De Europsesche Oorlog. Woensdag 23 September 1914 Antirevolutionair 29<(< Jaargang JM°. 2009. Orgaan IN HOC SIGNO VINCES W. BOEKHOVEN, UIT DE PERS. voor de Znielliollaiiilsclie en Zeeuwsche Skilanden. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent. Buitenland bij vooruitbetaling ƒ4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. De macht des Konings hij Oorlog en Vrede. BUITENLAND. I 1 ÏÏITGBTBB SOMMELSDIJK. ïelefoaiffl Isifereoiem. Mo. Advertenties 10 Cent per regel en s/s maal. Reclames 20 per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en 4/g maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. (Sroote lettere en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 unr. Alle stukken voor <le keöaetie feesteend, Advertentfësi esê verdere Administratie traneo «oe te eenden aan den liltaeever. IV. (Slot) Er was werkelijk behoefte aan eenheid in de Regeering; onze vorige artikelen ge waagden van verdeeldheid aangaande 't hoofdpunt van staatsbeleid: Oorlog en Vrede met de Naburen. En de Omwente ling in 1795 heeft die Eenheid gebracht. Die Eenheid naar Buiten I Daarom kon ook Pieter Paulus bij de opening der Nationale Vergadering op 1 Maart 1796 zeggen: „De Nationale Vergadering togdie ik „als Presidentin den naame des Volks „zo even verklaard heb te zijn het repre- „senteerend lichaam van 't volk van „Nederland, zal 't bestuur hébben over „de Buitenlandsche Betrekkingen, gelijk „mede over Oorlog en Vrede, 't sluiten „van Tractatenaangaan van Alliantiën „met vreemde Mogendhedenhet zenden „van Ambassadeurs en andere Buiten- „landsche Ministers en Agenten Gebroken dus met 't oude regimeDe Kamer van Afgevaardigden, het Volk daar vertegenwoordigd, zou voortaan over Oorlog en Vrede beslissener zouden geen provinciale beslissingen meer vallen, maar tegenover 't Buitenland zou men als één Land met één wil optreden. Dat was de 'Oentralisatie zichtbaar in een nieuwgeboren Departement van Buitenlandsche Zaken. Dat was de Centralisatie, die zich in de Schets van Hogendorp aldus uitsprak„De Souvereine Vorst verklaart oorlog en maakt vredehij sluit verbonden, alsmede verdragen van vrede en koophandel en anderen. Hij bekrachtigt dezelve, Hij draagt vervolgens aan de Staten-G ener aal voor de middelen om de ingegane voorwaarden te vervullen." Toch, dat merkt ieder, was er een groot verschil tusschen 1796 en 1813. In 1796 was 't de Kamer, de Volksvertegenwoor diging, die besliste; maar in 1813 was 't de Koning, was 't Willem I, die al deze rechten verwierf. Hoe kwam dat? Hierdoor kwam 't, omdat Napoleon, de Keizer, reeds in 1806 inbreuk had gemaakt op de Volks rechten en zijn broer tot Koning van Hol land aangesteld, had met de opdracht om zelf die rechten van Oorlogsverklaring en Vredesluiting in handen te nemen. 's Keizers broer, 18061810, bemoeide zich dus niet met de oude rechten der Kamer. En vandaar, dat Hogendorp die Napoleontische afwijking overnam. De rech ten van koning Lodewijk in 1806, wilde hij geven aan den nieuwen Oranjevorst. En ondanks de oppositie van 26 Kamerleden, werd die bepaling vastgelegd. Niet de Ka mer, zooals in 1796, zou over Oorlog be slissen, maar de Vorst, naar 't voorbeeld van 1806. En koning Willem I heeft van dat hem geschonken nieuwe Grondwettelijke recht gebruik gemaakt bij de Vereeniging van Belgie met Nederland, 1815 tot 1830. Tot dat ook daartegen weer eenige oppositie kwam; want wel wilde de Kamer voor den Koning, behouden 't recht tot oorlogs verklaring, maar niet 't recht om verdragen te sluiten, die afstand of ruiling van eenig Grondgebied des Rijks in Europa of in andere werelddeelen beoogde, zonder dat de Staten-Generaal dat eerst zouden goed keuren. Maar in hoofdzaak is de oude regeling gebleven; Hogendorps bepaling in 1813 ligt nog in onze Grondwet vast: want do Koningin heeft 't opperbestuur der buiten landsche