OIJRANT.
N°' 2.
Woensdag
1872.
3 Januari.
Bij deze courant Behoort een bijvoegsel.
Middelburg 2 Januari.
HET 1B71_
Nog een enkel woord zij gewijd aan den politieken
toestand van ons vaderland. Wat ons bij het herdenken
daarvan het eerst voor den geest komt en weinig reden
tot bevrediging geeft, is het gebrek aan vastheid dat
wij bij het landsbestuur waarnemen. Wanneer men den
tegenwoordigen toestand in verband brengt met de ver
wachtingen die men algemeen bij de optreding van het
derde ministerie-Thorbecke koesterde dan kan men het
thans afgesloten tijdperk wel niet anders dan een jaar
van teleurstelling noemen. Wie daaraan de meeste schuld
heeft, wagen wij niet te beslissen. Was bet aan de eene
zijde het ministerie, dat veel minder energie aan den dag
legde dan men met eenig recht had mogen verwachten
aan de andere zijde heeft zich een deel der vertegen
woordiging ongetwijfeld veel te verwijten. Dat het
ministerie hetwelk den 3™ Januari optrad geen volledig
programma gaf is alleszins natuurlijk; wij maken er het
ministerie ook geen verwijt van, dat toen het eerst den
28c° Februari met de tweede kamer in aanraking kwam,
het bijna uitvoeriger opsomde wat het niet, dan wat het
wel doen zou; want men had grond om te onderstellen
dat het meer geven zou dan bet beloofde. Geen woor
den maa'r dadenwas steeds Thorbecke's leus geweest.
„Wat mij betreft, liever doen dan spreken,; en zoo ge
sproken, moet worden, dan aat spreken hetgeen onmid;
dellijkleidt tot doen," die woorden zijn in harmonie met
zijn gedrag én voor én na dat zij (den 25 November 1864)
door hem werden gesproken. Het doen nu dat het ka
binet zich in Februari blijkens de korte toespraak tot de
kamer voorstelde was„de middelen onzer verdedig
baarheid meer en meer te verzekeren." „De ontwerpen
van inrichting onzer defensie, van herziening der militie-
wet, van nieuwe regeling der schutterijen, van eene, in
vele opzichten daarmede samenhangende herziening
van ons belastingwezen tegen de aanstaande zitting
(d. i. tegen September 1871) voor het overleg met de
staten-generaal rijp te maken" werd nadrukkelijk als de
taak) die men zich had opgelegd, aangewezen.
Wat er van die taak nu is afgewerkt Men weet
het: de militaire qnaestie is tijdelijk naar den achter
grond geschoven, en de minister van financiën heeft,
mogelijk meer dan iemand anders, zelf do kansen voor
het tot stand komen van zijn inkomsten-belasting doen
afnemen.
Onbillijk zou het echter zijn bij de beoordeeling der
regeering geheel buiten aanmerking te laten dat de om
standigheden in plaats van hare plannen in de hand te
werkendaaraan zeer vijandig zijn geweest, en het is eer
de vraag of niet hier de woorden tout saooir est ioutpcir-
donncr ten volle in toepassing behooren te worden
gebracht.
Niet geheel de schuld van den heer Thorbecke was
het toch, al had ook hij door een minder vijandige
houding jegens het vorige ministerie (zijn eigeno crea
tie) het zijne kunnen bijbrengen om ons een al te lang
durige crisis te sparen; maar ook, en voor een grooter
deel, was het de schuld der liberale partij in en buiten de
tweede kamer, dat juist Thorbeckein vele opzichten
thans meer de man van stilstand dan van vooruitgang,
als het ware gedwongen werd zelf de teugels van het
bewind weder in handen, te nemen. Niet de schuld van
hem of zijne ambtgenooten is het voorts, dat de krach
tige persoonlijkheid, die de militaire aangelegenheden
regelen zou, zoo spoedig aan hen is ontvallen en men
tot een ander, een als politiek persoon en als organisateur
geheel onbekenden hoofdofficier, de toevlucht moest
nemen.
