29stc Jaargang JN°. 2015.
voor de Kaidhollandiche en Keenwicbe Eilanden.
De Europeesehe Oorlog.
Woensdag 14October 1914
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
Nationale Biddag.
BUITENLAND.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 per jaar.
Afzonderlijke nnmmers 5 Cent.
SOMMELSDIJK,
Advertentiei® 10 Cent per regel en lj% maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en */s maal.
Bienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Croota letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Adyerteniiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor «1© ftedactie Memd, Advertentlën e«i verdere Administratie franco toe te zenden aasa «Sees ftlitgever.
BITGEYKB
felefotra Interconn, Büo.
Er is veel ten kwade veranderd sinds
vroegere dagen. Lees eens 't volgende gebed,
waarmee voorheen de vergadering der Staten-
Generaal geopend werd:
»0nse hulpe bestaet in den name des
Heeren die Hemel en Aerde geschapen
heeft! o Heere Godt, bermherlige hemel-
sche Vader, Ghij die daer zijt de wijs-
heyt, 't licht, ende volheyt aller dingen,
ende een opperste Regeerder ende Rech
ter der geheeler wereltdewijle U belieft
heeft, ons te beroepen ter administratie
ende beleyt van de gemeene Lantszaken
der geünieerde Provintiën, ende dat wij
daeromme hier vergadert zijn ende om
met elcanderen te beraetslagen ende re
solveren (besluiten) op saken conser-
nerende (betreffende, rakende) Uwe Eere
ende 't gemeene Landtswelvarenwilt
ons huyden (heden) ende alle den tijd
onser bedieninge door Uwe goddelyke
genade sulcks verlichten ende bijstaen,
dat wij in ons ampt ons getrouwelijk
quyten (kwijten), ende dat wij mogen
sien, verstaen, resolveren ende doen 't
geene dat best is, ende 't uwer eeren
ende 's Landts welvaren, rust ende vrede
moest dienende, sonder ter rechter ofte
ter slinckerhant af te wycken, ofte deur
(door) eenigheu uyterlyken schijn van
gunste, baet ofte andere affecten (aan
doeningen) ons te laten bewegen, oft ons
yewers inne (ergens in) by eenige oor-
saecke te vergeeten, in allen onsen han
del anders niet voor oogen hebbende,
oft doende, dan dat behoorlijk ende recht
is, opdat wij ter jonckster dage met
goeder consciëntiën voor uwen Rechter
stoel, als Conink der Coningen, Heere der
Heeren, ende Richter der Richteren mo
gen onbeschaemt erschijnen, ende met
allen uytvercorenen van U ontfangen
't einde onses geloofs, naraentlijk onser
sielen Salicheyt. Dat bidden wy oot-
moedelyck door uwen eenigen Soon
Jesum Christum, ia wiens name wij U
aanroepen met den gewonelyke gebede.
d' welck Hij ons geleert heeft, seggende
aldus: Onse Vader enz.»
Een aangrijpend gebed zeer zeker! Roe
rend door eenvoud.
In onze Staten-Generaal is 't afgeschaft
en we betreuren 't, te meer waar er geen
enkel voorwendsel voor niet bidden te vin
den is in de verscheidenheid van Kamerle
den, die gelooven en niet gelooven. Was
dat voorwendsel geldig, dan zou er in bijna
geen enkele dorp of stad een Raadszitting
met gebed kunnen worden begonnen, want
in elke Raadszaal zitten menschen, wier
geloofsbelijdenissen volkomen met elkaar
in strijd zijn en waar men toch een for
mule vindt tot gezamelijk gebed, door den
Voorzitter van den Raad uitgesproken.
Maar al is 't dan ook, dat uit de Sta-
ten-Generaal als college geen gebed meer
opstijgt tot „rust en de vrede», de Over
heid kon als in Amerika een algemeenen
Biddag uitschrijven kon de verschillende
Synodes uitnoodigen met onderling goed
vinden een dag in de week te bepalen, of
een Zondag, waarop in alle kerken in Ne
derland en in onze Bezittingen voor »'tge
meene Landtswelvaren» een gebed werd
opgezonden.
Nederland is een Christen-Staatonze in
stellingen rekenen nog met God en Gods
zegende Zondag is nog de offieieele rust
dag; de christelijke feestdagen zijn nog niet
door de Overheid in den ban gedaan; met
de christelijke consciëntie wordt nog op
velerlei terrein gerekend; de Zondagswet
is nog niet afgeschaft; de Troonrede ein
digt met inroeping van Gods hulp en de
wetsontwerpen evenzoo.