betrekkingen; Zij verklaart oorlog en geeft daarvan onmiddellijk kennis aan de beide Kamers der Staten-Generaal; met bijvoeging van zoodanige mededeelingen als Zij met 't belang van den Staat be staanbaar acht. Zij sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde Mogendheden, en deelt den inhoud dier verdragen mee aan de beide Kamers, zoodra Zij oordeelt dat 't belang van den Staat dit toelaat. Verdragen, die wijziging van't Grondgebied des Staats inhouden; die aan 't Rijk gelde lijke verplichtingen opleggea of die eeDige andere bepaling, wettelijke rechten betref fende inhouden, worden door den Koning niet bekrachtigd dan na door de Kamers te zijn goedgekeurd. De Koningin vertegenwoordigt de Natie naar buiten; de handhaving van Neerlands eere en waardigheid is aan Haar toever trouwd; de behartiging van de Nederland sche belangen en 't verkeer met vreemde Mogendheden ligt op Haar schouders. Maar en dit is weer iets nieuws nu onder Ministerieele verantwoordelijkheid. Vroeger in 1813 was dit zoo niet: de Koning be sliste zelf. Nu kan dit niet meer; 't zelf gouvernement van een Koning is met die ministerieele verantwoordelijkheid afgedaan. Maar én 't artikel der Grondwet èn die verantwoordelijkheid houden de Staten- Generaal nochtans buiten de gebeurtenissen van aanhangige oorlogsverklaringen. Toch, men bedenke dit wel; »de Koningin ver klaart oorlog» beteekent niet, dat ze daar toe overgaat zonder alie middelen te heb ben gebezigd, die hem kunnen voorkomen. Een oorlog is geen speletochtje, maar een nationale ramp, hoe hij ook uitvalle. En daarom ook vraagt onze Koningin zeker en gewis eerst de tusschenkomst van een derde Mogendheid, die tusschen Nederland en zijn belager een schikking zoekt te tref fen. Een bemiddelaar. Ook kan de Koningin voor 't Hof van Arbitrage de zaak der Natie brengen. En mislukt alles, ja, dan verklaart Zij oorlog en stelt door den Minister, de Ka mer daarmee in kennis, met bijvoeging van zoodanige mededeelingen als 't met 't belang en de zekerheid van 't Rijk bestaanbaar acht. Is de oorlog voorbij, dan sluit Zij vrede en deelt den inhoud van 't vredesverdrag aan de Kamers mee, zoodra Zij oordeelt dat 't belang en de zekerheid van 't Rijk dat toelaten! Wat hebben de Kamers dan te doen? Ze onderzoeken in de Afdeelingen de arti kelen der Verdragen en kunnen dan inlich tingen vragen, die de Minister ook onbeant woord kan laten in 's Lands belang, 't Recht van amendement heeft geen kracht: een Vredesverdrag moet in zijn geheel aange nomen worden of afgekeurd, tenzij men weer zich in moeilijkheden wil wikkelen. De Koning verklaart oorlog. Gelukkig de Natie, waarin de Staats macht den Vrede dienen wil. Een klein Land kan toch groot zijn, al zoekt 't geen lau weren op "t oorlogsveld, Groot juist door zijn innerlijke stuwkracht, die 't openbaart in Kennis en Kunst in Handel en Scheep vaart, in Godsdienstzin en Wetenschap, in echten Burgerzin en Burgerdeugd. En in 't >Nederiand en Oranje één;» in 't »Met God voor Nederland en Oranje» ligt een hechte waarborg, dat elke oorlogsver klaring, die ten slotte zou moeten worden afgelegd, om Hollands Recht niet te laten vertrappen, zou gevolgd worden door een strijd op leven en dood om Oranjes troon te stutten, Oranje's Kroon te handhavenen Neerlands vrijheid te waarborgen —ofmet die vrijheid te gelijk als Natie onder te gaan. Een pamflet. Hoe ook in deze ernstige dagen de haters van den Christus nog trachten de harten on zer militairen te vergiftigen, leert een mani fest van het weekblad „de Dageraad", dat ons uit Loosduinen werd toegezonden. Daarin wordt de heerschappij der Rede verheerlijkt, en het Christendom gehoond. Onder welke leuze", zoo heet het, „gaat men ten strijde?" „Onder aanroeping waarvan stellen de vor sten elkander telegraphisch van hun over winningen op de hoogte? Dat gebeurt on der aanroeping van God, ouder