N°. i56.
MIDDELBURGSGHE
COURANT.
Zaturdag
den 29 December.
NIEUWSTIJDINGEN.
DUITSCIILAND.
HAMBURG den 21 december. Men meldt uit Berlijn, dat de vre
de tusschen Rusland en Perzie zoo goed als gesloten is, en wel
onder voorwaardedat de grenzen van Rusland niet alleen zullen wor
den uitgebreid, maar dat dit gebied voortaan zal worden verzekerd
tegen strooperijen der bergbewoners en dat Perzie schadevergoeding
zal geven voor de oorlogskosten en voor de verwoestingen, bij den in
val der Perzianen in de Russische provinciën aangerigt.
FRANKFORT den 23 december. Volgens brieven van Konstantino.
pel, van den 28 november, schijnt alle hoop op eene minnelijke schik
king tusschen de Porte en de geallieerde mogendheden geheel verdwe
nen. De gezanten hebben den 28 des ochtends ten 8 uren, hunne pas
poorten gevraagd, nadat de reis-effendi aan hunne drogmans een ant
woord geweigerd heeft op de nota, door hen den 24, des namiddags,
ingeleverd, met bijvoeging, dat de Verhevene Porte gehoord had naar
alles, wat hare heiligste regten niet aantastte, maar zich nooit zoo diep
vernederen zou om hare eigene schande te onderschrijvenen de voor
keur gaf aan eenen roemrijken ondergang. Deze kathegorische taal heeft
alle verdere onderhandelingen afgesnedenen indien ook de Öostenrijk-
sche internuncius en graaf Guilleminot, tot den 26, nog veel hoop
hadden, dat de vrede bewaard zou blijven, zijn zij thans overtuigd,
dat aan geene schikking meer te denken is. De heer de Ribeaupierre
zou zich den 29, des ochtends, aan boord van het oorlogs-vaartuig be
geven dat ter zijner beschikking gereed ligten naar Odessa onder
zeil gaan.
De heeren Strattfort Canning en Guilleminot zouden met Sardini-
sche schepen naar Corfu vertrekken, om aldaar nadere bevelen van hunne
hoven af te wachten. In Konstantinopel heerschte veel verwarring en
elk zag de toekomst met schrik te gemoet. Te Bucharest had men met
buitengewone gelegenheid vernomen dat de Porte op de aanvraag der
gezanten om paspoorten geantwoord zou hebben, dat zij die niet be
hoefden bij de gezindheid van den divan om zich aan het bestaand regt
der volkeren te houden.
Te Weenen had mén berigt, dat de gezanten den 30 november zich
nog in Konstantinopel bevonden, doch dat er geene hoop meer was om
eene vredebreuk te vermijden.
- Van Triest schrijft men den 15, dat de admiraal de Rigny de
'ieksche vloot bij Scio verbrand heeftnadat hij haar te vergeefs aan-
aaand had van daar te vertrekken.
FRANKRjJK.
ARIJS den 23 december. Men heeft hier de volgende tijdingen van
stantinopel, van den 26 november:
»e menigvuldige conferentien tusschen den reis-effendi en de gezan
gen van de mogendhedendie het traktaat van Londen onderteekend
hebben, hadden doen hopendat de Porte, gevoelende dat het belang
van Europa en haar eigen belang de bevrediging van Griekenland vor
derden eindelijk zou toetreden tot de voorstellen der hoven van Frank
rijk, Engeland en Rusland. Deze hoop schijnt vervlogen. Alles doet
gelooyen, dat de heer de Ribeaupierre zich naar Odessa begeeft, en dat
de heeren Strattfort Canning en graaf Guilleminot zich te Vourla zullen
inschepen. Deze laatsten zullen op de vloot instructien van hunne ho
ven verwachten.
Wat hiervan zijzegt het ministerieel blad dat die tijdingen publiek
maaktde rust is niet gestoord en de gewone betrekkingen tusschen de
Porte en de onderdanen der geallieerde hoven zijn niet afgebroken. De
FranscheEngelsche en Russische kooplieden zullen niet verontrust
worden. Te Konstantinopel zullen zij blijven onder bescherming van
den ambassadeur des konings der Nederlanden; en zoo er zich nieuwe
middelen opdoen om zich betrekkelijk de Grieksche zaken te verstaan,
Zal men die gewis bij de hand nemen. De mogendhedenwelke het
traktaat van Londen hebben onderteekend, hebben, alleen de algemee-
ne belangen der maatschappij beoogende, bij art. 5 van deze overeen
komst verklaarddat zij geene vergrooting van grondgebied zoeken
noch eenigen uitsluitenden invloed noch eenige voordeelen in den koop
handel voor hunne onderdanen, welke die der andere natiën niet in ge
lijke mate kunnen genieten. Hoe zou dan de oorlog met eene zooda
nige gezindheid kunnen uitbarsten Van haren kant heeft de Porte vol
strekt geen belang van zich bloot te stellen aan de verschrikkelijke ge
volgen van eenen aanval, dien niets van hare zijde schijnt aan te duiden.