Nederland is een gedoopte Natie en staat
niet los van God, hoe de doop of besnij
denis ook worde toegediend.
Ea daarom behoeft onze Overheid er
gansch niet verlegen mee te zijn of zich
meenen op een verkeerd politiek standpunt
te plaatsen, als ze zoo'n Biddag uitschrijft.
De staat zij neutraal; ja zeker! tegen
over de Kerken! Geen Staatsgodsdienst
en geen voorschrift aan de Kerken, hoe te
bidden. Daar moeten de kerken zelf voor
zorgen. En ieder Genootschap doet dat op
zijn wijze.
Maar de Staat zij niet neutraal in 't al
of niet voorschrijven van een Biddag, die
't Nationale leven in oorlogstoestand brengt
voor den trone Gods, die machtiger is dan
alle Monarchieën, Keizers en Koningen en
ons zelfs tegen hun wil, bij den vrede kon
bewaren. Waarom was er in 1918 een na
tionaal feest, waaraan de Regeering offi
cieel mee deed, toen 't de herdenking van
een Verlossing uit Fransche banden betrof.
Zeker, er was geen nationale Dankdag en
de Regeeringssteun of medewerking had
een ander karakter. Maar als de Regeering
zelf gevoelt, dat een Verlossing nationaal
moet herdacht, waarom kan ze dan een
oorlogstoestand ook niet nationaal gedenken
doen, waar ze toch slechts niets heeft te
doen, dan een verzoek te richten tot de
Kerken.
Een bloot verzoek! Trouwens, de veld
predikers door den Staat bezoldigd, wijzen
toch niet op neutraliteit.
God-niét-erkennen is waarlijk niet neu
traal. Dat is wel degelijk iets negatiefs,
't Is een miskennen van de Hoogere Macht,
die alleen onzen Staat beveiligen kan. Of
steunt onze Overheid eenig en uitsluitend
op zijn Landleger en de bajonetten Op
zijn 100 millioen oorlogsbegrooting Op
de trouw van Vorsten? Op onzen Moed?
Maar dan vertrouwt ze op rietstaveD,
die breken kunnen, als God 't niet ver
hoedt.
En daarom achten we een Nationalen
Biddag voor een Christelijken Staat nood
zakelijk.
De Overheid, hoe ijverig ook in deze
dagen, schiet daarin te kort. En dat is
jammer.
Vluchtelingen in Sommelsdijk,
In schemerdonker kwam de tram met
haar triestige vracht te Middelharnis aan.
Hoewel Zondag, neen ook omdat 't Zondag
was, was de stationsweg zwart van toe
schouwers, die vol belangstelling tuurden
naar de ruiten der lange sliert van wagons
waarin de vluchtelingen hadden plaats ge
nomen, toen ze op 't Hoofd de boot uit
Willemstad verlieten.
De eerste aanblik was droef: moei- en
afgematheid lag op veler somber gezicht
te lezen; jonge mannen en meisjes; heele
oudjes, maar ook zuigelingen: velen droe
gen 't kenmerk van ingezonkenheid, velen
was 't aan te zien, dat ze in de laatste
weken en dagen in overspannen toe
stand hadden verkeerd, dat ze hun hebben
en houden maar gauw bij elkaar hadden
gepakt en ijlings op de vlucht waren ge
slagen.
Zoo ging 't naar 't Weeshuis, die som
bere stoet van ongelukkigen, waar de barm
hartigheid ze gastvrij ontviDg. Daar waren
de tafels aangerecht en flink voorzien van
boterhammen metvleesch; de koffie dampte
dat 't een lust was en tal van handen be
dienden op 't vlugst. Oudere en jongere
dames liepen af en aan, de keuken in en
uit om in al de mondbehoeften te voor
zien en 't werk marcheerde uitstekend.
Er was volop en er schoot althans voor
dien avond genoeg over.
Aan die dames een woord van lof voor
zooveel ambitie. Maar de actieve burge-
meestor begreep al heel gauw, dat er ruimte
komen moest; 87 menschen is geen klei
nigheid. Ea den burgers, bij wie velen moes
ten onder dak gebracht worden, werd ver
zocht ze mee te nemen. Dat sloeg mooie
gaten in den kring de namen van dever-
trekkenden werden ingeschreven en daar
gingen ze mannen, vrouwen en kin
deren naar hun nieuwo toevluchtsoord,
waar ze 't, daar houden we ons van over
tuigd, wel goed zullen hebben.