Nam nu de meerderheid der tweede kamer wij
spreken natuurlijk niet van de aan elk liberaal minis
terie vijandige factiën deze en andere omstandig
heden genoegzaam in aanmerking „Met de kamer staan
wij in een moeilijken tijd, voor een groote taak die niet
op eenmaal te volvoeren is" waren woorden waarmede
schier ieder lid instemde, toen zij den 28en Februari uit
den mond van Thorbecke werden vernomen. Maar hoe
lang. -is men er aan gedachtig gebleven Was bij de
meerderheid der tweede kamer werkelijk een blijkbaar
streven tot bevordering van gemeen overleg, om een
ministerie in hoofdzaak toch altijd een ministerie
in baren geest tegenover de zich coaliseerende
vijandelijke richtingen te verdedigen, het met welwil
lendheid tegemoet te treden, het zijn zware taak te
helpen verlichten, te zorgen dat zoo er dan al niet veel,
al niet het beste wat men verlangde, kon worden tot
stand- gebracht, het ministerie toch werd gesteund,
ware het slechts voorloopig om het in de gelegenheid
te stellen door toevoeging van nieuwe krachten zich
meer vastheid te geven'? Helaas, dat men op deze
vragen een ontkennend antwoord moet geven. Want
toch zij het verre dat bij al de takken van bestuur wer
keloosheid de overhand had, dat de hoofden van al de
departementen zich in een behaaglijke rust vermeldden.
De minister van financiën hoe weinig anders wel
licht zijn financieel beleid, zijne vastheid van beginselen
te prijzen zjju gat dan toch een in vele opzichten ver
dienstelijk ontwerp eener inkomstenbelasting. De minis
ter van justitie gaf dan toch. bij zoo menig waarlijk niet
genoeg gewaardeerd blijk van echt human en geest,
bewijzen van werkzaamheid, door het indienen van wets
ontwerpen tot uitbreiding der cellulaire gevangenis
straf, tot afkoopbaarstelling der tienden, tot regeling
d r consulaire rechtsraacH en tot invoering eener
niuiwe rechterlijke inrichting. Behoudens de laatste,'
waarvan het ontwerp eerst onlangs is ingediend, kwa
men deze en vele andere wetten van meer of minder
gewicht tot stand, maar dikwijls met zeer geringe
medewerking van die leden der tweede kamer waarvan
men die in de eerste plaats had mogen verwachten.
Meer dan do tegensteraming echter maakte op een
groot deel der natie een pijnlijken indruk de wijze
waarop vele leden, ook waar zij ten slotte met de meer
derheid mede stemden, het ministerie den voet dwars
zetten. Menige zitting was getuige 7an scherpe, onver
diende aanvallen, die soms meer deden denken aan zucht
om te ondermijnen dan om op te bouwen. Sommigen
van de meest geavanceerde liberalen in het bijzonder,
zou men geneigd zijn af te vragen, of bij hunne bestrijding
altijd het gewicht hunner roeping om het Nederland-
sche volk te vertegenwoordigen, hun duidelijk genoeg
heeft voor den geest gestaan.
Gelukkig dat wij mogen opteekenen, dat, in strijd
met betgeen het parlementair gebied te aanschouwen
geeft, de toestand van het vaderland veel heeft opgele
verd waarop men met welgevallen staren mag. Op mate
rieel gebied zien wij veel wat reden tot blijdschap geeft.
De financiën van het rijk zijn in bloei sterker toegeno
men dan velen zich konden voorstellen, en deze bloei
is voor een groot deel weder het gevolg'van merkbaren
voorspoed in handel en nijverheid. Tot vergrooting van
het nationaal vermogen, tut verruiming van het veld
waarop de werkkrachten zich kunnen ontwikkelen, heeft
weder veel bijgedragen het totstandkomen van belangrijke
openbare werkenen de overtuiging heeft in het afge-
loopen jaar weêr bij meerderen veld gewonnen, dat, zoo
niet kleingeestig voor het doen van uitgaven voor
nuttige zaken wordt teruggedeinsd, de welvaart van ons
land door vermeerdering der hulpbronnen nog een veel
hoogere vlucht nemen kan.