NEDERLANDEN.
'sGRAVENHAGE den 25 december. Gisteren morgen zijnde be-
grootingswetten voor het jaar 1828, welke in de vorige week door de
Tweede Kamer der Staten-Generaal goedgekeurd waren, door de Eerste
Kamer aangenomen.
Gisteren ochtend is alhier met militaire eerbewijzen begraven de
luitenant-kolonel baron F. van Nestelrode Ihlgenpothmet verlof uit de
kolonie Suriname in het vaderland gekomen, en in deze residentie den
21 overleden."
Met het schip James Scottkapitein Richardszijn in Engeland
brieven aangekomen van Batavia tot dén 30 augustusdus zes dagen
later, dan wij hier te lande hadden ontvangen. In dezelve wordt be
vestigd, dat er een wapenstilstand tusschen bet Nederlandsche gouver
nement en de opstandelingen was aangegaan en wel voor den tijd van
eene maandten einde in onderhandelingen te treden over het sluiten
van eenen vrede. Men wenschte hartelijk, dat dezelve mogt tot stand
komen.
In een' dezer brieven geschreven den 27 augustusleest men het
navolgende: „Voor weinige dagen heeft men uit de binnenlanden het
officieel berigt bekomen van het ophouden der vijandelijkheden tusschen
de Nederlandsche troepen en de Javanen en wel door tusschenkomst
van zekeren Staveneen Engelsch planter, welke, sedert het begin
van den oorlogeen werkzaam deel in denzelven tegen de inboorlingen
heeft genomen. Het schijntdat Diepo Negoro het opperhoofd der
muitelingen, reeds vooreenigen tijd pogingen heeft aangewend, tenein
de tot een vergelijk te komen, doch dat de ambtenaar, aan wien deze
correspondentie was gerigtdezelve heeft opgehouden en alsnu te dier
zake ter verantwoording zal worden geroepen. De wapenstilstand is
naar men verneemt, voor den tijd van eene maand gesloten. Reeds zijn
zes opperhoofden der muitelingen als gijzelaarsnaar den generaal de
Koek gezonden, en is diens zoon, de luitenant de Koek, benevens den
heer Slavers van de zijde der Nederlanders, bestemd, om zich als zoo
danig naar de Javanen te begeven tot dat men zich over een duurzaam
bestand zal kunnen verstaan hetwelk men hooptdat spoedig zal kun
nen getroffen worden, daar beide de partijen eenen zoo nutteloozen als
kostbaren oorlog even zeer moede zijn.
„Zr. Ms. linieschip Waterloo is dadelijk met de troepen, wel
ke he zelve uit Nederland heeft aangebragtnaar Samarnng gezeild."
ZILRIKZEE den 21 december. Een groot gedeelte van het paalwerk
aan het hoofd dezer stad, is, weinige dagen geleden, door eenen zwa
ren vj aan den dijk, uitgerukt en weggespoeld. Hierdoor is het inko
men van de haven met zuidwesten wind zeer inoeijelijk geworden. Eene
groote som gelds zal vgreischt worden, om de geledene schade te
herstellen.
BESTUREN eat A DMIN ISTR A Tl EN.
OPROEPING voor de NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG
Hoofdplaats van de Provincie Zeelandbrengen bij deze ter kennisse
van een iegelijk dien zulks zoude mogen aangaandatter voldoening
aan de bepalingen, voorgeschreven bij de Wetten van den 8 Januarij
1817, en van 27 April 1820, betreffende de Nationale Militie, op den
1 Januarij aanstaande zal worden geopend het Register van inschrijving
tot de Loting voor dezelve Militie.
Dat dit Register dagèlijks uitgenomen des Zondagsdes namiddags
van 12 tot 3 uren, op de Secretarie zal gereed liggen, tot en met den
20 van dezelfde maand: dat hetzelve alsdan opgemaakt en door het
Hoofd van het Bestuur onderteekend zal worden, en dat de zoodanigen
welke daarna worden bevonden in hunne verpligting nalatig te zijn ge
bleven tot en met den 28 Januarij nog op het Register zullen wor
den gebragt, doch met eene boete van 5 tot 100 gulden gestraft moe
ten worden, en dat de nalatigen die eerst na den 28 Januarij zullen
worden ontdekt, dadelijk gearresteerd moeten worden, om tot de Dienst
te worden ingelijfd, zonder tot het aanvoeren van eenige reden van vrij
stelling te kunnen worden toegelaten.
