N". :k). MIDDELBURGSCHE COURANT. Donderdag NIEUWSTIJDINGEN. den 17 Mei. GROOT-BRIT TANJE. LONDEN den 12 mei. De berigten uit Portugal zijn niet zeer gun stig. Den 29 aprildes ochtends is te Elvas een der sterkste Por- tugesche vestingenomtrent anderhalve mijl van de Spaansche grenzen en drie mijlen van Badajozeen opstand uitgebarsten. Vier kompa- gniën van het 8ste regement infanterie van linie marcheerden uit hare kazernen, met vliegende vaandels, doch zonder officieren, en gevolgd wordende door eene menigte volks van de laagste klasse, die onophou delijk leve don Miguel en de Silvcyrd's riep. De soldaten trokken eerst naar de woning van hnrtnen kolonel, in de hoop, dat deze zich bij hen ion voegendoch hierin teleurgesteld begaven zij zich naar het fort de Graf» en vereenigden zich met een gedeelte van het 5de infanterie en van' liet 3de artillerie. Het fort de Grafa, dat midden in de stad staat en haar volmaakt bestrijkt, was bezet door het 10de regement in fanterie, hetgeen onder bevel van den gouverneur-generaal Caula aan stalten maakte om de oproerigen uiteen te jagen, terwijl het 8ste rege ment k'avallerie hen van eenen anderen kant zou aangrijpen. De gene- faal Caula verwijlde èenigen tijd eer hij hen aanviel, om dat hij hoopte, dat het aan eenige officierendie zich in hun midden begeven hadden gelukken mogt hen goedschiks tot de orde terug te brengen; dan daar dit niet geschiedde en elk oogenblik het oproer en het geraas vermeer derde, tastte hij, met nog eenige troepen, die tot zijne versterking aan gerukt waren, des nachts de oproerigen aan, met dat gevolg, dat den volgenden- ochtend vroegtijdig al de rebellen uiteen waren gedreven na dat een aanmerkelijk getal der hunnen gedood en velen gekwetst wa ren. De overgeblevenen namen de vlugt naar Spanje. De andere rege- fnenten en de officieren hebben zich lofwaardig gedragen. Zoodra de tij ding van deze gebeurtenis te Lissabon aangekomen was, heeft men da delijk order gegeven, oin troepen naar Elvas te zenden, doch inen wil dat dit bevel ingetrokken is, na dat men vernomen heeft, dat de orde hersteld en alles weder rustig was. Het voorwendsel tot den opstand te Elvas was, dat de troepen gee ne soldij hadden ontvangen. De generaal sir Henry Clinton was den 2 dezer te Lissabonmet oog merk, om aldaar te blijven en de Engelsche armee nabij die hoofdstad fe zaïpen te trekken. De garde was dan ook den 2 reeds van Leira te Lissabon aangekomen. Des ochtends van dien dag zijn de ministers ver gaderd geweest, en sir William A. Court heeft dien raad bijgewoond. FRANKRIJK. PARIJS den 11 mei. De kamer der gedeputeerden heeft de discussien bver het budget voortgezet. Ouder de sprekers, die zich tegen hetzel ve hébben verklaard en het ministerie hevig hebben aangevallenonder scheidde zich vooral de heer Benjamin Constant. Dezé prees zeer de bezuinigingenwelke de commissie wilde ingevoerd hebbenen be schouwde vo'orts den politieken toestand van Frankrijk, bewerende, dat Frankrijk in Europa de plaats niet bekleedde, welke daaraan voegde, hetgeen hij aan het gedrag der ministers verweetdiezoo als hij zeide, het willekeurig gezag in hun standaard voerden en alleen de Apostolieken tot bondg'enooten hadden. Aan den eenen kant, dus liet hij zich uit, ziet men Engelanddat zich aan het hoofd geplaatst heeft van zoo al geene edel moedige, ten minste redelijke denkbeelden; Portugal, dat door Enge land gered is; Rusland, dat teruggekomen is tot eene nationale politiek en dé riddef-droöraen uit de 15de eeuw heeft laten varen; Pruissen, dat zijne provinciale stateil regeltde Nederlanden, waar persoonlijke vrijheid en vrijheid der drukpers bloeijenen de kleine staten van Duitsch- land. Terwijl aan den anderen kant zich bevinden Spanje, dat geen gou- verriémeht, geene geldmiddelen heeftwaar de tegenwoordige oproeren niet gestraft worden en de schavotten steeds opgerigt blijven tegen de herinneringen van het verledene; Frankrijk, wier waarborgen allen be dreigd worden, én