Onderwijl was de bagage gearriveerd; 't
wa: er v.'.n vluchtelingen, dat zegt alles;
meteen gaf 't een kijk op wat oorlogstoe
stand is.
Vanzelf knoopten we vlug een gesprek
aanzoo terloops, want 't was te druk
om veel te vragen.
Hij was dokwerker en sprak Vlaamsch
en Fransch: zij kende alleen Fransch; en
hun lief kind trok zich van al't gedoe niets
aan. Man en Vrouw flinke, nette lui.
»0, mijnheer de oorlog is verschrikkelijk
zoo begon hij. We zijn uit Antwerpen ge
komen en hebben vier dagen in den groot
sten angst doorgebracht; 't kanongebulder
was onuitstaanbaar en 't branden dat je
zag, maakte je waanzinnig. Eu alloopende
zijn we te Bergen op Zoom gekomen; vier
dagen van zorg en smart; alles achterge
laten met de wanhopige vraag of we wel
weer ooit in Antwerpen terug kunnen. Maar
nu zittten we dan toch veilig in Holland
en ik heb nog moed, mijnbeer! ik heb
nog moed en ik zal hier voor de menschen
aanpakken, wat ze me opdragen, al is 't
nog zoo zwaar: Holland is zoo goed voor
ons
Neen, mijnheer ik wil geen mensch bier
tot last zijn; ik heb nog goede handen en
ik wil mijn eigen kost verdienen, als ik
maar iets kan krijgen.
»Wij zijn verraden», zei een andere stoere
kerel. De Engelschen hebben ons veel te
slecht geholpenze konnen toch wel be
grijpen, dat wij den Duitsch niet aankon
den maar de Duitsch is België ingedron
gen, al verder en verder en de
Gazette (krant) maakte ons maar wijs, dat
we sterk stonden en er overwinningen wa
ren van allen kant. En nu ligt Antwerpen
al plat in enkele dagen: Onze koning wou
Antwerpen overgeven en zoo sparen, maar
de Eogelschen wouen vechten en nu wor
den wij en onze stad 't slachtoffer. Twin
tig, dertig jaar zal 'tduren eer ons Land er weer
bovenop is, en wij zelf, wat moet er van
ons worden en onze kinderen, 'tls ellende,
alle3 ellende. Maar hier in Holland zitten
we nu veilig. O, dat zu.zu van die
kogels
We kregen verlof om nog eens even op
de slaapzalen een kijkje te nemen, 't Was
er uitstekend voor die menschen. Onze in
druk is, dat Sommelsdijk gedaan heeft wat
mogelijk is, om 't den ongelukkigen zoo
geriefelijk mogelijk te maken.
Ah, monsieur, la guerre est trés terrible,
had de Francaise gezegdDe oorlog is al
ler treurigst.
Hier in 't Weeshuis zagen we er iets
van. God geve: nooit weer!
En de Barmhartigheid vinde haar loon
in 't zoete gevoel van nood gelenigd te
hebben.
ANTWERPEN GEVALLEN.
Ziedaar het groote nieuws dat even na
het afdrukken van ons laatste nummer tot
ons kwam.
Slechts enkele dagen heeft deze, zoo bij
uitstek sterk genoemde vesting het tegen de
Duitschers uitgehouden en de vrees is niet
ongegrond dat daar de verliezen voor de
Belgen en Engelschen groot geweest zijn.
Meer dan 20.000 soldaten van België en
Engeland vielen als krijgsgevangenen in der
Duitschers handen.
De koning heeft de stad verlaten,
Het Belgische leger,"— wat er dan van is
overgeschoten trok af door het Land van
Waes, langs onze Zeeuwsch-Vlaamsche gren
zen, naar de zeekust
o .als het tenminste dien tocht onge
stoord kan volbrengen, want reeds ettelijke
dagen trachten de Duitschers naar't Westen
door te breken en kunnen ze dit legerover-
schot afsnijden, dan zullen ze 't zeker niet
laten
't Is voor Duitschland een belangrijk feit:
de inneming van Antwerpen.
Hun legers in Noord-Frankrijk zijn nu be
vrijd van den druk, dien het Belgische leger
in deze stad op hen uitoefende. Hun verbin
dingslijnen worden nu niet meer bedreigd.
Als 't ooit noodig wordt, dan is hun terug
tocht te meer verzekerd
Maar dit alles is nog het voornaamste
niet.