dankzegging voor Gods hulp. Door wie wordt ons eerbied gevraagd voor de gestelde aardsche macht? Door de Chris tenheid! Wie heeft volgens haar de vorsten over ons gesteld? God. Hoe dienen de vorsten zich overal aan? Bij de gratie Gods. Hoe zijn dus de uitgaven voor leger en vloot opgedreven Bij de gratie Gods". Eenige regels verder wordt gezegd „In Frankrijk daarentegen, waar de schei ding van Kerk en Staat is uitgesproken, wierp men zich hoofdzakelijk op het werk des vre- des en heeft men het eerst getracht de broe derschap der menschen in de praktijk te doen zegevieren. Daar klonk het eerst de leuze, die rede kan ingevenVrijheid, gelijkheid en broederschap." In dezen toonaard is dit pamflet gesteld, om onze jonge mannen te misleiden door leugen en laster en valsche voorstelling. We dachten^bij het lezen van dit vuilaad- stuk aan den uitroep van Mevrouw Roland, zelve discipelin van het Evangelie der Re volutie, toen zij als slachtoffer der jacobij- nen het schavot besteeg, en met een blik op het standbeeld der vrijheid, bitter uitriep „Vrijheid, wat geschiedt er niet in uwen naam". Kunt ge iets schandelijkers bedenken dan dit, dat een zondig mensch den strijd, de ellende, de rampen van den oorlog aan God toeschrijft, en het edele, wijze en verstandi ge aan de menschelijke rede En dit toch wordt in dit pamflet gedaan. Het richt zich zoogenaamd tegen „een ge schrift van den Kerkeraad der Geref. Kerk van Amsterdam", maar in waarheid keert het zich tegen den Christus en tegen allen, die in Hem gelooven. Kunnen de autoriteiten dergelijke boosaar dige geschriften niet uit onze soldatenkam- pen verbannen? Vraagt de Nieuwe Haagsche Courant waar we dit ontleenen? Geen eere wien eere niet toekomt! Gedurig leest men de bewering, dat de S. D. A. P. de partij is, die altijd het meest heeft geijverd voor den vrede. Zoo wordt dit weer beweerd door een openbaar onderwijzer in het orgaan van den Bond, en hij wekt op dien grond zijn colle ga's op, zich bij de S. D. A. P. aan te slui ten. Welk een dwaling 1 Heeft de S. D. A. P. meer dan andere par tijen geijverd voor 't behoud van den vrede? Meer bijv. dan onze Antirev. of meer dan de Roomsche of meer dan de liberale partij Er is geen woord van waar! Al die par tijen ijverden geen zier minder voor 't be houd van den vrede dan de S. D. A. P. Maar wat wél waar is, is ditde S. D. A. P. beweerde, dat er wel geen oorlog ko men zou, omdat de internationale daar wel voor zorgen zou. Daarom wilde die partij altijd het zorgen voor de defensie verwaar- loozen. Thans evenwel is gebleken, dat haar verzekeringen geen vertrouwen verdienden, dat haar taktiek zeer roekeloos was, en dat wij dankbaar behooren te zijn dat niet naar haar advies geluisterd is. De S. D. A. P. is dus niet de partij, die- het meest heeft geijverd voor het behoud van den vrede, maar de partij, die getoond heeft, het minst van alle partijen haar tijd te verstaan en minder dan alle andere te verstaan van het diep verderf der mensche lijke natuur. Men moet de dingen niet op hun kop zet ten. Stichtsche Courant. Het Slavische gevaar. Men spreekt van het Slavische gevaar, 't Is goed dat men begrijpe, wat hiermee wordt bedoeld en hoe dit gevaar in verband staat met den uitslag vau den Europeeschen oorlog. De volkeren van ons werelddeel, met uit zondering van eenige miilioenen joden, Zi geuners," Kelten e.d.g., worden gerekend te behooren tot drie groote groepen Romanen Germanen en Slaven. Van Romaanschen of Latijnschen oorsprong zijn o. a. Franschen, Spanjaarden, Portugee- zen, Italianen. Van Germaanschen afkomst zijn Duitschers Engelschen, Denen, Scandinaviërs, en ook wij Nederlanders. Terwijl tot de Slavische groep behooren de Russen, benevens verschillende kleinere volkeren op 't Balkan-schiereiland en in Oos- tenrijk-Hongarije. De Russen zijn „het" Slavische volk bij uitnemendheid, die