COURANT. 1872. Maandag 29 April. Dit blad verschijnt dagelijks Middelburg 27 April. De Staats-courant van heden bevat de wetten van den 12" dezer: tot afkoopbaarstelling der tienden, er- tot vaststelling van uitgaven wegens verstrekkingen door het departement van oorlog, dienst 1872. De Belgische regeering heeft ten behoeve van het ministerie van openbare werken bij de kamers een kre diet aangevraagd van 220,000 panestot indijking van het Zwin, dat voor een deel aan Nederland behoort, voor het andere aan Belgiëzoodat het werkna door eene internationale commissie te zijn onderzocht, voor geza menlijke rekening zal worden ondernomen. Door de in dijking zullen 630 hectaren land gewonnen worden; hiervan behooren 505 aan België en ongeveer 124 aan Nederland. De waarde van dit land vertegenwoordigt eene som van: voor België 1,749,146.56 francs en voor Nederland 517,645.88 francs. De kosten van het werk worden begroot op 246,348.96 francs. Men schrijft ons uit den Haag van 26 dezer: „Wanneer iemand nog twijfelde of het onderwerp der inkomstenbelasting soms niet mocht, zijn uitgeputdan zou het vierdaagsch debat dat gisteren afliep en den eersten termijn der discussie bevatte hem stellig hebben overtuigd. Niet minder dan 21 leden der kamer voer den het woord, en men vond alle mogelijke in de ka merverslagen, in tijdschriften, brochures en dagbladen geopperde argumenten terug zonder éen enkel nieuw gezichtspunt aan te treffen. Hulde daarom aan den afgevaardigde uit Haarlem die, met geheele opoffering- van eigen persooneen incident wist in 't leven te roepen, dat vermakelijk of ergerlijk, al naar het tem perament van den bcoordeelaarbij het matte gerede- voer afstak. En de heer Kappeijne kan voor zich zclven de voldoening smaken van eene volledige sen satie te hebben gemaakt bij ieder die althans hier te lande het wetsontwerp op de inkomstenbelasting met eenige belangstelling volgde. „Ge herinnert u nog wel den indruk, dien de be ruchte „oorlogsverklaring" van dezen bouittunt Achille onzer politieke wereld indertijd maakte. Op 21 Decem ber 11. liet hij zich, volgens het Bijblad, aldus over den minister Blussé uit: „„De minister scheidt zich af van zijne ware vrienden en wie dat doet kan niet leven dan door verloochening van zijn ware beginselen. En met zulke verloochening leeft geen minister lang en behoort geen minister lang te leven. „„Het votumdat ik ga uitbrengen, zal zijneen votum van wantrouwen in den minister van financiën, want het vertrouwen dat ik hem zoo genegen was te schen ken, heeft hij ten eenemale bij mij verbeurd." „Ik heb nu voor mij het Bijblad van 23 dezer en vind daarin van denzelfden afgevaardigde aan het adres van denzelfden minister liet volgende: „„Ik hoop niet dat deze minister ditontwerptotwet zal zien verheffen; maar ik wensch dat dit hem niet zal ontmoedigen om de werkelijke diensten aan het land te bewijzen, die hij er aan bewijzen kan... Hij zorge door een goed bestuur, door behoorlijk toezicht op de begrootingen zijner ambtgeuootendat men niet onze financieele krachten overschrijde." „Ziedaar wat men, tegenover de „oorlogsverklaring" van December de „recantatie" van April zou kunnen noemen. Ge weet nog wel onder welke omstandigheden de December-grap plaats had. Het ministerie, heette het toen, was opgetreden met twee quaestiën op zijn programma, waaronder herziening van het belasting stelsel het geheele ministerie moest toen wegomdat de geavanceerden begrepen dat zij zeiven nu wel mi nisters zouden kunnen worden; daarom werd het ge heele ministerie verantwoordelijk gesteld en als verbon den beschouwd voor de maatregelen van den heer Blussé; de politieke doodverklaring van dezen moest dus alle zeven zetels beschikbaar stellen. En thans, uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en De prijs per 3 fxxx., franco, is f 3.50. in volkomen dezelfde omstandigheden, een zoo geheel verschillend oordcel „Maar declameeren wc nog raaqr