Oostenrijk. Deze staat van Europa kwam hem ver van gcwenscht voor. Hij sprak voorts ook van het bestaan van onwettige congregatiën, die derf burgers ongerustheid veroorzaken het ministerie overheerschen en Frankrijk aan den rand van een afgrond slepen. Nooit te voren had hij daarover gesproken, doch nu vond hij het zijn pligt zulks te doen, omdat die congregatiën in magt toenemenen hij zich voegen wilde bij die mannenwelke het doel dezer maatschappijen heb ben doen kennen, en de gevaren en haat, die zij zich hierdoor op den hals gehaald hebben, mét hen wilde deelen. Het gedrag van het minis- teridtën opzigtd der nationale garde, liet hij mede niet onaatigeroerd. Indien ,.zoo als de minister gezegd had, het belang van Frankrijk de ont binding vorderde dezer garde welke uit de keur zamengesteld was eener bevolking, die ordelievend, moedig, belangeloos en ijverig is, niets dan eene wettige vrijheid verlangt, en alleen door hare vaderlandsliefde én deugden bij de ministers verdacht is, dan wilde hij dat de ministers de beschuldiging tegen deze garde duidelijk uiteen gezet zouden heb ben, en aan den koning deze bevolking, die hunne eigene dagbladen zoo hoog prezen, niet als oproerig hadden afgeschilderd, om dus een scheids muur tusschen den monarch en het volk op te rigten. Hij eindigde met te verklaren, dat het tegenwoordig ministerie geen steun meer had, en dat hij tegen het verleenen van alle geldelijke toelagen aan hetzelve zou stemmen. Dej heer de Lézardièredie ook tegen het budget sprak, verklaarde, dat de ministers, die men verweet van Frankrijk bij den koning belasterd te hebben en achter den koninklijken mantel tegen de haat des volks schuilen, onbekwaam waren om het kwaad, dat zij berokkend hebben, te herstellen. Öe héér Agièr, een der kolonels van de gewezen nationale garde, hééft: ërkend dat geèile gewapende magt, en ook geene gewapende bur gers het regt hadden om hun gevoelen over publieke zaken te uiten; ö'dic heeft hij toegésteffiddat er bij de revue onbehoorlijke kreten aan- geheven zijn doch verklaard dat slechts een gering, misschien een twin tigste gedeelte der nationale garde die hebben doen hooren en dat, zoo men begrepen had het gedrag van de schuldigen te moeten straffen, het ongehoord was de onschuldigen in die staf te doen deelen. De minister de Villèle heeft zich verdedigd tegen al die klagten, welke hij met den naam van geschreeuw bestempelde. Hij herhaalde nog maals dat het gedrag der nationale garde den maatregeltegen haar ge nomen noodzakelijk gemaakt haddat hij als raadsman van de kroon verpligt geweest was dien den koning aan te raden, en dat de ministers, indien zij dat gedrag ongestraft hadden gelatenaan Frankrijk eene nieu we omwenteling zouden voorbereid hebben. De heer Gauthier heeft zeer breedvoerig gesproken over de woelingen der zoogenaamde Congregatie, die voorgeeft, bij uitsluiting van alle an dere menschen, koningsgezind en godsdienstig te zijn, eenen ongeloofe lijken invloed op de zaken uitoefent, het wettige gezag zoekt te over heerschen en langzamerhand de natie van al hare vrijheden poogt tebe- rooven. Aan een ministeriedat aan den leiband van zoodanige partij looptbegreep hij dat aller, onderstand geweigerd worden moest. De heer de Villèle heeft dadelijk den heer Gauthier geantwoord en beweerd, dat de vrees, die hij voor de partij der congregatie scheen te hebben, ongegrond was; dat er nooit meerder vrijheid dan tegenwoor dig in Frankrijk bestaan had; dat het ministerie zijne steun vond in de meerderheid der kamersen door geene partijnoch door iemandwie het zijn moge, overheerscht kon worden, omdat moed en eene onbe grensde verknochtheid alleen het ministerie in zijnen tegenwoordige™ toestand kan doen blijven, en dat hjj (de heer de Villèle), zoo lang deze omstandigheid voortduurde, den post niet zou verlaten, die 's ko- nings goédheid hem heeft toevertrouwd. Gisteren is de algemeene discussie geslotennadat er eenen vrij leven- digen woordenstrijd plaats heeft gehad