En worden mitsdien alle Jongelingen, hun domicilium of vaste woon
plaats binnen deze Stad of derzelver Ambachten hebbende, welke op
den i Januarij 1828 hun negentiende jaar zijn ingetreden en hetzelve
niet hebben volbragten dus allen die in het jaar 1809 geboren zijn,
bij deze opgeroepen en aangemaandom zich op voorschreven plaats en
urenvóór den 20 Januarij aanstaande ter inschrijving in het Reg.ster
aan te dienen met overlegging van een Extract tot opgave van den datum
hunntr geboortegelijk de Ouders, Voogden, Curators of Gemngtigden
van afwezigen worden opgeroepen om hunne Kinderen of Pupillen
binnen den bepaalden tijd ter inschrijving aan te geven, en alsdan aan
het Plaatselijk Bestuur zoodanige onderrigtingen te verschaffen of te
doen verschaffenals van de Lotelingen zeiven zouden kunnen worden
verlangd; wordende voorts aan alle de Jongelingendie hun negentiende
jaar zijn ingetredenbij deze te kennen gegevendat zij zich na den
1 Januarij 1828, tot op den 1 September daaraanvolgende, tot geene
vrijwillige Militaire dienst bij de Armee te Land of ter Zee kunnen of
mogen verbindennaar aanleiding der bepalingendiengaande vervat
in Art. 94 litt. gg der Wet van den' 8 Januarij 1817; terwijl al verder
tot voorkoming van alle misvatting, welke zoude kunnen ontstaan, met
betrekking tot de verpligtingendie bij de bestaaude Wetten worden
voorgeschreven aan de belanghebbende Ingezetenen dezer' Stad en Am
bacht, bij deze wordt onder het oog gebragt:
i°. Dat alle Jongelingen, in den jare 1809 alhier geboren, en alhier
hunne woonplaats hebbende moeten worden ingeschrevenzonder on
derscheid of voor hen al dan niet eenige reden van vrijstelling kan
worden bijgebragt.
2°. Dat gehuwden en afwezenden ook in de inschrijving moeten wor
den begrepen en dat de gehuwden hunne bewijsstukken bij den Militie-
Raad moeten overleggen, op hetzelfde tijdstip, hetwelk tot overlegging
van andere bewijzen van vrijstelling bepaald wordt.
3°. Dat de OudersVoogden en Regenten verpligt zijn hunne Kin
deren of Pupillen, in persoon, of door iemand daartoe gemagtigd te
te doen inschrijven, en daarin nalatig blijvende, verbeuren zullende
boeten bij de bestaande Wetten bepaald.
4s. Dat de straffen op het niet voldoen aan de verpligtingenbetrek
kelijk de inschrijving, zijn vermeld in de Art. 53, 63, 64, 65, 66
67, 68 en 166 der Wet van den 8 Januarij 1817, en Art. 10 en 11
der Wet van den 27 April 1820.
50. Dat nopens de woonplaats of het domicilium van inschrijving bij
Art. 5 6 der Wet van den 8 Januarij 1817, het navolgende is bepaald:
De wettige woonplaats of domicilie, voor de inschrijving hierboven
vermeld wordt gehouden voor hen die ongehuwd zijn de woon-
plaats der Ouderenen bij overlijden van beiden die van den eerst
benoemden Voogd voor de gehuwden de plaats alwaar zij hun be-
staan hebbenin twijfelachtige gevallen omtrent gehuwden zal
voor de wettige woonplaats gehouden worden die plaatsalwaar zij
op den 1 Jarruarij van elk jaar tot de uitoeffening van eenig beroep
Patent hebben bekomen of wel voor het middel van het Personeel
en Mobilair, of dat, hetwelk in de plaats daarvan zoude mogen worden
geïntroduceerdbeschreven zijnen voor zoo verre zij daarin niet
beschreven zijn, noch Patent hebben bekomen, de plaats, waar zij
zich bevinden; met deze verdere bepalingen, dat zijdie 111 een vreemd
Land, uit Ouders, ter oorzake van *s Lands dienst afwezendof an-
derzins op reis zijndebuiten het Rijk zijn geborenzullen worden
ingeschreven binnen de plaats alwaar zij hunne wettige woonplaats
hebben; dat Jongelieden door hun Vader, Moeder, Voogd of Curator
achtergelaten en geen bestaan hebbende op de lijsten van die Ge-
.meen te zullen worden gebragt, alwaar hunne Ouders, eerst in rang
benoemde Voogd of Curatorhet laatst hunne woonplaats hebben
gehad, en wanneer deze woonplaats niet bekend mogt zijn, of dat de-