niet het Virgiliaan- sche quantum mutatus ab Ulo over den afgevaardigde uit Haarlem; op hem past in April als in December, in 1872 als in 1866, in 1871 als iij 1862, 1863 en 1864 geen ander citaat dan het gezegde van den soldaat uit het kluchtspeldie de personen die op zijn misbaar ver schrikt toeschoten geruststelde mot de woorden dat 't „niemendal" was en exercitionis causa'' geschiedde. De heer Kappeyne is nooit gevreest en zal nimmer worden een serieus politiek man. Hij vertegenwoordigt in ons land het coeur légerdie echte advocaten-eigenschap, waarvan zijn confrere 01 li vier iu 1870 zulke fraaie blijken gaf. „De scherpe terechtwijzing die de heer Sinidt hem den volgen den dag toediende over deze schromelijke inconsequentie wordt door iedereen goedgekeurd en wel verdiend geacht. Maar toch moet men Kappeyne niet hard beoordeelen; wanneer men zijn vroegere handelin gen in het oog houdtdan moet men toegeven dat hij Dinsdag zeer consequent was. Hij heeft nooit blijk gegeven van politiek inzicht, en kan dus niet aanspra kelijk worden gesteld voor eene politieke fout, wier portee hijhoeveel talent en scherpzinnigheid hij ook bezitzeker niet vat. „Hij kwam het eerst in de kamer als candidaat zoo wel van de reactionnaire als van de liberale partij in den Haag; zijn luchthartigheid en oppósitiezucht bezorgden hem een Jlasco bij de behandeling jder wet op het mid delbaar onderwijs; zijn gemis van politiek instincten zijn esprit tapageur waren de voornaamste redenen der gebeurtenissen van 1866, kortom! nooit heeft de heer Kappeyne gedurende zijne parlementaire loopbaan getoond ook in de politiek zijne refutatie in den dage- lijkschen omgang onwaardig te zijnvan namelijk een man te zijn van bekwaamheid, geest en talent, maar die het allereerste vereischte mist voor het politieke leven: ernst. Nu mag het stellig veel waard zijn altijd jong te kunnen blijven, maar in den staatsman behooren jeugdige onbezonnenheden te wijken voor het overleg van den rijperen leeftijd, wil men niet, zooals de Ilaarlemsche afgevaardigdetegen het belang zijner committenten handelen. Ik durf daarom met een gerust geweten verzekeren en ik voeg er bij dat de discussie van deze week velen daarom trent de oogen geopend heeft dat aan eene ern stige behandeling van 's lands zaken in de tweede kamer niet te denken valt zoolang de heer Kappeyne onder de toongevers in die vergadering blijft behooren. „Maar, om tegen mijn voornemen uwe lezers toch geen brief uitsluitend over het ongenietbaar en uitge put onderwerp der inkomstenbelasting te lezen te geven, eindig ik met eene anecdote van anderen aardeene merkwaardige bijdrage tot. den stand der gemoederen in 's Gravenhage in het jaar 1872. De directeur van de Fransche opera alhier is een zeer goed acteur en treedt met succes in de stukken van Molière op. Onlangs o. a. in de Tartuffe. Toen dit stuk werd aangekondigd hebben eenige ingezetenen der residentie den burgemeester ver zocht die opvoering als „aanstootelijk voor andersden kenden" te willen verbieden! De burgemeester heeft dat natuurlijk niet gedaan, maar toch zijn er tegen den avond van de opvoering der Tartuffe buitengewone politiemaatregelen genomen, de hooge ambtenaren van politie zijn „op hoog bevel" naar de komedie gezonden, wachtposten versterkt, enz. enz.alles om „eventueele woelingen te voorkomen BENOEMINGEN EN BESLUITEN. LEGER. Pensioen toegekend aan: den kolonel der artillerie op nonactiviteit A. J. A. Gerlach, op eigen aanvrage, ten bedrage van f 1800den luitenant-kolonel bij den staf der artillerie, directeur der artillerie stapel en constructiemagazijnen, J. C. Verheije van Sonsbeek, ten bedrage van f 1500, onder toekenning van den rang van kolonel; aan den majoor van het 2« regiment ves ting-artillerie P. A. Raucos, ten bedragè van f 1300, op eigenaanvrage, onder toekenning van den rang van en een der Kerstdagen. luitenant-kolonel; aan den majoor, magazijnmeester der artillerie 