Tot bevordering van die welvaart, maar niet minder
tot bevordering van zedelijken vooruitgang en verstan
delijke ontwikkeling, welke op hunne beurt weder
voor vermeerdering van blijvende welvaart de krach
tigste hefboomen zijn, moge in 1872 ieder naar zijn ver
mogen bijdragen. Worden deze eigenschappen vlijtig
aangekweekt, dan zullen zij van lieverlede ook haar
invloed op de vertegenwoordigers der natie doen gelden
zoo wel bij gelegenheid der verkiezingen als, ten allen
tijde, door het beter en krachtiger uitspreken van
afkeer jegens alles wat zweemt naar een kleingeestige
politiek, naar parlementaire kibbélarijen die alleen,
zeggen niet het doel, maar dan toch het gevolg
hebben, dat de een den ander aan dé ministertafel
opvolgt, zonder het bewijs te hebben geleverd dat
men van hem met grond iets beters kan vervlechten dan
van zijn voorganger. En zoodanige politiek kan toch
slechts tot op zekere hoogte worden voortgezet, zonder
dat zij gevaarlijk wordt, niet alleen voor de zoo nood
zakelijke eensgezindheid, maar ook voor onze positie
als onafhankelijken staat.
Met dezen wensch besluiten w.ij ons overzicht, dat
wanneer in den loop van dit jaar Nederland het derde
eeuwfeest zal vieren der onafhankelijkheid door onze
voorvaderen bevochten, het dan zal mogen jubelen,
zonder op hetzelfde oogenblik gekweld te worden door
een gevoel van schaamte en zelfverwijt,omdat het groote
voorrechten zich onwaardig maakt, zonder dat men in
1872 bij de herinnering aan 1572 zal behoeven te blozen.
Z. M. de koning heeft alle hoofdstukken der staats
begroting voor 1872 bekrachtigd.
Wij vernemen dat de gemeenteraad van Souburg be
sloten heeft aan den minister van binnenlandsche zaken
te berichtendat hij bereid is de onderhoudskosten te
dragen van een door het rijk aan te leggen straatweg tus-
schen West-Souburg en den Abeelschen weg, laags bet
kanaal.
Op een vroeger ingediend recmest van dien raad aan
den minister had deze hem de keus gegeven tusschen
een straat- of grindweg ter verbinding van den weg
naar den Abeele en de brug bij West-Souburg.
Ouderwijs.
Aan den heer P. Brouwer Rz., benoemd tpt leeraar
aan de hoogere burgerschool te Deventer, is eervol ont
slag verleend als leeraar aan de hoogere burgerschool
te Zutfen.
Kerknieuws.
Na heftige discussiën over de al of niet beroepbaar
heid van eerf dienstdoend rem onstrant.seh predikant,
tot predikant bij een hervormde gemeente, is tot
predikant bij de hervormde gemeente te Goriuchem
door het kiescollege beroepen de heer M. Cohen Stuart,
te Rotterdam, met 28 stemmen. Op den heer P. C. van
der Horst, predikant te Zevenhuizen, waren 27 stemmen
uitgebracht.
Koloniën.
Berichten uit Curasao, loopende tot 7 December jl.,
deelen mede dat de heer Sassen een deputatie uit de in
woners heeft ontvangendie hem een nieuw kwartier
kwam aanbieden, dat voor hem gehuurd en door tien
vrouwen gratis in orde is gebracht. Voorts is hem, door
vrijwillige bijdragen, een maandelijksche toelage voor
het huishouden toegekend.
Een eerste exemplaar van het eergister medegedeelde
adres der ingezetenen aan Z. M. den koning is, met 202
handteekeningen voorziennaar Nederland verzonden.
Handelsblad
De gouverneur-generaal van Nederlandsch-lndië heeft
de volgende beschikkingen genomen.
Javasche courant van 14 November.
civiel departement. Benoemd: tot president van
den raad van justitie te Saraarangde vice-president
van den raad van justitie te Batavia m'. W. Tadema;
tot secretaris der residentie Bezoekide secretaris der
residentie Amboina E. J. Vermandei; tot controleur
2* klasse bij de landelijke inkomsten en cultures, de
ambtenaar ter beschikking A. M. Repeliusbij het
departement van financiën, tot hoofdcommies, de le