dan ook meenen, dat hun een soort beschermheerschappij toekomt over de andere Slavische stammen, ook al zijn ze nog niet opgenomen in het Russische Rijk. Dat Russische Rijk groeit aan als een glet- scher en schuift ook voort als zoo'n glet- scher in 't dal. Rustig en-langzaam, maar zeker. Voor weinige jaren was de beweging het grootst in het verre Oosten, doch Japan stelde zich daar Rusland in den weg en zoo kwam daar de beweging tot staan, moest Rusland zich zelfs uit reeds bezet gebied denk aan Korea terugtrekken. Lange jaren is er ook een drang geweest naar 't Zuiden. Er was dan ook voorheen steeds een gespannen verhouding tusschen Rusland en Engeland, welk laatste rijk niets zoozeer gevreesde als een Russische uitzet ting tot in Engelsch-Indië. In de laatste jaren echter kwamen verschillende Russisch-En- gelsche overeenkomsten tot stand, waardoor voorloopig een zeker evenwicht is ontstaan, zoodat dan ook thans deze twee geweldige tegenstanders van jaren her, als vrienden en bondgenooten tegen Duitschland optrekken. Waarom juist tegen Duitschland Dat moet men goed begrijpen. Het is niet zoo, dat Engeland en Rusland de zelfde grieven hebben tegen het keizer rijk van Wilhelm II en zich daarom met el kander vereenigden. Neen, de zaak ligt anders. Die al heel weinig met elkander uitstaande hebben 1 Maar wijl zij zich elk afzonderlijk te zwak achten, om liet tegen Duitschland op te nemen, vereenigen ze zich, om elk zijn eigen leed op dit land te wreken en elk zijn eigen baan vrij te krijgen. Engeland ziet in Duitschland den eenigen concurrent, dien het te vreezen heeft. Te vreezen op de wereldzeeën. Op de wereldmarkt. In de koloniën. Op nijverheidsgebied. Als zeemogendheid. Wat op Europa's vasteland gebeurt, laat Engeland betrekkelijk koud, maar met den mededinger op de wereldzeeën heeft Enge land den strijd aanvaard, dien het naar min. Asquith zei als 't noodig is twintig jaar lang voeren zal. Met Rusland staat het anders. Rusland is een vastelands-mogendheid, die geen overzeesche koloniën zoekt. Rusland is hoofdzakelijk een landbouwstaat, die nog vele jaren lang een prachtig afzetgebied zal zijn voor industrie-volkeren als het Engel- sche, in plaats dat het als concurrent op de wereldmarkt optreedt. Maar Rusland zit beklemd. Het heeft geen uitweg. De Witte Zee zit zeven maanden vol met ijs. Oost- en Zwarte Zee zijn binnenzeeën, de Sont en de Bosporus sluiten ze af van den Oceaan. Rusland zoekt de „open zee". En dan warm water". En reeds vele jaren lang zocht het dezen uitweg door en op en over het Balkanschiereiland, In '78 had het na den oorlog met Turkije bijna dit doel bereikt. Maar toen kwam vorst Bismarck. Riep het Berlijnsche Congres sa men, En Rusland zag zich de vrucht, waarop het jarenlang had gehoopt, ontgaan. Dat zette bitteren wrok. En nu, een kwarteeuw later, tracht Rusland zijn schade in te halenDuitschland te ver nederen, Oostenrijk voorgoed uit den Balkan terug te slaan en zelf daar zulk een over wegenden invloed te verwerven, dat het er de plaats inneemt, die Turkije er in vroeger eeuwen bezat. Lukt ditdan is de invloed van Rus land op Zuid- en midden-Europa overwegend geworden. Dan moeten de Balkanstaten in 't Zuiden en de Scandinavische rijken in 't Noorden naar Rusland's pijpen dansen. Dan valt Oostenrijk-Hongarije in kleine staten uiteen, waarover in 't eind mee de Tsaar beschikt. En het verzwakte, Germaansche Duitschland kan geen tegenwicht bieden, tegen het Slavische gevaar. Want Rusland, dat is bekend! is op 't stuk van beschaving, ontwikkeling, volks vrijheden enz. eenige eeuwen bij 't andere Europa achter. Krijgt Rusland de leiding, dan gaat de wijzer op de klok van Europa onverbiddelijk achteruit en komt wat in moeilijke eeuwen verworven is, in groot perikel. Dat is het Slavische gevaar. B.v. door de socialisten in Duitschland zoo goed gevoeld, dat