheid; die zich
als vijand tegenover den staat plaatst moet door den
staat als vijand worden beschouwd en bestreden.
Wij kunnen ons beioepen op voorbeelden niet op voor
beelden uit andere eeuwen van uitzettingen verdrijving
van gevaarlijke secten of genootschappen, maar op voorbeel
den van onzen tijd waarin staten, wier namen niet het
laatst plegen genoemd te worden wanneer er gevraagd
wordt waar de grootste politieke en godsdienstige vrij
heid heerscht, krachtig opgetreden zi n tegen kerkelijke
secten, die georganiseerd waren op een duidelijk pro
gramma van wetsovertreding en bedreiging van het
gem.en belang, op deVereenigde staten en op Engeland.
Zoolang de Mormonen in een uithoek des lands, in eene
geheel van de overige bevolking der Unie afgescheiden
landstreek woonden, liet de regeering der Unie hen
ongemoeid, ook schoon zij wist dat de in die gemeente
heerschende wetten in strijd waren met de wetten des
lands; maar zoodra was niet Utah door de spoorstaven aan
de overige deelen der Unie verbonden, of de staat kwam
in het algemeen belang tusse hen beiden en maakte docr
strenge toepassing der wet een einde aan den onwettigen
toestand. In Eugeland liet men de secte der Peculiar
peop'e, zoolang ze weinig talrijk was cn de onnatuur
lijkheid barer leerstellingen 1) haar spoedigen onder
gang scheen te waarborgen, ongemoeid, maar toen de
secte zich uitbreidde begreep de staat met alle beschik
bare krachten aan die bedreiging van de algemcene gezond
heid een einde te moeten maken; leden dier sccte, die
door hunne strafwaardige onthouding de oorzaak waren
van den dood hunner kinderen aan eene gevaarlijke
epidemie, zijn thans in hechtenis gesteld en worden
wegens doodslag vervolgd.
Ook ons land bezit sedert cenigen tijd, helaas, een der
gelijk georganiseerden vijand in het ultramontanisme.
Het is een kleine partij, die een heftigen aanval waavt
op de geheele maatschappelijke orde van onzen tijd, die
aan de grondbeginselen van onzen staat, beginselen door
ieder waar Nederlander geliefd en voorgestaan, een strijd
aanzegt cp leven en dood. Sedert cfnige jaren zijn de
bedoelingen dier partij met de meeste duidelijkheid cn
authenticiteit geformuleerd in een algemeen bekend stuk,
en daar zij godsdienst tot haar bedekking heeft en ker-
l)e Peculiar people (liet verkoren volk) die hunnen naam
aan een brief van den apostel Petrus outleenen, passen op
hunne zieken woordelijk het voorschrift van .7acobus (V1410)
toe.-, "Is iemand krank onder u? dat hij tot zich rocpe de
ouderlingen der gemeente, en dat zij over liein hidden, hem
zalvende met olie in den naam des lleeren. En het gebed des
geloofs zal den zieke behouden."
Men begrijpt dat eene zoodanige secte, die van geneeskundigen
noch geneesmiddelen liooren wileen voortdurende bedreiging
der volksgezondheid is, en in tijden van epidemie een brand
punt van besmetting uitmaaktdat alle pogingen van autori
teiten en particulieren tot bestrijding der ziekte verlamt.
kelijke wapenen kan gebruiken heeft zij zich reeds van
zeer velen in den lande de ondersteuning verworven.
Tegen die partij cischen wij van den staat dat hij
ons, dat hij de grondvesten onzer maatschappij, dat
hij zichzelven bescherme. Het geldt hier niet een zich
verheffen boven godsdienstige of kerkelijke partijen.
Het geldt hier het behoud van ons maatschappelijk stel
sel, of het terugkeertfrPvau oude dwingelandij onder
nieuwe vormen. In dien strijd, al bepaalt hij zich tot
een krachtige verdediging, zullen allen die hun vader
land en de vrijheid liefhebben den staat ter zijde staan;
onthoudt hij zich uit zwakheid of doctrinaire verdraag
zaamheid, hij zal zelf de oorzaak zijn van zijnen onder
gang.
Wij vernemen dat door de hier bestaande sub-commis
sie voor de Brielsche feestviering van 1 April 1872,
behalve de vroeger overgemaakte 250 voor het mo
nument, alsnog is ingezameld en overgemaakt de som
van f 397 ten behoeve van het zeemans-asijlwaar
onder begrepen zijn f 25 als netto opbrengst eener
voorstelling van de rederijkerskamer Vriendschap en
Vergenoeging alhier.
Z. M. de koning is gisteren namiddag, te 6 uren,
per extra trein van den Rijnspoorweg in den Haag
aangekomen. Aan het station werd hij opgewacht door
IIH. KK. HH. piins Alexander en prins Frederik.
Geiuimen tijd onderhield Z. M. zich met prins Frederik,
en heeft zich daarna, vergezeld van prins Alexander,
naar het koninklijk paleis begeven.
Heden is door de hofcommissic liet programma vast
gesteld voor de plechtige begrafenis van bet stoffelijk
overblijfsel van II. K. H. prinses Hendrik der Nederlan
den. Den 17fn dezer zal dit met een rouwtrein over den
Rijnspoorweg tot den Haag worden overgebracht, waar
zich de rouwstoet zal forraeeren, om onmiddellijk den
treurigen tocht naar den grafkelder te Delft voort
te zetten.
*Men schrijft ons uit 'sGravenhage onder datum van
gisteren
„lieden zal de koning hier uit Luxemburg terugko
men. Men heeft die terugkomst echter niet afgewacht
om reeds allerlei praatjes uit te strooien over eene oplos
sing der ministcrieele crisis. Voor ditmaal was men
daar trouwens al bijzonder vlug mede, want den dag
zeiven waarop het besluit tot ontslag vragen genomen
was de openhartigheid van een der ministers maakte
dit en bijbehoorende bijzonderheden publiek en toen
de koning nog niet eens in kennis was gesteld met dit
besluit, hoorde ik reeds vertellen dat aan den heer van
Reenen de vorming van een nieuw kabinet was opge
dragen. Men noemde de namen al van personen tot
wie de heer van Reenen zich zou hebben gewend, en
voegde er bijdat hij gezegd had wel te begrijpen dat
hij zijne ministers onder de liberalen zoeken moest, en
dat hem dit gemakkelijk vallen zou ook omdat „hij
zelf eigenlijk altoos lileraal was geweest", enz., enz.
Neem deze berichten aan pour la rarelé du faitik zal
ze wel niet uitdrukkelijk behoeven tegen te spreken.
„Ik voor mij geloof dat de tegenwoordige crisis
niet spoedig zal opgelost kunnen zijn, en wel om eene
zeer eenvoudige reden, den gezondheidstoestand van
den minister-president. De heer Thoi becke mag volstrekt
het huis niet verlatenhij kan das niet anders dan door
de tweede hand met den koning in aanraking komen,
en uit dien hoofde zal de regelmatige ontwikkeling van
den constitutioneelen regel van diiëen ditmaal meer tijd
vorderen dan in gewone omstandigheden. Bovendien, dit
vergete men niethet geldt hier eigenlijk iets meer dan
een regel van driëenik zon het tegenwoordig conflict
liever eene vergelijking met verscheidene onbekenden
willen noemen, en wel met zóóveel onbekenden dat er
een meer dan gewone mate van politieke cijferkunst
gevorderd wordt om haar op te lossen. De stellige
gegevens zijn alleen een demissionair ministerie van
zeven, meestal beproefde en aan de constitutie trouw