Wat er in de toekomst gebeuren zal, wie
zal 't zeggen! Tenzij echter Duitschland als
nog afdoende verslagen wordt, zal het wel
zorgen, dat het Antwerpen met de daad in
zijn macht houdt, al mag wellicht na den
oorlog het burgerlijk gezag aan België zelf
terugkeeren een doel, waarheen meer
dan één weg leidt, die het nu de tijd nog
niet is te bespreken.
't Is een nederlaag voor Engeland.
En men kan er zeker van zijn, dat in
Londen, bij 't vernemen dezer tijding, menige
vuist zal gebald zijn. Immers de Duit
schers kwamen met Antwerpen alwéér dichter
bij de zee, bij den Oceaan
Het is een slag voor Engeland.
't Heeft dan ook het uiterste beproefd, om
de stad te houden. Maar alles is mislukt. De
kansen waren dan ook te ongelijk.
Antwerpen is wel de meest Noord-Neder-
landsche stad van heel België en daarom
kan 't niet anders of ook wij zijn bewogen
met deernis, in dubbele mate, over 't lot
dezer arme stad.
Onze eigen vaderlandsche historie is nauw
met het lot van Antwerpen verbonden ge
weest. In de vijftiende en zestiende eeuw
was deze stad de rijkste der wereld en bij
het begin van den tachtigjarigen oorlog stond
zij op het toppunt van voorspoed.
Toen zij in 1584 door Panna belegerd
werd, was Marnix van St. Aldegonde haar
burgemeester. De „nieuwe leer" telde er toen
vele aanhangers en het is niet te zeggen
wat de Noordelijke Nederlanden aan de
Vlaamsche uitgewekenen te danken hebben.
En nu is Nederland wéér vol met Vlaam
sche ballingen
Laten we tenminste doen wat we kunnen,
om hun iets van al dat namelooze leed te
verzachten
Eén oogenblik afgezien van al het vergoten
bloed en de opgeofferde menschenlevens,
moet erkend dat de Duitschers gauw en goed
met de stad en hare forten „gedane zaak"
hebben gemaakt.
Stel u zulk een groote stad voor.
Met eenige honderdduizenden inwoners
waarvan wel een gedeelte vluchtte, maar een
denkelijk nóg grooter deel om allerlei rede
nen blééf en zich nu in kelders en holen
zocht te verbergen voor den Dood, die nu
aan alle zijden over hen heen woedt.
Daar vallen de granaten.
't Is niet te tellen hoeveel.
De donder is niet van de lucht.
Aan alle kanten ontploffen ze en slaan neer
en dood al wat er in hun nabijheid leeft,
steken in brand al wat er brandbaars ge
vonden wordt, I
Huizen staan in vlammen.
Straten vliegen in brand.
De menschen, opgejaagd door het vuur
van binnen, zien zich dan weerloos overge
leverd aan het vreeselijke vuur boven hun
hoofden, dat overal om hen heen inslaat en
treft
't !s om waanzinnig te worden.
Zelfs bij een schipbreuk kan men zich soms
nog probeeren te redden maar hier is
geen redding, want lood en vuur dreigen
overal
Een ontzettende, nooit te vergeten, waan
zinnig makende verschrikking
Dat heeft Antwerpen doorstaan.
Wat moeten het niet dagen van ongeloof
lijke ellende geweest zijn voor degenen, die
in deze vuurhel vertoeven moesten
De meesten hadden een schuilplaats gezocht.
Maar toch werden nog velen door bommen
of de scherven ervan getroffen en gedood.
Op tal van plaatsen in de stad is brand
ontstaan. Groote gebouwen werden getroffen
en stortten in puin of werden zwaar be
schadigd.
Duizenden poogden nog te vluchten. Overal
zag men gewonden vervoeren.
Gelukkig, dat er de rivier was.
Op de schepen in de Schelde was men
betrekkelijk veilig en dóórheen werden velen,
gezonden en gewonden, onder dreigend ge
vaar henengebracht.
En wat nu
Zoo vraagt men zich af.
De berekening der Engelschen heeft ge
faald, Blijkbaar hebben zij gedacht, dat ze
door de uiterste inspanning Antwerpen zouden
kunnen redden. Immers, het nauwe verband
tusschen den aanval op Antwerpen en den
grooten slag, dien men den slag aan de
Aisne noemt, is steeds duidelijker geworden.
De strijd om Antwerpen is slechts een on
derdeel van den grooten slag, die zich in
den loop der laatste weken steeds verder
naar 't Noorden heeft uitgebreid, zoódat het
Noordelijk deel van dat Noord-Fransche
slagveld slechts 70 KM. van Antwerpen
af is.