tusschen den heer Hyde de Neu- ville, tien heer Berthier en den minister de Villèle. Beide heeren wil den, dat in het proces-verbaal melding gemaakt wierd van een gezegde door den minister, volgens hunne verzekering en die van al de dagbla den, gebezigd en inhoudende, dat hij wel de ontbinding der nationale garde aangeraden, maar den eersten stap tot dien maatregel niet gedaan had. Zjj beweerden, dat de minister hierdoor de schuld daarvan op den koning wilde laden. De heer de Villèle verzekerdedat hij de woor den die hem in den mond gelegd warenniet had gesprokenmaar ge zegd had, dat hij den maatregel aangeraden had; dat men, door hieruit op te maken dat hij daartoe den eersten stap gedaan hadzijne woorden een te uitgebreiden zin gaf, en dat hij zich over dat punt, als te tees- der zijnde, niet kon verklaren. Heden moet de beraadslaging over de artikelen van het budget beginnen. Het schijnt vrij zekerdat eenige gedeputeerden eene aanklagt tegen het ministerie bij de kamer zullen inbrengen. De koning van Napels heeft den 23 april 11. de nationale gardes, welke in 1821 opgerigt werden, door geheel zijn rijk afgeschaft. ZEE-TIJDINGEN. MIDDELBURG den 16 mei. Volgens berigten uit Londen, dato 11 mei 1827, waren aldaar tijdingen uit Mauritius, gedateerd 31 januarij laatstledenonder anderen behelzendedat te Port-Louis met verlies van mast was binnengeloopen het schip de Zeeuwkapitein C. Riekels van Canton naar deze stad bestemd. Zr. Ms. schip Waterloo is den 9 dezer van Deal naar Batavia gezeild. Z. Exc. de minister voor de marine en koloniën heeft het vol gende ter kennis van de belanghebben gebragt Extract uit het Ambtsblad voor de provincie Oost-Vrieslandvan den 14 april 1827, no. 30, aangaande de betonning der Wes- ter-Eems. Tusschen de zoogenaamde (Vad-ton, aan denoord-oost punt van het Groninger Wad, en de binnen Huberts-tonligt, tot dus verre, slechts ééne tonte weten de zoogenaamde Bo/backen-ton. Daar echter deze tonnen te verre van elkander verwijderd liggen dan dat dezelve bij eenigzins donkere luchtdoor de zeelieden vroeg genoeg zouden kunnen worden gezien, zoo hebben wij, tot meerdere ze kerheid voor handel en scheepvaart, vastgesteld, dat, in dit voorjaar, tusschen de JVad-ton en de binnen Huberts-tonbehalve de Bolbac- ken-tonnog twee zwarte tonnen gelegd zullen worden. Hierdoor zal laatstgenoemde ton zoo Veel nader aan de binnen Huberts-ton wor den gebragtdat de IVester-Remsvoortaan door hét legge n der bo vengenoemde twee nieuwe zwarte tonnen tusschen de fVad-ton en bin nen Huberts-tondoor drie in evenredige verte van elkander liggende zwarte zee-tonnen, betond zal wezen." "^LISSINGEN den 15 mei. Den 12 dezer is van Nieuw-York alhier gearriveerd the Congresskapt. E. Thompsonmet ammunitie. Ook zijn dien dag, voor Antwerpen bestemd, alhier ter reede geko men The Hopekapt. J. Allen van Colchester, met ballast; Charlolte, kapt. S. J. Pottlieb van Memel, met houtwaren; Agnes kapt. P. Mauton, van St. Domingo, met koffij. Ook zijn van Antwerpen de Schelde afgekomenen van den 12 dezer tot heden van onze reede naar zee gezeild De Johanna kapt. J. C. Molletnaar Londen met boomschorsChal- cedony, kapt. O. King, naar Boston, met ballast en haver; de Vriend schap kapt. R. Z. Schut, naar Wisbach, met haver. BESTUREN en ADïVIINISTRATlEN. De COMMISSARIS-GENERAAL van OORLOG Herinnert, bij deze, alle Houders van Pretensien ten laste van het Departement van Oorlog, over den jare 1826; dat de tijd tot het in dienen van hunne Rekeningen, Memorien of Declaratien achtervolgens de wet van 8 November 1825, No. 36, met den laatsten der aanstaan den maand Junij finaal zal zijn verstrekenna wélken dag geene der- zelve meer kunnen worden aangenomen, en noodigt hen mitsuien, om dit uiterst tijdstip van indiening niet af te wachten, maar hunne stukken onverwijld aan het Departement van Oorlog in te zenden. Brussel den 9 Mei 1827. FREDER1K. - A r, - -Mur'

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1827 | | pagina 1