zij om dat gevaar af te wenden, voor den oorlog zijn en veront waardigd hun partijgenooten in Frankrijk afvragen, hoe die met Rusland, het land van reactie, gemeene zaak maken kunnen. (Fr. Dagblad.) Van de grooten slag in het Westen is nog steeds geen beslissing gevallen. Met hard nekkigheid duurt de strijd voort. Zoowel de Duitsche als de Fransche communiqué's spre ken van overwinningen. Het Engelsche communiqué van gistermid dag, is al niet veel helderder dan het Duit sche. Het zegt alleen, dat de toestand on veranderd is en dat de nachtelijke aanvallen van de Duitschers werden afgeslagen. Het feit, dat het gevecht wordt gevoerd over een zeer uitgestrekt front, maakt het niet onwaarschijnlijk, dat zoowel Duitschers als geallieerden voordeelen behaald hebben. Deze voordeelen zijn dan echter in geen ge val van invloed op het resultaat van den slag. In zooverre zijn dus de diverse communi qué's wel betrouwbaar. Op een punt zijn de verschillende voor stellingen echter geheel met elkander in te genspraak. De Duitschers zeggen, dat zij bij Noyen een groote overwinning hebben be haald, de Franschen beweren een paar dagen later, dat zij op dat punt nog steeds lang zaam voorwaarts trekken. Dit is dan toch niet geheel in orde. Hier moet een der twee par tijen zich vergist hebben. In 't oosten gebeurt op 't oogenblik niets bijzonders. Noch aan de Russisch-Duitsche grens, noch aan de Russisch-Oostenrijksche grens wordt gevochten. Alleen komt er een Oostenrijksch commu niqué melden, dat de nieuwe opstelling van het Oostenrijksche leger aan den gang is. Dat is dus een zijdelingsche erkenning, dat de oude oude opstelling uit elkander was geslagen. Het bombardement van Reims. De correspondent van de Evening News seinde Vrijdagavond uit Parijs Te Epernay hoorden wij, dat de Duitschers drie dagen lang na den bezwaarlijken over tocht van de Marne Reims hadden beschoten. Van den heuvel, die over Reims heenziet, was het een ijzig gezicht. De twee torens van de kathedraal waren haast verborgen in den rook van een brand in de buurt. Nog op drie andere plaatsen brandde het in de stad. Ik kon de Duitsche granaten in wolken witten rook vlak boven de huizen zien barsten. Toen ik de stad naderde, werd het aantal vluchtelingen, die de 24 K.M. naar Epernay in den regen aflegden, grooter. Een troep menschen uit de stad verzamelde zich aan dezen Zuidkant, die het verst van de Duit sche stellingen aflag, in het veld rondom het hospitaal; van het Roode Kruis, hopende in de bescherming van die vlag te deelen. Ter wijl zij daar warenj vloog er -een Duitsche verkenner in een vliegtuig over hen heen en een half uur later begonnen de granaten op het hospitaal en in den drom van vluch telingen te vallen35 werden er gedood. Op anderhalve kilometer buiten de stad was de ontploffing van de granaten in de stad duidelijk hoorbaar. In dit gedeelte van Reims, het verst van het bombardement verwijderd, was de heele bevolking op straat, Noordwaarts kijkende naar de rookwolken die boven de daken der huizen rezen en spraken van de schandelijke verwoesting die de Duitschers over een on beschermde stad brachten. Het Aisne-kanaal overstekende en in het hart van de stad komende, zag ik Reims als een verlaten stad. De straten waren volko men leeg. De blinden waren voor de huizen en de bewoners hadden zich in de kelders verborgen. De stilte was beklemmend. Nu kon men het verschil hooren tusschen het gedonder van de Fransche batterijen aan den Noordelijken buitenkant van de stad en de ontploffingen van de Duitsche granaten, waarop zij antwoordden. Er was inderdaad een hevig artillerie-duel gaande. De Fran sche batterijen werden voortdurend versterkt. Kanonnen, die ik was voorbijgereden, toen ik van ChMons kwam, hadden nu stelling genomen beneden den top van den bergrug id

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1