1< klasse te 's Hertogenbosch, C. E. Altheer, op eigen aanvrage, ten bedrage van 1300; aan den kapitein, magazijnmeester der artillerie le klasse te Heusden, J. F. Buffart, ten bedrage van f 1080, onder toekenning van den rang van majoor; en aan den kapi tein, magazijnmeester der artillerie 2« klasse te Delfzijl, ten bedrage van f 1020. Benoemd bij den plaatsclijken staf, tot kolonel en plaatselijken kommandant le klasse te Amsterdam, de luitenant-kolonel L. Z. Veeckens, van het 3e regiment vesting-artillerie; bij het wapen der artillerie, bij den staf van het wapen, tot generaal-majoorde kolonel jonkheer J. G. J. van Oldenbarneveldgenaamd Witte Tullingh, directeur voor het materieel der artillerietot luitenant-kolonels C. C. Cox, directeur der pyrotechni- sclieschool, tevens inspecteur der buskruitfabricatie,en A. G. Visée, inspecteur der draagbare wapenen; tot luitenant-kolonel en directeur der artillerie stapel- en constructie-magazijnen, de majoor L. S. R. Sesseler, van' het I regiment vesting-artillerietot majoorde kapitein J. Stadnitski, magazijnmeester der artillerie 1' klasse te Nijmegen; tot magazijnmeester der artillerie klasse, de kapitein C. Ouwendijk, magazijnmeester 2« klasse te Gorinchem; tot 2f» luitenant-magazijnmees ter der artillerie 3C klasse, te Delft, de wachtmeester J. II. van Aanholtvan het regiment veld-artilleriete Heusden, de sergeant C. de Kort, van het. 2e reg. ves ting-artillerie; te Delfzijl, de sergeant H. L. Hortsman, van het le reg. vesting-artillerie; tot magazijnmeester der artillerie le kl. te 's Boschde majoor J. F. W. M. P. Ninaber, laatstelijk magazijnmeester der artillerie le klasse te Nijmegen, thans op nonactiviteit.; bij het reg. veld-artillerie, tot kolonel, de luitenant-kolonel M. W. G. de Man, kommandant van het korps; tot len luitenant (naar ouderdom van rang)de 2e luitenants T. van Os en jonkheer W. A. Gevers Deynoot, beiden van het korps; bij het le reg. vesting-artillerie, tot kolonel, de luitenants-kolonel E. J. Jacobs, komman dant van het korps; tot majoor, de kapitein-adjudant J. H. Kretzer, van het 3e reg. vesting-artillerie; tot kapitein 3e klasse (naar ouderdom van rang)de 1« lui tenant J. J. Meijen, van het korps; bij het 2e reg. ves ting-artillerie, tot majoor, de kapitein W. C. van Haeften van het korps; tot leQ luitenant (naar ouder dom van rang)de 2e luitenant J. J. C. H. van Pelt mede van het korps; bij het 3a reg. vesting-artillerie, tot kolonel de luitenant-kolonel A. T. Knoopkom mandant van het korps; tot luitenant-kolonel, de ma joor J. II. Frankamp, van het korps; tot majoor, de kapitein J. A. baron Mulert, mede van het korps; tot kapitein 3„ klasse (naar ouderdom van rang) de D lui tenants H. A. Perkvan het korpsen A. Veen Valck van het le reg. vesting-artillerie; bij het reg. rijdende artillerie, tot Dn luitenant (naar ouderdom van rang), de 2e luitenant C. M. E. van Löbensels, van het korps. MARINE EN LEGER. Uit Breda meldt men ons, dat de uitslag van hst examen der leerlingen van de stafschool is bekend ge maakt. De heeren Cool, kapitein bij de veldartillerie, en de Bas, le luitenant bij den staf, zijn geslaagd. De laatste is tevens benoemd tot ritmeester 3e klasse bij de huzaren. RECHTZAKEN. De procureur-generaal bij den hoogen raad heeft gis teren conclusie genomen in de zaak van de naamlooze vennootschap De Zeeuwsche maatschappij van stoom vaart, te Middelburg, eiseheresse in revisie tegen den staat. Die conclusie strekt, tot verwerping van dien eisch en bevestiging van het arrest, waarbij de vorde ring tot schadevergoeding wegens het zinken der stoom boot stad Ylissingen is ontzegd. De uitspraak is op 31 Juli a. bepaald. Gisteren heeft de hooge raad, rechtdoende in revisie, uitspraak gedaan in de zaak van den staat der Neder landen tegen M. Boogaard, wede. A. Goedhart, wier man door het springen eener torpedo verwond en dien-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1