't Is wel een geluk voor de Duitschers dat
ze deze stad nu hebben. Zij hebben nu, door
de aansluiting bij de Nederiandsche grenzen
een gesloten linie, waar hun vijanden vóór
staan, terwijl dezen zoolang Antwerpen het
hield over deze stad heen hen altijd dreigden
in den rug te komen.
De Engelschen hebben dan ook 't mensch-
mogelijke gedaan om in de laatste bange
dagen de stad nog te houden.
Met koortsachtigen haast werden de tien
duizenden uit Ostende aangevoerd. Zelfs
lazen we een bericht, dat de helft van het
garnizoen van Parijs naar Antwerpen op weg
was die kunnen nog terug
Maar kon ook Antwerpen's Engeisch-
Belgische bezetting nog terug? Dat is de
vraag waarop allicht onze „Laatste Berichten'
en „Telegrammen" eenig antwoord geven.
De vróag zeggen we.
Immers, tegelijk met den aanval op Ant
werpen, hebben de Duitschers ook hun aller
uiterste krachten ingespannen, om de stad
in 't Westen te omsingelen.
Woensdag gelukte het hun, bij sterke mist,
tusschen Schoonaerde en Eegenen ten Z. van
Dendermonde over de Schelde te trekken.
Zie het op de kaart na
't Scheelt een héél klein weinigje, of ze
snijden hier èn het garnizoen van Antwerpen
èn koning Albert's leger, dat immers in het
Land van Waes moet staan de pas af.
Hoe dat afloopen zal
We wachten nadere berichten, om erover
te kunnen oordeelen.
Van het Westerleger geen nieuws, alles
blijft hetzelfde en beide legers blijven vast-
genesteld in hun stellingen. Tot hoelang?
De val van Antwerpen.
Wij lezen in de N. R. Ct.
Nadat het Zuidelijk deel van de buitenste
fortenlinie was genomen, beschoten de Duit
schers den binnensten fortengordel en de
stad Antwerpen zelf. Er moet uit de burgerij
een sterke pressie zijn uitgeoefend om de
verdediging der stad te staken en daardoor
de vernieling te vermijden. Die vernieling is,
naar mij achteraf is gebleken, buitengewoon
overdreven voorgesteld: de stad zei men
stond in vlammen en de Onze Lieve
Vrouwekerk was het mikpunt der Duitsche
bommen. Zou het geheeten hebben „er breekt
op enkele plaatsen brand uit, ook heeft een
bom de Onze Lieve Vrouwekerk getroffen,
zoo zou dit heel wat juister geweest zijn.
In ieder geval de geruchten misten hun;uit-
werking niet: er ontstond een paniek onder
de bevolking, die half gek van Jangst het
noodigste en soms veel onnoodigs bij-
eenpakte en den weg naar Nederland insloeg.
Vannacht beschreef ik u mijne gewaar
wordingen te midden van den stroom vluch
telingen die maar niet op wilde houden.
Dien nacht zal ik wel nooit Vergeten, toen
ik, temidden van de manschappen van de
wacht, die allen door elkaar spraken, in een
kamer van 5 bij 5 meter en bij het schijnsel
van een klein olielampje mijn bericht schreef.
Het was onmogelijk daar, dicht bij de
grens een rustig plekje te vinden en otn
dezen brief te schrijven moesten we tot
Breda voorttuffen en zelfs daar kregen we
slechts door de voorkomendheid van den
mij bekenden hotelier het begeerde logies.
En al hoorden we reeds in den nacht, dat
een lange trein vol levensmiddelen in Bergen
op Zoom klaar stond, het was al aanstonds
duidelijk, dat dit slechts een droppel in den
emmer was. en deze duizenden zouden moe
ten hongeren.
Zoo langzamerhand werd het aantal der
Belgische vluchtelingen, dat over de grenzen
gekomen was, grooter dan honderdduizend
en dit was zóó onrustbarend, dat men er
verscheidene malen aan dacht, den verderen
toeloop te verbieden.
Maar wie zou die ongelukkigen, vluchtend
voor de Duitschers, tegenhouden?
Zoo scheen er slechts één weg open te
staan, en die was: zoo gauw mogelijk van
den Duitschen commandant te Antwerpen de
toestemming tot het terugkeeren der bevol
king te verkrijgen, en deze te bewegen hunne
woonsteden weer op te zoeken.
Dit plan werd in dien langen, gewichtigen
nacht gevormd, toen we nog steeds niet
wisten of Antwerpen gevallen was.